Ds. E. Fransen

 

Sions weeklacht

 

 

Voorwoord. 1

Preek over Hooglied 1:7,8. 5

 

 

Voorwoord

 

Wij lezen dat de HEERE door de profeet Amos (hoofdstuk 6) de hoofden van het rijk van de tien stammen scherp bestraft over haar weelde en overdaad, in het eten van gemeste lammeren en kalveren en het drinken van wijn uit schalen, ìmaar bekommeren zich niet over de verbreking Jozefs.î Het verdrukte Sion Gods wordt in de profetische geschrift meermalen Jozefs overblijfsel genoemd, waarschijnlijk hierom omdat de nijdige broeders Jozef in de kuil hadden geworpen; ìdaarna zaten zij neder om brood te eten." (Gen. 37: 25.)

Wij lezen in het profetische boek van het Nieuwe Testament, van een "ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal." (Openb. 3: 10.) Jozefs nakomelingen zijn alom bekommerd, dat ons die verzoeking tegenwoordig omringt, omdat van jaar tot jaar de innerlijke waarheid, die de Godzaligheid werkt uitsterft en een oppervlakkige, geesteloze redeneergeest in de plaats ervan komt, en er zo weinigen in ons Nederlands Sardis zijn overgebleven, die hun klederen niet bevlekt hebben. (Openb. 3: 4.) Want deze kunnen niet verborgen blijven, de twee getuigen waren ìmet zakken bekleed," n.l. een klein getal dat rouwkleren draagt, dat de oude beproefde Godsknechten en kinderen zijn weggenomen en geen in de plaats herboren worden, het tegendeel wordt ondervonden; velen zijn verblijd dat die oude stijfhoofden, met hun ziekelijk geloof maar uitsterven; zij zouden elkaar wel geschenken willen geven, als die pijnigers van hun historisch geloof en verzekering maar dood waren. (Openb. 11.) Zodat schijnt vervuld te zijn, dat Waarheid en Godsvrucht Nederland gaan verlaten, gelijk Fruitier schrijft: ìDoor 's Heeren volwijze Voorzienigheid is ongezocht al jaren de weg voor mij bestierd, in vele gemeenten in ons vaderland met Sions overblijfsel bekend te worden, dat niet genoeg door mij erkend en gedankt kan worden, en acht het een groot voorrecht voor mij, aan de voeten van zulke Gamaliels te zitten en heb er vele nuttige leringen en opmerkingen van ontvangen, voornamelijk in onze strijd en treurvolle dagen.

Gelijk heilbegerige morgenwachters, zien de weeklagende Sionieten uit naar een gezegende reformatie, dat de HEERE eens godvrezende Hervormers en Overheden mocht verwekken. De menselijke wijsheid heeft al enige jaren geredeneerd en gepoogd, gelijk een Eerw. Leraar zegt: ìMozes en A”ron te scheiden, n.l. dat 's lands overheden de kerk maar aan haar noodloot mocht overgeven, doch die zijn verstand onder 's Heeren Woord gevangen legt, ziet wel dat dit geheel in strijd is met Gods verbondsbeloften: ìKoningen zullen uw voedsterheren zijn, haar vorstinnen uw zoogvrouwen." Jes. 49: 23, zie ook Rom. 13: 1-4. Wij kunnen geen gelukkige vereniging en bloei in ons Nederlands Sion verwachten, gelijk ontslapen dienstknechten hebben geprofeteerd en toegepast zowel op de strijdende als triomferende Kerk: ìde koningen der aarde brengen haar heerlijkheid en de eer in dezelve." (Openb. 21: 24.) Onze gereformeerde kerk heeft altijd Art. 36 van onze Nederlandse geloofsbelijdenis omhelsd. Het geestelijk Jeruzalem dat dorpsgewijs bewoond wordt, gelooft op grond van de Heilige Schrift en hun eigen levenservaring, dat de HEERE geen mensenwerk maar alleen Zijn eigen werk zegent, en dat volgens de Bijbel en de kerkgeschiedenis een gewenste Hervorming, een werk van God de H. Geest moet zijn. Veel hoort men beredeneren, dat de HEERE wel onbekeerde personen gebruikt, gelijk Cores, Darius, Jehu en meer anderen. O ja! wel met uitwendige wapenen en gunstbewijzen, dan komt menigmaal de aarde, n.l. aardsgezinde mensen de vrouw te hulp. Openb. 12: 16. Dan kunnen de vijandige Filistijnen gebruikt worden om David en zijn volgelingen te verlossen. I Sam. 23: 27.

Maar het is onmogelijk dat uiterlijke belijders uit zuivere bronnen kunnen werkzaam zijn, dat de Godverheerlijkende, zielzaligende en bevindelijke waarheid herleven en bloeien mag, want daardoor zouden zij aan hun historisch geloof en bekering ontdekt, buiten de hemel en in de hel geplaatst worden.

Wat de treurige scheuring van onze dagen betreft, niemand kan met enige grond de Synode van 1816 goedkeuren, die een leervrijheid veroorlooft en het koninklijk ambt van Christus verloochent; dat is zichtbaar genoeg in de ellendige vruchtgevolgen.

Daarom zijn het loutere uitvluchten en vijgenbladeren, dat leraren en leden zich daaraan onderwerpen mogen en voorgeven met een vrije consciÎntie getrouw hun plicht te kunnen betrachten; zij zijn immers ten hoogste verschuldigd de wolven en kleine vossen uit de wijngaard te vangen en te censureren; dit word door de verhoogde Immanuel in de gemeente van Efeze geprezen, ìdat gij de kwaden niet kon dragen: en gij beproeft hebt degenen die uitgeven dat zij apostelen zijn, en zijn het niet, en hebt ze leugenaars bevonden." (Openb. 2: 2.) ñ zoals in tijd van oorlog zoals reeds vroeger door mij is verklaard in de ìVerheerlijkte Immanuel,î (pag. 71) ñ de schildwachten de naam van getrouw toekomen, als hun medeschildwachten de vesting laten beklimmen en de inwoners laten plunderen en vermoorden, zonder alarm te maken. Daarom, het terugkeren tot de leer, dienst en tucht van onze vaderen in Dordrecht voorgeschreven, wordt door alle beminnaars van onze beproefde verbondsleer goedgekeurd, maar hoe schoonschijnend en rechtzinnig ook, als het buiten de HEERE verricht wordt, dan wordt er gemist wat wij lezen: ìde HEERE wrocht mede." (Mark. 16:20.) Gelijk de WelEerw. Ds. Ledeboer schrijft: ìAlles wat buiten de HEERE omgaat, kan geen zegen of vrucht op aanschouwd worden." Dit zijn de redenen dat velen van Jozefs overblijfsel zich niet durven aansluiten of instemmen met de Dolerenden, hoe heilbegerig ook naar vereniging.

Zij kunnen er volstrekt des Heeren goede voorzienigheid niet in zien, en wel om de volgende bezwaarpunten

I. Het heeft geen aanvang genomen met schuldgevoel en ootmoed. Door alle tijden heen heeft de HEERE alleen op noodgeschrei uitkomst geschonken, zie slechts de geschiedenis van Mozes, Samuel, Ezra, DaniÎl, en die van de volgende eeuwen. Men hoort wel veel spreken, wij moeten met schuldbekentenis en berouw terugkeren. 0 ja! een kind in de religie weet wel dat bij Reformatie schuldbelijdenis past. ìDe verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste" Evangelische kerk, heeft de belofte: ìal uw kinderen zullen van de HEERE geleerd zijn." (Jes. 54: 13.) Door dat hemels onderwijs leren zij bij bevinding, dat, hoe hoog de nood ook klimt, zij het zinkende Sion niet op het hart gebonden kunnen krijgen (volstrekt niet om daar achter te schuilen of daarvan een rustbank te maken) maar zij hebben met David geleerd: ìdoor Uw verootmoediging." (2 Sam. 22: 36.) ìDat de beenderen zich verheugen die Gij verbrijzeld hebt; de offeranden Gods zijn een verbroken hart." (Ps. 51: 10, 19.) Zij, die door de H. Geest verlicht zijn om mensenwerk van het werk Gods te onderscheiden, die zijn in zichzelf met een verstandelijke beschouwing niet ingenomen, maar laten zich ook niet door anderen met schijn van woorden misleiden.

Lodenstein zegt: ìwij moeten niet de woorden van de zaken, maar de zaken van de woorden bezitten," die de leidingen van de Heere met Zijn kerk aandachtig gadeslaan, kunnen de redding van ons peilloos diep gezonken vaderland zo gemakkelijk niet verwachten, hoe gewenst ook voor hun vlees, zien zij toch niet anders tegemoet, als in benauwdheid der tijden. Dan. 9: 25; Hos. 5: 15.

2. De liefde tot de heilige waarheid wordt gemist. Daar wordt al maar gestreden tegen de Synode en geijverd om de tucht te herstellen, maar waar blijft de ijver voor de oude beproefde waarheid, men hoort alom wat weeklachten tegen die levenloze letterwijsheid en welsprekendheid, gepaard met enkele flink orthodoxe uitdrukkingen tot misleiding van de eenvoudigen. Daar tegen heeft de hoogachten H. Witsius, in zijn ìTwist des Heeren met Zijn wijngaard," geprotesteerd en gewaarschuwd; het is bijna alles uit de hoogte in plaats van uit de diepte.

Voor enige dagen wend mij door een vriend uit Amerika een boekje gezonden, getiteld: Verschillende opvatting der prediking." Daarin werden de eenvoudigen, die Wet en Evangelie onderscheiden, door studiale letterknechten gesmaad, dat zij zich door gebrek aan ontwikkeling en redeneerkunde, maar met gemoedelijke bevindingen behelpen moeten. Dit werd door mij toegestemd en beaamd, want zulk een ontwikkeling en redeneerkunde had ook een Lodenstein, Comri, Vermeer, Groenewegen, Smytegelt, enz. gelukkig niet geleerd; n.l. na twee uren redeneren nog niets gezegd te hebben van de verborgenheden en verbondsgeheimen van Gods Woord, dat niet ÈÈn toehoorder het onderscheid van dood en leven heeft kunnen vernemen.

