Avondmaalspreek

James Durham

Alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft

(Eng. overz. "het huwelijk"). Matth. 22: 4.

In het achtervolgen van dit doel zal ik een weinig spreken

1e. over hen aan wie dit aanbod wordt gedaan, of over hen, die geroepen worden.

2e. over datgene waartoe zij geroepen worden.

3e. over de voorwaarden op welke zij worden geroepen.

4e. over de wijze waarop gij moet komen.

5e. over de volstrektheid van de roeping, en over de noodzakelijkheid van te komen.

6e. indien het mogelijk is om dat te bereiken, over enkele beweegredenen, waardoor gij gedrongen kunt worden te komen, en de gelegenheid van zulk een kostelijke genadetijd niet te verwaarlozen.

1. Er worden niet een of twee, of slechts enkelen geroepen; niet alleen de groten, of alleen de geringen, niet alleen de heiligen, noch alleen de onheiligen, maar gij wordt allen genodigd, de roeping komt tot een ieder uwer in het bijzonder: arm en rijk, hoog en laag, heilig en onheilig.

De Heere roept als het ware met een "hoort", met een driemaal hethaalde openbare afkondiging uit Jes. 55: 1: "Die dorst heeft kome; en die geen geld heeft kome; en (Openb. 22:11) die wil, die kome, en neme het water des levens om niet".

Onze gezegende Heere is niet nauw in Zijn roeping, en wij mogen ook enigermate in nederigheid zeggen, dat wij niet nauw zijn in onze ingewanden. In Zijn Naam nodigen wij u allen en wij bieden u Jezus Christus aan om uw Man te zijn, opdat gij een plaats moogt innemen onder hen die staan, en eeuwig bij Hem zullen zijn.

Ik zeg, wij doen deze aanbieding aan u allen, aan u, die godloochenaars zijt, aan u, die goddeloos zijt, aan u, die onwetend zijt, aan u, die huichelaars zijt, aan u, die lui en lauw zijt, aan de beschaafden en aan de goddelozen. Wij bidden, wij smeken, wij bezweren u allen: "Komt tot de bruiloft". De Heere zegt: "Breng de armen en verminkten en kreupelen en blinden hier" en "Ga uit in de wegen en heggen en dwing ze in te komen".

Genade kan meer en grotere wonderen doen dan de zodanigen te roepen, zij kan hun niet alleen het huwelijk aanbieden, maar kan het ook tussen Christus en hen krachtdadig tot stand brengen.

Wij zullen niet zeggen, wij durven dat niet doen, dat gij allen Christus tot Man zult krijgen, maar wij moeten Hem in werkelijkheid aan u allen aanbieden, en het zal uw eigen schuld zijn, indien gij Hem mist en zonder Hem blijft. Voordat wij daarom verder gaan, betuigen wij plechtig en voor God en Zijn Zoon Jezus Christus, onthoudt, dat u heden deze aanbieding is gedaan, en dat u in Zijn Naam is gezegd, dat de Heere Jezus gewillig is u te ondertrouwen, ja de onheiligste en goddelooste onder u, indien gij gewillig zijt met Hem te trouwen.

Hij nodigt u ernstig tot de bruiloft te komen, en als gij iets kunt aanwijzen aan Zijn zijde of aan uw zijde, dat niet gereed is, het kan door genade worden gereed gemaakt, indien gij wilt, moogt gij komen; doch dat is onmogelijk. Het verbond toch is "in alles wel geordineerd en bewaard", en dit zijn geen woorden van een mens, maar van de waarachtige en getrouwe Getuige, waarop gij kunt rekenen en staat maken, wanneer wij gestorven zijn en er niet meer zijn.

Hij heeft Zijn ossen en Zijn gemeste beesten geslacht, en Zijn middagmaal beteld en Zijn gasten genodigd. Alle dingen zijn gereed en zoals het behoort in orde, zowel aan uw als aan Zijn zijde, als gij gewillig zijt toe te gaan en de overeenkomst te sluiten.

Hij heeft het contract opgemaakt en ons daarmee tot u gezonden, om u te smeken, dat gij het ondertekent, en als gij daartoe bereid zijt, vraagt Hij anders niets van u. Nu, ik kom tot u allen met de vraag of gij het wilt ondertekenen of niet? Ik stel niemand uwer buiten het bereik van deze nodiging. Wij zijn, helaas, zeer vleselijk in u Zijn mening te zeggen, doch wij wensen de genade van onze Heere niet te verduisteren, noch te beperken. Hij roept u allen tot de bruiloft.

Hij heeft ons, hoewel de onwaardigste van allen, als Zijn dienstknecht uitgezonden, om heden het huwelijkscontract met u te sluiten, indien gij gewillig zijt. Komt dan, o komt en tekent, en het zal inderdaad een overeenkomst zijn, indien gij door genade met uw harten kunt zeggen: "Wij zullen Hem nemen", dan zeg ik u: "Neemt Hem en hebt Hem met de zegen des Vaders".

Onze last is niet alleen Hem u aan te bieden en u te nodigen Hem aan te nemen, maar een overeenkomst te sluiten tussen Hem en u, die lust hebt Hem aan te nemen. Wij willen, zoals de apostel spreekt (2 Kor. 11:2, Eng. overz.) "u uithuwelijken aan één man, om u als een reine maagd aan Christus voor te stellen".

