Christus' zorg voor Zijn volk, dat onder verdrukking
verkeert
“En het schip was nu midden in de
zee, zijnde in nood van de baren, want de wind was hun tegen. Maar ter
vierder wake 's nachts, kwam Jezus af tot hen,
wandelende op de zee. En de discipelen ziende Hem op de zee wandelen werden
ontroerd, zeggende: Het is een spooksel, en zij schreeuwden van vrees".
Matth. 14: 24, 25, 26.
De leer, die ik uit deze tekst der Heilige Schrift
wil aandringen is: Dat hoewel Christus ver van Zijn volk of schijnt te zijn
onder hun beproevingen, Hij nochtans op een bijzondere wijze op hen let. Hij
ziet, dat zij zich pijnigden om het schip voort te krijgen (Mark. 6: 48) en
toch was Hij al die tijd in het gebed.
Om dit punt op te helderen, zullen wij aantonen
I. Op welke wijze Christus op de beproevingen van
Zijn volk let, en waarom Hij zo handelt.
II. Wat Zijn letten op Zijn volk in hun
beproevingen hun heeft te zeggen.
III. Welke de beproevingen zijn, waarin Christus
het nauwste op Zijn volk let.
I. Wat het eerste punt betreft, Hij let op
de beproevingen van Zijn volk, die Hij in Zijn eeuwige Raad te voren voor hen
verordineerd heeft. Nooit overkwam Zijn volk iets, dat niet van eeuwigheid
besloten was. En in de tijd regelt Hij ze zo, dat zij gepast zijn voor de
oefening van Zijn volk, overeenkomstig hun onderscheiden toestanden; en daarin
houdt Hij Zijn oog op hen gevestigd. 2. Hij heeft niet alleen een toelatende,
maar ook een werkende hand in het opstellen van al de werktuigen van hun
beproevingen, hetzij het duivels of mensen, winden of stormen zijn. Hij ziftte
het huis van Israël als koren in een zeef gezift wordt, nochtans zo, dat niet
één korrel verloren ging. 3. Door Zijn voorzienigheid bestemt Hij een geschikte
tijd voor de beproevingen, en soms, zo handelde Hij ook met Petrus, waarschuwt
Hij hen vooraf, voordat de beproeving komt: “In deze zelfde nacht" zei
Hij, “eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen.” En
door Zijn voorzienigheid zet Hij de beproeving palen, dat zij zo en zover komt
en niet verder. Zo ook in de tekst: Hij laat de discipelen zwoegen tot de
vierde nachtwake. Hij let op de beproevingen van Zijn volk, als Hij de Vader
voor hen bidt. Hier is Hij in het gebed, terwijl zij zich in de nacht op zee
inspannen en roeien. 5. Hij geeft zo acht op de beproevingen van Zijn volk, dat
Hij daardoor Zijn eigen voornemens en edele plannen uitvoert, en al hun
beproevingen daartoe dienstbaar maakt.
Vraagt gij: Waarom geeft Hij zo nauw acht op de
beproevingen van Zijn volk? Dan antwoord ik: Ten eerste, omdat Hij groot belang
bij hen heeft, zij staan in een nauwe betrekking tot Hem, zij zijn allen de
vrucht van de arbeid van Zijn ziel, Hij heeft Zich voor hen aan de Vader
verbonden, en zij zijn, met alles wat hun zal overkomen, aan Hem opgedragen,
die voor hen allen, van de kleinste tot de grootste, verantwoordelijk is. Ten
tweede: Omdat er weinigen of geen zijn buiten Hem, die op hun beproevingen
letten, want zij kunnen weinig voor zichzelf doen en anderen verachten hen.
II. Wat het tweede punt
betreft: Dat Hij op Zijn volk let in hun beproevingen, heeft dit tot hen te
zeggen: 1. Dat zij niet toevallig over hen komen, maar door Zijn bestel en
opzettelijk. 2. Dat zij niet alleen zijn in hun beproevingen; al bemerken zij
Hem soms niet, toch is ook dan Zijn oog op hen, en Zijn hart bij hen, en zij
zijn bij Hem: (Ps. 73: 22, 23 [Eng. Overz.]) “Toen was ik een groot beest bij
U, nochtans ben ik gedurig bij U". 3. Het geeft te kennen, dat de
beproevingen van Zijn volk niet zulk een vaart kunnen lopen, als anders wel zou
kunnen gebeuren, maar Hij stelt ze perk en paal, en Hij zal sterkte geven om ze
allen te kunnen doorstaan.
III. Welke zijn de beproevingen van Zijn volk,
waarin Hij het nauwste betrokken is? Ik antwoord: Hij is in alle de
beproevingen van Zijn volk betrokken, maar voornamelijk in die, welke hun
overkomen in de uitvoering van hun plicht. Zoals hier, toen Hij Zijn discipelen
gebood naar zee te gaan. 2. Hij geeft nauwkeurig acht op die beproevingen, en
is daarin betrokken, die boven hun bereik zijn, wat een uitkomst en ontkoming
betreft; evenals dit in de tekst het geval was. 3. Hij let op Zijn volk en
geeft nauw acht op hen in die beproevingen, waarin zij gewikkeld zijn, en doen
wat zij kunnen, hoewel al hun arbeid maar weinig betekent. 4. Hij let op hen en
bekommert zich over hen in alle hun beproevingen, die zwaar zijn, ver te boven
gaande wat hun vroeger is overkomen, zoals het ook in de tekst het geval was.