De Zoon van God heeft in Zijn bergrede bevindelijk gepredikt en in al Zijn gelijkenissen en leringen Zijn onderdanen gekenmerkt, tot een voorbeeld voor zonen van Zadok, om het reine van het onreine, het echte van het valse te onderscheiden, men hoort schier nergens (enkelen uitgezonderd) van de peilloze val van Adams verbondsbrekende nakomelingen, Gods vrije soevereiniteit in de verkiezing en verwerping, dat Christus alles in allen is, en de onmisbare levendmakende werkingen van God de H. Geest, dat de mens een enkel niet is en blijft, zowel na als voor zijn bekering, die gewoon zijn bij Gods Woord de zo-even genoemde geschriften te lezen, en de kracht en vrucht van die waarheid zijn deelachtig geworden, en de smaak daarvan gelukkig niet verloren hebben ìbegeert terstond geen nieuwe, want hij zegt: de oude is beter." Luk. 5: 39.

3. Het noodzakelijkste wordt in geschriften en bij het prediken vergeten. Het is een droevig verschijnsel als vorm tot hoofdzaak wordt gemaakt; het hoofddoel der prediking, n.l. het heil van onsterfelijke zielen, wordt vergeten of op de achtergrond geplaatst. Waar hoort men in onze geesteloze en onbekeerlijke dagen de klachten van die predikers, gelijk bij Jesaja (Hoofdst. 53: 1.) En de biddende behoefte aan de Geest der genade en der gebeden, tot waarachtige bekering, aan een geestelijk en heilig zaad, tot steunsel voor de kerk. (Jes. 6: 13.)

4. De wapens van Sions Koning worden niet gebruikt. Die Sions wapenrusting beminnen gevoelen een zielensmart, en zij verfoeien die vleselijke wapenen en die ijver om proselieten te maken. De H. Geest zegt: ìWant de wapenen van onzen krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot nederwerping der sterkten," (2 Kor. 10: 4.) Om het geestelijk huwelijksbed, n,l. dat verborgen leven met Christus, daarom zijn de Helden van de HEERE zelf geleerd. Met de meeste wapenen van Koning Jezus moeten zijn krijgsknechten zich beveiligen en beschutten, slechts twee om te strijden, n.l. Gods Woord en het gebed Ef. 6: 17, 18. O, gelukkig, die van harte gelooft, ìniet door kracht of geweldî, maar in navolging van onze vaderen, de HEERE door Zijn H. Geest en waarheid laten werken. Zach. 4: 6.

5. De roem en blijdschap in de nieuwe afscheiding; daar bestaat in de grond geen onderscheid, als hetgeen de afgescheidenen in 1834 hebben gedaan, als dat toen de HEEIZE zichtbaar medewerkte, de innerlijke Waarheid herleefde en bemind werd; velen werden er waarachtig bekeerd, maar ach helaas! de grote menigte hebben in 1836 en 1837 de Springader van het levende water verlaten en hebben voor zichzelf waterloze bakken uitgehouwen; toen is de Geest des Heeren geweken, zie de geschriften van Ds. Ledeboer, van Dijke, Kleinendorst, Engelberts, enz. Maar degenen die toen bij de waarheid staande zijn gebleven, die wenen tegenwoordig gelijk de oudsten van het wedergekeerde Juda bij de tweede tempelbouw. Ezra 3: 13.

Het losmaken van 't kerkverband gaat tegenwoordig nog al met lof gepaard; in naam de kerkelijke tucht in te voeren, gaat gemakkelijk, maar op het handhaven en uitoefenen er van, daar zal 't op aankomen. Dan hoort men dat er van nu of aan al veel werk is, dan komt er nog bij, terwijl kerk en staat gescheiden zijn, en door verschillende kerkgenootschappen, de tucht niet gevreesd of er aan onderworpen wordt. De roem en blijdschap in ruime giften van goud en zilver, om daaruit tot iets Goddelijks te besluiten; is ten enenmale ongegrond, wat heeft het Pausdom en schijnvrome christenen voor hun godsdienst veel over, zelfs gaven de Joden hun schatten voor 't gouden kalf. Die de HEERE vrezen, durven geen onbehoorlijke middelen gebruiken om schatten te verzamelen. Zij zeggen met David: ìLaat oprechtheid en. vroomheid mij behoeden." Ps. 25: 27.

6. De slechte waakzaamheid tegen ontrouwe wachters; de profeten hebben wat geprofeteerd tegen de valse profeten, en de Zoon van God tegen de huurlingen, de Apostelen tegen de filosofische Wetpredikers; de hoofden der hogescholen volgen elkaar na, om jongelingen zonder onderzoek naar waarachtige bekering en hemelse roeping, maar op te leiden tot predikanten; vele eenvoudige ouderlingen zowel als leden, misten kennis en licht om op enkele predikaties en ontmoetingen ze te onderscheiden, maar vertrouwen met billijk recht, dat zulke geleerde professoren door jaren omgang, zulke onwedergeborene studenten niet zullen toelaten tot zulk een gewichtvolle bediening, maar de gemeente er voor waarschuwen; maar helaas! daar zitten wat Sionieten te zuchten onder zulke onbekeerde letterknechten, zij kunnen onmogelijk Jezus' schapen beminnen of zielenvoedsel toedienen; juist het tegendeel, zij slaan ze en trachten haar de sluier of te nemen, naar de bergen en heuvelen te verleiden, de grazige weiden te vermodderen. Hoogl. 5: 7; Jer. 50: 6; Ezech. 36: 18.

Laten de lezers hieruit niet de gevolgtrekking maken, dat de beminnaars van de practikale Waarheid, de zogenaamde vrije leraren allen goedkeuren. O neen, daar hebben zij te veel treurige ervaringen van opgedaan, die in schaapsklederen de waarheid nabootsen; daarom zal er veel licht en getrouwe voorzichtigheid nodig zijn, om de geroepenen van de HEERE te scheiden van degene die ìvan elders inklimt." Joh. 10: 1. Het is voor oprechte beminnaars van het Sion Gods een treurige bekommering de verbreking van Jozef te aanschouwen, maar zij mogen en kunnen volstrekt met zulke lichtzinnige leergevoelens zich in geen kerkverbintenis begeven.

Het is wel bekend dat moederkinderen de WelEerw. heer Ds. Ledeboer en zijn opvolgers beschuldigd hebben, als pausen, die het alleen weten en regeren willen; maar dit kunnen zij gemakkelijk dragen, omdat zij in hun binnenste al te zeer van hun onwaardigheid en volslagen ellendigheid voor des Heeren aangezicht overtuigd zijn, maar Gods Woord verbiedt verbroedering met hen die de zuivere leer niet meebrengen. 2 Joh. 10.

Laten de beminnaars van het Sion Gods weeklagen en zich bekommeren over de verbreking van Jozef; dat het heilige zaad het steunsel van kerk en vaderland, die als haageiken elkaar moesten onderschragen, gelijk het spreekwoord zegt: ìeendracht maakt macht," droevig vaneen gescheurd worden, was de strijd over de grondzuilen van de Heilige Waarheid en de fundamenten der zaligheid, dan staat de Waarheid voor de vrede. Zach. 8: 19. Maar helaas! over de schors, treurig, waar zoveel broedertwist is en zoveel kostbare tijd verkwist wordt, en dit wordt helaas de naam nog wel gegeven van Reformatie.

Het is de Heere alleen bekend wat achter onze strijdvolle dagen verborgen ligt, waarschijnlijk om door de nood de oprechte aanklevers van de oude, in 't vuur beproefde Waarheid, tot elkaar te drijven. Vader Jacob heeft over Jozefs kroost geprofeteerd; dat zij met bittere pijlen en haat beschoten zouden worden, maar dat hun handen door de Almachtige Jacobs zouden ondersteund worden, en door Mozes dat uitnemende zegeningen van Hem, die in de braambos woonde, op hen komen zouden, en de eeuwige God tot een woning, die kan alles met zichzelf goed maken, gelijk wij lezen van Jabes, die ìwas heerlijker dan zijn broeders Ö Want Jabez riep den God IsraÎls aan, zeggende: Indien Gij mij rijkelijk zegenen, en mijn landpale vermeerderen zult, en Uw hand met mij zijn zal, en met het kwade alzo maakt, dat het mij niet smarte! En God liet komen, wat hij begeerde.î 1 Kron. 1: 10.

 

 

 

Preek over Hooglied 1:7,8

 

 

 

 

Voorzang Psalm 119: 14.

 

 

Tekst Hoogl. 1: 7, 8.

 

Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen?

Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.

 

 

De H. Geest heeft door Salomo in 't Hooglied onderscheiden hoge en diepe verborgenheden laten beschrijven.

1. Een profetie voor de strijdende kerk; dat winter en zomertijden zich zullen blijven afwisselen; tijden van een weggaande en terugkomende Christus tot zijn kerk; tijden dat zij zich in de kloof der steenrotsen gaan verbergen, en dan wederom vrijmoedig voor haar Liefste uitkomen, tijden van verachting en vervolging, en dan weer blinkende ìals de dageraad, schoon, gelijk de maan, zuiver als de zon, schrikkelijk als slagorden met banierenî, Hoogl. 6: 10.

2. De eigenschappen van het geloofs in de uitverkorenen; van zwart en lieflijk; van gemis en vinden; van verre af en door Christus gekust te worden; van licht en duisternis, om daardoor ook het werk van de herschepping te ìvolmaken." Gen. 2: 3. Die over geen donkere nachten klagen, hebben ook geen dagen gekend: ìde dag is Uwe, ook is de nacht Uwe; zomer en winter, die hebt Gij geformeerd.î Ps. 74. De Heere zegt: ìIk formeer het licht, en schep de duisternis." Jes. 45: 7.

