III De vergadering der volken tot Silo

Gensis 49 : 10

De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever
van tusschen zijn voeten, tot dat Silo komt, en tot
Hem zal zijn de vergadering der volken. (Engelsche vertaling).

1. Gods gedachten en der menschen gedachten.

Een boetvaardig zondaar, door Gods barmhartigheid bewogen en verbroken, komt desondanks menigmaal in verzoeking, deze barmhartigheid in twijfel te trekken en te ontkennen, zeggende: mijne gadachten zijn, dat God nooit aan zulk een zondaar genade zal bewijzen en dat Hij zich over zulk een godtergend schepsel niet ontfermen zal, en ik vrees ook dat Gods gedachten zijn gelijk de mijne ; tot dezen zegt God : Neen, mijne gedachten zijn niet uwe gedachten en mijne wegen zijn niet uwe wegen. Zie op naar den hemel, o mensch ! wie gij ook zijn moogt want gelijk de hemelen hooger zijn dan de aarde, alzoo zijn mijne wegen van genade hooger dan uwe wegen en mijne gedachten van barmhartigheid, hooger dan uwe gedachten ; uwe gedachten zijn, dat ik geen weg zou weten om u genadig te zijn, en dat daarom mijne gedachten zijn om u te verderven, maar ik heb de verzoening gevonden, door welke mijne barmhartigheid zich uit kan laten tot verheerlijking van mijne rechtvaardigheid, en daarom zijn mijne gedachten, gedachten des vredes en niet des kwaads. Oordeel dan niet over mijnen gedachten naar uwe maatregelen ; maar laat liever de hoogte der hemelen boven de aarde, de maat zijn, waarmede gij oordeelt over de hoogte mijner genade, om al uwe zonden te overtreffen, met veelvuldige vergeving ; daarom bekeer u tot den Heere.

2. Een deur des geloofs voor ons allen.

Tot ons is het woord dezer zaligheid gezonden, dat de vergadering der volken tot Silo zal zijn. Hier hebben wij eene aanmoediging, om door het geloof tot Hem te vergaderen : hier is een grond des geloofs voor al het volk, dat het Evangelie hoort. God zegt : dat de vergadering der volken tot Christus den Messias zal zijn, in zoo verre, dat al wie uit het volk gewillig is om onder zijne vleugelen te vergaderen, door hem verwelkomd en gezaligd zal worden. Ja, zal mogelijk iemand zeggen : Ik ben misschien niet onder de volken, welke hier bedoeld worden. Misschien ben ik geen uitverkorene ; dan zal mijn poging om tot Hem te komen, vruchteloos zijn.

3. Laat u daardoor niet afschrikken.

Immers is het zeer opmerkelijk, dat in al die plaatsen, waar van het oogmerk Gods, om de uitverkorenen tot Hem te vergaderen, gesproken wordt, òf tot aanmoediging van degenen die reeds vergaderd zijn, ten einde zij de vertroosting mochten hebben van hunne verkiezing van eeuwigheid ; òf als eene aanmoediging voor de leraars, die de vergaderaars zijn, opdat zij weten mochten, dat hun arbeid niet zonder vrucht zal zijn ; zoo mede tot bestraffing van degenen, die Christus geheel verwerpen en weigeren om door hem vergaderd te worden. Maar het wordt nooit bijgebracht, om in de wereld iemand af te schrikken en moedeloos te maken om niet tot Silo te vergaderen. Hierom zeide Christus tot de joden, die hem hardnekkig weerstreefden en eindelijk verwierpen : Gij wilt tot Mij niet komen, Joh. 5 : 40, maar weet evenwel, tot uwe beschaming : al wat mij de Vader geeft, zal tot Mij komen ; doch opdat niemand hierop moedeloos mocht worden, zegt Hij daar te gelijker tijd bij : die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen, Joh. 6 : 37. Daar zien wij, dat gelijk Hij de deur sluit voor allen die hem ten einde toe verwerpen, Hij haar openzet voor allen die maar willen komen, opdat zij tot Hem vergaderen mochten ; te meer, omdat zij onmogelijk van hun verkiezing kunnen weten, eer zij tot Christus gekomen zijn.

4. Een duivelsche en een goddelijke redenering.

Het is derhalve eene duivelsche redeneering, te zeggen : ik weet niet of ik een uitverkorene ben, en daarom behoef ik niet tot Christus te komen ; maar het is integendeel eene Goddelijke redeneering te zeggen : Ik weet niet of ik een uitverkorene ben, en daarom zal ik tot Hem komen, opdat ik weten moge, dewijl het anders onmogelijk is zulks te weten. De verkiezing is in Christus, Eph. 1 : 4 : Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, enz., en daarom kan zij buiten Hem niet gezien of gekend worden. Nu zult gij mogelijk zeggen : Maar indien ik niet uitverkoren ben, dan zal ik geen genade ontvangen om te komen. Het is zeker, dat, indien gij geen wil hebt om te komen, gij dan ook geene genade hebt om te komen ; maar dewijl gij nu niet komen wilt, wien zult gij nu anders van uwe vijandschap beschuldigen, dan u zelven, die niet tot Christus komen wilt? Zult gij klagen, dat gij geene genade hebt om te komen, en nochtans het evangelie der genade verwerpen, dat u alleen gewillig maken kan ? Waarom wilt gij dan sterven, huis Israels ?

