Bevend vanwege de ark Gods

Edmund Calamy

 

Korte levensschets van Edmund Calamy

Edmund Calamy, geboren in 1600, was de zoon van een inwoner in Londen. Toen Edmund 16 jaar was werd hij ingeschreven in de Universiteit van Cambridge, Pembroke Hall. Hij studeerde hard, zestien uur per dag, en werd kandidaat in Pembroke.

Calamy was gehecht aan de schoolse waarheden, maar zijn vurige tegenstand tegen de Arminianen was de reden dat men hem tegenstond in zijn bevordering. Hij werd hulpprediker in Bury (St. Edmunds) in 1627, waar Jeremiah Burroughs zijn collega werd. Maar na tien jaar getrouw in de bediening zijnde, werd hij uit Bury verdreven door de artikelen van Bisschop Wren, die liturgieën en ceremonieën oplegde.

De tijd van Calamy's grote populariteit begon in 1639, toen hij verkozen werd voor de St. Mary-kerk in Aldermanbury. Hier trok hij veel hoorders, waaronder ook voorname en invloedrijke mensen. Zoals een tijdgenoot vermeldt, schreef hij tegen de leer van het heilig recht der bisschoppelijke kerkregering en was hij lid van de Westminster Vergadering van Godgeleerden. In die tijd werd Calamy bevestigd tot Presbyteriaans voorganger en dikwijls heeft hij de plaats van voorzitter ingenomen op de vergaderingen van de predikanten in de stad.

Hoewel Calamy de hervorming in de kerk bevorderd heeft, verzette hij zich toch tegen de onthoofding van koning Charles I, welke houding in het algemeen typerend was voor de Presbyterianen. Bijgevolg was hij, na de dood van Cromwell, een van degenen die het initiatief namen om Charles II terug te roepen. Na het herstel van het koningschap bleek hij aan het hof in de gunst te staan, want hem werd het bisdom Lichfleld en Coventry aangeboden, wat hij echter weigerde. Calamy verwachtte nog een overeenstemming met de Puriteinen en was een van de afgevaardigden naar de Savoy Conferentie, maar zijn hoop werd de bodem in geslagen. Het tegendeel ondervond hij. Hij werd hij afgezet, en ook zijn oudste zoon.

Calamy bleef de diensten in Aldermanbury bijwonen. Op 28 december 1662, toen de predikant niet verscheen, werd hij overgehaald om zijn plaats in te nemen.

Hoewel het drie maanden na de afzetting was, werd de preek van die zondag, zoals gebruikelijk, gedrukt in de Londense Verzameling Afscheidspreken. Deze preek is op de volgende bladzijden weergegeven. Het is een beter voorbeeld van Calamy's preken, dan zijn afscheidspreek, die onvolkomen is weergegeven. Het geeft ook een beter beeld van het karakter van deze man, dat, hoewel hij gekomen was om te bidden, hij toch op zulk een manier prediken kon zonder voorafgaande waarschuwing.

Als gevolg van deze preek werd Calamy gearresteerd, want hij had de Wet op de Uniformiteit overtreden. Maar op bevel van de koning werd hij losgelaten, vanwege de beroering die door zijn gevangenneming veroorzaakt was.

In 1666 reed Calamy naar Londen. Zijn hart brak vanwege de verwoesting van de stad door de grote brand. Calamy is niet meer hersteld en stierf in hetzelfde jaar.

 

Het gebed van Edmund Calamy in Aldermanbury

O, Allerheiligste, Gij eeuwig gezegende Heere God, Gij vervult hemel en aarde met Uw tegenwoordigheid. Wij bidden U, vervult al onze harten met de tegenwoordigheid van Uw genade en laat het blijken dat U in ons midden zijt met die krachtige bijstand van Uw Geest, welke wij thans als een teken van liefde van U mogen ontvangen. Het is een bijzondere gunst, dat de deuren van dit kerkgebouw voor ons open staan en dat wij in Uw Naam mogen samen komen. Wij bidden U, ga zo door met ons en heilig het aan ons, zodat wij elke Sabbath mogen toenemen in ons geloof in Jezus Christus

Wij belijden, dat wij al Uw zegeningen verbeurd hebben. Wij hebben met onze oren veel over God, over Christus en de hemel gehoord, maar er is weinig van God, Christus en de hemel in onze harten. Wij belijden, dat velen van ons door het aanhoren van preken, doof zijn geworden. Wij weten wel hoe we spotten en schimpen moeten op preken, maar wij weten niet hoe preken beleefd moeten worden.

Het is een wonder van vrije genade, dat Gij Uw Evangelie nog niet van ons hebt weggenomen, maar Gij zijt een vergevend God. Hoewel wij U niet kunnen behagen, toch behaagt het U genadig te zijn. Wij kunnen geen enkele beweegreden aanvoeren om Uw gunst te vragen, behalve Uw genade in Jezus Christus. Wij bidden U of Gij Uw almacht wilt verheerlijken door ons genadig te zijn en onze vele en grote overtredingen te vergeven. Gij maakt gebruik van de boosheid der mensen voor Uw verheerlijking. Gij doodt Goliath met zijn eigen zwaard. O, help ons om ons vertrouwen op U te stellen, Gij Die kunt doden en genezen door te doden.