3. Een hoge trap van genade; daar bestaat niet de allerminste voorbereiding of trap tot, maar wel in de genade; deze bestaat niet in de schoonschijnende en verleidende gaven van de ìboom der kennis" afkomstig; ook niet in een diamanten geloof en inbeelding; evenmin dat bekeerden door een historische kennis in Christusí algenoegzaamheid, als de Alfa en de Omega, op Hem verstandelijk vertrouwen, indien zij daardoor niet naar Zijn beeld veranderd worden. 2 Kor. 3: 17, 18; maar in de levendige zielsbehoefte dat Christus Zijn Middelaarsambt in haar ziel mag uitwerken, dit wordt, naar Oosters gebruik, onder het zinnebeeld van een oprechte, kuise liefde van een bruid tot haar Bruidegom, opgehelderd.

4. Het afhankelijk geloofsleven; de hoogbegenadigde bruid kon met haar ontvangen genade en de vastigheid van haar staat bij het verleden niet leven, zij had gelukkig het tegenwoordige, hooggeschatte leven door een historisch geloof niet geleerd; het hemels ingeplante geloof, dat treurt en weent als haar Bruidegom weg is en Zijne liefdekussen gemist worden. In de laatste jaren schamen zich velen van die gelovige Christenen, zo min, bekrompen en armoedig van zichzelf op te geven, zij leren ook anderen om altijd maar te roemen en over hun hart heen te spreken; maar de verliefde bruid op haar Bruidegom, schaamt zich niet om aan jongbekeerden, die nog maar dochters in Jeruzalem waren, het gemis van haar Liefste bekend te maken, met verzoek om met, ja voor haar te helpen zoeken, en bij het vinden haar gemis Hem bekend te maken ìdat ik krank ben van liefdeî, (Hoofdstuk 5: 8). Deze daarentegen kenmerkten haar gelukkig te geloven dat zij nog maar dochters in Jeruzalem zijn, zij spreken de bruid met hoogachting aan: ìO gij schoonste onder de vrouwen" (Hoofdstuk 6: 1). Verstandsgeloof heeft overal licht in, en geloof volop, maar de bruid had geen licht of verstand, maar raad en wegwijzing van haar Bruidegom nodig. Dit hopen wij nader te beschouwen.

 

I. Een gelovig raadvragen aan Christus haar Liefste, naar zijn kudde en legerplaats.

II. Het onderwijs van die volwijze Zielenherder aan zijn raadvragend volk.

 

O Zoon van God, die Zichzelf genoemd heeft: Ik ben de blinkende Morgenster, wil ons voorlichten, inleiden en heiligen in Uw waarheid. Amen.

 

I. In dit gelovig raadvragen komen ons vijf bijzonderheden voor.

A. Een gelovige aanspraak: ìGij die mijn ziel liefheeft." Merkt goed op: Gij; geen naam was voldoende voor de hoogachting van haar Liefste, of uit teerheid om uit zondige sleur Zijn Naam niet ijdel te gebruiken: Gij, die mijn ziel liefheeft"; maar geen liefde van onze tijd, die zijn afkomst heeft uit een aangekweekte en opgedrongen Adamskiem, hoe zullen vijanden die dood in misdaden en zonden zijn, liefde tot Christus kunnen gevoelen, dit spreekt Gods Woord tegen. (1 Joh. 4: 14).) De zuivere liefde heeft zijn afkomst uit de huishouding van de drie Goddelijke Personen.

1. Uit de onbegonnen liefde van de Vaders: ìIk heb u liefgehad met een eeuwige liefdeî (Jer. 31: 3.) Het is een bodemloze diepte: ìGod, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft." (Efez. 2: 4.) Merkt goed op, rijke barmhartigheid kan onmogelijk de beweegoorzaak zijn, maar alleen Zijne grote liefde; mensen kunnen tot hulpbehoevenden met barmhartigheid bewogen worden, doch God de Vader is in Zichzelven bewogen, niet door hun ellende, o neen, uit een veel reiner troostbron, omdat zij zijn lieve kinderen zijn, die Hij bemint gelijk Zijn eeuwige Schoot en Wonderzoon, (Joh. 17: 23.)

2. Door geloofsvereniging met de Zoon van God ìde Wortel en het geslacht van Davidî, buiten Hem is geen leven of liefde, het moet ontvangen worden door inenting in de Levenswortel, Wijnstok en goede Olijfboom Christus. (Rom. 11: 21.)

3. Door de uitstortende liefde van God de H. Geest; als de H. Geest met hun geest getuigt en het Testament ontzegelt, dat zij hun namen lezen: ìerfgenamen van God," n.l. van 's Vaders eeuwige voorgekende liefde, ìmede-erfgenamen van Christus." (Rom. 8: 16, 17.) Daarbij schenkt de Heilige Geest onderpanden, (2 Kor. 1: 22; 5:5) n.l. eerstelingen en voorsmaken van de gelukzaligheid, dat al het geschapene (gelijk in Adams rechtstaat) vrede verkondigen, die zien zij door een gelovig vooruitzicht, die nieuwe Hemel en aarde waarin gerechtigheid zal wonen: (2 Petr. 3: 13.) Dit is voor schriftgeleerden verzegeld, en vele bekeerde zielen maken tot hun nadeel zich schuldig aan diefstal, dit is duidelijk voor de zonen van Zadok kenbaar, zij doen er wat bij en laten er wat af, want het is niet mogelijk dat er enige vrees, of aardse bekommering en redeneringen bij plaats vinden, dan is hun wil in Gods wil verslonden, ìgeen inwoner zal zeggen, ik ben ziek." Jes. 33: 24) ìVele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen; ja, de rivieren zouden ze niet verdrinken; al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem te enenmale verachten.î (Hoofdstuk 8: 7). Daarom kon de tederlievende bruid met ruimte zeggen, dat zij haar Bruidegom wederkerig liefhad, doch daar staat het echte keur van de Heilige Geest op, n.l. de vruchten en daden van liefde en verlangen naar haar Liefste.

B. ìZegt mij aan Ö waar Gij weidt:î O mijn geliefden! daar worden veelal tijd, druk en proefwegen vereist, om het oprechte volk van giften af te brengen tot de Gever; tot deze gelukkige genadestand: ìZegt mij aan waar Gij weidt," daar komt wat nachtvorst, stormen en zonneschijn, eer de vruchtbomen beginnen te knoppen tot de vruchten rijp zijn. Wat hebben zij bij de aanvang van hun pelgrimsweg geen smaak in dat hartelijk schuld belijden en zielentranen, geen vreugde van de wereld kan daartegen opwegen, zij konden David zo verstaan: ìmijn tranen zijn mij tot spijze dag en nachtî, wat een ingenomenheid met hun gestalten en werkzaamheden; wat een afgoderij met hun wettische heiligmaking. Velen gaan aan 't pronken met hun bekering, waar zij bij leven, en die ze bij elke gelegenheid vertellen, tot afkeer van de aanhoorders; worden zij daarna eens bepaald bij hun openstaande schuld, dat zij zich eens bij vernieuwing gelukkig onbekeerd gevoelen, en door een gezicht van de wederverlossing tot God bekeerd worden, dan hebben zij de hoogste trap bereikt en leven voort als gerechtvaardigde en verzekerde christenen, en gaan veelal aan 't ìmoorden op de weg naar Sichem." (Hos. 6: 9) maar het leunen op haar Liefste ontbreekt er en om een God voor hun harten te begeren, buiten welke zij niet getroost kunnen leven. Anderen gaan nog verder, zij hebben vele bevindingen en uitreddingen in de wereld, waar zij wonder mee de hoogte ingaan, om daardoor hun bijzonder leven en de vastigheid van haar staat te bewijzen. O mijn geliefden! ouders hebben veel werk om hun kinderen groot te krijgen, maar de HEERE onberekenbaar meer om ze klein te krijgen, het is maar een zinspeling: de ballast in zee werpen gaat gemakkelijk, het scheepsgereedschap kan ook nogal, maar als het koren overboord moet, om behouden te worden, is pijnlijk. (Hand. 27.) Als er een op aarde roemen kan, dan was het gewis de grote kruisgezant Paulus, zijn onmiddellijke bekering, hemelse roeping, arbeid, lijden, uitreddingen, zelfverloochening, heiligmaking, Godsontmoetingen, bevindingen en optrekking in de derde hemel; doch hij verloor uit alles zijn grond en leven, als het tegen Christus in de weegschaal komt, hoort hem dan eens uitroepen: ìJa, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, Ö en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen.î Filip 3:8.

Zo kenmerkt zich ook Jezusí hoogbegenadigde bruid, zij voelde zich alleen gelukkig met en bij haar Bruidegom; velen getuigen dat zij Gods volk liefhebben, maar als die liefde zijn afkomst niet heeft uit de liefde van Christus, dan spruit ze uit natuurlijke beweging of bijeinden voort. Bij de bruid staat de liefde tot haar Bruidegom bovenaan, doch als een onmisbaar vruchtgevolg heeft zij ook Zijn schapen lief en behoefte aan gemeenschapsoefening met de heiligen, aan Zijn legerplaats en heilige instellingen, als middelen door haar Liefste dringend aanbevolen, om daardoor te leven en op te groeien.