En dit is zeer betamelijk op een der dagen van de Zoon des mensen en een van zulke tijdstippen van Zijn genade, deze aanbieding te doen aan groot en klein, rijk en arm, geleerd en ongeleerd, begenadigd en genadeloos, geveinsden en goddelozen. Hier is bij Hem geen aanneming van personen. De volzalige God wil Zich zowel ondertrouwen aan de meest onbegenadigde en goddeloze onder u, als aan hen, die genade hebben en God vrezen. "Er is blijdschap in de hemel over een zondaar, die zich bekeert".

De prijs is zowel betaald voor de uitverkorenen, die nog geen genade hebben, als voor hen, die reeds begenadigd zijn, want allen waren eens in dezelfde staat. Beschouwt daarom de rijke en milde aanbieding van onze gezegende Heere Jezus niet met nauwe en enge harten.

2. Waartoe roepen wij u, wanneer wij u nodigen tot de bruiloft te komen? Niet alleen tot het Avondmaal; niet alleen tot een van de weldaden van Chrisus; het is niet om u uit de eerste hand in vertrouwen te zeggen, dat alles het uwe is, of, dat gij, zoals gij dat noemt, dadelijk een verzekering en overreding zult hebben, dat het zo is, hoewel ik van harte wens dat gij deze overreding op vaste en goede gronden moogt bevinden; maar in de eerste plaats en hoofdzakelijk om de Bruidegom te trouwen en dan tot de bruiloft te komen.

Wij roepen u om te geloven, en verklaren in Zijn Naam, dat gij zult worden zalig gemaakt, als gij u in goede ernst tot Hem zult wenden. Wanneer gij, als het ware de pen wilt opnemen en tekenen, dat gij van harte gewillig zijt Hem aan te nemen, zult gij gewisselijk Hem en al Zijn weldaden hebben.

Gij, die goddeloos zijt, neemt Hem aan, doch niet om in uw goddeloosheid te blijven leven, maar om in al uw wandel in Zijn kracht naar heiligheid te staan. Gij, die eigengerechtig zijt, neemt Hem aan, doch niet om in de goede gedachte van uw eigengerechtigheid te blijven leven, maar om die te laten varen en Hem aan te nemen tot uw gerechtigheid.

Gij, die blind zijt, neemt Hem aan, doch niet om in uw blindheld te blijven leven, maar om op te wassen in de genade en in de kennis van Hem. Wat gij ook zijt, of aan welk kwaad gij ook lijdt, neemt Hem aan, doch niet om in het kwade voort te gaan, maar opdat het verbeterd mag worden.

Dit houdt zeker niet minder in dan u tot het Avondmaal te nodigen, neen, het is meer. Daarom of gij aan het Avondmaal komt of niet, wij roepen en nodigen u allen tot Christus te komen en Hem te trouwen. Als gij dat doet, durven wij u in Zijn Naam beloven, dat gij, hier beginnende Avondmaal met Hem te houden, hiernamaals volkomen gemeenschap met Hem zult hebben in de hemel.

 

3. Wat zijn de voorwaarden op welke gij wordt geroepen en wettig tot deze bruiloft moogt komen? Ik behoef niet stil te staan bij de voorwaarde aan Zijn zijde, noch u te zeggen wat Hij belooft. Het is in één woord dit: "Ik wil voor u zijn".

Hij wil alles wat van Hem is aan u overdragen. Vergeving van zonde, rechtvaardigmaking, heiligmaking, Zijn Geest om u levend te rnaken, ja alles wat Hij heeft verworven om u rijk te maken; kortweg, (1 Kor. 1:30) Hij is u geworden wijsheid van God en rechtvaardigheid en heiligmaking, en verlossing; (1 Kor. 3: 22) alle dingen zijn uwe; (Kol. 2:10) gij zijt in Hem volmaakt.

Gij behoeft nooit buiten Hem te gaan om iets te zoeken, dat waarlijk goed is en dat gij nodig hebt. En anderzijds, wat zoekt Hij van u dan "dat gij voor Hem zijt en voor geen ander". Hij stelt geen harde voorwaarden; het kan kortweg worden samengevat in dat woord: (1 Kor. 1:31) "Die roemt, roeme in de Heere"; niet in enig ding of in onszelf te roemen, maar van Hem en in Hem. Doch duidelijkheidshalve zal ik de voorwaarden aan uw zijde in deze drie samenvatten:

le. Gij moet uzelf, uw begeerlijkheden, uw afgoden en uw eigengerechtigheid verloochenen. (Rom. 3:27) "Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs". Gij dan, die Christus wilt trouwen en waarlijk deel wilt hebben aan de bruiloft, gij moet een gezicht hebben van hetgeen gij mist, en van uw onbekwaamheid om het aan te vullen, en dat gij in uzelf zonder Hem verloren zijt: "Die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid". Dat is: Hij die niets door zijn werken verwacht, maar zich tot Christus en Zijn gerechtigheid begeeft tot zijn rechtvaardigmaking voor God. En dat is geen onredelijke voorwaarde.

2e. Gelijk gij niet in uzelf roemt, roemt zo in Hem. Wat gij ook in uzelf verloochent, stelt Hem in de plaats daarvan. Als gij uw zielen niet aan uw eigengerechtigheden durft toevertrouwen, vertrouwt ze Hem toe. Hij zegt, dat Hij genoegen neemt met uw schuld te betalen, en aangezien gij zelf uw schuld niet kunt betalen, zegt Hem nederig: Gezegende Heere Jezus, betaal onze schuld voor ons. "Hij is het einde der wet, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft" (Rom. 10:4).