5. De hardnekkigste zondaren zijn niet uitgesloten.

Hierom worden de stijven van harte aangemoedigd om tot Hem te komen, Jes. 46 : 12, 18 : Hoort naar Mij, gij stijven van harte, gij die verre van de gerechtigheid zijt. Ik breng mijne gerechtigheid nabij, zij zal niet verre wezen enz. Hoort eens hoe de Heere redeneert Jes. 1 : 18 : Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de Heere : al waren uwe zonden zonder als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, enz. Waarom zegt Hij dit nu, dan opdat de grootste en schuldigste zondaren niet ontmoedigd mochten zijn om te vergaderen tot den troon van Gods oneindige genade ? Hierom sloten de wreede bloedstortingen en vervloekte tooverijen van Manasse en de lasteringen en vervolgingen van Paulus hen niet uit van de barmhartigheid, of van de vergadering tot Silo. Ja ziet, hoe de Joden die den Heer der heerlijkheid gekruist hebben, beiden geroepen en bekeerd zijn, Hand. 2 : 41.

6. Welke uw kwaal zij, kom slechts.

Wat is nu uwe kwaal, menschen ? Want de medicijnmeester is hier gekomen, om alle kranken te vergaderen, ten einde Hij de eer hebbe van hen te genezen. Is duisternis en onkunde uwe kwaal ? Ziet, Silo is gekomen, om u een licht te zijn tot verlichting der heidenen, Luk. 2 : 32. Is doodsschuld uwe kwaal ? Ziet, Hij is gekomen, opdat gij het leven hebt en overvloed, Joh. 10 : 10. Is blindheid uwe kwaal ? Hij is gekomen, om der blinden oogen te openen. Jes. 42 : 7. Is verharding des harten uwe kwaal ? Hij is gekomen, om het steenen hart weg te nemen, en om een vleeschen hart te geven, Ezech. 6 : 26. Wat dan uwe kwaal ook wezen moge, weet, dat de vergadering van kranke menschen is tot Hem. Indien ongeloof uwe kwaal mocht zijn, zoodat gij voor uw leven niet eene daad des geloofs kunt voortbrengen ; Hij heeft den geest des geloofs te geven om zulks te genezen. Indien uwe kwaal boetvaardigheid is, zoodat gij u niet van ééne zonde bekeeren kunt ; Hij heeft den Geest der bekeering te geven om haar te genezen. Indien uwe kwaal vijandschap en haat is tegen God en Chistus, Hij heeft den Geest der liefde te geven om haar te genezen. Indien uwe kwaal wellust is, zoodat uwe gedachten en genegenheden vleeschelijk zijn, Hij heeft den Geest der heiligmaking te geven om haar te genezen. Indien uwe kwaal zwakheid is, zoodat gij niet denken, niet werken en niet bidden kunt, Hij heeft den Geest der kracht te geven, om haar te genezen. Indien uwe kwaal dwaling en verleiding is, zoowel als duisternis en verwarring, Hij heeft den Geest der waarheid te geven om u in alle waarheid te leiden. Indien uwe kwaal zorgeloosheid is, zoodat gij niets vreest, maar gerust in de armen des duivels ligt te slapen, ontbloot zijnde van alle genade, en vervuld met alle athéisterij en lastering, zóó onverschillig zijnde, dat geene argumenten in de wereld u kunnen wakker maken, ziet Silo is gekomen, die de opstanding en het leven is, hebbende den Geest van alle genade te geven : Ziet mijnen Knecht dien Ik ondersteun, enz. Ik heb mijnen Geest op hem gegeven, Hij zal het recht den Heidenen voortbrengen,

Jes. 12 : 1.

7. Vermoeiden en belasten, wie zijn dat ?

Vermoeiden en belasten worden inzonderheid geroepen, Matth. 11 : 28 : Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u ruste geven. Ik pas den zin van deze woorden niet alleen toe op de verootmoedigden en overtuigden ; want ik denk, dat zelfs dezulken, die zich vermoeien in het najagen van de ijdelheid en die wel tevreden leven onder den last der zonde en der schuld, of die zich vermoeien met den last van wettischen en onnutten dienst, ook door dezen tekst geroepen worden om tot Christus te komen, in wien zij alleen die rust en die voldoening vinden kunnen, welke zij tevergeefs in andere dingen zoeken. Schoon ik nu oordeel, dat het de roeping des Evangelies verkorten zoude, om deze in dien tekst, alleen te bepalen tot den eersten zin, zoo denk ik nochtans, dat de eerste zooveel te kennen geeft, dat dewijl zulke personen, die zich met een last van zonde en van toorn Gods bezwaard vinden, gereed zijn om zichzelven uit te sluiten, zij daarom uitdrukkelijk geroepen worden. Nog eens, zij die zich zelven ontbloot vinden van alle goede hoedanigheden, die geld noch prijs hebben en niets dan armoed, gebrek en waardigheid in zich zelven bespeuren, zijn ook gereed om zich zelven uit te sluiten, als zijnde gebreken en verloren ; daarom worden deze inzonderheid aangemoedigd, Ezech 34 : 16 : Het verloorene zal Ik zoeken en het weggedrevene zal Ik wederbrengen en het gebrokene zal Ik verbinden en het kranke zal Ik sterken : maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen ; Ik zal ze weiden met oordeel.

Dezulken die door de menschen worden uitgesloten, ja zij die de leeraren gereed zijn uit te sluiten, worden nochtans door het Evangelie geroepen. De menschen zijn gereed om dezulken van de roeping des Evangelies uit te sluiten, die deszelfs roeping weigeren en versmaden, namelijk alle spotters en verachters er van ; nochtans vinden wij dat deze geroepen worden, Spr. 1 : 22, 23 : Gij slechten, hoe lang zult gij de slechtheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeeren ? Keert u tot mijne bestraffingen ; ziet Ik zal mijnen Geest ulieden overvloediglijk uitstorten ; Ik zal mijne woorden u bekend maken.

8. Een kamer met fonteinen

"De Koning"zegt de bruid in het Hooglied, "heeft mij gebracht in Zijne binnenkameren (Hooglied 1 : 4).