C. ìZegt mij aan Ö waar gij de kudde legert;" de bruid begeerde onder de kudde van Koning Jezus te leven, die in leer, sacramenten en tucht kerkelijk verenigt waren in opzicht op elkaar. Waar zoín kudde niet gevonden wordt, daar treuren de oprechten als een eenzame mus op het dak, want zij betuigen: ìIk ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden.î Ps. 119: 63. De H. Geest waarschuwt door dit voorbeeld de schapen die liever alleen dolen, dat gevaarlijk is die bijna allen in leer en praktijk afdwalen. Sommigen bestrijden dat er tegenwoordig een zichtbare gemeente bestaat. O gewis, vrienden! Christus heeft gezegd: ìde poorten van de hel zullen dezelfde niet overweldigen," Matth. 16: 18. Anderen geven voor dat zij die gemeente niet vinden kunnen, maar een ieder heeft zich nauwkeurig te onderzoeken: wij zijn allen Adamskinderen, die gelijk het vee liever toomloos in de ruimte weiden, want het zijn geen menselijke wetten, maar van Sions gezalfde Koning: o treurvol zij die door daden zeggen ìLaat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen." Ps. 2: 3. Och, geliefden! mochten de oprechte schapen eens met kracht in hun zielen horen, hoe David zijn omzwerven buiten de kudde belijdt: ìIk heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht.î Psalm 119: 176. Leest eens art. 28, Ned. geloofsbelijdenis: ìdat niemand van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelf te houden, of op zijn eigen persoon te staan," enz. Christus liefhebbende en levendige bruid had ook behoefte aan Zijn legerplaats en heilige sacramenten. O treurige tijden, sommigen zijn door hoge inbeelding boven alle inzettingen opgegroeid, de omgang en verbroedering met alle gevoelens, is zeer schadelijk, ìdat Gods zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren,î, daarna lezen wij: ìin die dagen waren er reuzen op de aardeî, Gen. 6: 2, 4. In 't algemeen (slechts bij enkelen uitgezonderd,) blijft er nogal aandrang tot de doop, maar tot gebruik van ít heilig Avondmaal schijnt bij velen zonder klacht en beschuldiging nagelaten mogen worden. De behoefte om in Christusí grazige weiden te mogen neerliggen en aan de stille wateren van de stad Gods zich te verblijden en te verkwikken, wordt alle jaren minder; de leraren voor twee en drie eeuwen in Nederland, Engeland en Schotland, die Gods Woord met geest en zalving hebben verklaard, beginnen haar smaak te verliezen, men kan het met lichtere kost doen, en men moet ook met de tijd mee en van gunst van mensen leven, doch hoort de bruid eens:

D. ìZegt mij aan Ö waar Gij de kudde legert in de middagî, als de zon op het felst schijnt, n.l. de hitte van zware geloofsbeproeving en vervolging; zolang als aan onze religie nog roem en eer verbonden is, zolang de kruik met meel en de fles met olie gevuld is, gaat het nog, maar om voor de waarheid in de kloof van Piemont en de vallei van Lucerna de dood te ondergaan, o geliefden? dan komt het goud in de smeltkroes, dan zou 't eerst openbaar worden dat Jacob klein is. Het is waar, als de HEERE toelaat dat er brandstapels worden opgericht, dat Hij 't ook aan martelaren niet zal laten ontbreken.

De bruid was zo gelukkig, dat zij zich er aan durfde wagen: om in 't heetste van de dag Christus en Zijn kudde te volgen, zij had uit liefde tot haar Liefste geleerd van haar af te bidden: ìOntwaak Noordenwindî, hoe strijdig ook ìdoorwaai mijn hof," zowel de Kerk in ít algemeen, als haar hart in 't bijzonder, zuiver en roei wereld, eigenliefde en eigengerechtigheid er maar door een scherpe wind uit, om plaats te maken voor de vruchtbare zuidenwind, dan kon alleen de ingeplante genade haar edele vrucht voortbrengen, niet om te pronken of vleselijk te rusten, maar om haar Liefste op Zijn eigen hemelfruit te onthalen. (Hoofdst. 4: 16.)

E. Eindelijk de teder levende bruid wantrouwt haar eigen licht en verstand: ìwant waarom zou ik zijn als een die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen?î Zij vreest voor verleidende kudden, metgezellen, of om zich bedekt te houden.

ìKuddenî. Menselijke ijver kunnen kudden en gemeenten stichten, door een uiterlijk geluid kwam er op de doodsbeenderen, zenuwen, vlees en een huid, n.l. stad en tempel herbouwd, de priesterorde hersteld, doch zonder geest en leven. (Ezech. 37.)Ý Lodenstein zegt: daar kan een uiterlijk lichaam van een kerkgenootschap gevormd worden, waar letterlijk niets aan ontbreekt, maar als de HEERE er met Zijn Geest en genade in gemist wordt, dan beginnen de levenden naar de doden te ruiken," enz. Volgens getuigenis is de Hogepriesterlijke borstlap in Babel achtergebleven, doch een nieuwe word in plaats daarvan gemaakt, doch het is opmerkelijk, alle menselijke vlijt kon de Urim en Thunnim er maar niet in vormen, door welk licht de HEERE Zijne verborgenheden aan IsraÎl bekend maakte. Waar de Openbaringen van de Heeren gemist worden, daar ontbreekt alles, en waar mensenwerk en -licht in de plaats ervan komt, is nog veel gevaarlijker om op te vertrouwen, daardoor wordt de Heilige Geest bedroefd en uitgeblust. O vrienden! werd dit gezien, geloofd en betreurd, en een noodgeschrei tot de Heere opgezonden, dat Sions Koning eens blinkende aan de spits mocht verschijnen, met het licht en de werkingen van de Heilige Geest, om Zijn verbondsgeheimen aan Zijn volk te openbaren, zo Hij niet doet aan de wereld. (Joh. 14:22.)

2. ìKudden Uwer metgezellen"; de hoogverlichte bruid vreest voor huurlingen in schaapsklederen, en voor bokken die het blaten van de schapen hebben aangeleerd. Geen wonder, de dwaze maagden waren ook metgezellen van de wijzen; zij droegen de naam van maagden, n.l. een zuivere historische belijdenis; olie in de lampen, n.l. ijver, bekering en geloofsvertrouwen, ook kennis, liefde en verlangen naar Jezusí komst, maar hoe nabij ook, de Urim en Thunnim ontbreekt er, n.l. ìarmen van geest," wel in belijdenis en met hoge tonen in woorden, maar zij zijn niet in de geest arm, Al hun kennis is nog geen dwaasheid geworden, al hun godsdienst nog geen wegwerpelijk kleed, hun koopgeld is niet opgeteerd; zij openbaren dit duidelijk. Was het nog om raad aan de wijzen te vragen, maar o nee, om olie, n.l. het werk van de Heilige Geestes te kopen, wie zal betwijfelen dat zij de eerste niet zijn geweest in 't slapen, dat de wijzen hun slecht voorbeeld hebben gevolgd, gelukkig die met de bruid maar vreest voor zulke metgezellen.

3. ìBedekt bij de kudden Uwer metgezellen;" Christusí kuise bruid wil zich niet bedekt houden, zinspelende op onkuise vrouwen die zich oudtijds bedekten. (Gen. 38: 14.) Zij wenst op de wenken van haar Bruidegom om geen eer of profijt zich onder metgezellen te verbergen, ook niet uit vrees van vervolging of bespotting zich verschuilen: ìOch, dat ik U op de straat vond, ik zou U kussen.î (Hoofdst. 8: 1) n.l. om openbaar vrijmoedig voor uw kudde, volk en waarheid uit te komen. U geliefden! die zo met oprechte zelfverloochening vraagt, ontvangt voorzeker antwoord. (Psalm 85.)

II. Dit leidt ons tot het antwoord van de grote Herder van Zijn schapen.

A. ìIndien gij het niet weet;" was Christus u dan onbekend? Of wantrouwt Hij haar? O neen, maar tot onze lering en om ons te waarschuwen. Velen vragen om bijzonder licht of zij bekende zonden en dwalingen moeten gaan verlaten, dat is immers de HEERE verzoeken en Zijn Woord verachten. Bileam vroeg ook hetgeen de HEERE hem verboden had en ontving in Gods toorn verlof, dat hij met het zwaard gedood werd. Joz. 13: 22. Anderen vragen en hebben tevoren reeds een besluit gemaakt, daartegen heeft de HEERE door EzechiÎl met scherpe bedreiging laten waarschuwen, ìdeze mannen hebben hun drekgoden in hun hart opgezet," Hoofdst. 14.

Maar die geleerd hebben de HEERE in alle wegen te kennen, staan wat verlegen, dan lichamelijke bezwaren, dan vrees om Christus kudde te verruilen voor metgezellen, dan wederom zijn hun de listen des satans onbekend, dan bepeinzen zij de oorzaken van hun geestelijke dodigheid en verlatingen, o wat worden zij blind in 's hemels wegen en leidingen, doch dit alles werkt behoefte aan Christusí Middelaarsnaam ìRaad" (Jes. 9: 5) Daarom is Hij met verlegen zielen ingenomen; dat zij Hem nodig hebben, hetgeen blijkt in Zijn aanspraak

B. ìO gij schoonste onder de vrouwen;" het vereist ons onderzoek waarom Christus haar met die naam aanspreekt.

1. Om haar hoogbegenadigde staat, die zij in korte woorden uitdrukt: îik ben zwart, doch lieflijk" ik ben zwart, in zonden ontvangen en geboren, alle zaden van boosheid wonen in mij; ik ben zwart, door de besmettingen van de wereld; ik ben zwart, door onverloochendheid aan de haat van de moeders kinderen; ik ben zwart, door ononderworpenheid onder Gods kastijdingen; ik ben zwart, door een legio van zielsvijanden; ik ben zwart, zowel door het nalaten van de eenzaamheid, als door geesteloze betrachting; ik ben zwart, door onvrijmoedig zwijgen en harteloos spreken; ik ben zwart, door gebrek aan geloof en gevoel van mijn nietigheid tegenover Gods hoogheid en majesteit; in ÈÈn woord, ik ben een gans zwarte moor, die door geen zeep of salpeter kan worden witgewassen. ìDoch lieflijk;" o wondervolle bruid! zij is lieflijk, door haar geloofskennis in haar totale zwartheid en machteloosheid; zij is lieflijk, door haar hartelijke droefheid en ootmoed; zij is lieflijk, door haar strijd en jagen naar Evangelische heiligmaking; zij is lieflijk, in de doorgeleide kennis van Christusí lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid; zij is lieflijk, dat zij door het dierbaar geloof geheel in Christusí Middelaarswerk schuilde en zich verbergde, gelijk Melanchton zei: ,mijn zonden zijn groot, maar Christusí voldoening oneindig groter."