Toepassing. Laat Gods volk zich
hiermee vertroosten, “dat hun Heere en Meester acht geeft op alle hun
beproevingen, in alle de voormelde opzichten, en acht, dat Hij er groot belang
bij heeft, dat Hij dit doet". Aangezien het zo is, zullen boze mensen en
vervolgers hun doel niet bereiken in alles wat hun hart tegen Zijn volk
onderneemt, maar zij zullen in hun beproevingen ondersteund en er door geholpen
worden. Wij kunnen hieruit in het bijzonder leren, dat Hij let op de
beproevingen van Gods volk in ons land, en dat Hij er nauw bij betrokken is.
Hij toch heeft hen verbonden aan het werk en de zaak voor welke zij lijden. 2.
De beproevingen, die hun nu overkomen kunnen door geen mensen verholpen worden,
en gaan de beproevingen te boven, die hun vroeger zijn overkomen. Zijn volk
zwoegt daaronder naar hun vermogen. 3. Hun beproevingen gaan gepaard met vele
aanmerkelijke beledigingen, die de God des hemels worden aangedaan. 4. Zijn
naam is zonderling aan de zaak verbonden, alle natiën zien er naar hoe het met
onze zaken zal gaan, omdat zij gehoord hebben, dat wij een volk zijn, dat met
God een verbond heeft aangegaan. 5. Hij heeft een aanzienlijke voorraad in het
schip, dat nu op zee is, en door wind en golven wordt op en neer geworpen: een
zeer godzalig overblijfsel. Als Zijn
volk wilde besluiten liever te verdrinken en met elkaar te vergaan, dan door
toegeving te zondigen, zou het er goed met onze zaak voor staan. 6. De
voorspraak van Christus gaat door voor Zijn volk, dat in Zijn dienst werkzaam
is. Hij was in het gebed toen Zijn discipelen op zee waren. En Hij bad voor
Petrus, dat zijn geloof niet mocht ophouden. Zijn voorbidding nu geschiedt om
de volgende dingen: 1. Dat het geloof van Zijn volk, zoals reeds gezegd is,
niet zou bezwijken. 2. Dat hun zonden, die de beproeving hebben doen komen, en
alle de omstandigheden van hun wangedrag, mogen worden vergeven. 3. Dat zij
geen ongeoorloofde weg zullen inslaan om verlost te worden. 4. Dat de
beproeving geheiligd mag worden, zodat zij haar behoorlijke vrucht voortbrengt
in hen die onder dezelve zijn. 5. Dat hun gemis van een rechte geest hun
beproeving niet mag verzwaren, of de verlossing of uitkomst vertragen; en dat
opdat de verlossing verhaast mag worden, zoals wij dat lezen in Zach. 1: 8-12:
Christus wordt gezien tussen de mirten, die in de diepten waren, en Hij komt
voor de Kerk tussenbeide in haar beproeving. “Heere der heirscharen, hoelang
zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke
Gij gram geweest bent, deze zeventig jaren?" O, dat wij geloof hadden, dat
onze Voorspraak in onze beproevingen voor ons tussentreedt, en dat gij allen u
mocht benaarstigen van één zin te zijn, en te voldoen aan, en overeenkomstig
met Christus te handelen in, al de punten van Zijn voorbidding, die wij hebben
aangestipt, om Zijn zaak hoog te houden; altijd liever verdrukking kiezende dan
de zonde. Tracht het rechte nut uit de beproeving te trekken, en ziet daarnaar
even ernstig uit, als naar de uitkomst, altijd tot uw vertroosting en de
bevestiging van Uw harten gedenkende, dat Christus uw Voorspraak is, en uw zaak
in alle de voornoemde opzichten bepleit. Weet, dat God Hem altijd hoort, en dat
Hij aan David niet zal liegen en het verbond met Hem niet zal ontheiligen,
zelfs al wordt het door Zijn kinderen overtreden. Dat is een goede grond van
vertroosting.
Merkt uit bun zwoegen en roeien op, dat Gods volk
onder beproevingen de middelen behoort te gebruiken, die Hij bun heeft
nagelaten, al is het, dat het gebruik ervan tot hun verlossing weinig heeft te
betekenen. De discipelen arbeiden hier tegen wind en weer, al is het, dat het
hun niet veel helpt. Al scheen het, dat de vier of vijf broden nergens toe
dienden, om die aan zoveel voor te zetten om hen te spijzigen, toch maakt
Christus er gebruik van. Om dit uit te breiden, overweegt: 1. Dat God in de
slechtste tijden nog enige middelen tot gebruik voor Zijn volk heeft nagelaten.
2. Dat de Heere door die geringe middelen soms grote dingen werkt, en dat gij
daarom in het gebruik van die middelen uw hoop niet moet opgeven. 3. Dat de
Heere, op de ene of andere wijze, het gebruik van de middelen zegent, al zijn
zij nog zo gering en verachtelijk. 4. Dat wanneer Zijn volk geen gewone
middelen ongebruikt heeft gelaten, die geschikt zijn om zulke en dusdanige
gevolgen te veroorzaken, Hij nochtans wil, al werken zij niets uit, dat zij
volharden in de gebed. “Staat vast, en ziet het heil des Heeren" evenals
toen Israël voor de Rode Zee stond, en de Egyptenaars hen najaagden. 5. Dat het
Gods gewone weg is, dat Hij Zijn volk in hun engten tot zeer geringe middelen
terugbrengt, en hun toch beveelt die te gebruiken, om daardoor de trouw en gehoorzaamheid
van Zijn volk te beproeven, en hun te leren de beste middelen niet te
verafgoden.