Zegen deze landen Engeland, Schotland en Ierland, en laat nog een weg gevonden worden om ons te redden. Stort Uw zegen uit over hoofd en hart van onze koning Charles, die door Uw genade koning van Groot-Brittannië is. U hebt grote dingen voor hem gedaan, laat hem grote dingen voor U doen. Zegen Hem in zijn koninklijk gezin, in zijn koninklijke relaties en in zijn raadgevers. Zegen de overheden en de ministers van dit koninkrijk.

Heere, vergeef ons, want wij leven alsof wij waren overgeleverd om boosheid te doen. Wij kunnen niet zo goedkoop zondigen als anderen. Wij bidden U, verneder ons onder onze grote en schandelijke zonden. Geef ons berouw tot redding en een levend geloof, door het bloed van Jezus Christus. Verkwik onze genade, vergeef onze zonden, maak onze zielen levend. Laat ons zijn, zoals U wilt dat wij zijn. Maak ons christenen, niet alleen door uiterlijke belijdenis, maar door innerlijke vernieuwing van het hart, zodat wij in de hemel mogen wonen terwijl wij op aarde zijn, en naar de hemel gaan wanneer wij de aarde zullen verlaten.

Zegen daartoe thans Uw Woord aan ons en geef ons allen de genade om ons bewust te maken van hetgeen wij horen en hoe wij horen, en dat alles ter wille van Jezus Christus, aan Wie, gezegend met U en de Heilige Geest, zij alle heerlijkheid en eer. Amen.

 

Bevend vanwege de ark Gods

En als hij kwam, zie, zo zat Eli op een stoel
aan
de zijde van de weg, uitziende;
want zijn
hart was sidderende vanwege de ark Gods".
1 Samuël 4:13

Opdat u deze woorden beter kunt begrijpen, moet u weten dat hetgeen God gedreigd had tegen de oude Eli in het 2de en 3de hoofdstuk -omdat hij zijn goddeloze zonen niet van hun ontuchtige levenswandel had afgekeerd-, hier in dit hoofdstuk wordt uitgevoerd. Daarvóór lezen wij, dat er vier duizend Israëlieten door de Filistijnen waren verslagen. De oudsten van Israël waren bijeen gekomen om te overleggen hoe dat grote verlies kon worden hersteld. Zij beleden, dat het de Heere was, Die hen geslagen had, want ze zeggen: "Waarom heeft ons de HEERE heden geslagen voor het aangezicht van de Filistijnen?" Zij besloten, dat de manier om dit verlies van hen te herstellen was de ark des verbonds des HEEREN van Silo te halen en die in de strijd mee te voeren. Daarom droegen zij Hofni en Pinehas op om haar te halen, want ze meenden, dat de aanwezigheid van de ark hen van de ondergang zou redden.

Maar daarin hebben zij zich verschrikkelijk bedrogen, want het oordeel kwam wel, niet omdat de ark niet in het leger was, maar omdat hun zonden in het leger waren. De ark des verbonds zou degenen, die het verbond met God verbroken hadden, niet redden. Daarom werd het een grote slachting onder de Israëlieten: dertig duizend mensen werden gedood. Ook Hofni en Pinehas werden gedood, en de ark Gods werd meegenomen.

Maar wat deed de oude Eli? Hij was acht en negentig jaren oud en kon niet meer naar de veldslag gaan, maar hij zat op een stoel aan de zijde van de weg, dicht bij de strijd. Daar zit hij en overdenkt wat zal er met de ark zal gebeuren.

"En zie, Eli zat op een stoel aan de zijde van de weg, uitziende, want zijn hart was sidderende vanwege de ark Gods", vol vrees dat de ark mee genomen zou worden. Hij was niet bezorgd over wat zijn twee zonen zou overkomen zou, of wat er met het volk Israël zou gebeuren, maar wat er met de ark des Heeren zou gebeuren.

In de woorden van de tekst zijn drie delen:

1. De bezorgdheid van de oude Eli over de ark.
2. Het sidderen van de oude Eli uit angst over de ark.
3. De bezorgdheid van de oude Eli voor de veiligheid van de ark boven de veiligheid van zijn twee zonen, vrouw en kinderen.

"Eli zat op een stoel aan de zijde van de weg, uitziende; want zijn hart was sidderende vanwege de ark Gods".

Maar wat was de ark Gods? Waarom zou het hart van de oude Eli gesidderd hebben uit angst voor de ark?

I Ten eerste antwoord ik, dat deze ark het heiligste van alle dingen van God was. De ark was zo heilig, dat ze elke plaats, waar ze kwam, heilig maakte. "Salomo deed de dochter van Farao opkomen uit de stad Davids tot het huis, dat hij voor haar gebouwd had; want hij zeide: Mijn vrouw zal in het huis van David, de koning van Israël, niet wonen, omdat de plaatsen heilig zijn, tot dewelke de ark des HEEREN gekomen is", 2 Kron. 8 : 11.

Deze ark was de woonplaats van God; zij was het verblijf van God: "De HEERE regeert; Hij zit tussen de cherubs", Ps. 99: 1. Nu waren die cherubs boven de ark gesteld; het was de aanspraakplaats van God. Daar ontmoette Hij Zijn volk en daar gaf Hij hun antwoord: "En gij zult het verzoendeksel boven op de ark zetten, nadat gij in de ark de getuigenis, die Ik u geven zal, zult gelegd hebben. En aldaar zal Ik bij u komen en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubs, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls", Exodus 25: 21 en 22.