Zulk een vertrek is de kamer van Zijn verbond, tot welke de volken vergaderen ; wanneer God de volken daarin vergadert dan wordt Hij gezegd, Zijn verbond aan hen bekend te maken ; en bij het bekend maken van zijn verbond, maakt Hij hun ook eenige Goddelijke verborgenheden bekend, Ps. 25 : 14. Wanneer de volken in deze kamer vergaderen, dan worden zij gezegd : vast te houden aan Zijn verbond. Jes. 56 : 4, 6. Deze kamer is opmerkelijk wegens de fonteinen die daarin zijn. Daar is zowel eene fontein in om te waschen, als om te drinken ; en beiden zijn geopend, opdat de zondaren daartoe vergaderen mochten. De fontein om in te wasschen is het bloed des verbonds, namelijk die fontein, die geopend is tegen de zonde en tegen de onreinheid, Zach. 13 : 1 ; het is juist de peil- en bodemlooze zee van het bloed des Verlossers, hetwelk van alle zonden reinigt. Deze fontein is geopend, opdat alle schuldige, vuile en onreine zondaren daartoe vergaderen mochten om gewasschen te worden. De fontein om uit te drinken is niet alleen datzelfde bloed van Christus, hetwelk waarlijk drank is, maar ook al de zegeningen en beloften des Verbonds, tot welke de volken vergaderen, en met vreugde water scheppen uit deze fonteinen des heils, Jes. 12 : 3. Hier is die fontein van water, springende tot in het eeuwige leven, Joh. 4 : 14 ; en alle volken worden genoodigd, om tot deze te vergaderen. Wie dorst heeft kome, en die wil, neme van het water des levens om niet, Openb. 22 : 17. In deze kamer is het beste onthaal ; daarin is brood in overvloed, alle geestelijke zegeningen in Christus in de hemel. Ook is deze kamer met al de sier die er in is en waarvan Christus het al is, door God tot gebruik der volken toegewijd, opdat zij daarin vergaderen zouden ; Jes. 42 : 6. Ik zal u geven tot een verbond des volks.

9. Op de persoonlijke toepassing komt het aan.

In de aanbieding des Evangelies wordt de zaligheid bijzonder aan een iegelijk voorgesteld, zeggende: U komt de belofte toe, Hand. 2 : 39. Tot u is het Woord dezer zaligheid gezonden, Hand. 13 : 26. En daarom moet iemand, in het vergaderen tot Christus, de zaligheid voor zich zelven in het bijzonder aannemen : Christus is gekomen om de zondaren zalig te maken, van welke ik, zegt het geloof, de voornaamste ben, 1 Tim. 1 : 15. De genade wordt mij aangeboden, en daarom neem ik haar aan. Zoo ook wanneer de wet komt met kracht, dan zegt zij niet alleen in het algemeen dat allen gezondigd hebben ; maar zij spreekt in het bijzonder, zeggende : Gij hebt gezondigd, zoodat gij moet zeggen : Ik ben de man, die zondig, schuldig en verdoemelijk is, wanneer ook zoo het Evangelie met kracht komt, dan spreekt het bijzonder tot den persoon, zeggende niet alleen, dat Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken, maar : hier is een Zaligmaker voor u, ook wordt de ziel er toe gebracht om te zeggen : hier heb ik een groot belang bij. Het Evangelie biedt de arme ziel in het bijzonder het leven en de zaligheid aan ; ook wordt haar geboden in het bijzonder tot zaligheid te gelooven en dus gelooft zij ook met eene bijzondere toepassing. Dit wordt door zekere godgeleerde aldus opgehelderd : Gelijk het droevig vonnis van de wet, dat in de schrift algemeen en onbepaald is voorgesteld, bijzonder toegepast wordt tot overtuiging en veroordeling, zoo worden de dierbare beloften des Evangelies, die die algemeen en onbepaald aan alle zondaren die deze hooren, voorgesteld worden, ook bijzonder toegepast tot zaligheid, en zonder deze bijzondere toepassing kan er geene krachtdadige vergadering zijn tot Silo. Wanneer het licht des Evangelies in het hart van een ontwaakte zondaar schijnt, dan past hij de belofte op zich zelven in het bijzonder toe, gelijk hij tevoren de bedreiging der wet op zich zelven toegepast had ; en gelijk hij te voren de door de wet zich zelven veroordeelde, zoo spreekt hij nu, door het geloof des Evangelies, zich zelven in het bijzonder vrij, of liever hij bevindt, dat hij van het vonnis der wet vrijgesproken is, doordien hij bekwaam gemaakt is, de beloften des Evangelies in het bijzonder toe te passen, door zich tot Silo te laten vergaderen.

10. Hartelijk en gewillig, zonder geweld of dwang

In het vergaderen tot Silo handelt de ziel, die tot Hem gebracht wordt, hartelijk en gewillig, dat is, met hart en wil. O, zegt de ziel, op een dag van Gods heirkracht, neem mijn hart, o ! neem het, ik geef het U met de uiterste gewilligheid. het is waar, daar kan geen vergaderen of toenaderen tot Hem zijn, zonder eene almachtige trekking doch daarin is geen geweld of dwang, maar wanneer die kracht komt, dan neemt zij den onwil en de afkeerigheid weg : Ps. 110 : 3. Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag uwer heirkracht. Nooit naderde een schipper, na schipbreuk geleden te hebben, met meer gewilligheid in eene haven, dan de ziel tot Christus naderde op den dag zijner heirkracht ; want dewijl zij getrokken wordt, komt zij noodzakelijk en gewillig beide : Trek mij ; wij zullen U naloopen, Hoogl. 1 : 4. Trek mij, daar wordt de almachtige kracht in onwederstaanbare werkingen geoefend ; wij zullen U naloopen, ziedaar de gewillige neiging en beweging van de ziel ; zoodat deze vergadering de vrijheid van den wil in hare redelijke werking niet vernietigt, maar bevestigt. De rede wordt niet geblinddoekt, maar de ziel nadert tot een God in Christus op de meest redelijke gronden, ziende en beseffende hare ellende, dewijl zij verre van God is, als ook de gelukzaligheid van nabijheid bij hem in Christus. Gelijk deze vergadering nu gewillig is, zoo is ze ook hartelijk : gelijk de wil gebogen wordt, zoo wordt ook het hart ontvonkt.