Eerste gebruik. Laat dit Gods volk leren
in hun engten uit te zien welke middelen God heeft bepaald, en die vlijtig te
gebruiken. 2. Vertwijfelt niet, wordt niet moedeloos, wanneer de middelen
verachtelijk schijnen te zijn, aangezien de Heere het gebruik van zeer geringe
middelen pleegt te zegenen. Wanneer geen andere geschikte middelen zijn
overgebleven, blijft dan in de gebed werkzaam; want dat is steeds uw plicht, en
zal de grond van uw vrede zijn, en laat de Heere doen wat goed is in Zijn ogen.
De volgende zaak in de tekstwoorden is de
verlossing, die de discipelen kregen, met de omstandigheden daarvan. Wanneer
het schijnt, dat zij zullen verdrinken, nog geen vier mijlen van het land af,
ter vierder wake 's nachts, dat is tegen de morgen, komt de liefde voor de dag;
Christus komt, zonder er om gesmeekt te worden, om door Zijn Almacht te helpen,
wandelende op het water, dat Hij als een begaanbaar pad onder Zijn voeten maakt.
Doch wanneer Hij komt, begrijpen zij Hem verkeerd en worden bevreesd; zodat hoe
dichter het aan de verlossing uit hun beproeving toe is, hoe hoger zij stijgt.
En Hij spreekt tot hen, en beneemt hun de vrees, en vermindert die door hun te
zeggen, dat Hij het is, en zo krijgen zij in enen nieuwe trap van hun
beproeving ene nieuwe ontdekking van Hem. Zo hebben wij ook de begeerte van
Petrus om een zonderling blijk te hebben, dat Hij de Heere is, als hij van Hem
begeert, dat Hij hem zal gebieden tot Hem op het water te komen.
Merkt hierop, dat Christus soms onze beproevingen,
wanneer wij menen, dat zij hoog genoeg zijn gekomen, nog vrij wat hoger zal
doen stijgen. De discipelen oordeelden, dat hun beproevingen door wind en
storm, en in de vierde nachtwake, al zeer hoog waren gestegen, en toch behaagde
het Hem ze nog meer te verlengen en te verzwaren. Om deze leer op te helderen,
Overweegt ten eerste, dat
Gods volk spoedig van gedachte is, dat hun beproevingen zeer groot zijn. (1.)
Omdat zij de tegenwoordige bij vorige afmeten, en er niet aan denken, dat de
Heere voornemens is hen nog verder te beproeven, en dat het slot, wat de
uitkomst betreft, scherper en donkerder zal zijn, dan het voorafgaande was.
(2.) Omdat zij hun beproevingen vergelijken en afmeten aan die van anderen, die
niet de hoogste maar de laagste beproevingen hebben ondervonden. (3.) Omdat zij
hun beproevingen afmeten aan de sterkte, die zij voor het ogenblik
gewaarworden, en niet gedenken, dat Hij de sterkte vermeerdert en meer kracht
geeft naar mate de beproeving toeneemt. (4.) Omdat zij dikwijls hun beproeving
vergelijken bij de middelen, die hun overblijven om daaruit verlost te worden;
en niet gedenken, dat de Heere dikwijls van alle middelen afziet op welke. zij
hun oog gevestigd hebben, en nieuwe middelen doet komen tot hun bevrijding.
(5.) Omdat zij dikwijls hun beproeving afmeten aan hetgeen zij vooraf berekenen
en besluiten, terwijl de beproeving soms hoger stijgt, dan zij konden bevatten;
en wanneer dan de beproeving spoedig tot die hoogte komt, die, zij zich als het
hoogtepunt hebben voorgesteld, dan, menen zij, dat zij niet verder zal gaan. En
zo dwalen wij, omdat wij Gods raad niet kennen.
Ten tweede. Overweegt, dat de Heere in de
beproeving van Zijn volk verschillende einden beoogt en gedachten heeft, die
zij niet weten; nochtans zo, dat Hij de beproevingen beheerst, wanneer zij
boven hun bereik zijn. Hij heeft toch ten doel Zijn kracht in hun zwakheid te
verheerlijken, en hun zonderlinge bewijzen te geven, dat Hij voor hen leeft en
een welbehagen in hen heeft, die zij niet verwachten, en hen tot sommige dingen
te drijven, die niet zo spoedig door hen gebruikt worden.
Ten derde. Overweegt, dat gelijk deze
dingen Hem bewegen de beproevingen van Zijn volk tot zo’n hoogte op te voeren,
het toch hun plicht is er tegen te waken, Hem of Zijn wegen verkeerd uit te
leggen. Denkt daarom niet, dat het gemis van liefde is voor de partij, die
bedroefd wordt, of dat Hij hen vergeet, zoals zij zich zo gemakkelijk
inbeelden; want toen zij zich inspanden en roeiden zag Hij hen, en was Hij voor
hen aan het bidden. Denkt ook niet, dat het plichtverzuim is in de beproefde
partij, waardoor de beproevingen verzwaard worden; want hier deden de
discipelen hun plicht, en toch werden zij zo beproefd. En denkt ook niet, dat
geringere beproevingen voldoende zouden zijn om ons te vernederen, en ons in de
laagte te brengen, wanneer wij aan onszelf werden overgelaten.
Eerste gebruik. Leert over uw
beproevingen recht te oordelen; dat kan ongepaste klachten en neerslachtigheid
voorkomen. 2. Wanneer uw beproevingen tot de grootste hoogte zijn gestegen, die
gij kunt dragen, geeft Hem nochtans ruimte ze nog hoger te doen stijgen, en
verstaat Hem niet verkeerd, wanneer Hij dat doet.
Merkt ten tweede op, dat al
wordt de verlossing van Gods volk uitgesteld, zij nochtans vordert en op de
rechte tijd zal komen. Wij zullen dit nader uitbreiden en nu 1ste aantonen, dat
Christus ter rechter tijd Zijn volk komt verlossen. 2de. Hoe Hij komt, zodat
gezegd kan worden, dat Hij ter rechter tijd komt.