2. Om haar levende genadestand; Christus levende bruid kon bij haar staat niet leven, zij gevoelde zoveel gebrek, ledigheid en Godsgemis in zichzelf, en zag zoveel noodzakelijkheid, dierbaarheid en lievenswaardigheid in Christus, dat zij om haar gehele staat niet dacht, zij had ook een levende behoefte om in de zuivere legerplaats en grazige weiden met Christus en Zijn kudde gemeenschap te oefenen, dat zij volk en 's vaders huis wil verlaten, ìom het Lam te volgen waar 't ook heengaat." (Openb. 14.)

C. ìNu komen wij aan Christusí raad: ìgaat uit," n.l. om ons redenerend verstand, licht, eigenliefde en de tijdgeest te verloochenen, ìop de voetstappen van de schapenÝ te gaanî, waar een kudde schapen zowel kleinen als volwassenen, gepasseerd is, mochten wij behoefte gevoelen aan de Urim en Thunnim om de merktekenen en voetstappen van Bijbelse schapen voor te stellen, die zeer verschillende namen dragen.

1. Verloren schapen; alle mensen zijn in Adam verloren, maar een klein kuddetje die 't geloven; doch in het uur van de minne leren de uitverkorenen God buiten Christus kennen, daardoor worden zij verloren: ìwant Mij zal geen mens zien en leven," (Exod. 33: 20) dan zien zij geen ander lot als met Korach, Datan en Abiram naar de hel, maar de H. Geest opent in de verte een deurtje aan het dal Achors, n.l. de blinkende Morgenster die enig licht verspreidt om de ziel voor wanhoop te beveiligen.

2. Weggedreven schapen; de listige satan drijft de overtuigde zielen naar de hof van Eden (hoewel door God gesloten) om zelf vruchten te plukken van de boom des levens, om te leven in eeuwigheid; en naar SinaÔ om Gods verbondseis te gehoorzamen, om in de hemel te komen. O, vrienden! In Edens hof en aan SinaÔ komen er duizenden om; doch hoe ver de uitverkorene schapen ook weggedreven worden, de H. Geest overtuigt hen van bijzondere zonden, n.l. dat zij in Jezus niet geloven, (Joh. 16: 9.) En de grootheid ervan: ìdie tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den dood lief.î Spr. 8: 36. Gelukkig die met de wijze bouwer graaft en verdiept om alles buiten Jezus weg te werpen, dit zijn veilige voetstappen.

3. Lammetjes: jonge schaapjes die met de moedermelk gevoed worden, die nog geen ervaring hebben van de koude van de nacht en de hitte van de dag; dit zijn de aangenaamste dagen, als de gelovigen gelijk jonge kinderen onbezorgd aan 's moeders borsten getroeteld worden, zij hebben dan met geen wereld of zonde te strijden, gelijk Groenewegen zingt: Jezus gaf ik hart en hand enz.; maar ach, daar is nog weinig zelfkennis of behoefte aan Christusí Middelaarswerk. ìWien zou Hij het gehoorde te verstaan geven? Den gespeenden van de melk, den afgetrokkenen van de borsten?î (Jes. 28.) O, vrienden! dan wenen zij gelijk kinderen die gespeend worden, maar daar moet nog een ander en beter wenen geleerd worden, n.l. uit liefde tot de HEERE zelf, dat zijn onbedrieglijke voetstappen, zulke lammetjes draagt de Herder in Zijnen schoot, Hij zegt zelf: ìIk zal Mijn hand tot de kleinen wenden." (Zach. 1: 3.)

4. Gebroken schapen, dit is veelal een gevolg van 't klimmen op hoogstens en grote sprongen te maken. Het is voor jonge christenen gevaarlijk met hoge zielenbestierders om te gaan, vooral die door hun karakter een bijzondere aanleg hebben om boven anderen te willen uitmunten; treurig als de waarschuwingen van de vromen vruchteloos zijn. Van vele koningen onder IsraÎl lezen wij: ìde hoogten werden niet weggenomen," Het was een scherpe bedreiging: ìIk zal over uw dochteren geen bezoeking doen, omdat zij hoereren, en over uw bruiden, omdat zij overspel doen.î Hos. 4: 14. In bruidsdagen, n.l. als de ziel nog maar in ondertrouw leeft, zich Christus en Zijn goederen toe te eigenen is overspel; maar wordt dit gezien, geloofd en betreurd, vallen zij van hun hoogten al, wordt dat hun grootste zonde, dat zij armen en benen breken, en begeren met ootmoed bekleed te worden, dan staan hun voetstappen in de Bijbel. Ps. 19: 14.

5. Zwakke schapen; die geen krachten hebben, gelijk Josafat ìtegen die grote menigte" zwak tegen de verleidingen van de wereld; zwak om in tegenspoeden Gode te zwijgen; zwak tegen hun ongeloof en atheÔstisch hart; zwak in kennis om met de wet der vrijheid achter het kruis van Christus te blijven; zwak om zelf hun ellende en ledigheid aan de HEERE te kunnen opdragen, maar gelukkig het zijn voetstappen van toonbeelden van genade, de zwakken zijn de sterksten, 2 Kor. 12: 10) de zwakken hebben alleen de belofte aan de hulp van de Heilige Geest. (Rom. 8: 26.)

6. Zogende schapen; n.l. zwangere of barende schapen, die door het telen en onderhouden van de jongen vermagerd zijn, gelijk de kerk zegt ìik was uitgeteerd;" (Ps. 116) een zinnebeeld van een ziek of geheel verarmd mens, dit staat geheel in strijd met onze natuur, die vermaakt zich in een ruim kapitaal en vaste hypotheek, maar dit is ook de gehele toeleg van het vrome, rustlievend vlees, om rijk en verzekerd, ja onafhankelijk buiten de HEERE te leven; daarom zijn het ongezochte en echte voetstappen: ìik was uitgeteerd" dit bezingt de moedermaagd: ìHongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden.î (Luc. 1: 53.)

7. Kreupele schapen; dit wordt op geen weg van rozen en in een land van vrede geleerd: ìeen moeder vertrooste haar kinderen in armoede, dat God leefde, maar toen de nood hoger klom, schreide zij, toen vroeg een van haar kinderen, moeder is God nu dood?" O vrienden: Gods weg lig in 't heiligdom, de HEERE zei tot ìJakob, keer weder in het land van uw maagschap" waarom laat de HEERE dan toe dat Ezau hem met vierhonderd man tegen komt? Wel om Jacob worstelen en wenen te leren en kreupel te maken en voetstappen voor 's Heeren volk na te laten: ìaldaar sprak God met ons." Hos. 12: 5. En als dan de HEERE ongedacht uitkomst schenkt: dan zal de kreupele springen als een hert," Jes. 35: 6.

8. Kranke schapen: hoe gezonder in ít geloof hoe zieker in zichzelf. De HEERE gebruikt geen dode standbeelden of studiale geneesheren in Zijn kerk, om maar wat te schrijven en te prediken buiten hun harten. O nee, die zijn zielsziekte niet gevoelt, kan over Sions rampen geen klaagliederen aanheffen; hoort David eens weeklagen: ìMijn etterbuilen stinken, mijn darmen zijn vol van een verachtelijke plaag, en er is niets geheels in mijn vlees.î Ps. 38. Jesaja roept uit: ìHet ganse hoofd is krank, en het ganse hart is mat. Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan hetzelve; maar wonden, en striemen, en etterbuilen, die niet uitgedrukt noch verbonden zijn.î Hoofdstuk 1: 5, 6. Jeremia klaagde: ìO mijn ingewand, mijn ingewand! ik heb barenswee, o wanden mijns harten!î enz. De voetstappen van zulke toonbeelden zijn wat tot moedgeving voor kranke zielen, omdat de Zoon van God zegt: ìDie gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.î Matth. 9: 12.

9. Slachtschapen; bij de herschepping van het nieuwe leven heeft ook het sterven een aanvang genomen: ìgeacht als slachtschapen Ö de ganse dag gedoodî Ps. 44: 23. Paulus getuigt: ìik sterf alle dagen." 1 Kor. 15: 31.

Geen sterven aan zonden die voortaan als doden begraven worden. O nee, wacht u voor zulke voetstappen, maar door ontdekking dat alle geloof en vrucht van de oude stam als de dood betreurd moet worden, die met EzechiÎl in 't heiligdom leert graven, namelijk zijn heiligste afzonderingen zal al meer gruwelen vinden. Toen Jozua over zijn hogepriesterlijk werk beschuldigd word, stond hij met vuile klederen en had geen woord tot zijn verontschuldiging. De voornaamste toonbeelden van genade hebben o zoveel voetstappen van klachten en ootmoed nagelaten: een Abraham en Job verklaren dat zij ìmaar stof en as zijn." David, de man naar Gods hart zegt: ëik ken mijn overtreding, mijn zonde is steeds voor mij," de koorzanger Asaf belijdt zijn opstand: ìik was een groot beest bij U." Den wijze Heman vraagt met verwondering: ìzult Gij wonder doen aan de doden ? Of zullen de overledenen opstaan, zullen zij U loven ? Sela. Van der jeugd aan ben ik bedrukt en doodbrakende.î Jesaja riep uit ìwee mij, ik verga, omdat ik een man van onreine lippen ben," de zeer gewenste man DaniÎl belijdt ìgezondigd, onrecht gedaan, goddeloos gehandeld, gerebelleerd te hebben," de hoogbegenadigde kruisgezant Paulus, verklaart de kracht van de zonde in de gelovigen. Gods heilige wet verbiedt alle zonden, ìdat gebod is heilig, rechtvaardig en goedî, maar het vlees wil en kan zich aan de Wet Gods niet onderwerpen; dat zondige vlees wil niet tegengestaan of opgesloten worden; wordt levendig, bovenmate zondigende, door de wet der zonde n.l. de kracht der verdorvenheid, de nieuwe wil en ít heilig gemoed gevangen nemende, uitroepende: ìik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods." O, vrienden! zulke klachten en voetstappen worden veroordeeld; een tegenwoordig beroemd leraar verklaart ze onbekeerd, zodat zij van binnen en van buiten slachtschapen zijn; maar hoort de troostbazuin van de Bijbel: Alzo zegt de HEERE Mijn God, n.l. de Vader tot Christus: ìWeidt deze slachtschapen." Zach. 11: 4. En dit is ìhet profetisch Woord dat zeer vast is: en gij doet wel dat gij daarop acht geeftî enz., 2 Petr. 8: 19.