Deze ark was Gods voetbank en alle kinderen Gods aan bidden Hem voor Zijn voetbank: "Verheft den HEERE onzen God, en buigt u neder voor den voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!", Psalm 99: 5.

Ten tweede, de ark was ook de heerlijkheid en de sterkte van Israël. "God gaf Zijn sterkte in de gevangenis, en Zijn heerlijkheid in de hand des wederpartijders" Psalm 78:61. De ark was de schrik van de vijanden van God, en daarom werden de Filistijnen bevreesd toen de ark in het leger kwam, "want zij zeiden: God is in het leger gekomen; en zeiden: Wee ons, want dergelijke is gisteren en eergisteren niet geschied".

Deze ark werd met recht Jehovah genoemd: "Het geschiedde in het optrekken van de ark, dat Mozes zeide: Sta op, HEERE, en laat Uw vijanden verstrooid worden en Uw haters van Uw aangezicht vlieden. En als zij rustte, zeide hij: Kom weder, HEERE, tot de tienduizenden der duizenden van Israël", Numeri 10: 35 en 36.

In één woord: de ark was een onderpand en een zichtbaar teken van Gods genadige tegenwoordigheid bij Zijn volk. Zolang de ark veilig was, waren zij veilig. Als de ark bij hen was, dan was Gods tegenwoordigheid bij hen, maar als de ark weg was, was God weg, Zijn sterkende tegenwoordigheid, Zijn beschermende tegenwoordigheid en Zijn bewarende tegenwoordigheid.

Het is dus geen wonder, dat die goede oude man zat uit te kijken uit vrees voor de ark. Ik noem hem een goede oude man, hoewel er veel mensen van mening zijn, dat hij niet goed was, omdat hij zijn zonen toeliet slecht te zijn. En inderdaad, zijn zonde was groot. Maar zeker, hij was toch een goed man. Ik heb twee redenen om dat te bewijzen.

Ten eerste aanvaardde hij geduldig de straf op zijn zonde: "Hij is de HEERE, Hij doe wat goed is in Zijn ogen".

In de tweede plaats toont zijn zorg voor de ark aan, dat hij een goed man was: "Zijn hart was sidderende vanwege de ark Gods".

Nu was de ark een type van drie dingen:

1e. Zij was een type van Jezus Christus, want zoals God van boven de ark sprak, zo spreekt God tot ons door Christus.

2e. Zij was een type van de kerk van Christus, want zoals de ark de twee tafelen der wet bewaarde, zo is de kerk van Christus bewaarder van de schriften.

3e De ark was een type van de inzettingen van Christus, want zoals God Zich door de ark openbaarde, zo openbaart God Zijn raad, vertroostingen en genadegaven aan Zijn volk door Zijn verordeningen.

Zo hebben we u aangetoond wat de ark was.

Uit de woorden van de tekst wil ik twee opmerkingen maken:

a. Als de ark Gods in gevaar is om verloren te gaan, hebben de kinderen Gods veel opmerkzame gedachten in hun hoofd en sidderende harten.

b. Een waar kind van God is meer bezorgd en angstiger over hetgeen er met de ark gebeuren kan, dan over hetgeen met vrouw en kinderen of bezittingen gebeuren zal.

Met die eerste lering wil ik beginnen, namelijk dat, als de ark Gods in gevaar is verloren te gaan, het volk van God opmerkzame gedachten hebben en sidderende harten; of, als ik deze waarheid een Evangelisch kleed mag aantrekken: Wanneer het Evangelie in gevaar is om verloren te raken, wanneer Evangelische genademiddelen en Evangelie dienaars in gevaar zijn, dat ze dreigen weggenomen te worden, dan heeft het volk van God daarover bevende hoofden en benauwde, angstige harten.

Merk op hetgeen ik zeg. Ik zeg niet: Als de ark verloren is, want dat was de dood voor de oude Eli die zijn nek brak, en het kostte het leven aan Eli's schoondochter. Toen de ark Gods genomen was, had ze geen troost meer in haar kind. Hoewel het een jongetje was, sloeg zij er geen acht op, want ze zei: "De eer is gevankelijk weggevoerd uit Israël, want de ark Gods is genomen".

Ik zeg dus niet: Wanneer de ark Gods verloren is, maar als het Evangelie in gevaar is, als de dienaars van het Evangelie in gevaar zijn en de genademiddelen in gevaar zijn om verloren te gaan, dan heeft het volk van God het hoofd vol zorg en angstige harten, wat uit de volgende voorbeelden gezien wordt.

* Wanneer God de Israëlieten bedreigde, dat Hij niet met hen gaan zou, waren zij bevreesd voor het verlies van Gods tegenwoordigheid en zij zouden dan hun versierselen niet aandoen: "Ik zal in het midden van u niet optrekken, want gij zijt een hardnekkig volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere. Toen het volk dit kwade woord hoorde, zo droegen zij leed en niemand van hen deed zijn versiersel aan zich", Exodus 33:3 en 4.

* "En het geschiedde van dien dag af, dat de ark des Heeren te Kirjath- Jeárim bleef, en de dagen werden vermenigvuldigd en het werden twintig jaren; en het ganse huis van Israël klaagde den HEERE achterna" (1 Sam. 7 : 2), dat wil zeggen ze klaagden naar de tegenwoordigheid Gods Die van boven de ark sprak.

