Het verborgen leven met God

Van Christjane Caroline Coeland

Kort verslag van het ziekbed, sterven en de begrafenis van de nu zalige Crisje Coeland

overleden de 27ste Januari, des avonds ten 10 uur, en begraven de 1ste Februari.1876.

Op het ziekbed heeft de nu zalige zuster in de Heere weinig gesproken, Wanneer men met haar sprak over haar sterven, zei zij: "Ik heb wel meer zo gelegen; de Heere kan mij wel weer oprichten". Aan de wereld was zij bijzonder verloochend en achtte het groot dat de Heere zulk een smaak in het water legde, dat ene voedzame verkwikking voor haar was. Zij kon geen spijs gebruiken en heeft enige weken lang niets dan water genuttigd. Toen zij nu zodanig verzwakt was, dat zij nauwelijks van haar ledikant kon afkomen, was zij zeer behendig opgestaan, om haar knieën voor de Heere te buigen en in de nacht haar hart voor Hem uit te storten, ene werkzaamheid die haar in haar gezonde dagen niet vreemd was, om het aangezicht des Heeren in de nacht te zoeken, met David, de man naar Gods hart. "Ter middernacht sta ik op, om U te loven!" Zij heeft ook aan haar vrienden en vriendinnen geschreven, totdat zij niet meer kon. Wanneer haar geliefde zuster, die haar zeer zorgvuldig oppaste, zei: "Lieve Chrisje! gij zult nog met de pen in de hand sterven", zo glimlachte zij, totdat de dood haar heeft verrast. Kort voor haar sterven vraagde ene vriendin aan haar: "Verlangt gij niet om ontbonden te worden en met Christus te zijn?" waarop zij antwoordde: "Ach, kind! dan had ik nog een wil". Welk een ontledigde toestand en hoezeer verloochend aan eigen zin en wil tot beschaming van velen van Gods volk Daarna is zij met veel worstelen en veel lichaamssmart in de eeuwige rust ingegaan, de 27 januari 1876, des avonds ten 10 uur, in de ouderdom van 62 jaren.

De 1ste Februari, des voormiddags ten 10 uur, is zij plechtig ter aarde besteld, gedragen en vergezeld van een aantal vrienden en vriendinnen. Op de begraafplaats komende, werd ereene korte lijkrede door T. Bouman gehouden, naar aanleiding van Hebr. 9:27: "Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel". "Dat is de sententie tot alle mensen, een vruchtgevolg van de bondbreuk in ons verbondshoofd Adam.", zei hij. Ook toonde hij het ongeluk van hen aan, die voor eigen rekening die ontzaggelijke eeuwigheid moesten aandoen, geen God voor hun hart en geen Borg voor hun schuld hebbende, de toorn Gods eeuwig zullen moeten dragen. "Maar dat was het voorrecht van onze geliefde zuster in de Heere, dat zij in haar leven blijken heeft gegeven van een godvruchtig leven in handel en wandel en dat haar ziel geborgen was in de Heere. Zij was verzekerd, dat haar pand bij Hem weggelegd en in bewaring was, tot op dat tijdstip, dat zij verwaardigd zou worden om de Kroon voor de voeten van het Lam Gods neer te werpen en met al de gezaligden uit te roepen: "Gij hebt ons Gode gekocht met Uw Bloede! Gij bent waardig te ontvangen de lof en de eer en de dankzegging!" "Heilig! heilig! heilig! is de Heere der Heirscharen!" Daar ligt nu onze geliefde zuster! het stoffelijk deel, tot de dag aller dagen, wanneer ziel en lichaam weer zullen verenigd worden. Wij hebben ons een korte tijd in haar licht mogen verheugen en zijn nu een korte tijd van haar gescheiden. Wanneer ook onze loopbaan uitgelopen is, zullen wij haar echter allen terugvinden, daar waar geen scheiding meer zal plaats hebben, maar met al de gezaligden des Heeren lof zal worden uitgegalmd en de Naam van de Drie-enige God ere zal worden toegebracht tot in eeuwigheid. Mocht de Heere ons allen dit uit genade schenken!"

Toen werd er verzocht te zingen Ps. 89: 7:

Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort, enz.

Terugkomende van de Begraafplaats, stond de tafel in het sterfhuis met spijs voorzien; er werd een zegen gevraagd en gelezen uit Rom. VIII, en opgegeven om te zingen Ps. 68: 2:

Maar 't vrome volk, in U verheugd, enz.

Ene bijzondere opgewektheid kwam er onder het volk. Broeder Bonarius deelde mee, dat hij aan de overledene beloofd had, dat vers ter ere Gods op haar begrafenis te laten zingen. Verder werd er veel gezongen en gesproken, zodat het eer een bruiloft dan een sterfhuis geleek. Zo werd die dag onder veel mededelingen van haar vriend Bonarius en andere vrienden en vriendinnen uit 's Hage doorgebracht en daarna met dankzegging tot de Heere besloten.

Einde.