Wat het eerste betreft: Hij komt ter
rechter tijd, wanneer Hij tijdig komt om de ondergang van Zijn volk te
verhinderen: (Ps. 94:18) “Als ik zei mijn voet wankelt, Uw goedertierenheid, o
Heere, ondersteunde mij." 2. Wanneer Hij op een tijd komt, die voor hen
geschikt is om een verlossing aan te nemen, dat is, wanneer alle hoop op
verlossing langs een andere weg is afgesneden, en zij alleen tot God beginnen
op te zien; dan komt Hij, evenals in Ps. 142: 5: “Ik zag uit ter rechterhand,
en ziet zo was daar niemand, die mij kende; daar was geen ontvlieden voor mij,
niemand zorgde voor mijn ziel. Toen riep ik tot de Heere: Gij bent mijn
toevlucht, mijn deel in het land der levenden." 3. Wanneer Hij tot ons
komt en een zondige weg voorkomt, waarop wij anders in onze beproeving
verbrijzeld zouden worden: (Ps. 125: 3) “Want de scepter der goddelozen zal
niet rusten op het lot der rechtvaardigen, opdat de rechtvaardigen hun handen
niet uitstrekken tot onrecht." 4. Wanneer de verlossing het aangenaamst is
voor de beproefde partij, dan is het zeer tijdig. Hoe blij waren de discipelen,
en hoe liefderijk ontvingen zij Hem, toen Hij in het schip kwam.
Wat het tweede betreft.
Overweegt sommige dingen, die in de verlossing voorkwamen, welke te kennen
geven, dat Hij tijdig kwam. 1. Hij kwam, toen zij zich pijnigden en vermoeiden
in het gebruik der middelen, hoewel die weinig betekenden. 2. Hij kwam, zonder
dat zij van hun zijde het dringend verzochten. Wij horen toch al die tijd niets
van hun bidden; hun verlossing komt als de vrucht van Zijn voorbidding. Want
Hij had voor hen gebeden, en wordt nu gezonden om hen te verlossen; zij waren
er maar slecht aan toe, zij konden weinig voor zichzelf doen, zij hadden niet
anders dan de dood voor ogen. 3. De verlossing baant haarzelf een weg door de
zwarigheden heen, hetwelk niet anders kon geschieden dan door de Almacht,
aangedreven door vrije liefde. Nu, wanneer zij niet tot Hem kunnen komen, maakt
Hij de reis om tot hen te komen op die wateren, die met hen in strijd zijn, en
hen van alle zijden dreigen te overstromen. Geen moeilijkheid kan voor Zijn
almacht en almachtige kracht bestaan, wanneer de toestand van Zijn volk
vereist, dat die wordt te werk gesteld, wanneer Hij hen in gevaar heeft
gebracht. 4. De verlossing komt met nieuwe bewijzen en ontdekkingen van de
liefde van Christus tot hen in hun beproevingen, en van Zijn oppermacht over
datgene, dat de grond was van hun vrees: Hij treedt op de zee, en bevrijdt hen
van stormen.
Eerste gebruik. Laat Zijn volk
moed houden, en de storm te gemoed treden, want de verlossing zal komen, bij
een goede gelegenheid en ter rechter tijd, in al de voormelde opzichten. 2.
Laat Zijn volk gebruik maken van de geringe middelen, die Hij hun heeft
achtergelaten, en wanneer zij geen ander hebben, een poosje met Hem worstelen
in de gebed. 3. Verwacht meer van Zijn medelijden, Zijn ontferming en
voorbidding, dan van uw plicht, of van uw toewijding. 4. Al zijn de
moeilijkheden voor ons ondraaglijk, wacht nochtans op de beloning van Zijn
macht naar de toestand vereist. 5. Wacht in al uw arbeid en lijden op
ontdekkingen van Hem; en dit zal niet de minste ontdekking van Hem zijn, dat
Hij zal verschijnen door Zijn almachtige arm en kracht, vertredende hen, die
ons gevangen houden. Wanneer Hij dus verschijnt, “heft dan uw hoofden opwaarts,
omdat uw verlossing nabij is". En hetzij ik leef of gestorven ben, ik
vermaan allen, die God vrezen, dat zij geloof oefenen in Hem, als die Zijn voet
op onze zee zet, wanneer Hij zal beginnen Zijn vijanden te overwinnen, en hen
onder elkaar verdeeld te doen zijn, en hun voornemens onder hun handen te
verbreken, en hen in hun eigen werk te verwarren, en wanneer Hij hun voornemens
begint te verijdelen, en hier en daar Zijn oordelen over hen begint uit te
voeren. Ik zeg, ziet dan op Hem, als die Zijnen voet op onze zee zet, en
verwachtverlossing voor Zijn Kerk en Zijn volk. Amen.
“En de discipelen ziende Hem op de zee wandelen
werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel, en zij
schreeuwden van vrees".
Matth. 14: 26.
Wij hebben over de verlossing gesproken, die de
discipelen kregen uit ene zware beproeving, en aangetoond, dat de verlossing
niet kwam vóór de vierde nachtwake. Het behaagt de Heere toch soms de
beproevingen van Zijn volk hoger te doen stijgen, dan zij ooit dachten te
kunnen dragen. Doch hoewel Hij een lange tijd uitstelt, toch gaat Hij voort en
komt tot hen, want de verlossing van Zijn volk komt steeds ter rechter tijd.