Wanneer Hij Zich aanbiedt, neemt Hem alzo aan, en laat het geloof zeggen: zo zij het Heere, ik neem de overeenkomst aan. O houdt u daaraan, en wijkt daarvan niet af.

3e. Het is een vereiste, dat gij de Zijne zult wezen en geen macht zult hebben over uzelf. Dit houdt in: heiligmaking, de zonde afsterven en de gerechtigheid leven, het Evangelie versieren en leven overeenkomstig de onderscheiden betrekkingen waarin gij geplaatst zijt. Want hoewel doding en heiligheid de oorzaak niet zijn waarom Hij ondertrouwt, toch is het een voorwaarde van het contract. Het is betamelijk voor Zijn bruid, dat zij gehoorzaam is: "Gij zult voor Mij zijn, en Ik voor u". Als het Hem genadiglijk behaagt voor ons te zijn, is er de grootste reden ter wereld, dat wij voor Hem zullen zijn.

Nu weten wij iets van de voorwaarden, welke alle in deze drie dingen vervat zijn, en dat er veel voorwaarden aan Zijn zijde en maar weinig aan onze zijde zijn.

4. Overweegt het gebiedende van deze roeping, om onze Heere Jezus Christus op deze voorwaarden aan te nemen en te trouwen; het is geen gewone plichtpleging, maar het wordt voorgesteld door de Koning, de Vader, en door de Zoon des Konings, de Bruidegom. Hij zendt Zijn dienstknechten uit, die gekomen zijn om u onvoorwaardelijk te roepen.

Er zijn drie dingen, die beslist bij deze aanbieding en roeping behoren, die alle drie in onze last vervat zijn, en welke wij van u eisen, dat gij ze ondertekent.

Het eerste is, dat gij geen andere man neemt dan deze Bruidegom. Gij wordt hierin niet vrij gelaten. Ge moet u op generlei wijze aan een ander verbinden. Wij vragen aan u, dat gij Hem uw zielen, uw harten en genegenheden wilt geven, dat gij u aan Hem zult wijden en aan niemand anders. Daarom rnaken wij u, die met afgoden getrouwd en verzeld zijn, bekend, dat gij van hen moet scheiden en u alleen tot Hem moet begeven.

Het tweede is het gebiedende van de voorwaarden waarover wij spreken; wij kunnen en gij moet daarvan geen jota of tittel veranderen. Gij moet uzelf verloochenen en toestemmen van uw begeerlijkheden en afgoden te scheiden; gij moet afstand doen van uw eigengerechtigheid en gij moet van de wet, uw eerste man, als een werkverbond aangemerkt, scheiden, en van haar vloeken tot Hem lopen, dat gij nooit zult doen, zolang gij niet ziet, dat uw gerechtigheden als een wegwerpelijk kleed zijn en die verwerpen als een deel van uw acte van beschuldiging, dat gij ooit op haar vertrouwd hebt.

1e. Gij moet uws vaders huis vergeten.

2e. Gelijk gij uzelf moet verloochenen, zo moet gij ook Christus aanhangen en Hem als uw Man en Heere aankleven. Meent niet, dat gij bij Hem zult of kunt wonen, dat gij naar Hem kunt zitten luisteren, als gij Hem niet trouwt.

3e. Gij moet aan Hem gewijd zijn in uw wandel, Hij moet noodzakelijk zowel uw Koning als uw Priester zijn. Gij moet vader en moeder en al uw verwanten verlaten en u tot Hem begeven, en bij Hem wonen en trachten te beantwoorden aan de huwelijksband en de verplichting, die gij op u hebt genomen. Wij durven niets van deze drie dingen af te doen.

Het derde is dit, dat gij gelijk gij u aan geen ander moet verbinden en de voorwaarden niet moet veranderen, zo ook niet moet u uitstellen te komen en de overeenkomst te sluiten. Gij moet niet tot morgen uitstellen, ja geen uur. Alle dingen zijn gereed; ziet, nu is het de welaangename tijd. Hier staat de gezegende Bruidegom, hier zijn de vereisten en voorwaarden waarop Hij u wil trouwen, en wij, als de vrienden van de Bruidegom, staan gereed u aan Hem te ondertrouwen. Wij zullen ons bij onze Meester niet kunnen verantwoorden, noch kunnen wij beantwoorden aan hetgeen ons is toevertrouwd, indien wij iemand uwer van ons afschuiven of uitwerpen.

Laat mij u daarom nogmaals zeggen, dat hier niet alleen een huwelijk is, en wel het voortreffelijkste van alle huwelijken, maar laat mij u bidden en smeken tot de bruiloft te komen, of ons reden te geven waarom gij niet wilt of kunt komen. Daar gij geen geldige reden kunt aanwijzen, waarom gij niet komt, durven wij geen ongeldige reden aannemen, noch een ander antwoord toestaan dan dit, dat gij Hem wilt aannemen. Wij durven geen verontschuldiging toe te laten, gij moet het niet ontwijken noch uitstellen.

Gij zult misschien denken, dat zij, die (Luk. 14) genodigd waren, mochten komen wanneer zij hun akkers gezien en hun ossen beproefd hadden; maar dat was niet zo. Ik zeg dan ook dat het u niet vrij staat, dit aanbod uit te stellen. Hij wacht hier om te zien, wie zijn toestemming geeft en zegt: zo neem ik Hem aan. O, zeg het, zeg het ernstig, en blijf daarbij.