* En in 2 Samuël 11:10 en 11 staat dat David wilde hebben, dat Uria naar zijn huis zou gaan en het zich aangenaam zou maken. Maar Uria zei tot David: "De ark en Israël en Juda blijven in de tenten, en mijn heer Joab en de knechten mijns heren zijn gelegerd op het open veld; en zou ik in mijn huis gaan om te eten en te drinken en bij mijn huisvrouw te liggen? Zo waarachtig als gij leeft en uw ziel leeft, indien ik deze zaak doen zal!".

* En in 1 Koningen 19: 10 zegt Elia: "Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, de God der heirscharen; want de kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel om die weg te nemen."

Zo zien wij dat, als de ark in gevaar is, het volk van God weent en bedroefd is.

Er zijn vier redenen, waarom het volk van God zozeer ontroerd is, als de ark Gods in gevaar is.

1e. Wegens de grote liefde, die zij voor de ark Gods hebben. Zoals "de HEERE de poorten van Sion bemint boven alle woningen van Jakob", zo heeft het volk van God de inzettingen van God en de getrouwe dienaren van Christus lief. "HEERE, ik heb lief de woning Uws huizes en de plaats des tabernakels Uwer eer", Ps. 26: 8. En: "Eén ding heb ik van de HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de lieflijkheid des HEEREN te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel", Ps. 27: 4. De liefde wekt de genegenheden op, zoals de jonge Croesus, hoewel hij stom was, toch uitriep, toen hij zag dat zijn vader waarschijnlijk gedood zou worden: Dood mijn vader niet! Zo is de liefde van de heiligen Gods voor de ark, dat ze niet kunnen zwijgen. Zij kunnen slechts beven, als zij de ark in gevaar zien. "Om Sions wil zal ik niet zwijgen, en om Jeruzalems wil zal ik niet stil zijn, totdat haar gerechtigheid voortkome als een glans, en haar heil als een fakkel, die brandt", Jesaja 62: 1.

2e. Het volk van God is bevreesd als de ark in gevaar is, vanwege het persoonlijk belang, dat zij bij de ark van God hebben. Hun belang wekt hun genegenheid op, net zoals een mens bezorgd is wanneer het huis van een vriend in brand staat. U hebt vorige week een beklagenswaardige en droevige gebeurtenis gezien, en wat we niet mogen vergeten, is: hoe plotseling kan God bij al onze feesten, al onze vrolijkheid vernietigen! Zie eens hoe aangedaan diegenen waren, die verwantschap hadden met hen, die toen verbrandden.

Zo hebben ook de kinderen van God een groot belang bij de ark. God is de Toevlucht voor de kinderen Gods, het Deel en de Erfenis van de kinderen Gods en wanneer God hen begint te verlaten, kunnen zij slechts aangedaan en bedroefd zijn. De inzettingen van God zijn de juwelen van een christen en een schat van een christen, en het verlies ervan kan hem alleen maar ontroeren. Jezus Christus is de vreugde van een christen, en daarom, als Christus staat te vertrekken, kan hij er slechts te meer door aangedaan worden.

3e. Het volk van God is zeer bedroefd als de ark in gevaar is, vanwege de onheilen welke over een land komen als de ark Gods weg is. Wee dat volk, als de ark weg is!

De heidense Grieken hadden een beeld van Apollo en zij meenden dat, zolang dat beeld bij hen bewaard bleef, zij nooit konden worden overwonnen, maar altijd bewaard bleven. De Romeinen hadden een schild, waarover zij de traditie hadden dat, zolang die beukelaar bewaard bleef, Rome niet ingenomen kon worden. Ik zal u ook aantonen wat er gebeurt als de ark Gods weg is.

Als de ark Gods weg is, "treuren de wegen Sions, omdat niemand op het feest komt", Klaagl. 1: 4. Dat was de klacht van de kerk en een zaak van droefheid. Als de ark Gods genomen is, worden Christus' dienaren in de hoek gedreven; een zaak die de harten doet beven.

Als de ark van God weggenomen is, zijn de zielen van velen in gevaar. Als het Evangelie weg is, zijn uw zielen in gevaar. Dat is een zaak van droefheid.

Als de ark van God genomen is, lasteren de vijanden van God en zij zijn gereed om te zeggen: Waar is uw God? Dan juichen de vijanden van God: "Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?" Psalm 42: 11

Als de ark Gods genomen is, wordt Jezus Christus onder hun voeten vertrapt en de inzettingen van God worden overtreden en vertrapt. Lastering en atheïsme komen dan over ons als een gewapend man.

4e. Het volk van God moet noodzakelijk beven als de ark in gevaar is, omdat zij mede verantwoordelijk zijn in het verliezen van de ark. Het maakte de oude Eli des te meer bedroefd, dat hij wist, dat het om zijn zonde was, dat God toeliet dat de ark genomen werd. Hij wist, dat het zijn eigen schuld was, omdat hij zijn twee zonen niet bestraft had. Dat was de oorzaak van die grote slachting die het volk Israël tegemoet ging, en dat deed hem sidderen.