Wanneer Christus voortgaat tot hun verlossing menen zij, dat Hij een spooksel,
een geest of duivel is.
Merkt op, “dat veeltijds wanneer de Heere op weg
is om Zijn volk te verlossen, zij Hem geheel verkeerd begrijpen". Dit
blijkt duidelijk uit de tekst, en ook in het geval van Israël, toen Mozes hen
uit Egypte leidde.
Wij zullen hier aantonen
I. In welke gevallen Gods volk geneigd is Hem
verkeerd te begrijpen, wanneer Hij komt om hen te verlossen.
II. Wat de oorzaak is, dat zij zich vergissen, en
waarom zij dat doen.
I. Wat het eerste punt betreft: Zij
verstaan Hem gemakkelijk verkeerd, wanneer zij in grote benauwdheid verkeren,
en zeer verbroken zijn door beproevingen, waarin zij niet in staat zijn te
oordelen over wat de Heere hun ten goede doet of zegt. Dan toch zijn zij in een
geestesgesteldheid, waarin zij geneigd zijn alles wat Hij doet als zuiver toorn
te beschouwen. Dit was het geval met Israël in Egypte; zij waren zo verbroken
door de verdrukkingen dat zij, vanwege de benauwdheid van geest, niet konden
luisteren naar wat Mozes tot hen zei, zij hadden zo lang met verdrukking geworsteld.
Wanneer een ziel zolang en pijnlijk met blijken van toorn geslagen, en met de
verschrikkingen der hel omringd is geweest, zal zij niet gemakkelijk te
overreden zijn, dat God in enige zaak haar welzijn bedoelt.
2. Zij zijn geneigd God verkeerd te begrijpen,
wanneer zij onder diepe bevattingen van hun schuld zijn, want dan meten zij
alles of naar hetgeen zij verdiend hebben. Evenals Petrus zei: “Ga uit van mij,
want ik ben een zondig mens" zo ook zeggen zij: “dat is een goed woord,
maar het is niet voor mij".
3. Wanneer de Heere Zich opmaakt om hen te
verlossen langs een vreemd ongebaand pad, evenals Christus hier op de zee
wandelde, dat was een vreemde weg. Jona twijfelde ongetwijfeld aan zijn
verlossing toen hij door de walvis werd ingeslokt.
II. Wat het tweede punt betreft:
Wat veroorzaakt, dat het volk van God Hem verkeerd begrijpt? Antwoord. Het is
alle mensen natuurlijk eigen de God des hemels, “Wiens wegen niet gelijk onze
wegen zijn" verkeerd te verstaan. Wij rieken naar aardse dingen, en leggen
alles verkeerd uit; tenzij de Heere ons helpt kunnen wij niet recht verstaan
wat Hij doet. 2. Wij zijn geneigd alles verkeerd uit te leggen door de
vooroordelen en verkeerde bevattingen, die wij van God hebben, zodat het niet
zo vreemd is, dat wij Hem verkeerd begrijpen, als dat wij Hem ergens in recht
verstaan; want wij hebben van nature een ellendige neiging om ons in te
beelden, dat God het schepsel gelijk is, en Zijn wegen gelijk doet zijn aan de
wegen van het schepsel. De discipelen menen, dat het geen mens kan zijn, die op
de zee wandelt, maar dat het een geest of een duivel moet zijn. Hij was een
wijs mens, die zei: “Is dit naar de wet der mensen, Heere, HEERE?" De
Heere had kunnen antwoorden: “Waarlijk, David, het is niet naar de wijze der
mensen; niemand ter wereld zou u van achter de schapen hebben genomen om een
koning van u te maken, zoals Ik gedaan heb''. Indien deze vooroordelen en
verkeerde bevattingen van God in Zijn volk ten onder waren gebracht, zouden zij
het zeer aangenaam kunnen hebben; maar er is altijd iets van binnen, dat zegt,
dat niemand zo met iemand zou handelen, en dat is ook zo; desniettegenstaande
is het Gods weg zo te handelen, en gij moest altijd gedenken, dat “Zijn wegen
zoveel hoger zijn als de wegen des mensen, als de hemel hoger is als de
aarde".
2. Wij zijn geneigd God een weg voor te schrijven,
waarin Hij moet komen om ons te verlossen, en als Hij niet in die weg komt
verstaan wij Hem verkeerd. Dit was de grond van de misvatting van de discipelen
aangaande de opstanding van Christus; zij meenden, dat Hij zo heerlijk moest
opstaan, dat de gehele wereld terstond voor Hem zou zijn neergevallen:
“bovendien" zeggen zij, “is het heden de derde dag sedert Hij gestorven
is, en wij hebben Hem niet gezien; maar sommige vrouwen zijn aan het graf
geweest, en hebben een gezicht gezien". Zij meenden Hem op een andere
wijze te zullen zien, en daarom begrepen zij Hem verkeerd. Gods volk ziet soms
uit om Hem in ene tijdelijke goedertierenheid te zien. Zij verwachten, dat Hij
hun uitwendige banden zal losmaken, zij zien uit naar zulk een middel, en Hij
komt tot hen in een ander, dat wel zo goed is.
Toepassing. Dit leert ons,
dat wij de Heere moeten vrijlaten, hoe Hij Zijn volk wil verlossen beide van
hun geestelijke en tijdelijke dienstbaarheid, en dat wij Hem niet aan dit of
dat middel moeten binden. Hij komt toch gewoonlijk niet op die wijze, zoals
Zijn volk dat zou willen, hetwelk dikwijls in hun bevinding is gebleken. Dit
heeft sommigen bevreesd gemaakt te spreken over de weg waarin zij wilden, dat Hij zou
komen, uit vrees, dat Hij in een andere weg zou komen.