11. Een licht in de hand.

Een van de eerste werken in de bekeering is om der ziel een licht in de hand te geven, om neder te dalen in de donkere kelders van haar hart, en haar ontdekkingen te doen, waardoor zij verbaasd staat en bevend wordt op het gezicht van zichzelve ; en het volgende werk van den Geest is, haar te leiden in de lichte kamer van den Koning der eere, en haar te trekken uit de duisternis tot het licht. O, hoe moet zij nu niet wegsmelten onder een gevoel van genade en verootmoedigd uitroepen : Nu ziet U mijn oog ; daarom verfoei ik mij en ik heb berouw in stof en asch. Job 42 : 6.

12. Wij moeten komen, vrijmoedig en onversaagd.

Wij worden geroepen om te komen in volle verzekerdheid des geloofs, met een heilige beradenheid en onversaagdheid. Toen eens een arme romein bevend tot keizer Augustus naderde, en grootelijks bevreesd was, zeide de keizer tot hem : Ziet gij mij voor een olifant aan, die u verscheuren zal ? Zoo moesten wij ook met vrijmoedigheid tot Christus komen. Hij moedigt zelfs de grootste zondaren aan om tot Hem te komen ; Hij heeft zijn woord gegeven, dat vaster is dan de pilaren des hemels of der aarde, en bestendiger dan de bergen van koper, dat, die tot Hem komt, Hij die geenszins zal uitwerpen, John. 6 : 37. Wanneer iemand eerst tot Hem komt, zal Hij hem niet uitwerpen ; en wanneer hij in het vervolg komt, zal Hij hem ook niet uitwerpen ; Hij zal den snoodsten en meest goddeloozen zondaar, die tot Hem komt, niet uitwerpen ; Hij zal hem niet uit zijne gunst werpen, hier zo min als uit den hemel hiernamaals ; o, neen! Hij zal hem geenszins uitwerpen. Wij mogen tot Silo vergaderen, en met de grootste vrijmoedigheid tot Hem komen, en wij zullen voor eeuwig welkom zijn. Kortom, deze vrijmoedigheid is opmerkelijk wegens de plechtigheid, die er in is ; het is een plechtig vergaderen ; het volk, dat tot Silo vergadert, komt tot Hem met een : Ziet! Jer. 3 : 22: Ziet, hier zijn wij ; wij komen tot U, want Gij zijt de Heere onze God. het hart gaat met eene soort van uitmuntendheid en plechtigheid als het ware uit : ziet wij komen ; laat hemel en aarde getuigen zijn ; ja, wij roepen al de engelen en al de schepselen tot getuigen, tot het minste grassprietje toe, dat wij wederkeeren tot een God in Christus ; wij zijn blijde, dat de geheele wereld daarvan getuigenis geve, en dat zij hetgeen van ons geschiedt aanschouwe.

13. Koester geen harde gedachten van God.

Wanneer gij harde gedachten van God hebt, en geen genade van Hem verwacht, dan houd ik mij verzekerd, dat gij uw hart onbuigzaam en zoo hard als een steen bevinden zult, maar wanneer gij gunstige gedachten van Hem bekomt en van zijne goedertierenheid, goedwilligheid en liefde jegens u in Christus, dan zult gij bevinden, dat uw hart in blijdschap en evangelische droefheid weg zal smelten. O ! hoe zeer doet het vuur van de liefde Gods het hart wegsmelten ! Ook wordt de hardheid en onboetvaardigheid genezen, wanneer de Zon der gerechtigheid opgaat met genezing onder hare vleugelen, Mal. 4 : 2.

14. Een mengeling van blijdschap en droefheid.

De tranen van een evangelische bekeering, zijn tranen van blijdschap, zoodat de bevattingen van de barmhartigheid Gods in Christus, beiden de droefheid en de blijdschap veroorzaken. Daar wordt van de gelovigen des Nieuwen Testaments gezegd, Jes. 35 : 10: En de vrijgekochten des Heeren zullen wederkeren en tot Sion komen met gejuich en eeuwige blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden. Schoon dit nu in de hemel eerst volkomen zal plaats hebben, zoo heeft het nochtans hier het begin zijner vervulling in het hart van alle ware geloovigen, die tot Silo vergaderd zijn ; zij verkrijgen hier vrolijkheid en blijdschap, maar alle wettische droefenis en zuchtingen vliegen weg ; want zij hebben naar de mate van hun geloof in Christus, blijdschap en vrede in het geloof ; ja, denwelken zij niet ziende, maar geloovende, verheugen zij zich met eene heerlijke en onuitsprekelijke vreugde, I Petr. 1 : 8. De evangelische droefheid naar God bederft het muzikale in dezen heugelijken lofzang ; want dewijl zij Hem zien, dien zij doorstoken hebben, en over hem rouwklagen, (Zach. 12 : 10) en Hem ook om hunne overtredingen verwond zien, Jes. 63, zoo zien zij tegelijkertijd, dat het bloed, hetwelk uit die wonden voortkomt, een der rechtvaardigheid Gods, voldoenend, een der toorn stillend, een de hel uitblusschend en een den hemel verwervend bloed is en hiervan komt een aangename mengeling van blijdschap en droefheid.