Er is hier in de vergadering niemand, wiens hart hem niet zegt, dat hij mede schuldig is tot het verlies van de ark. Niemand van ons is zo heilig, dat zijn geweten hem niet moet aanklagen. Wij hebben dingen gedaan, die God bewogen hebben om de ark van ons weg te nemen. Daarom zei Bradford, die gezegende martelaar, in zijn gebed: Heere, het was mijn ondankbaarheid voor het Evangelie, die in de dagen van koningin Mary ons het pausdom bracht, en het was mijn onvruchtbaarheid onder het Evangelie, die de oorzaak was van de ontijdige dood van koning Eduard de Zesde. Nogmaals, degenen die in de dagen van koningin Mary gevlucht zijn, hebben met smart geklaagd, dat zij er de oorzaak van waren,

dat God het Evangelie van Engeland had weggenomen. O geliefden, het is om uw zonde en mijn zonde, dat de ark Gods in gevaar verkeert, en daarom geeft de Heere ons bevende en bezwaarde harten over hetgeen er van de ark terechtkomen zal.

Nu kom ik tot de toepassing.

Eerste gebruik

Het is een kenmerk van een waar kind van God om bezorgd te zijn als de ark Gods in gevaar is en om zulk een bevend hart te hebben uit vrees voor de ark. Dus, is het een zeker teken, dat er slechts weinigen zijn die in waarheid kinderen van God zijn. O, waar is de man en waar is de vrouw, die evenals de oude Eli zit: uitziende en sidderende vanwege de ark Gods?

De redenen voor dat uitkijken en sidderen zijn deze:

1. De vele zonden in dit land. Laat mij u aanzeggen, dat er geen enkele zonde is, waarom God ooit de ark van enig volk wegnam, of zij wordt in Engeland gevonden. De kerk van Efeze heeft de kandelaar verloren, omdat zij haar eerste liefde had verloren; en hebben wij niet onze eerste liefde voor het Evangelie en voor de inzettingen daarvan verloren? De kerk van Laodicéa heeft de kandelaar verloren vanwege haar lauwheid; en zijn wij niet lauw? Het volk Israël - zoals hier in de tekst - heeft de ark verloren, omdat zij het spijsoffer des HEEREN verachtte; en doet u dat zo ook niet? Zijn de zonden van Israël niet onder ons, en de zonden van Duitsland, en de zonden van alle andere volkeren rondom ons?

Is er hier vandaag, in deze vergadering, één mens voor God, die de grote ondankbaarheid van dit land en de grote wereldsgezindheid en goddeloosheid van dit land kan overwegen, en niet tot het besluit komen, dat de ark Gods in gevaar is en dat God rechtvaardig de ark van ons kan wegnemen? Ik zou u kunnen wijzen op de dronkenschap, overspel, begeerlijkheid, onrecht, onbarmhartigheid en dergelijke zonden, welke onder ons overvloedig voorkomen. Ik zou kunnen spreken over uw kerkelijke zonden, sabbatschending en onheilig gebruik der sacramenten, onze ondankbaarheid en onvruchtbaarheid en onwaardige wandel onder het Evangelie.

En u, inwoners van deze plaats: God kan zeer goed de ark van u wegnemen. Waarlijk, het was vanwege het groot belang, dat ik in u had (wat ik altijd wil erkennen zolang ik leef), en vanwege de grote liefde en achting, die ik voor u had, dat ik u vandaag niet naar huis wilde laten gaan zonder een preek en u laten gaan zonder een zegen. Nu, wie van u in deze streek en in deze gemeente, wie van u kan zeggen, dat God niet rechtvaardig het Evangelie van u kan wegnemen?

2. De tweede reden om te sidderen is de onvrede en verdeeldheid van het volk, zoals Christus zegt: "Indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat koninkrijk niet bestaan". Maar deze dingen laat ik aan over aan uw overweging. Ik geloof, dat er hier niemand is, die niet zal belijden, dat de ark Gods in gevaar is om verloren te gaan. Maar waar zijn nu onze Eli's, die uitziende en sidderende zitten vanwege de ark? Waar is de vrouw van Pinehas, die niet getroost wilde wezen, omdat de ark Gods genomen was? Waar zijn de Mozessen, onze Elia's, onze Uria's? Waar zijn ze, die de gevaren van de ark ter harte nemen? U klaagt over de belastingen, over verval van de handel, over deze burgerlijke heffing en over die burgerlijke last, maar waar is de man of de vrouw, die over deze ellende klaagt, namelijk het verlies van de ark? De meesten van u zijn als Gállio: "Hij trok zich geen van deze dingen aan". Als het een burgerlijke zaak geweest was, dan zou hij zich ermee bemoeid hebben, maar hij bekommerde zich niet om de godsdienst. leder mens is bezorgd over het mijn en dijn en over burgerlijke zaken, maar wie neemt het ter harte en wie kijkt er naar om, wat er van de godsdienst zal worden? Er is een vreemde soort onverschilligheid en lauwheid over de geesten van de meeste mensen. Zolang als het met hun handel goed gaat en hun burgerlijke zaken bevorderd worden, maken zij zich geen zorg over wat er met de ark gebeurt.