10. Vruchtbare schapen; de grote Herder zegt van Zijn gehele kudde schapen, dat ze ìuit de wasstede opkomen, die al te zamen tweelingen voortbrengen, en onder dezelve is geen jongeloos.î Hoogl. 6: 6. Doch elke vrucht op zijn tijd. Ps. 1: 3. Gelijk de citroenbomen die niet zonder vruchten zijn, aankomende en die rijp zijn, bomen zonder jaargetijde van afwisseling van winter en zomer, zijn dood. Aan het vruchtgeboomte aan EzechiÎl vertoond, wordt beloofd: ìin zijn maanden zal het nieuwe vruchten voortbrengenî, hfdst. 47: 12, doch middellijk werden zij bevochtigd door de beek die uit de nieuwe tempel vloot, zodat het vruchtdragen onafscheidbaar in verband staat, met de zielsmeditatie en de oefening in Gods heilige inzettingen. De HEERE zelf plant Zijn volk in Zijn voorhoven; daarin wordt hen gegeven te groeien, gelijk een palmboom, die wanneer hij oud geworden is, de edelste vruchten draagt, Ps. 92.

Door ontblotende genade en het licht van de Heilige Geest krijgen zij van de vruchten van de oude stam ìeen walgingî, Ezech. 30: 81. En leren nu gelovigen amen zeggen, ìuw vrucht is uit Mij gevondenî, Hos. 14: 9. De Heilige Geest zet zijn keurmerk op zijn vruchten, n.l. dat alle roem buiten Christus wordt uitgesloten. Rom. 3: 27; Gal. 6: 14. Dit bevestigd de Zoon van God in al Zijne erfgenamen, zij brachten niet een enkele vrucht of deugd van zichzelf mee in het Koninkrijk van de gelukzaligheid. Matth. 25. Na zulke voetstappen van Bijbelse schapen, wijst de Bruidegom Zijn bruid en vermaant haar.

D. ìEn weidt uw geiten bij de woningen der herderen.î Christus spreekt van

1. Herders door de Heilige Geest geroepen en bekwaam gemaakt. Deze Deurwachter leidt de herders door de rechte Deur, n.l. Christus in de schaapsstal van Zijn gemeente, die ìvan elders inklimt die is een dief en moordenaar." Joh. 10. Zulke herders kennen de schapen en hebben ze lief, niet om de wol, maar omdat zij schapen van Christus zijn. Hij vermaant Zijn herders naar 't hart van Jeruzalem te spreken, omdat zij daarin door Hem onderwezen zijn, niet uit boeken of gelijk men de ligging van de steden van de kaart leert; zij moeten zelf de bergen en dalen, de kromme en hobbelachtige wegen doorkruisen, met de listen van de Satan en hun eigen vlees, met de verleidingen rondom hen bekend zijn, verstand hebben van kermen, en licht ontvangen in de heilsgeheimen en geestelijke verborgenheden van Gods Woord. O, wie is hier toe bekwaam?

Historische mannen beschuldigen zulke herders dat zij Gods Woord vergeestelijken, maar zulke beschuldigingen zijn al eeuwen in de wereld geweest en zijn geen nieuws. Hoort Lodenstein er eens tegen waarschuwen.

 

Die zich van waarheids woord en letter
maar dient, wat scheelt die van een ketter
als in de klank, die 't oor bedriegt;
hij heeft geen waarheid als gestolen;
hij gaat op rechte paden dolen,
hij spreekt dat waar is en hij liegt.
O Heer! Bewaar ons voor de letter,
die duizenden vermoordt, of zet er
den stempel op van Uw Geest, enz.

 

2. Woningen van de herders; n.l. vergaderplaatsen van de kudden, gelijk wij reeds verklaard hebben, daar de HEERE Zijne tegenwoordigheid belooft, die Hij in spijt van de duivel altijd op aarde doet overblijven, maar helaas: velen maken onder 't N. T. nog onderscheid tussen Jeruzalem en Gerizim. (Joh. 4.)

3. ìWeidt uw geiten bij de woningen der herderen;" dan verklaren wij met de voornaamste uitleggers dat de geiten gelijk zijn aan jonge schaapjes, die gemakkelijk voor verleidingen en dwalingen bloot staan; dan komt Christus hierdoor geoefende gelovigen vermanen, om door haar voorbeeld alleen op te gaan bij de woningen der herderen, en vooral op geen andere weide, om een goed voorbeeld voor jeugdige christenen te zijn. Maar beschouwen wij Christusí vermaningen aan de bruid zelf gericht, dan blijkt hieruit middagklaar, dat hoogbegenadigden ook nog maar een klein beginseltje Godskennis en praktijk bezitten en genieten; daarom worden zij vermaand: ìwast op in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus," 2 Pet. 3: 18.

Deze wasdom bestaat voornamelijk om de hoogte, diepte, breedte en lengte van Christusí algenoegzaamheid en liefde te bewonderen, tegenover al haar onuitsprekelijk zielsgemis en ledigheid, ìu dan die gelooft is Hij dierbaar," dit werkt en vervult de ziel met de uitnemendste genade, n.l. met nederige, ootmoedige en dankbare wederliefde. De liefde bestaat niet in woorden maar in daden. Zij kunnen niet horen dat Christus Zijn Middelaarkroon ontroofd en dezelve het schepsel wordt opgezet. Dat er in de vrije genadeleer een weinig wettische zuurdesem wordt gedaan, dat de echte schapen gesmaad worden. De oprechte liefde treurt als Christus zich verbergt, zij kirt en piept als een eenzaam duifje die haar eega verloren heeft; daarom als Paulus grote genadegaven heeft opgesomd, dan eindigt hij: ìdoch de meeste van deze is de liefde." (1 Kor. 13: 13.)

 

Tussenzang Psalm 119: 67, 68

 

Geliefden! wij hebben in onze laatste halve eeuw een diepe weeklacht aan te heffen. Er wordt zelfs geen behoefte en ook zeer weinig waarachtige bekering gevonden. Daar wordt al maar geijverd met Christusí raad aan Zijn bruid, om een groot aantal uiterlijke leden te werven, en dat wordt voor bloei en zegen gehouden, dat voor velen gewoonlijk een dodelijke gerustheid werkt. De kleine kinderen worden allen op de doopbelofte zalig gesproken, en dode lidmaten worden genoodzaakt te geloven en tot een zegel het Heilig Avondmaal te gebruiken. O vreselijke, verleidende tijden. Mocht de HEERE Zijn volk veel behoefte geven. ìMaak in Uw Woord mijn gang en schreden vast." Want Waarheid en Godsvrucht heeft Nederland verlaten, een van ons grootste oordeel dat ons omringt, is het droevig wijken van de Geest van de Heere om onze zonden, wij moeten met DaniÎl uitroepen: ìBij U, o Heere! is de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid der aangezichten, wij hebben gezondigd, gerebelleerd, Uw stem niet gehoorzaamd, niet gehoord naar de stem van Uw knechten.î Getuigen de biddagpredikaties van een Lodensteijn, Themmen, Vermeer, Smytegelt, van der Groe, Ledeboer, niet tegen ons? Die zieners hebben het volk wat vermaand tot vasten en verootmoediging, en opmerkzaam gemaakt op de voortekenen, zoals EzechiÎl toen de Shechina, de heerlijkheid van de Heere, bij trappers uit de tempel vertrok, eerst tot de dorpel, toen op de dorpel, daarna buiten de tempel, vervolgens bij de oostpoort, eindelijk op de Olijfberg. hfdst. 10, 11. Een tweede weeklacht hoort men alom van het klein getal zonen van Zadok, die de geestelijke waarheid van de letterschors kunnen onderscheiden. Onze eeuw wordt beroemd in wijsheid en vooruitgang, waarschijnlijk om de sierlijke taalkunde en het drukken van ontelbare couranten en tijdschriften, om een lichtzinnige godsdienst te verspreiden, uit voordeel en een grote list des satans, want daar blijft bij velen geen tijd over om de Bijbel en de oude geschriften te onderzoeken. De Heere mag van ons wel zeggen, gelijk van IsraÎl, het wordt ìuitgeroeid omdat het zonder kennis is." Hos. 4: 6, De geest der onderscheidende kennis sterft uit. Christus' raad aan Zijn bruid is vooral in onze tijd een dubbele waarschuwing, zowel tegen metgezellen als dwalende schapen, tegen beide staan vele bakens in de Bijbel opgericht.

A. Vooreerst tegen de voetstappen van metgezellen.

1. Goddelozen. Wat de staat betreft, zijn alle nakomelingen van Adam, zonder wedergeboorte, goddeloos, ìzonder Christus, zonder God in de wereld," maar veelal wordt hierdoor verstaan, die goddeloos leven op de weg der zondaren en zitten in 't gestoelte van de spotters, gelijk voorspeld is ìdat in de laatste dagen spotters komen zullen," met God en Zijn dierbaar Woord, ja met de dood erg eeuwigheid, doch zulken maken zich kenbaar genoeg, lees maar eens 2 Petr. 3; Zendbrief van Judas.