Ten eerste. Legt alles wat Hij doet goed
uit, dat zal uw verkeerde opvattingen van Hem, en van de weg waarin Hij zal
komen tot uw verlossing, voorkomen. “De liefde denkt geen kwaad"; God
heeft een blijmoedige gever lief en geen vrek. Hij heeft de mens lief, die het
goede van Hem en Zijn weg verwacht. Daarom wanneer uw beproevingen zeer hoog
zijn gestegen, en de weg des Heeren u vreemd voorkomt, omdat de wegen der
Voorzienigheid vreemd zijn, spreekt dan spaarzaam over de zaken, zolang gij
niet kunt zien wat de uitslag zal zijn. Het kan toch zijn, dat de bedeling er
in het eerst als niet voor het doel geschikt uitziet, die na verloop van
tijd grote goedertierenheden voor Zijn Kerk zal opleveren.
Ten tweede. Merkt op, dat de Heere soms,
wanneer Hij de verlossing van Zijn Kerk voortzet, hun beproevingen nog iets
hoger pleegt te doen stijgen, dan zij tevoren waren. De discipelen waren eerst
bevreesd voor de zee, doch nu ook voor een spooksel, in die mate, dat zij
schreeuwden van vrees, en toch kwam Christus tot hun verlossing. De
beproevingen van Israël waren nooit zo hoog gestegen als toen Mozes werd
gezonden om hen te verlossen.
De redenen van deze leer zijn de volgende: 1e.
De Heere doet dit opdat Hij alle middelen in het belang van Zijn volk mag
vaststellen, ofschoon zij er Hem om zullen vragen, en opdat hun ogen alleen op
Hem mogen zijn. Israël werd tweemaal door de kinderen Benjamins verslagen,
omdat zij op hun aantal en op hun zaak vertrouwden. 2e. Opdat Hij
Zijn volk voor de verlossing mag toebereiden. Hoewel Zijn mededogen zodanig is,
dat Hij niet wacht op de gemoedsgesteldheid van Zijn volk, toch zal God iets
met de verlossing doen gepaard gaan, dat hen er geschikter voor zal makers dan
zeven jaren benauwdheid; een kleine beproeving in de verlossing zal veel goed
doen, zij verhaast de verlossing; het kan zijn, dat er iets in de verlossing
voorkomt, dat uw hart zal verbreken, en u meer zal verootmoedigen dan alle de
moeiten, die u te voren in lichaam, en geest, en staat zijn overkomen. 3e.
Hij handelt zo om baan te makers voor de wreedheid van de tegenpartijders en zo
schielijk hun beker vol te maken, en dan doet Hij hen vallen in het midden van
hun hoogmoed. Israëls verlossing in Egypte werd opgehouden om de
onbeschaamdheid van de vijand groter te doen worden en hen rijp te makers voor
het oordeel. 4e. Hij doet dit om de verlossing van Zijn volk des te
liefelijker te makers wanneer zij komt, liefelijker dan dat zij niet was
vertraagd en niet tot die hoogte was gestegen. Deze beproeving, die de
discipelen overkwam, maakte Christus veel welkomer dan zij zou geweest zijn,
als zij Hem niet eerst voor een spooksel hadden aangezien. 5e. Hij
doet dit, opdat Hij Zijn volk in evenwicht mag houden bij hun verlossing; opdat
zij zich nuchter mogen houden bij het ontvangen van de goedertierenheden. Zijn
volk is luchthartig, daarom zal Hij enige waardige werktuigen laten vallen
wanneer Hij bezig is hen te verlossen, opdat het verlies daarvan een tegenwicht
mag zijn bij de verlossing. 6e. Hij doet het werk zo volmaakt, en
twist met sommige personen, die nauw betrokken zijn in de moeilijkheid, die
Zijn volk overkomt. In de bijzondere zaak, die Hij ten doel had in die
verlossing van David uit de hand van zijn zoon Absalom, (hoewel deze
vergelijking niet in alle gevallen doorgaat) doodden zijn mannen Absolom; dit
verminderde in Davids schatting de waarde der verlossing, maar God tuchtigde de
ene en wreekte Zich op de andere.
Eerste gebruik. Indien het God behaagt u
te laten zien, dat uw verlossing op de bergen begint te dagen, bedenkt dan, dat
uw moeilijkheden niet alle over zijn. Ik zal niet zeggen, welke weg God kan
volgen om ons te verlossen, maar ik geloof, dat de verlossing wanneer zij zal
komen, met een menigte moeilijkheden zal door elkaar geweven zijn, zodat het
moeilijk te bepalen zal zijn of het een verlossing zal zijn of niet, zo zal het
op het tegenovergestelde gelijken. Ik heb dit menigmaal overdacht: Wat zou het
zijn, als er een partij voor God en Zijn partij te velde trekt en geheel aan
stukken wordt gebroken, en toch diezelfde verbroken partij de verlossing van
Zijn Kerk bevordert? Zulke dingen zijn er vele bij Hem. Doch wanneer uw
verlossing begint te dagen, denkt dan niet, dat uw moeilijkheden over zijn. U
kan in de verlossing iets overkomen, dat erger kan zijn dan al de ellende, die
gij gezien hebt, zodat gij liever zoudt willen, dat gij nog was als tevoren,
dan daarin te blijven.
Tweede gebruik. Ik wil niet, dat Gods
volk zal denken, dat hun verlossing zal worden uitgesteld, totdat zij er goed
voor gesteld zijn. Er kan iets in de verlossing zijn, dat u een gesteldheid zal
geven. Ik denk, dat er iets zal zijn, dat Zijn volk in ons land zal
verootmoedigen, meer dan iets, dan hun is overkomen. God kan in één nacht of
dag doen, wat u meer zal doen bidden dan alles wat u tevoren is overkomen.