15. Ik zal uwe afkeeringen genezen.

Is dit uwe kwaal, dat gij een afkeerig vijandig schepsel zijt geweest, en nu mogelijk denkt dat uwe kwaal doodelijk en ongeneeslijk is ? O, dan moet ik u verzekeren, dat hier een medicijnmeester is, die gezegd heeft: Ik zal uwe afkeeringen genezen ; nu zal Hij immers niet zeggen hetgeen Hij niet doen kan ? Dewijl Hij u nu in zijn grote barmhartigheid zegt : Ik zal uwe afkeeringen genezen ; zoo laat ook uw hart zeggen : Heere ! ik kom tot U om die genezing, want dat zijn mijne kwalen, en daar is ook niemand in de wereld, die haar meer noodig heeft, dan ik ; en de kerk en het land hebben noodig, dat hunne afkeeringen genezen worden, doch ik ben de bijzondere persoon die ze het meest van noode heb ; genees mij, Heere, zo zal ik genezen zijn ! zie, ik kom tot U, om genezen te worden. Is dit de taal van uw hart ? dan zult gij welkom. ja driemaal welkom tot Hem zijn ; want die tot Hem komt, zegt Hij, zal ik geenszins uitwerpen, Joh. 6 : 37: Neen, Hij zal u uwe voorgaande afkeerigheden geenszins verwijten, maar er u van genezen : want Hij is het die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt, Jak. 1 : 5. Ik zal uwe afkeeringen genezen, dit wordt gezegd zonder bepaling, hetzij van voorafgaande of toekomstige afkeeringen ; en daarom hoeft de vrees van weder af te keeren, u niet af te schrikken of moedeloos te maken, om tot Hem te komen ; uwe voorafgaande afkeerigheden zullen u niet uitwerpen ; Hij moge uwe overtreding met de roede bezoeken, en uwe ongerechtigheid met plagen ; maar zijne goedertierenheid zal Hij van u niet wegnemen, Ps. 89 : 33, 34. Neen, Hij zal u geenszins uitwerpen. De afkeerigheden zullen geenszins eene scheiding maken tusschen u en Hem, want Hij zal uwe afkeeringen genezen. Ik zal uwe afkeeringen genezen ; dit heeft zowel betrekking op den toekomenden, als op den tegenwoordigen tijd ; niet om u in de toekomst tot zondigen aan te moedigen, o, neen, maar om zondaren, niettegenstaande hune vrees voor toekomende afwijkingen, aan te moedigen om tot Hem te komen. Dit zal mijn ambt en werk zijn, zoo lang gij met die kwaal der afkerigheid te worstelen hebt ; hetwelk zijn zal, totdat gij gekomen zult zijn in dat land, waarin geen inwoner meer zeggen zal : Ik ben ziek, Jes. 33 : 24. Tot dat gij daar gekomen zult zijn, zal Ik u steeds een medicijnmeester en een heelmeester wezen ; Ik zal u mijn genezend woord, mijn genezend bloed en mijne genezende bezoeken geven van tijd tot tijd ; zoodat Ik, als de zon der gerechtigheid, dagelijks over u op zal gaan met genezing onder mijn vleugelen.

16. Zelfs in 's levens avondstond.

De avondstond is voor sommigen een tijd van vergadering ; de Heere vergadert sommigen in den avondstond van hun ouderdom ; dus vinden wij dat Abraham vergaderd werd in zijnen ouderdom, zijnde vijfenzeventig jaren oud, toen God hem eerst riep, Gen. 12 : 4, en het is ook waarschijnlijk, dat Nicodemus een oud man geweest is, eer hij wedergeboren is geworden, gelijk blijkt uit Joh. 3 : 4. O, zijn dus ook hier eenige oude zondaren, die van kindsbeen af, overtreders zijn geweest, en die al hunne dagen geleefd hebben buiten Christus? O ! het is meer dan tijd dat gij tot Silo vergaderd wordt. Heeft de satan de morgen- en middagstond van uwen dag gehad, en zoudt gij hem den avondstond daarbij geven ? O, hij heeft reeds te veel van uwen tijd gehad ; laat Christus dan nog het overige daarvan hebben, nu gij Hem toch niets meer kunt geven. Ik durf niet te zeggen, dat Hij niet zal nemen, hetgeen de satan overgelaten heeft ; want ik heb uit het Woord geen grond om te zeggen, dat de ouderdom niet zou kunnen zijn een tijd van vergadering ; maar ik ben verzekerd dat mijn tekst niemand, hetzij oud of jong, uitsluit ; want tot Hem zal zijn de vergadering der volken. Laten dan zelfs ouden en stervende lieden tot dezen verschen en levenden weg vergaderen, welke voor ons is ingewijd door het voorhangsel van Christus vlees ; deze weg is gewisselijk de beste dien gij in kunt slaan, eer gij in het graf vergaderd wordt.

17. Geloof en gevoel.

Het geloof brengt gewoonlijk ook het gevoel met zich mede ; het geestelijk gevoel is de vrucht des geloofs. Ik moet u in het voorbijgaan zeggen, wat de schuld en de dwaasheid is, zelfs van de meeste geloovigen ; en van waar het komt, dat zij zoo weinig van die zoete vruchten des geloofs smaken ; namelijk ; zij stellen het gevoel tot den wortel en dan grond des geloofs, terwijl het alleen de vrucht is van het geloof. Doch weet, dat wanneer het gevoel gesteld wordt tot steunsel van het geloof, het dan gewoonlijk het geloof in het slijk laat ; want, wanneer het gevoel, dat gij tot den grond van uw geloof stelt, begint te bezwijken, dan bezwijkt ook uw geloof. De eenige vaste grond des geloofs is Gods Woord, zijne waarheid en getrouwheid, maar deze zijn ook een onveranderlijke grond. Indien gij nu het werk Gods in u, zoo als het geestelijk gevoel, uwe genade, uwe bevindingen of dergelijken, tot den grond van uw geloof stelt, dan zult gij bevinden, dat dit zulke veranderlijke gronden zijn, dat uw geloof daarmee dan eens op en dan eens neder zal gaan, en dat gij veel meer waggelen zult, dan gij wel zoudt denken. Of zoo gij uw geloof ten dele op het gevoel, op uwe genadegaven, enz. en ten dele op Gods Woord zoudt willen bouwen, dan zijt gij gelijk iemand die zijn' eenen voet op een' vaste grond, en zijn' anderen voet op eene drijvende plank zet : wanneer nu de losse drijvende plank u begeeft, zoo zult gij niet kunnen blijven staan hoe vast de andere voet ook staan moge.