Er is een tekst in de Schrift (ik zal er geen tijd aan verspillen om die uit te leggen, maar ik zou wel willen dat u over die tekst nadenkt): Hosea 7: 9: "Vreemden verteren zijn kracht, en hij merkt het niet; ook is de grauwigheid op hem verspreid, en hij merkt het niet". Moet ik zeggen, dat er grijze haren op het Evangelie zijn? Ik ben hier niet gekomen om te profeteren. Ik zeg niet, dat het Evangelie bezig is te sterven, maar ik zeg wel dat het grijze haren heeft, want gij hebt het Evangelie al honderd jaar en langer gehad en daarom is het op hoge leeftijd. Ik durf elke geleerde uit te dagen mij een voorbeeld te tonen van enig volk, dat honderd jaar aaneen het Evangelie genoten heeft. Neen, het is geen wonder, dat grijze haren bij honderd jaar behoren. Wel, er zijn hier en daar grijze haren, en toch neemt niemand het ter harte.

Nu zal ik u tonen, welk een grote zonde het is, niet aangedaan te zijn over het gevaar, waarin de ark Gods is. Overweeg slechts drie bijzonderheden:

a. Het is een teken, dat u het Evangelie niet liefhebt. Als er enige liefde voor had, zou u meer bezorgd zijn voor het gevaar waarin de ark verkeert dan over een ander uitwendig gevaar, welk dan ook.

b. Het is een teken, dat u geen aandeel in het Evangelie hebt, want belang er bij zal uw liefde ervoor opwekken. Het is een teken, dat u niet bezorgd bent over het Evangelie, want als u er meer bezorgd over was, zou u erover aangedaan zijn, zoals dat was bij degenen die het slachtoffer waren van die vreselijke brand vorige week. Het was onmogelijk dat men niet aangedaan was. En zo is het een teken dat u in God en Christus geen aanbelang hebt, want uw harten beven niet uit angst dat de ark verloren zou gaan.

c. Er is een vloek van God uitgesproken tegen al degenen, die de verbreking van Jozef niet ter harte nemen: "Wee de gerusten te Sion en de zekeren op de berg van Samaria. Gij, die den bozen dag verre stelt. Die daar liggen op elpenbenen bedsteden en weelderig zijn op hun koetsen, en eten de lammeren van de kudde, en de kalveren uit het midden van de meststal. Die op het geklank der luit kwinkeleren, en bedenken zichzelf instrumenten der muziek. Die wijn uit schalen drinken en zich zalven met de voortreffelijkste olie, maar bekommeren zich niet over de verbreking van Jozef", Amos 6: 1-6. Wee u, die uw overvloed van uitwendige dingen geniet en daarmee vreugde bedrijft en u nooit bekommert over de verbreking van Gods volk en het gevaar van de ark.

Tweede gebruik

Laat mij, bij wijze van opwekking, u allen smeken, -u die God door Zijn voorzienigheid vandaag zo onverwachts samengebracht heeft om mij te horen- (en moge het een goede voorzienigheid zijn), ik zeg, laat mij toe u allen te vermanen, u die het volk van God bent in de daad en waarheid in het volgen van het voorbeeld van de oude Eli om zeer bezorgd te zijn over de ark Gods. Laat mij u aansporen tot vijf bijzonderheden:

1 Laat mij u overtuigen om te geloven, dat het Evangelie geen onvervreemdbaar erfgoed van Engeland is. Engeland heeft geen patentbrieven betreffende het Evangelie. Het Evangelie kan worden weggenomen. God nam de ark weg en Hij verliet Silo. Hij nam niet alleen de ark weg, maar ook de tempel. Hij ontkerkte de joden, Hij nam de kerk weg bij de zeven gemeenten in Azië en wij weten niet hoe spoedig Hij ons de kerk kan ontnemen. Ik weet geen waarborg die wij zouden hebben om te denken, dat wij het Evangelie nog eens honderd jaar zullen houden. God weet hoe Hij Zijn kandelaars kan verplaatsen zonder die te vernietigen. God neemt dikwijls de kerk weg, maar Hij verderft haar niet. God nam Zijn kerk uit het oosten weg. De Griekse kerken waren beroemde kerken, maar God nam ze weg en nu zijn de Turken over dat land verspreid.

2. Ik zou u willen overtuigen, dat de ark van Engeland in gevaar is om verloren te gaan, alleen al om de zonden van Engeland, die verschrikkelijke ongerechtigheden onder ons en die vreemde ongehoorde ondankbaarheid die er in het land is. Maar ik zal hierover niet méér zeggen, omdat ik niets wil zeggen, dan hetgeen een eenvoudig dienaar van het Evangelie past.

3. Ik zou u willen overtuigen, en och, kon ik u maar opwekken tot de praktijk van de oude Eli: "uitziende, want zijn hart was sidderende vanwege de ark Gods". Zijn hoofd was vol gedachten en zijn hart deed pijn vanwege de ark Gods, die in groot gevaar verkeerde.

Kon ik u maar daartoe bewegen om na te denken in welke nare toestand wij zijn als de ark weg is. Welk nut zal dan uw bezit u doen? Of welk goed zal uw zaak u doen als het Evangelie weggenomen is? Waarin overtreft Engeland andere plaatsen? Er is meer rijkdom in Turkije dan in Engeland, en de heidense volkeren hebben meer wereldse glorie dan enige christelijke koning. Wat is de glorie van Engeland? Is dat niet het christendom? En wat is de glorie van het christendom buiten het Evangelie? Als het Evangelie weggenomen is, is onze glorie weg. Denk eens aan de schoondochter van Eli, de vrouw van Pinehas. Zij antwoordde niet en nam het niet ter harte dat er een zoon geboren was. Zij wilde geen troost ontvangen, maar zij noemde zijn naam "lkabod, zeggende: De eer is weggevoerd uit Israël. Omdat de ark Gods gevankelijk weggevoerd was ". Och, als de eer weg is, wie zou er dan nog willen leven? Met enige tegenzin vertel ik u het verhaal van Chrysostomus, want hij was ook maar een mens. Toen hij uit Constantinopel verbannen werd, diende het hele volk voor hem een verzoekschrift in en zeiden, dat ze net zo goed de zon uit de hemel konden verliezen als Chrysostomus uit hun midden.