Derde gebruik. Gij moet niet menen, dat
de verlossing niet zal komen voordat van alle middelen is afgezien; neen, gij
zoudt u daarin kunnen vergissen, en vreest niet voor die werktuigen, die gij
vreest te zullen verafgoden, want in de verlossing zal God u die doen loslaten,
hetwelk uw beproeving zal verzwaren. Indien er dan iemand onder u is, die
geloof heeft, dat er uitkomst zal komen, rekent er dan op en bereidt u voor,
dat gij grotere moeilijkheden zult ontmoeten dan gij tevoren hebt ontmoet, en
dat wel tegen dat de verlossing aanbreekt. De discipelen waren bevreesd toen
zij Christus zagen, menende, dat het een spooksel was. Toch kwam Hij en nam ene
proef van het geloof van Petrus, en Hij gaf er ene van Zijn genoegzaamheid om
te helpen.
Ten derde. Merkt op, dat Gods volk ten
zeerste aan slaafse vrees onderworpen is, wanneer bun nieuwe moeilijkheden
overkomen, want zij worden spoediger door hun zonden meegevoerd dan andere
mensen, en consciëntie van zonde wekt vrees op. Ik zal er ten eerste over
spreken: Vanwaar deze vrees ontstaat. Ten tweede: Waarom zij die zo
onderhevig zijn. Ten derde: Over het vooroordeel, dat zij daardoor
hebben. En ten vierde: Over de genezing van hun vrees.
Wat het eerste betreft: Deze slaafse vrees
waarmee Gods volk geplaagd wordt ontstaat uit bun ongeloof van hetgeen God van
hen gezegd heeft, of anders, dat zij het vergeten. 2. Zij vloeit daaruit voort
dat zij de slechtste uitlegging geven en vaststellen aan Zijn voorzienigheid.
3. Zij vloeit voort uit twijfelmoedigheid en kleinmoedigheid, waardoor hun
handen verslappen in het gebruik van geoorloofde middelen om hun beproevingen
te dragen, en werkzaam te zijn om er uit te komen; zij worden onverschillig wat
die dingen betreft, menende, dat het gebruik der middelen geen goed zal doen,
en zo vergaan bun geloof en hun hoop. Hierop volgt enige neiging om
ongeoorloofde middelen te gebruiken ter ontkoming, en al is het, dat zij die
niet opvolgen, toch is het hart zulk ene verzoeking goedgezind, en gewoonlijk
zijn klachten de vruchten van slaafse vrees. Zij bestaat dan ook in een
godloochenend stellen van het schepsel in het kanaal van onafhankelijkheid van
God, alsof het schepsel uit eigen beweging kon komen en gaan, zonder opdracht
van Hem. (Jes. 51: 3) “De Heere zal troosten"; zij hadden de
opperheerschappij van God vergeten en dachten, dat de mensen met hen konden
doen wat zij wilden zonder God; en wanneer het zo bij u is, dan is het honderd tegen
een, als gij u niet haast om langs enen ongeoorloofde weg van onder de
beproeving uit te komen.
Zien wij ten tweede wat de
reden is: Waarom het volk van God deze vrees zo onderhevig is. De eerste
reden is: Hun grote onkunde van Gods belangstelling in Zijn volk.
Dit is een hoofdoorzaak van alle slaafse vrees: (Jes. 51: 12, 13) “Wie bent
gij, dat gij u vreest voor de mens, die sterven zal; en vergeet de Heere, Die u
gemaakt heeft". Wij menen, dat wij alleen staan, en dan vrezen wij waar
niets te vrezen is, wij overwegen niet, dat God in de vergadering der oprechten
is. Het is waar, dat de vijanden vrezen omdat God onder Zijn volk is, maar
sommigen verstaan het zo, dat Zijn volk vreesde, hoewel God onder hen was. Een tweede
reden is: Het ongeloof van wat God heeft gezegd tot bemoediging van
Zijn volk. Een derde reden is: De wassende godloochening, onze
bevatting, dat God als het schepsel en het schepsel als God is, alsof God niet
kan werken wat Hij wil zonder het schepsel, en alsof het schepsel kan doen wat
het wil zonder God; wij stellen in sommige dingen God boven het schepsel, en in
andere dingen het schepsel boven God. Een vierde reden is: Omdat
het volk van God te spoedig aan vrees toegeeft en meent, dat zij er in geen
geval zonder reden aan toegeven. Doch gij moest de slaafse vrees, wanneer zij u
overvalt tegenstaan en buitensluiten, want dat gij er naar luistert maakt, dat
het overmag, en u verzwakt.
Ik zal, ten derde, iets
zeggen: Over het vooroordeel, dat met slaafse vrees gepaard gaat. Ten
eerste: Het verslapt de handen van Gods volk in alle plichten;
wanneer zij uitermate beginnen te vrezen worden zij onverschillig of zij de
plicht doen of niet.
Niemand toch zal in zijn plicht blijven voortgaan
wanneer zijn geloof bezwijkt, en als slaafse vrees de overhand heeft houdt het
geloof op, of als gij uw plicht nog waarneemt geschiedt het maar in de sleur,
evenals de Roomsen, wanneer zij hun paternoster opzeggen en uit hun hoofd
prevelen.
Een tweede vooroordeel
is zielsontmoediging; niets kan Gods volk troosten wanneer deze vrees de
overhand heeft.