18. Sta met beide voeten op den vasten grond.

Dat is noodig, want het geloof heeft invloed op alle andere genadegaven ; het is gelijk een zilveren draad, die door eene snoer paarlen loopt : het zet alle andere genadegaven en deugden kracht bij ; het past en eigent zich zelfs alles toe, namelijk God, Christus, de beloften en alles ; het is gelijk de veer van een horloge, die al de gulden raderen van liefde, blijdschap, troost en vrede beweegt en gaande houdt ; want het ziet in de gerechtigheid van Christus zulk eene volheid en heerlijkheid, dat het hart vervuld wordt met eene heerlijke vreugde. Christus is het middelpunt des geloofs, en daarom is een tijd van geloof een tijd van vergadering tot Silo.

19. Wilt gij, of wilt gij niet?

Wilt gij, of wilt gij niet zijn een tempel der genade en der heerlijkheid? Wilt gij dan tot Silo vergaderd wezen, of niet ?

Nu is het ertoe gekomen : Wat wilt gij dat Ik u doen zal ? Wilt gij dat Ik u vergaderen zal ? Ziet, Hij verklaart in dit Evangelie zijnen wil. Zegt Hij nu : dat de vergadering der volken tot Hem zal zijn ? Zegt Hij, dat zulks zal zijn ? O ! zegt gij dan, Amen, Heere, het zij zoo ! De kracht van het ongeloof ligt in onze onwil om vergaderd te wezen ; en zoo uw wil maar eens verbroken is, dan zal het een dag van Gods heirkracht zijn, Ps. 110 : 3 : Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag van uw heirkracht. O ! is hier eenige kracht uitgelaten om u gewillig te maken ? Gewillig om tot Hem te vergaderen beiden als een priester, en als een Koning ? gewillig om uit de banden der zonde, zoowel als uit de kerker der hel en des toorns vergaderd te zijn ? Gewillig om tot Hem te vergaderen om wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking, en volkomene verlossing ; en om aan Hem de geheele zaligheid, en elk deel daarvan verschuldigd te zijn ? Gewillig om alles van hem on niet te hebben, opdat de eer en heerlijkheid van alles tot Hem moge wederkeeren ? O ! zijt gij dus gewillig om onder de vleugelen Zijner genade en heerlijkheid vergaderd te wezen ? Geloofd zij dan de Heere voor die kracht, die u gewillig heeft gemaakt.

20. Zijt gij de voornaamste der zondaren ?

Hoor dan : 1 Tim. 1 : 15 : Dit is een getrouw woord, en aller aanneming waardig, dat Christus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. O ! dat elk mensch, man of vrouw, jongeling of jongedochter dit nazegge : van welke ik de voornaamste ben, namelijk de voornaamst der zondaren, welke Hij is komen zalig maken.

21. Open den vrijbrief.

Laat niet het ongeloof zeggen : "Hij is mogelijk niet gekomen om mij zalig te maken," want dit Evangelie verklaart dat uw naam, indien gij een zondaar zijt, in zijn verzegelde zending is ; van den hemel wordt een evangelische vrijbrief nedergelaten, een brief welks opschrift luidt : Aan u zondaren, Jezus Christus is gekomen om de zondaren zalig te maken. Indien gij nu den vrijbrief opent, en dien met toepassing op u zelven leest, dan zult gij bevinden dat die geheel en al voor u is, zoowel van binnen als van buiten. O ! heeft Christus dan eene zending om den volken zalig te maken, en zouden zij niet tot Hem vergaderen om zalig gemaakt te worden ? Heeft Hij dan eene zending om den volken zalig te maken, en zou Hij met zijn zendbrief in zijn hand moeten heengaan, en zeggen : "Vader, gij hebt mij eene zending gegeven om te zoeken en zalig te maken wat verloren was, maar ziet, deze verloren zondaren willen Mij noch Mijne zaligheid hebben ? Zij hebben hunne begeerlijkheden liever dan Mij ; zij beminnen hunne eigen trotsche begeerlijkheden liever dan Mij ; zij beminnen hunne eigen trotsche inbeelding meer dan Mijne gerechtigheid ; en zij willen niet gelooven, dat Ik zoo goedwillig ben om hen te zaligen, maar zij denken, dat Ik hen kom bedriegen met schoone woorden ; Ik heb hen willen vergaderen, maar zij hebben niet willen vergaderd worden, en hen zalig maken, maar zij willen tot Mij niet komen, opdat zij het leven hebben, schoon Ik eene zending van de Vader ontvangen heb om het leven aan dode zondaren te geven."

Hoe ! zal mogelijk iemand denken of zeggen, heeft Christus eene zending om zondaren zalig te maken, dat Hij dan die uitvoere, ik zal Hem zulks niet beletten. Wat zegt gij daar, mensch ? Zijt gij tevreden om verlost te worden van uwe zonden en begeerlijkheden en om al de zaligheid te hebben, die Christus is komen geven ? Welnu, Christus is gekomen opdat gij het leven en overvloed zoudt hebben. Er blijft niet veel meer te doen, dan Hem te zegenen, dat het een verdrag geworden is, want tot Hem moet de vergadering der volken zijn.