O, zijn er hier, die nu tot Hem opzien? Zijn er hier, die gaarne zouden willen, dat de overeenkomst voor goed gesloten was? Zijn er hier, die geloven, dat deze dingen de waarheden Gods zijn? Dan bidden wij u, laat ze diep in uw hart zinken, en komt.

Laat mij om dit nog wat krachtiger aan te dringen, u vragen, wat het sluiten van deze overeenkomst kan verhinderen? Is er u niet tijdig kennis van gegeven? Dat kan niet zijn, gij zijt van het tegendeel klaar overtuigd. Is het omdat gij zonder Hem gelukkig zult of kunt zijn? Wee dat geluk! Staat er enige moeilijkheid in de weg? Die zal worden weggenomen; ja wat Hem aangaat is die reeds weggenomen en die zal wat u betreft worden weggenomen, zodra gij het met Hem eens wordt. Onderzoekt dan uw hart.

Zijn er onder u, die met hun hart durven of kunnen weigeren? De Heere staat te wachten; Zijn getrouwheid is verbonden tot stand te brengen wat Hij aanbiedt. Hij strekt Zijn hand uit en zegt: "Ik neem u zo gij zijt, als gij Mij wilt nemen".

Wilt gij ook uw hand uitstrekken en zeggen: "Ja, zo neem ik U aan, volzalige Heere Jezus?" Of indien dit niet naar genoegen kan worden bereikt, zijn er dan die zich vermannen en uitstrekken om te beproeven hoe het met hen zal gaan? Wat doet gij? Neemt gij het aanbod aan of niet? Gij moet ja of neen zeggen, en dat wel nu.

Wij veronderstellen, dat gij niet rechtstreeks neen zult zeggen, hoewel het meer dan waarschijnlijk is, dat velen zullen uitstellen; maar dit moet niet zo zijn, de tafel mocht worden afgenomen, andere gasten geroepen, en gij verwijderd. Wij kunnen u geen uur de tijd geven om u te beraden, vooral niet wegens onverschilligheid.

Ja, als gij begint te raadplegen om een dadelijke verbintenis te ontwijken, zullen de roeping en nodiging van Christus en uw toestemming ras bij u verkoelen. Paulus zegt, dat hij niet met vlees en bloed te rade ging; zo moet gij in deze zaak ook niet met vlees en bloed te rade gaan.

Gij moet de bedelaarsplunje wegwerpen, genoegen nemen met uzelf te verloochenen, uw begeerlijkheden los te laten en Hem dadelijk aannemen of gij zult misschien nooit weer zulk een gelegenheid krijgen.

Het gebod om te komen legt een noodzakelijkheid op u en de vloek en het vooroordeel die op u rusten zullen zeker op u blijven, als gij niet komt; gij zult zonder Hem eeuwig ellendig zijn; er is geen zaligheid dan in Hem. De Koning zit op Zijn Troon; de tafel is gedekt; de dag is vastgesteld; Zijn dienstknechten nodigen in Zijn Naam. Komt daarom, komt zonder te talmen, te treuzelen, of uit te stellen. Helaas! er zijn te veel dagen ongebruikt voorbij gegaan, voegt er geen meer bij.

Ik zal verder nog met een enkel woord zeggen, wat de zaak kan bederven, wat kan belemmeren, dat het tot een overeenkomst komt. Het moet zeker een van deze drie dingen zijn: òf dat de Bruidegom u niet aanstaat; òf dat de voorwaarden u niet aanstaan; òf dat gij niet met uzelf of met iets in uzelf tevreden zijt.

1e. Ik veronderstel, dat gij niets hebt in te brengen; is er iemand anders, die Hem gelijk is, of die met Hem is te vergelijken? Ik beroep mij zelfs op u, godloochenaars en goddeloze ellendelingen, die in uw begeerlijkheden leeft en nederligt. Is er een liefste gelijk deze Liefste? Is er iemand in de hemel of op aarde, die Hem kan evenaren? Is Hij niet de Zoon des Konings? En vraagt gij wie dat is, dan kunt gij dat horen en weten uit Ps. 24: "De Koning der ere, de Heere der heirscharen, sterk en geweldig in de strijd". En uit Hebr. 1: 3: "Het afschijnsel van de heerlijkheid des Vaders, het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door het Woord Zijner kracht". Niemand is Hem gelijk, dan de Vader en de Heilige Geest, en als God is Hij één met Hen.

In Hoogl. 5:9 hebt gij zowel de vraag als het anewoord: "Wat is uw Liefste meer dan een ander liefste?" Wat is toch die Christus van Wie wij zoveel horen? Het antwoord is: "Mijn Liefste is blank en rood, Hij is de voornaamste of de Banierdrager boven tienduizend, schoner dan de mensenkinderen". En wilt gij Hem nog meer bijzonder kennen:

"Zijn hoofd is van het fijnste goud, Hij is God; Zijn haarlokken zijn gekruld, zwart als een raaf".