Een derde vooroordeel
is, dat hun aangezicht vervallen is tot schande van de godsdienst; telkens
wanneer slaafse vrees de overhand krijgt maakt dit, dat zij kijken alsof zij
een harden meester dienen, die hen zwaar werk laat doen en geen loon uitkeert.
Een vierde vooroordeel
is, dat het de Heere verplicht niets te doen tot hun ontkoming en verlossing,
gelijk geschreven staat: (Matth. 13: 58) “En Hij heeft daar niet vele krachten
gedaan vanwege hun ongeloof".
Een vijfde vooroordeel
is, dat het hen onbekwaam maakt, om de goedertierenheid te bevatten, die hun
bewezen wordt. Wij lezen van Israël in Egypte, dat zij niet zo konden
luisteren, dat zij verstonden wat Mozes tot hen zei. Ja, dan is de plicht hun
een last, en het valt hun lichter stenen te kruien, dan de plichten te
vervullen, die tot hun ontkoming kunnen strekken.
Een zesde vooroordeel
is, dat zo iemand, die onder slaafse vrees verkeert, wat God ook doet in Zijn
soevereiniteit en ontferming, in de gehele Bijbel geen belofte kan vinden, dat
God hem in zulk een geval zal helpen: (Jac. 1: 7) “Want die mens mene niet, dat
hij iets ontvangen zal van de Heere, omdat hij niet in geloof bidt."
Zien wij, ten vierde, hoe dit
kwaad genezen wordt. (1): Christus' komst tot Zijn discipelen geneest hun
vrezen. Als Christus in goedgunstigheid tot de mens komt, die onder slaafse
vrees verkeert, dat zal hem genezen. Brengt Gods volk en Christus bij elkaar,
en Hij zal alle hun vrezen genezen, en alle hun redeneringen tot zwijgen brengen.
“Ik ben het, vreest niet" stilt alles (2). Doch gelijk Hij vriendelijk
spreekt, zo ook voegt Hij Zijn gezag er aan toe, Hij bestraft hun slaafse
vrees; hoewel zij grond hadden om rustig te zijn, nochtans kunnen zij dat niet,
zolang Hij niet zegt: “Ik ben het, vreest niet" en toch werkt het dit niet
in allen uit.
Er zijn sommigen, die een bijzondere bevestiging willen hebben, en
Petrus komt vóór al de overigen naar voren: “Indien Gij het bent, zo gebied mij
tot U te komen op het water" anders zal ik niet geloven. Doch er zal niet
veel reden om te pochen voor hem overblijven. Het kan zijn, dat uw twijfelingen
vermeerderen voordat uw dagen teneinde zijn, doch bidt Christus, dat Hij de
duivel van slaafse vrees verbiedt u te ziften; maar het is de komst van
Christus, die alle uw vrezen volkomen moet genezen, niets anders zal het doen.
Eerste gebruik. Laat al Gods volk weten,
dat het kwaad van slaafse vrees hen zal vergezellen naarmate hun moeilijkheden
vernieuwd worden, en als gij er tegen waakt, wetende het vooroordeel dat zij
werkt, bemoedigt uzelf er tegen, wanneer in enen donkere en bewolkte dag uw
vrezen toenemen. Overweegt, om het te voorkomen, het belang, dat God bij Zijn
volk heeft: Hoe zij “als een zegel op Zijn hart gezet, en in Zijn handpalmen gegraveerd
zijn"; en dat de Heere gezegd heeft, dat “die hen aanraakt, die raakt Zijn
oogappel aan". Geloven wij dit? Zij, die het volk van God beroeren doen
een even groot kwaad alsof zij God in het aangezicht slaan.
Tweede gebruik. Gelooft ook, dat alles
wat God doet, of de mensen toelaat te doen, Zijn volk ten goede zal medewerken;
dit wordt algemeen met de mond toegestemd, doch er is geen waarheid in de
Bijbel, die minder geloofd wordt. En hoewel gij de waarheid der belofte niet in
twijfel trekt, toch staat gij voor de toepassing.
Past u daarom in dit geval toe, als gij kunt
geloven, en er met uw hart in kunt berusten, dat alle de benauwdheden en
verdrukkingen, onder welke Gods volk in dit land zijn, hun ten goede zullen
medewerken. En als het zo is, gelijk het ongetwijfeld zijn zal,. waarom wordt
gij er dan niet door vertroost?
Derde gebruik. Gelooft dit ook, dat
Gods volk niets overkomt dan door Zijn voorzienigheid; al zijn er vele dingen,
die hun overkomen, welke Zijn goedkeuring niet wegdragen, toch is er niets wat
hun overkomt, waarin Hij Zijn hand niet heeft, hetzij in een dadelijke of in
ene toelatende voorzienigheid.
Laat dat een andere grond van rust zijn,
voornamelijk deze, dat Hij Zichzelf eert en u het goede zal toebrengen.
Dat de leraars in ons land uit hun kerken en
huizen zijn gezet, en uit het land zijn verbannen, of in een afgelegene plaats
zijn gevangen gezet, is door Zijn voorzienigheid, en zal hun en ook u ten goede
medewerken; en aangezien dit zo is, behoort gij dan niet stil te zijn?
Vierde gebruik. Weet en gelooft, dat gij
niets behoeft te vrezen dan God en een kwaad geweten. Zoals iemand in Ierland
tot een bisschop zei, toen hij dreigde hem in de gevangenis te zullen zetten:
“Ik ken geen gevangenis, die zo erg is als ene kwade consciëntie".
En als gij vastbesloten bent, niets te vrezen dan
God, en ene kwade consciëntie, dan behoeft gij geen mens noch iets anders te
vrezen; want die vrees zal alle. andere vrezen wegnemen en stillen. Amen.