22. Aan u is de belofte gegeven.

Niemand kan iets aannemen, dat hem niet gegeven wordt ; het aannemen ener zaak onderstelt, dat die zaak eerst gegeven wordt ; nu is Christus in zoo verre aan allen, die onder het Evangelie zijn, gegeven, dat zij verbonden zijn Hem aan te nemen, en in Hem te gelooven, op straffe van de eeuwige verdoemenis ; want : die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden, Mark. 16 : 16. Dus is Hij aan velen gegeven, die Hem verwerpen ; hierom zeide Christus tot degenen die Hem verwierpen : Joh. 6 : 22 : Mijn Vader geeft u dat ware brood uit den hemel ; dat is, ten einde dat gij het aannemen zoudt, want in het verwerpen van dit brood, dat Mijn Vader u geeft, zullen uwe zielen omkomen en van honger moeten vergaan. Hoe het zij, de blijde boodschap des Evangelies is, Joh. 3 : 16 : Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eenig geboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, (of tot Hem vergaderd wordt) niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Deze reden, waarom de volken aan Silo gegeven zijn, ligt ook eigenlijk in de tekst opgesloten ; de Silo is tot u gekomen, opdat gij tot Hem zoudt komen ; Hij is gekomen in het vleesch, Hij is gekomen in het Evangelie, en wij hopen dat Hij ook in de Geest gekomen moge zijn ; Hij is tot de volken gekomen, opdat de volken tot Hem vergaderd mochten worden ; Hij is gekomen als een Silo, een gezondene Gods, de Messias, opdat de volken Hem als van God gezonden verwelkomen zouden en zeggen : Gezegend is Hij, die daar komt in de Naam des Heeren, Matth. 21 : 9. Dit is eene grote blijdschap voor al de volken, dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, Luk. 2 : 10. Mannen, broeders, tot u is het woord dezer zaligheid gezonden, Hand. 13 : 26. Christus de Silo is de hoofdbelofte van het Verbond ; daarom komt u de belofte toe en uwe kinderen, Hand. 2 : 39, opdat gij Hem in de belofte zoudt aannemen, want tot Hem zal zijn de vergadering der volken.

23. Hoeveel overtuiging moet ik hebben om tot Christus te komen ?

Elke mate, die God behaagt te geven, is genoegzaam, wanneer die maar eindigt met het door de ziel aannemen en toepassen van den Heere Jezus Christus. Wanneer is metaal genoeg gesmolten in het vuur ? Immers dan, wanneer het gemakkelijk in den vorm loopt ? Nu zijn er geestelijke smeltingen onder den gewone invloeden des Geestes ; maar wanneer is nu de ziel genoeg gesmolten door de stralen van de Zon der gerechtigheid, of in het vuur des Geestes ? Dan is zij genoeg gesmolten, wanneer zij in den vorm des Evangelies wordt gebracht. Daar zijn sommigen, die als het ware te veel vuur hebben ; het zijn dezulken, die zulke groote zondaren meenen te zijn, dat zij niet tot Christus durven komen. Daar zijn anderen, die, als het ware, te weinig van dit vuur hebben ; dat zijn degenen, die alleen maar denken, dat zij zoo goed niet zijn, als zij wel wezen moesten, en dat zij daarom tot Christus niet moeten komen. En daar zijn ook sommigen, die niets hoegenaamd van dit vuur hebben ; dat zijn die, welke denken, dat zij reeds goed genoeg zijn, en dat zij daarom niet nodig hebben tot Christus te komen. Maar dan is de ziel alleen genoegzaam gesmolten, wanneer zij in den vorm loopt. Wat is nu de evangelische vorm ? Die is Christus Jezus zelf ; wanneer de ziel in dezen vorm loopt, dan ontvangt zij de rechte gestalte en gedaante, en daar ook maar alleen.

24. Een heerlijke maaltijd van een groot slachtoffer.

De Silo is gekomen, ja, Hij is gekomen tot zaligheid en behoudenis van het volk. O ! laat al het volk zeggen : Amen ! Ja, kom, Heere Jezus ! Hier is de maaltijd van reinen wijnen, van vet vol mergs, dien de Heer der heirscharen voor allen volken gemaakt heeft op dezen berg, Jes. 25 : 6. Vergadert u dan om te eten en te drinken ; dit zeg ik, zinspelende op Ezech. 39 : 17, alwaar God spreekt tot het gevogelte van alle vleugel, en tot al het gedierte des velds, zeggende : Verzamelt u van rondom mijn slachtoffer, dat ik voor u geslacht heb, een groot slachtoffer op de bergen Israels, en eet vleesch en drinkt bloed. En waarlijk, tenzij gij het vleesch des Zoons des menschen eet, en zijn bloed drinkt, zoo hebt gij geen leven in uzelven, Joh. 6 : 53. Vergadert u dan, en eet van dit groote slachtoffer.