Er is niet de minste onbevalligheid zelfs in die dingen, die naar onze gedachten minder noodzakelijk schijnen, als Zijn haar. Ja, "Zijn kleren rieken naar mirre, aloë en kassie (Ps. 45:9). Zijn ogen zijn als der duiven bij de waterstromen, met melk gewassen, staande als in kasjes der ringen". O! wat zijn Zijn eigenschappen liefelijk: "Zijn wangen zijn als een beddeke van specerijen, als welriekende torenkens, Zijn lippen zijn als leliën, druppende van vloeiende mirre, Zijn handen zijn als gouden ringen gevuld met turkoois; Zijn buik (of ingewanden van liefde en toegenegenheid) is als blinkend elpenbeen, overtogen met saffieren. Zijn schenkelen zijn als marmer pilaren, gegrond op voeten van het dichtste goud; Zijn gestalte is als de Libanon, uitverkoren als de cederen. O, zo voortreffelijk en statig. Zijn gehemelte is enkel zoetigheid".

Nooit heeft iemand Zijn mond gekust, of daardoor werd een band gelegd, die nooit weer kon worden verbroken. In één woord, "al wat aan Hem is, is gans begeerlijk"; de zielen kunnen niets begeren, wat niet in Hem is, en er is niets in Hem wat geen begeerlijkheid in zich heeft. "Zulk een is mijn Liefste, ja zulk een is mijn Vriend (zegt de Bruid), gij dochters van Jeruzalem". Zulk een is Hij, Hij is gewisselijk geen gewone liefste; ziet of er onder al de liefsten in de hemel of op aarde iemand Hem gelijk is.

O! gij verachters en minachters van de Zoon Gods, legt uzelf de vraag voor: Is er iemand te vinden, die Hem gelijk is? Heeft Hij niet de voorrang en de voorkeur boven alle liefsten. Hij is "de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid; Hij is de Sterke God, Wonderlijk, Raad, Vader der eeuwigheid, Vredevorst".

Het zou ons allen wel betamen Hem te bewonderen en dicht bij Hem te komen, om Hem in Zijn schoonheid te aanschouwen, "uit te gaan en de Koning Salomo te aanschouwen met de kroon waarmee Hem Zijn moeder kroonde op de dag Zijner bruiloft, en op de dag der vreugde Zijns harten".

O! bezichtigt Hem nauwkeurig in Zijn persoonlijke voortreffelijkheden, en in de uitnemende hoedanigheden van Zijn Middelaarsambt, en het kan niet zijn, dat gij Hem op deze grond de voorrang wilt betwisten. Is er iemand onder u, die durft zeggen of volhouden, dat hij Christus niet tot Man wil hebben, omdat gij niets met Hem op hebt, of omdat Hij niet waard is, dat gij over Hem denkt? Wij veronderstellen, dat niemand zo zal handelen.

2e. Zijt gij niet tevreden met de voorwaarden, staan die u niet aan? Gij wilt Christus wel hebben, en genade, en heerlijkheid, en alle goed; maar hier zit het vast, gij beschouwt het als een harde zaak, aan uzelf verloochend en geheel van God te zijn; van uw eigengerechtigheid, en uw begeerlijkheden, en uw afgoden afstand te doen, u alleen aan Hem te wijden en in uw wandel geheel van Hem af te hangen.

Gelijk de boze en luie dienstknecht Hem een harde heer noemde, zo zijn er velen die zo over Hem denken, hoewel zij het niet rechtuit in zulke uitdrukkelijke woorden durven zeggen. Maar ik vraag u: is hier iets onredelijks? Of zullen al die voorwaarden in zeker opzicht zeer gezocht worden in het huwelijk van een arm schepsel gelijk gij zijt, en zult gij die Christus ontzeggen?

1. Indien gij Zijn gerechtigheid krijgt, zoudt gij dan de uwe niet verloochenen? Als gij met Hem onder het genadeverbond komt, is er dan iets op tegen om van het werkverbond af te zien? Als gij Hem tot uw tweede Man krijgt en zeer verre de beste, is er dan iets op tegen, dat gij uw eerste man, de wet, verlaat? En is het in dat opzicht redelijk iets tegen de overeenkomst in te brengen, omdat zij om niet is?

2. Is het niet redelijk, dat gij Hem de plaats van alles geeft? Indien Hij in staat is de plaats van alles te vervullen, laat Hem dan Zijn plaats hebben, omdat Hij ze wel waardig is. Het is in uw voordeel, dat gij uw begeerlijkheden en zondige vermaken, uw begeerlijkheid, hoogmoed, ijdelheid, eigendunk en al dergelijke dingen loslaat en voor Hem verwisselt. Als die voorwaarde u niet aanstaat, dan zegt gij, dat Hij het hebben niet waard is.

3. Is het niet redelijk, dat uw wandel aan Hem gewijd is? Dat gij niet langer hoereert, maar als een kuise maagd voor Hem zijt? Is het u tot enig voordeel, dat gij uw afgoden naloopt, die tussen u en de zaligheid gaan staan? Indien de hemel een voordeel is, is het uw voordeel ze los te laten en voor Christus te zijn. Of is er iets op tegen heilig te zijn? Of wilt gij van Christus afzien omdat gij heilig moet zijn? Of zult gij Hem afwijzen, omdat Hij niet wil dulden, dat gij, tot uw ondergang, uw eigen wil volgt als tevoren? Ja, het is niet alleen redelijk, maar zeer goed en nuttig. Ja, het is noodzakelijk, dat gij heilig zijt; en zal niet de liefde tot Hem uw hart los maken van de zonde?