4. Laat mij u overtuigen om niet wanhopig te klagen of mismoedig te worden. Ik wil ook iets zeggen om u te troosten eerdat ik van u wegga. Ik weet niet door welke wonderlijke voorzienige leiding ik vandaag hier gekomen ben en de Heere weet wanneer ik weer tot u zal spreken. Daarom wil ik u niet ongetroost naar huis sturen. O, weent niet alsof er geen hoop is, want ik heb vier redenen om u te overtuigen, dat de ark Gods niet verloren zal gaan, hoewel zij in gevaar is.

1e. Omdat God reeds grote dingen voor het land gedaan heeft. Ik redeneer als de vrouw van Manóach: "Zo de HEERE lust had ons te doden, Hij had ons om dezen tijd niet laten horen zulks als dit is". Hij, Die voor ons zoveel gedaan heeft, zal ons nu niet vergeten. En daarom, hoewel onze harten sidderen, laat ze toch niet in ons bezwijken.

2e. Ik argumenteer uit de overvloed van biddende mensen, die er in dit land zijn. Er zijn er velen, die dag en nacht tot God roepen, opdat de ark niet genomen worde. Laat ik u verzekeren, dat God nooit een biddend en reformerend volk zal prijsgeven. Als God voorneemt een volk te vernietigen en de ark weg te nemen, neemt Hij de Geest der gebeden weg, maar waar God de Geest der gebeden geeft, daar zal God de ark laten.

U weet allen dat, als er maar tien rechtvaardigen in Sodom en Gomorra geweest waren, God deze steden gespaard zou hebben. Wij hebben vele honderden in dit land die God vrezen, die God geen rust geven, maar dag en nacht tot Hem bidden voor dit land. Wie weet of God om hunnentwil de ark zal sparen?

3e. Nog een grond voor troost is, dat God tot nu toe met Engeland niet gehandeld heeft naar de eis van Zijn recht, maar in de weg van een voorrecht. Wij hebben zonden gedaan, genoeg om heel de regering van koningin Elizabeth en koning Jacobus te ontkerken, en de dienaren van God zijn ook jaar op jaar met de ondergang bedreigd, maar God heeft tot nu toe Engeland door Zijn grote voorrecht behouden. God heeft ons gespaard, omdat Hij ons wil sparen overeenkomstig de tekst: "Ik zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben". God is niet gebonden aan Zijn eigen wet en wie weet of God ons opnieuw zal bevrijden!

4e. Een andere grond voor troost is dat God nu Zijn fiolen op de antichrist uitgiet; dit alles zal eindigen in de ondergang van de antichrist. God giet Zijn fiolen uit op de troon van het beest en al deze gebeurtenissen zullen eindigen in de vernietiging van de antichrist. Hoewel enkele druppels uit die fiolen op de kerken der Reformatie vallen en hen een tijdlang pijn kunnen doen, en hoewel God hen zeker streng zal straffen, toch zal het maar voor een kleine tijd zijn.

God kan enige druppelen laten vallen op al de kerken van de Reformatie vóórdat die fiolen geheel uitgegoten worden en er kan vervolging over hen allen komen, hetgeen ik druppels uit die fiolen noem, maar de fiolen zelf zijn bestemd voor de antichrist. Wat er ook van ons wordt, toch zullen onze kinderen en onze kleinkinderen de uitkomst zien van het uitgieten van deze fiolen op de hoer van Babel. Ik zeg dit tot uw vertroosting.

5. Ik moet u vermanen, dat u allen eraan bijdraagt en tot het uiterste moet proberen de ark Gods voor wegnemen te behoeden. Hier zal ik u tonen wat overheden, predikers en het volk behoren te doen.

A. Ik zal maar weinig zeggen over hetgeen de overheden behoren te doen, omdat ik nu niet tot hen spreek. Zij moeten hun gezag gebruiken om de ark een plaats te geven, want de ark van het verbond zal zijn als de ark van Noach die steeds op de wateren dreef, als de overheden er geen plaats aan geven. Zo was het met David in 2 Samuël 6: 1-2, die toen al de uitgelezen mannen in Israël, dertig duizend, verzamelde om de ark te halen. Zo deed ook Salomo in 1 Koningen 8: 1, die de oudsten van Israël, en al de hoofden der stammen, de edelen, de oversten der vaderen onder de kinderen Israëls vergaderde te Jeruzalem, met grote statie, om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen. O, dat God onze edelen en overheden zou willen aanmoedigen, dat zij bezorgd zouden worden om de ark zijn plaats te geven. Overheden moeten niet als de Filistijnen doen; zij hadden de ark, en wat deden ze ermee? Ze zetten haar in het huis van Dagon. Maar Dagon en de ark Gods zullen nooit bij elkaar passen. Waar de valse godsdienst de ene deur binnenkomt, gaat de ware godsdienst de andere deur uit. Men mag de ark en Dagon niet bij elkaar zetten.