25. Maak God niet tot een leugenaar.

Weet gij wel, wat gij zegt, wanneer gij zegt : ik kan tot Hem niet komen door het geloof, schoon het woord der genade in het bijzonder tot u komt, om door u geloofd te worden ? Gij zegt zakelijk en nadrukkelijk : God is een leugenaar, ik kan zijn woord niet gelooven ; ik kan niet gelooven, dat Hij tot mij spreekt, of omtrent mij eenig goed voor heeft. Tot u is het woord der zaligheid gezonden, zegt het Evangelie hand. 13 : 26. Neen zegt het ongeloof, daar is aan dat alles niet één woord waar met betrekking tot mij ; dat zij het zich toeëigenen tot het welke het gezonden is, maar voor zulk eenen als ik ben, kan ik niet wel denken, dat het gezonden is. Ach ! arme ellendeling, gij zegt in dezen, dat de God der waarheid een leugenaar is ; o snoode lastering ! Indien het voor u niet was, zoo zou uw ongeloof uwe zonde niet zijn ; maar van alle zonden is dat de verdoemelijkste, zowel als de vruchtbare moeder van alle andere zonden. Hoe het zij, de Silo is gekomen, opdat gij tot Hem zoudt komen ; Hij is gekomen tot het zijne, en de zijnen (te weten de Joden) hebben Hem niet aangenomen, Joh. 1 : 11 ; te kennen gevende, dat het oogmerk van zijn werk en van zijnen komst tot hen geweest is, dat zij tot hem mochten komen, Hem aannemen, en tot Hem vergaderen. En nu is Hij tot u, Heidenen, gekomen ; Hij is gekomen tot de volken ; en zullen die Hem ook verwerpen ? Hij is tot ons gekomen in het vleesch, door onze natuur aan te nemen ; Hij is tot ons gekomen in het Evangelie, in de aanbieding, in de belofte en in de noodiging des Evangelies ; en schoon Hij nu nooit op eenige andere wijze zou komen, zoo brengt dit uwe verbindenis mede , en het legt ook tevens de grond om tot Hem te komen ; zoo gij Hem nu verwerpt, zo zult gij onverschoonlijk zijn, gelijk de Joden, die hem verworpen hadden.

26. Hoe lang en hoe menigmaal.

Bedenk toch, hoe langen tijd Hij bezig geweest is om u te vergaderen. O ! zondaar, hoe menig maal heeft Hij u willen vergaderen, gelijk eene hen hare kiekens bijeen vergadert, onder de vleugelen, maar gij hebt niet gewild ! Matth. 23 : 37. Hoe lang ? Den geheelen dag ; Rom. 10 : 21 ; Den geheelen dag heb Ik mijnen handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk. God heeft zijn arm uitgestrekt om u te grijpen, namelijk den arm zijner genade, in de aanbieding des Evangelies, en gij zijt nog niet gegrepen tot op dezen dag. Den geheelen dag, dat de zonneschijn des Evangelies geschenen heeft, heb Ik mijnen handen uitgestrekt, zegt God ; want God rekent den tijd hoe lang gij Hem laat wachten, zoowel als den tijd, dat gij hem laat kloppen aan de deur uwer harten ; Hij telt elk uur en elk jaar, dat gij Hem verwerpt, al waren het veertig jaren lang, gelijk Hij zelf spreekt : Veertig jaren heb ik verdriet gehad aan dit geslacht, Ps. 95 : 10. De Heere heeft sommigen nu tien, twintig, dertig, veertig jaren en mogelijk tot aan den grijzen ouderdom toe geroepen ; maar Hij rekent den tijd hoelang ; Hij heeft u niets dan nagelopen met zijn genade, terwijl gij vederen in den wind hebt opgejaagd, u met ijdelheden vermakende, ja met valsche ijdelheden, verlatende uwe weldadigheid, als als dezulken, die noch zorg hebben voor den hemel, noch vrees voor de hel. Indien nu eens een tijd gekomen is, waarvan Hij zegt : Ik wil niet langer wachten ? Ephraim is vergezeld met de afgoden ; laat hem varen, Hoz. 4 : 17. Indien deze mijne roeping door u veracht wordt, zoo zal mijn Geest niet meer met u twisten ; Ik heb langen tijd uwe liefde gezocht, maar gij hebt Mij die geweigerd ; Ik heb u mijne goedertierenheid en mijne liefde aangeboden, maar gij hebt die niet gewaardeerd. Ik heb u willen vergaderen, maar gij hebt niet gewild. Zal dan de oorzaak van uwe verdoemenis niet in u zelven zijn in plaats van in God ? Niet in zijn besluit van verwerping, maar in uw opstand en goddeloozen wil ? Gij zijt een ongehoorzaam en tegenstrevend volk, en zulks tegen God, die zijne handen de geheelen dag tot u heeft uitgestrekt. Zeg dan niet : Wat heeft de Heere tegen mij ? Maar liever : wat heeft mijn boze natuur tegen God ? O ! mocht eindelijk eens de overwinnende genade tot u komen !

27. Ofschoon - Nochtans

Ofschoon gij nooit, tot op deze dag toe, gekomen zijt, zoo zijt gij nochtans nu welkom om in te komen, schoon gij al uwe dagen hebt buiten gestaan tot de elfde of laatste ure toe, Matth. 20 : 6 : wat staat gij den geheelen dag ledig ? Hij roept u in zijn werkhuis. b. Ofschoon gij met vele boeleerders geboeleerd hebt, zoo is er nochtans plaats in Hem om te vergaderen : Keert nochtans weder tot Mij, spreekt de Heere, Jer. 3 : 1. Ja al waren uwe zonder als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw ; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.

Ofschoon gij zoo onwillig zijt als gij nooit geweest zijt, en uwe kwaadwilligheid tegen Hem gereed mocht zijn om u in den poel, die van vuur en sulfur brandt, neder te storten, weet nochtans, o duivelsche vijand van God en Christus ! dat Hij u roept om tot Hem te komen, zeggende : die wil, die kome. O, wilt gij niet vergaderd zijn ? waarom zoudt gij sterven ? Zoo waarachtig als ik leef, zoo Ik lust heb in uwen dood ; maar Ik heb oneindig meer lust in uwe vergadering tot Silo, in wien al mijn deugden en eigenschappen verheerlijkt zijn en een welbehagen hebben. En zoo deze roeping eindelijk den verborgen wensch en de begeerte in uwe ziel ontsteekt, zeggende : O, dat Hij komen moge om mij te vergaderen ! Ziet, zijne vergaderende armen zijn tot u uitgebreid, en gij zult Hem zo welkom zijn, als ooit eene ziel Hem geweest is van den begin der wereld af.