Er was een ander soort van troost en er waren andere ingewanden van liefde toen de overeenkomst tussen de Vader en de Zoon eerst gemaakt werd, en zij was voor heerlijker doeleinden berekend en tot edeler einden aangelegd dan iets, dat de duivel of de wereId of het vlees u kan beloven. En zijn er onder u die zich aan de voorwaarden willen houden en daarbij blijven, die zo billijk en rechtvaardig en bovendien zo redelijk en licht zijn; wij nemen uw consciëntie tot getuigen, dat zij zo zijn, en gij durft niet instemmen met de loochening, dat zij dat zijn.

Indien gij genoegen neemt met Hem aan te nemen, om door Zijn voldoening met God verzoend en bevriend te worden, en door Zijn heiligende Geest geheiligd te worden, om voor Hem te zijn zoals Hij voor u zal zijn. Het is een overeenkomst, en wat kunt gij op zulk een overeenkomst tegen hebben; indien deze niet gesloten wordt, zult gij nooit in staat zijn een andere te sluiten als deze is.

Wat anders zult gij dan doen, dan tot de bruiloft komen; het is nu geen tijd om te disputeren of te redetwisten, maar om te besluiten. Zegt, o zegt in oprechtheid, wat zij zeiden van wie wij in Jer. 3: 22 lezen: "Ziet hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de Heere onze God". Wanneer Hij, evenals daar zegt: "Keert weder gij afkerige kinderen, Ik zal uw afkeringen genezen", zegt gij dan: "Ziet, wij komen tot U".

3e. Zijt gij niet tevreden met uzelf, of met iets in uzelf? Denkt gij inderdaad en zegt gij ook, dat het een goede overeenkomst is en dat de voorwaarden zeer redelijk en licht zijn, dat gij er niets op hebt aan te merken, maar dat gij, helaas! veel op uzelf tegen en aan te merken hebt. Zegt gij: de overeenkomst staat ons wonder goed aan, en ook de voorwaarden, maar wij zijn niet over onszelf tevreden, dan antwoord ik:

1. Kunt gij dan niet des te beter uzelf loslaten en verloochenen, en Christus aannemen en Hem uw plaats laten vervullen?

2. Christus werpt zulke bezwaren niet op; Hij nodigt de goddelooste, de onkundigste en de meest genadeloze ellendeling, de geveinste huichelaar, die niet de minste kennis heeft van wat het is om in oprechtheid en eerlijkheid te komen, en Hij verzekert hun, dat zij welkom zullen zijn, als zij inderdaad willen komen.

Werpt gij tegen: Maar ik kan niets doen; ik kan geen woord houden in hetgeen ik tot Christus zeg. Dan antwoord ik: Verbind u en stem toe om Christus op Zijn voorwaarden aan te nemen, en het doen en het houden zullen volgen. Gij wordt nu geroepen om uw toestemming te geven, en Hij verbindt Zich u te ondersteunen en bij te staan om te doen.

Werpt gij echter tegen: Maar zal ik een verbintenis op mij nemen, om die dadelijk weer te verbreken? Dan is mijn antwoord: Indien gij werkelijk uw toestemming geeft, dan moogt gij vallen en die verbreken, maar het verbond zal nooit geheel en al verbroken en ontbonden worden, ja, gij zult zekerheid hebben, dat gij het zult houden, aangezien (Hebr. 7:22) Jezus van een zoveel beter verbond Borg is geworden.

Indien gij tegenwerpt en zegt, dat gij veel zonde hebt, dat gij walgelijk en afschuwelijk zijt. Onderteken dit contract en deze overeenkomst en gij zult van al uw schuld ten volle en om niet ontslagen zijn. "Ik zal u Mij ondertrouwen, zegt de Heere (Hosea 2: 18) in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden". Hij zal uw ongerechtigheden vergeven. Waar het oprecht genomen wordt, is geen nauwgezet of gestreng zoeken en naspeuren van de schuld, maar eerder een bedekken van dezelve. Hij zal u ook reinigen van al uw onreinheid en van al uw drekgoden.

Doch misschien zult gij tegenwerpen en zeggen: Ik wil liever voornemen dan mij verbinden, omdat ik vrees, dat ik het zal verbreken.

Ik antwoord: Is het dan waarschijnlijk dat gij uw voornemen zult ten uitvoer brengen, die u niet durft verbinden? Of zullen voornemens en besluiten het goed rnaken zonder het doen? Huwelijksvoornemens maken het huwelijk niet uit; doch de werkelijke toestemming en verbintenis zullen het doen.

Doch gij zult tegenwerpen en zeggen: Helaas! Ik ben niet in een rechte gestalte; ik ben zeer verward, alles is bij mij verkeerd.

Ik antwoord: Wat zegt gij nu? Zal uw gestalte beter worden zonder Christus? Zullen die zwermen verdorvenheden worden uitgedreven, voordat gij de Koning der ere inlaat, Die geweldig is in de strijd?

Misschien zult gij tegenwerpen: Mijn aandeel is mij niet helder. Ik antwoord: Zult gij niet toestemmen zolang uw aandeel u niet helder is, dat is hetzelfde alsof gij zegt, dat gij twijfelt, maar dat gij het niet buiten twijfel wilt stellen. Als uw ondertekening u niet helder is, onderteken en schrijf uw naam dan opnieuw; hebt gij in het geheel niet ondertekend, neem dan nu de pen en doe het; zeg: Heere Jezus, ik kom tot U, en wil de Uwe zijn.

Een ander werpt tegen: Helaas! ik zou gaarne tot de bruiloft komen, maar ik kan niet komen, het gaat niet; ik zou gaarne geloven, maar mijn geloof is niet vaardig.