B. Wat moeten de predikers doen om de ark te behouden aleer ze verloren wordt? Zij moeten jagen naar heiligheid. De ark zal nooit rusten en geen voorspoed hebben op de schouders van Hofni en Pinehas. Een boos, werelds, dronken dienaar zal nooit de ark kunnen handhaven. Om dit te doen, moeten er nuchtere, vrome en godvrezende dienaars zijn. Hoe heilig moeten zij zijn, die naderen tot de God der heiligheid!

C. Wat moet het volk van God doen, opdat de ark niet verloren gaat? Er zijn vijf dingen, die ik u kan aanbevelen; en daarna zal ik u opdragen aan God.

1. U moet van de ark geen afgod maken. Dat was de zonde van het volk in de tekst. Zij dachten, dat alleen al de aanwezigheid van de ark hen zou verschonen en hen veilig zou bewaren. Daarom voerden zij de ark in het leger. Hoewel zij zich niet bekeerden en geen berouw hadden, dachten ze dat de ark hen toch zou redden. Zo zijn er velen, die denken dat de ark hen redden zal hoe verkeerd ze ook zijn, maar niets zal een land en volk bevestigen dan berouw en bekering.

2e. Onderschat de ark niet. Dat was de zonde van Michal in 2 Samuël 6: 14-23. Toen David voor de ark huppelde, spotte Michal met hem en verachtte hem in haar hart. "Maar David zeide tot Michal: Ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN. Ook zal ik mij nog geringer houden dan alzo". Sommige mensen beginnen te zeggen: Welke behoefte hebben wij aan prediken; zal het lezen van gebeden niet dienstig zijn? Anderen zeggen: Wat hebben wij aan zoveel prediken; zal het niet één keer per dag voldoende zijn? Dat is onderschatten van de ark. Laten we daarom als David zeggen: Als het prediken van het Woord, en vasten, en bidden een land vernederd, dan wil ik nog nederiger worden.

3e. Wij moeten niet nieuwsgierig in de ark kijken. Dat was de zonde van de inwoners van Beth-Sémes; 1 Samuël 6: 19 "De Heere sloeg onder die lieden van Beth-Sémes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg van het volk zeventig mannen en vijftig duizend mannen". Wees niet te nieuwsgierig om uit te zoeken wat God niet geopenbaard of blootgelegd heeft. Er zijn bijvoorbeeld, grote onderzoekingen des harten over de vraag, wanneer God Zijn volk zal verlossen en Zijn kerken in de vrijheid zal stellen. Veel mensen praten veel over het jaar 1666. Sommigen zeggen, dat dit het jaar zal zijn, waarin de antichrist vernietigd zal worden. Er zijn vreemde ideeën in de harten van veel geleerde mensen over dat jaar. Sommigen gaan tot het jaar 1669 en anderen houden het weer op andere tijden. Maar waarlijk, indien u mijn mening wilt hebben, ik ben blij om u die bij deze gelegenheid te kunnen zeggen dat dit te nieuwsgierig in de ark kijken is. Denk aan de tekst: "Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft" (Hand. 1: 7). Vast te houden aan een bepaalde tijd is, als u bedrogen uitkomt, de manier om u tot Godloochenaars te maken; naderhand zult u dan niets meer geloven. Deze dienstknechten dienen niet of, liever, zij bewijzen geen dienst aan de kerk van God, als zij tijden en gelegenheden vaststellen. Een roomse schrijver zegt, dat er in het jaar 1000 algemeen geloofd werd in de christelijke kerk, dat de dag des oordeels in dat jaar zijn zou. Maar toen men zag, dat het niet gebeurde, viel men terug in hun oude zonden en werden erger dan voorheen en geloofden niets meer. Wel, Gods tijd is de beste tijd; laten we dus niet nieuwsgierig in de ark gluren.

4e. U moet zich niet met de ark bemoeien, tenzij u een wettige roeping hebt om u ermee in te laten. Dit was de zonde van Uza, 2 Samuël 6: 6 en 7. De ark dreigde te vallen en de goede man, die schade voorkomen wilde, wilde de ark tegenhouden en greep haar vast. Maar door dat te doen, doodde hij zichzelf en maakte een breuk en verhinderde zo dat de ark toen op

haar plaats gedragen werd. Wij hebben hierdoor veel verwarring gehad, doordat een groot aantal welmenende mensen de bediening van predikant aangenomen en zich toegeëigend hebben. Zij waren bang, dat de ark vallen zou en daarom raakten zij de ark aan en hielden haar vast. Maar dit aanraken van de ark heeft de ark en ook henzelf verstoord. O, pas toch op om de ark aan te raken.

5e. Als u ooit de ark zou moeten bewaren, houdt dan het Verbond van de ark. Houdt de wet, die in de ark bewaard wordt. De ark was de plaats, waarin de twee tafelen der wet bewaard werden. Onderhoudt de wet, en God zal de ark behouden. Maar als u de wet verbreekt, zal God de ark verbeurd verklaren. De ark werd de ark des Verbonds genoemd. Maar als u het verbond van de ark breekt -het verbond dat in de doop gemaakt is en dat dikwijls in het sacrament vernieuwd wordt-, als u dat verbond verbreekt, zal God de ark wegnemen.

Einde