2. Dwalende sterren. Daarin onderwijst ons de Heilige Geest door Judas, dat sommigen gelijk zijn aan lichtende sterren, zij bezitten sierlijke gaven en een wettische wandel, doch dwalende sterren, zij bespreken hoge, zonderlinge en vreemde dingen. O, mijn vrienden! wacht u voor dat wonder geloof, dat van de algemene zaligheid afwijkt, de gelovigen hebben allen een, n.l. ìeen enig dierbaar geloof verkregen." 2 Petr. 1: 1.

3. Valse profeten; die in wandel schaapskleren aantrekken, zij oefenen zich om de waarheid na te bootsen die de schapen beminnen, zij gaan vriendelijk met Gods volk om, gebruiken vele orthodoxe uitdrukkingen die de eenvoudigen bekoren, om hun oogmerk te bereiken, maar van nabij beschouwd, gelijk Jezus zegt: ìvan binnen grijpende wolven", wacht u voor zulke voetstappen. (Matth. 7.)

4. Rijke christenen; door ingebeelde kennis en woorden bezitten zij een groot geloof boven alle Bijbelheiligen, waardoor zij bergen verzetten, 1 Kor. 13: 2. Zij zijn al de klachten en kronkelpaden van Gods arme volk te boven; daar spotten zij mee, maar helaas! het is maar een dood geloof zonder vrucht, zonder vrees Gods of eerbied voor Zijn Woord, inzettingen en dag, de Heere zegt: ìhet vette en het sterke zal Ik verdelgen." (Ezech. 34: 16.)

Christus waarschuwt voor zulke voetstappen, daar bestaat niet de minste grond om ze voor schapen te erkennen, niet aan woorden, maar aan hun vruchten moeten ze gekend en beoordeeld worden, de Heilige Geest zegt: ìEr is een, die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft." (Spr. 13: 7.).

5. Armen in woorden; die pronken willen met hun diepe zelfkennis, zij gebruiken grote en sterke woorden, van monsters, hellewichten en bankroetiers enz. gelijk Bunjan zegt: ìvan Mondchristen" maar o diep ongelukkig, Salomo waarschuwt voor ìeen, die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed.î (Spr. 13: 7.) Deze allen hebben een verbond gemaakt met de dood en een voorzichtig verdrag met de hel, dat zij zich aan de leugens vasthouden, zij meten en vergelijken zichzelf meet zichzelf, daarom blijven zij dodelijk gerust, daar de Heere het wee over uitspreekt. O vrienden! de stam van EfraÔm ontbrak maar twee letters, in plaats van Schibolet was het Sibolet, daar zullen aan de doodsjordaan meer dan tweeÎnveertig duizend jammerlijk bedrogen uitkomen. Och slaat toch geen verkeerde weg in, als gij door wettische herders tot de plicht van geloof en bekering vermaand wordt, om dat in eigen kracht te willen volbrengen. Vanwege Adams rechtstaat heeft de Heere recht om geloof en bekering te eisen; ja om Zijn gehele wet te gehoorzamen, maar vanwege de bondbreuk is het een eeuwige onmogelijkheid, waarom zij rechtvaardig verloren gaan. O dat Gods eis eens een noodgeschrei in uw zielen mocht uitwerken, want de Heere geeft en werkt in Zijn volk als een verbondsgenade wat Hij eist, want het Evangelie zijn de beloften van het genadeverbond, maar alleen voor de armen. (Matth. 11: 5.)

B. Christus waarschuwt ook tegen herders en schapen, die kunnen ook dwalen, men hoort helaas! veel zeggen, zij zijn toch wel bekeerd, dat zijn zoveel gevaarlijker voetstappen, daarom gehele kudden of personen te volgen, gelijk velen doen, is in strijd met Gods Woord. (2 Joh. 10.)

1. Eenzame schapen; daar zijn schapen, zo wij reeds verklaard hebben, die zonder kudde omdolen; Jeruzalem wordt dorpsgewijs bewoond. In sommige gemeenten wonen bijna geen schapen, maar daar worden enkele gevonden, die voorgeven eenlingen te zijn, zij munten boven alle herders en schapen uit, doch dit zijn ongelukkige hoogten en een grote dodigheid, geen behoefte aan Jezusí kudde, inzettingen en volk te hebben, enkele kooltjes doven gemakkelijk uit, o vrienden! voor zulke besmettingen mogen de oprechten vrezen. (3 Joh. 9-11.)

2. Dwalende schapen; herders hebben mij meegedeeld, als schapen op ongezonde weiden komen, dan worden zij ziekelijk, het kenmerk daarvan is, zij kunnen de zon niet verdragen, maar kruipen in bossen en struiken. O vrienden! het zijn gevaarlijke voetstappen als om verachting, vervolging of fortuin de schapen zich niet voor de Waarheid over hebben; zelfs de bruid was voor een tijd door haar rustlievend vlees en toejuiching afgedwaald van haar Liefste, zij had haar rok uitgetogen, n.l. dat stijve en precieze in leer en praktijk, zij had haar voeten gewassen, had nu rustiger leven, minder vijanden en meer vrienden, maar zij was ongelukkig, haar Liefste kwijt, dit koste haar nachtrust en klappen van blinde wachters. De Heere kastijdt die Hij liefheeft, en die Hij tot bijzondere diensten aanneemt, die geselt Hij naar de Heme1. (Hebr. 12.)

3. Verleide schapen; sommigen worden door onervaren herders en zielenbestierders, die de breuk op 't lichtste genezen, naar de bloemhoven gejaagd, n.l. om de zielen in gestalten, werkzaamheden, kenmerken en tranen op te bouwen. Deze zijn onmisbaar, het is een verbondsbelofte voor al het volk, ìzij zullen komen met geween en met smeking zal Ik ze voeren." Jer. 31: 9. Doch daar staat niet bij om daarop te gaan rusten, maar om daardoor tot Christus te komen. Het gedrag van de wijze bouwer heeft de Zoon van God tot een voorbeeld aanbevolen om alle bevindingen en roem weg te werpen en alleen op de rots der eeuwen te bouwen. ìChristus is in nood en dood voor Zijn volk oneindig groot." (Mat. 7: 25.) Andere historische herders en zielenbestierders verleiden de schapen om door het geloof te leren leven, zij moeten die Waarachtige God op Zijn Woord geloven, als zondaars Christus aannemen, hun geloof vasthouden, want ongeloof is de grootste zonde, en God als hun Vader aanspreken, want het genadeverbond is een eeuwig zoen- en zoutverbond, zij spreken altijd los en koud over de dood; door onze geesteloze en levenloze tijden en het rustlievend vlees worden hierdoor ook schapen naar de hoge bergen verleid, tot een droog en behoefteloos leven. (Jer. 50.)

Al die grondwaarheden omhelzen de levende kinderen van God, maar zij leren Christusí les aan Zijn discipelen door ervaring; ìzonder Mij kunt gij niets doen," het zuivere leven door 't geloof kan buiten de Heilige Geest met alle ontvangen genade niets doen, dit leren zij vooral in doodsnoden, dat zij de openbaring van een levende Jezus voor hun harten tot leven, vrede en troost nodig hebben, wij vinden in Christusí hoogbegenadige bruid het echte leven van het geloof beschreven, om haar Liefste als een bundeltje mirre tussen haar borsten om te dragen, om op Zijn hart en arm verzegeld te worden; miste zij zijn nabijheid dan was het vragen, zoeken, dag en nacht, in alle wijken en straten, wij lezen van Hiskia die door de Heere boven alle koningen geroemd werd, (2 Kon. 18: 5), hij ìkirde en piepte als een kraan of zwaluw, hij keerde zijn aangezicht naar de wand.î Hij zag van alles af, Christus zijn GoÎl en Borg moet Zich aan hem openbaren. (Jes. 38.)

O, vrienden! neem de proef maar op de som, die historische geloofshelden roemen in een land van vrede, maar als de Jordaan van lichamelijke bezwaren zich verheft, of om zich voor de Heere en Zijn waarheid over te hebben, dan hebben zij nog geen geloof van zuigelingen. Daar omringt ons nog een gevaar van verleiding, daar zijn leraars en leden, die boven anderen dieper zijn doorgeleid en vrijgemaakt, en tot eikenbomen der gerechtigheid zijn opgegroeid. O vrienden! de listige Gibeonieten zijn nog niet uitgestorven, om het IsraÎl Gods met verschimmeld brood en oude versleten klederen te verleiden, doch Bunyan zegt, ìgeef acht, mensziel," alles wat gerustheid werkt, is van de grootste Diabolist, n.l. Vleselijke Gerustheid. De vier dieren waren van voren en van achteren en van binnen vol ogen, om zich rondom en van binnen nauwkeurig te onderzoeken, of zij dan ook boven anderen uitmunten in een betere en godzalige wandel, om tot Gods eer te leven, want de Heere schenkt Zijn genade niet vruchteloos. O, geliefden, die zich in de spiegel van de vrijheid beschouwt, n.l. door het dierbaar hartenbloed van de Zoon van God vrijgekocht te zijn, ìhoedanigen behoort gij te zijn in heilige wandel en Godzaligheid." Dan zullen de zes vleugels niet ontbreken, Jes. 6: 3, met twee bedekten zij hun aangezichten in eerbied en ootmoed voor de hoge majesteit Gods, met de volgende twee hun voeten, n.l. over hun wandel van schaamte en zelfverfoeiing, en met de twee overigen vlogen zij naar boven, want bij EzechiÎl hadden de dieren mensenhanden onder de vleugelen, n.l. het leven des geloofs is een biddend, werkzaam leven, want de dieren ìhebben geen rust dag en nacht." Openb. 4: 8.

Oprechte Sionieten! vreest voor alle verleidende voetstappen, want velen beroemen zich dat zij Bijbelse christenen zijn, op een voorwerpelijk, dood historisch geloof in de Bijbel. Christus heeft gezegd: îVele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden Ö de liefde van velen zal verkouden." Matth. 24: 11, 12.