Ik antwoord: Bevat het verbond ook niet daarop een antwoord? Het vraagt niet anders dan dat gij ondertekent, en als gij zegt, dat gij niet kunt, zie dan wel toe, dat het geen uitvlucht is. Het is ja of neen; en indien gij zegt, dat gij geen ja kunt zeggen in het geloof, hetwelk gij echter zo gaarne zoudt doen; is er dan niet een genadebelofte, dat gij, hoewel uw hand als het ware verdord is, als gij het er op munt en het beproeft, in staat gesteld zult worden uw hand uit te strekken? Het geloof kan komen terwijl gij Hem tracht aan te grijpen, beproef het slechts en het zal u gelukken.

Werpt gij tegen: Ik heb het reeds dikwijls beproefd en het is mij niet gelukt, dan antwoord ik: Beproef het weer en leg een nieuwe knoop; als uw bewijzen niet helder zijn, onderteken dan opnieuw.

Tegenwerping: Maar het gaat met mij niet, wanneer alles gedaan is, kan ik niet geloven. Ik zou gaarne mijn naam willen zetten, maar kan als het ware niet schrijven, ik kan niet onderscheidenlijk geloof oefenen.

Antwoord: Wat zou dat? Onze Heere staat daar niet op; al kunt gij niet goed schrijven, doe het zo goed als gij kunt. Het is wonderlijk om te zien, hoe de ondertekening van sommigen veel weg heeft van hanepoten, en toch is het een geldige ondertekening. Sommigen weer zullen een kruisje schrijven in plaats van hun naam, en ook dat wordt waar het bekend is als geldig toegelaten. Als gij uw naam niet met mooie leesbare letters kunt schrijven, zet dan maar een kruisje, of zet maar een paar schrapjes in welke vorm dan ook.

Als gij niet zo onderscheidenlijk kunt geloven, doe dan wat gij kunt; kunt gij niet tot uw tevredenheid ja zeggen met uw hart, doe het dan met de mond, en streef er naar en verlang om uw hart mee te krijgen; doe uzelf geweld aan (als ik het zo mag uitdrukken) om te geloven: (Rom. 10:9) "Indien gij met uw mond zult belijden de Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden".

Tracht met uw mond uw hart te verbinden, bind uzelf vast aan Christus, ja in zekere zin of gij wilt of niet. Oefen geloof met het verstand, ernstig arbeidende om uw wil en genegenheden uit te halen. En al kunt gij nu niet zover komen, dat uw geloof onderscheiden en duidelijk is, het zal ter rechter tijd komen; tracht de deur open te zetten, en het zal goed aflopen.

Tegenwerping: Doch mijn hart zegt: dat zijn altemaal slechts mooie woorden.

Ik antwoord: Weg met die godslastering, het zijn waarheden Gods. Beproef dan, o, beproef ernstig deze wijze van geloven, en gij zult zien, dat u kracht zal worden geschonken. De pen ligt als het ware bij u, en kunt gij niet zo mooi en duidelijk schrijven, neem de pen, en Christus zal als het ware uw hand vasthouden en die besturen om zo te schrijven, dat het in de hemel voor een ondertekende inwilliging zal doorgaan; zet er uzelf toe om Hem welkom te heten, en Hij zal het als een verwelkoming aanmerken.

Zeg nu, wat gij nog meer hebt te zeggen; laat uw bezwaren horen; dit woord "alle dingen zijn gereed", zal ze allen beantwoorden. Het kleed is gereed om te worden aangedaan, ja Jezus Christus is uw Bruiloftskleed, neem en doe Hem aan; Hij is de genezing van al uw krankheden, gebruik Hem tot genezing van die allen. Gij kunt stellig niet gekleed zijn voordat gij het kleed aandoet; ook kunt gij niet genezen worden voordat gij het geneesmiddel gebruikt.

Doch benevens deze allen zijn er verscheidene andere nodige verontrustende bezwaren. Er zijn veel andere uitvluchten. En helaas! dat men zich met zulke beuzelingen ophoudt, als ik ze zo mag noemen; dat er zulk een talmen is, als het ware, en dat er, om het zo uit te drukken, zoveel complimenten gemaakt worden met onze Heere, onder welke dit er een is:

Ik weet niet of ik in het Verbond der verlossing ben. Ik weet niet of ik een van Gods uitverkorenen ben.

Antwoord: Wat zou dat? Gij weet niet wat gij zegt. Hebt gij zo opeens en uit de eerste hand iets te rnaken met die verborgenheid? Wordt gij niet genodigd om Christus te trouwen? Is dat niet Zijn aan u geopenbaarde wil? Ik verklaar plechtig in Zijn Naam, dat dit de zaak is waartoe gij geroepen wordt, en zult gij een uitzondering maken waar Hij er geen gemaakt heeft? Of zult gij u van gehoorzaamheid aan een duidelijk gebod afmaken, op grond van een verondersteld besluit, dat gij niet anders kunt weten dan uit de gevolgen?

Zult gij zo redeneren inzake uw eten en drinken, op een veronderstelling, dat God heeft besloten, dat gij morgen of binnen enkele dagen zult sterven? Zult gij vandaag uw middagmaal niet gebruiken, noch gebruik rnaken van enige verkwikking, voordat die veronderstelde dag komt? Of zuIt gij daarom uw beroep nalaten, omdat gij niet weet of God bepaald heeft, dat gij zo en zolang zult leven? Of zal iemand uwer zo redeneren als hij een vrouw in de wereId zoekt? Wilt gij geen vrouw zoeken noch trouwen, zolang gij niet weet, dat God besloten heeft, dat zij uw vrouw zal zijn? Wanneer of wie zoudt gij trouwen zolang gij zo bleeft redeneren?

2. Doch omdat hier nog een ander soort vaardigheid en handigheid is om God tegen te spreken, antwoord ik vragenderwijs: is er ooit iemand geweest voor wie die twijfeling opgehelderd is, voordat hij tot Christus kwam? Wie zou ooit tot Hem zijn gekomen, als Hij had gewacht tot dat uit de weg geruimd was; of heeft de Heere dat tot iemand gezegd voordat Hij kwam? Heeft Hij ooit tot iemand gezegd: Geloof, want gij zijt uitverkoren?

Neen, Zijn wijze van handelen is dus: geloof en gij zult ter rechter tijd weten, dat gij uitverkoren zijt.

3. Is er iemand die kan zeggen, dat het aanbod of de weigering van het huwelijk hiervan afhing? Als iemand uwer zou zeggen: Hij heeft mij afgewezen omdat ik niet uitverkoren was, zal Hij antwoorden:

"Hoe dikwijls heb Ik u willen bijeenvergaderen". Er zal geen andere grond nodig zijn om het vonnis der verdoemenis uit te spreken, dan: deze man of deze vrouw heeft de aanbieding van het Evangelie gehad en die geweigerd, ga daarom naar uw eigen plaats. Hij zal niet oordelen volgens het besluit der verwerping, maar overeenkomstig Zijn roeping, en uw ongehoorzaamheid aan de roeping.

Neem verder het antwoord van Christus op deze tegenwerping uit Joh. 6:39 en 40, waar over twee willen wordt gesproken, of liever over twee dingen van dergelijke uitgebreidheid, die gewild worden tussen de Vader en Christus in bet Verbond der verlossing, waaronder alle uitverkorenen komen.

Het eerste is: "Dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niets verlieze". Doch alsof Hij zeide: Gij hebt hiermede niet in de eerste plaats te maken, daarom zegt Hij in vers 40: "En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe". Niet dat al de uitverkorenen zullen weten dat zij uitverkoren zijn voordat zij geloven, maar dat hij, die in Hem gelooft, zal weten dat hij uitverkoren is. Hij geeft dezelfde belofte aan hen die geloven, die aan de uitverkorenen is gegeven. Zij zijn onderscheiden, omdat Hij wil dat zij onder onderscheiden overwegingen zullen komen. En om hiermede te sluiten: Is er niet noodzaak, grote noodzaak om te komen? En hebt gij niet goede machtiging om te komen? Zoek daarom niet langer voldoening van gevoel en vleselijke reden, en daar de Heere zegt: "alle dingen zijn gereed", komt tot de bruiloft.

Het zal u ten zeerste tot nadeel zijn, als gij de nodiging blijft uitstellen; het contract ligt voor u, verander de voorwaarden niet, betwist niet langer, stel niet uit. Dit is heden onze boodschap, dat wij u zeggen, dat de Koning de bruiloft heeft bereid, ja, dat alle dingen gereed zijn.

Kom dan, en overleg de zaak niet langer; als gij maar wilt zeggen, en dat in goede ernst: "Hier, Heere Jezus, ik geef mijzelf aan U, en hoewel mijn inwilliging nu zeer verward is, zal ik trachten die op een andere tijd door genade meer onderscheiden en duidelijker te geven"; dan zal het wel met u gaan. Geef uzelf slechts aan Hem over, en ik zeg u in de Naam des Heeren dat gij hartelijk welkom zult zijn. Allen die komen, zichzelf ootmoedig verfoeiende, zich verwonderende over de vrije genade van God, en de dierbare en beminnelijke Jezus hoogachtende, en het wagende om hun zielen op Hem te wagen, op Zijn voorwaarden, en Hem tot hun Man en Heere aan te nemen, die zal het niet als vermetelheid worden toegerekend, dat zij zo handelen. Neen, (Hoogl. 3: 10) "het binnenste van Zijn koets is bespreid met liefde, en het is voor de dochteren Jeruzalems"; zij is gemaakt om gelovigen op te nemen en te vervoeren.

Loop daarheen, als ik het zo mag uitdrukken, en gij zult zacht vallen in een liefelijk geparfumeerd bed, en wel in de armen van Christus. Nooit was er een tapijt, nooit een veren of donzen bed zo zacht als dat is; kom maar, en leg uzelf daarop neer.

Al zijt gij van gedachte, dat gij Hem niet kunt vatten en aangrijpen, Hij kan en wil u vatten en aangrijpen. En Hij is zo tederhartig, dat Hij u zal kussen, ja, Hij zal van blijdschap u, als het ware, om de hals vallen en over u wenen; en als gij geen klederen, ringen of juwelen hebt om u te versieren, zal Hij u die geven.

Kom dan naar voren, kom. O! kom, en laat het een dag van verbondmaken met Hem zijn. En geef tot een teken daarvan uw naam aan Hem op, en neem het zegel van het verbond, het sacrament, met uw hand aan en zegen Hem met uw hart, Die u zo hartelijk verwelkomt, en de zegen Gods zal over u komen, die op deze voorwaarden komt. Amen.

 

James Durham.