O beween vrij en bekommer u over de verbreking van Jozef, want kerk en vaderland zijn peilloos diep gezonken, doch Koning Jezus heeft gelukkig het roer in handen; doch bekommer u allermeest over het heil van uw onsterfelijke zielen, die daar waarlijk over bekommerd zijn en raad vragen, hebben zich te onderzoeken, of zij door de Heilige Geest gebracht zijn in de straat genaamd ìde Rechteî, of zij God hebben leren kennen in Zijn onkreukbare deugden en de afgrond hebben open gezien; ìangsten der hel hadden mij getroffen." Ps. 116: 3. Die in Sion geboren worden, leren zich kennen als vijandige Filistijnen tegen Gods soevereiniteit, als rijke TyriÎrs tegen vrije genade en het zalig worden om niet, als pikzwarte moren, door geen tranen, bidden en aalmoezen wit te wassen, als dode elementen, gelijk A”rons staf, die door Gods wonderkracht alleen bloeien en vruchten kunnen dragen. Och, geliefden! zoekt uw stand te bewaren om niet beneden of over uw hart heen te spreken, want de stenen worden door de Heere zelf op Zijn plaats gelegd en op Zijn tijd bevestigd tot sieraad en sterkte van het Sion Gods: het gebeurt wel dat het manna van troostbeloften rondom hun tenten regent, geen verstandelijke voorkomingen die sommigen alle dagen volop hebben, o neen, de beloften van de Heilige Geest gaan gepaard met liefdesuitlatingen, dan blijft er geen plaats voor het ongeloof over; de Zoon van God stort verder de kracht van Zijn Naam Jezus in Zijn heilbegerige onderdanen uit, gepaard met voorsmaken der zaligheid, ja als een olie om haar zielen werkzaam te maken, Hem in bezaaide en onbezaaide landen te volgen; daarna komt Hij Zichzelf openbaren als het geslachte Lam Gods en schuldovernemende Borg, dat zij gelijk Adam volkomen rechtvaardig zijn; maar hierboven komt Hij als de Zon der gerechtigheid haar bekleden en versieren met fijn lijnwaad en blinkende sierkleren van Zijn toegerekende heiligmaking, waarin zij tot de Koning geleid worden om een recht tot het eeuwige leven te krijgen. O vrienden! dan arbeiden zij niet meer om hun heiligmaking als een schakel in de gouden keten van de gelukzaligheid in te vullen, hoewel op alle verbondsgiften het merk van de Heilige Geest moet staan, want het is een heilige verkiezing, roeping, rechtvaardigmaking en heerlijkmaking. Rom. 8. Veel wordt hiermee gepronkt, maar die de witte keursteen der verzekering bij zich omdragen, gelijk de voetstappen der heiligen en de voornaamste godzalige leraren bevestigen, moeten zeer tedere christenen zijn, die gewoonlijk op een pad van verdrukking worden geleid. Levende Sionieten moeten gedurig opnieuw verzekerd worden, de laatste Godsontmoeting is de beste. De wijze maagden gingen met Hem in; de echte verzekering vertoont zijn vrucht, A”rons bloeiende staf werd in de verbondskist bij Jehovaís heilige wet en de kruik met manna gelegd, dat heeft de Heilige Geest zo ontegensprekelijk opgetekend, (2 Petr. 1, zie ook het antwoord op vraag 86 van de Catechismus.) Adams gelukstaat werd op Gods bevel verzegeld door het eten van de boom des levens. De Zoon van God zinspeelt hierop en verklaart zichzelf te zijn de Levensboom in het midden van het Paradijs Zijns Kerks geplant, gevend van maand tot maand zijn vrucht, zo volgt hieruit noodzakelijk dat er buiten de vruchten van die Levensboom geen levendige, blijde verzekering van de eeuwige gelukzaligheid kan zijn. Zo blijft dan het geloofsleen diep afhankelijk, want Adam had recht om zelf de vrucht te plukken, maar ís Heeren bondelingen moeten van giften leven. Openb. 2:7. O, vrienden! het IsraÎl Gods heeft met een legio vijanden te strijden, veel volk was mee uit Egypte opgetrokken, die hun de strijd moeilijk maakten; de Amalekieten, nakomelingen van Ezau, n.l. ìwerkende" het werkheilig ik, die wettische wormen bederven het kostelijke Manna, een zware strijd om van zichzelf en alle menselijke hulp, als tweede oorzaak, af te zien en door de staf des geloofs alleen op de Heere en Zijn sterkte te zien en te leunen. De Gibeonieten hebben met list IsraÎl verleid, dat zij zonder de Heere raad te vragen, een verbond met hen maakte. O, geliefden! dit baart Gods volk wat naweeÎn, dat zij in alle lichamelijke wegen de Heere niet erkennen, en veelmeer om in zielsbehoeften gelijk Christusí bruid op Goddelijk licht en antwoord te blijven wachten. O, wat al onoverwinnelijke vijanden, reuzen en Enakskinderen en sterke steden van zwarigheden omringen het IsraÎl van God in onze donkere, vooruitziende dagen. In geschriften en gesprekken kenmerken zich duidelijk dat studie en verstand op de voorgrond staat. De Heere wordt miskend en houdt zich verborgen, zodat wij wel de weeklacht mogen aanheffen:

 

Wij hebben God op 't hoogst misdaan
Wij zijn van het heilspoor afgegaan,
Ja wij en onze vad'ren tevens;
Verzuimend alle trouw en plicht,
Vergramden God, de God des levens,
Die zoveel wond'ren had verricht.

 

Mocht de Heere uit vrije Verbondsontferming de gerechtigheid over ons laten regeren, opdat het heilige zaad het steunsel van kerk en vaderland, eens met de mirten uit diep schuldgevoel en ootmoed door de nood tot Sions Koning mochten vluchten, opdat er eens kracht van Hem mocht uitgaan, om onze binnenkamer eens tot een Bochim, n.l. een plaats van geween te maken, en ons eens met kracht mocht toeroepen: ìKeert weder! keert weder! o Sulamith. Keert weder! keert weder!î Dan zullen de nu treurende Sionieten de lof des Heeren uitroepen, dat de winter is voorbijgegaan, ìdan worden de bloemen gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem van de tortelduif wordt gehoord," n.l. de werking en blijdschap van de Heilige Geest, dan zullen de tenten der vromen juichen: ìwie is zij die daar opkomt uit de woestijn als rookpilaren, berookt met mirre en wierook, en allerlei poeder van de kruidenierî, dan geeft de ìDudaÔm reuk," dan zijn aan de deuren te aanschouwen ìallerlei edele vruchten nieuwe en oude," tuinlieden zorgen altijd voor nieuwe vruchten, zo ook des Heeren lievelingen, de nieuwe Godsontmoetingen maken ook de oude weer nieuw, die onderscheiden zich voor 's Heeren arm gemaakt volk duidelijk genoeg, toen Mariaís fles met onvervalste nardus verbroken werd, daarvan getuigt de Heilige Geest: ìen het huis werd vervuld van de reuk van de zalf," daarvan blijft Gods volk niet vreemd.

O geliefden! hoort eens de zielsinnemende namen waarmee Christus Zijn bruidskerk aanspreekt: ìMijn duif, vriendin, zuster, Mijn volmaakte, gij zijt schoon, daar is geen gebrek aan u." Tracht Zijn uitnemende liefde met wederliefde te beantwoorden, roept de wind des Geestes in tot ontbloting en uitdrijving van de sappen van de oude Adam, en om uw ziel te vervullen met edele vruchten van ootmoed en zielsgebeden, met verlangen naar uw Liefste, opdat Hij u verrassend mag toeroepen: ìIk ben in mijn hof gekomen, o Mijn Zuster! O bruid! Ik heb Mijn mirre geplukt, met Mijn specerijen. Ik heb mijn honingraten met Mijn honing gegeten; Ik heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn melk gedronken. Eet, vrienden! drinkt, en wordt dronken, o liefsten!î Hier wordt het spreekwoord vervuld ìliefde is liefdes wetsteen." Geliefden kinderen Gods, geeft in alle opzichten een goed voorbeeld aan Jeruzalems dochters, gij kunt nimmer uw zwartheid te zwart kleuren, en Christusí kruisverdiensten te hoog verheffen en de behoefte aan Zijn gezegende Middelaarsambten aanprijzen, om met Maria het goede deel te verkiezen en aan Jezus voeten te leren vragen ìnaar de oude paden, waar toch de goede weg is," om alle gebrekvolle zielsverzuchtingen aan de verheerlijkten Hogepriester op te dragen, Die de Vader altijd verhoort. Laat het Koninklijk ambt u boven alles dierbaar zijn, om door het geloof lieflijk op Hem te leunen, oefent u veel in Gods Woord om David hartelijk te kunnen nazeggen: ìindien Uw Woord niet was geweest alle mijn vermakingen, ik ware in mijn druk vergaan;" beschouwt tot uw bemoediging de Herderlijke zorg van Christus, door het opleggen van overjarig koren in Jozefs rijke voorraadschuren, voor onze geesteloze dagen; n.l. de geschriften van leraren die nu blinken in het Koninkrijk der heerlijkheid, ìstrijd voor het geloof dat eenmaal de heiligen overgeleverd is," ontmoet u op het pad der verdrukking zware moeilijkheden van kruis en tegenstand, ook van vrienden en familie, dit geschiedt niet buiten Gods wijze Voorzienigheid, ziet op de gehele wolk der getuigen, ìja op de Overste Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God,î daarom geliefden! op 's Heeren tijd, niet vroeger of later, als de verdrukten en open lelies naar de hemel rijp zijn, dan worden zij door de grote Hovenier ingezameld, om dan met de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen haar kronen voor het geslachte Lam Gods te werpen, om de Drie-enige Jehova volmaakt te lieven, loven en danken om het Halleluja te zingen tot in alle eeuwigheid. Amen.

 

Nazang Psalm 69:14