William Guthrie

 

Christus' zorg voor Zijn volk, dat onder verdrukking verkeert

 

Eerste preek. 1

Tweede preek. 6

 

 

Eerste preek

 

“En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren, want de wind was hun tegen. Maar ter vierder wake 's nachts, kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee. En de discipelen ziende Hem op de zee wandelen werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel, en zij schreeuwden van vrees".

 

Matth. 14: 24, 25, 26.

 

De leer, die ik uit deze tekst der Heilige Schrift wil aandringen is: Dat hoewel Christus ver van Zijn volk of schijnt te zijn onder hun beproevingen, Hij nochtans op een bijzondere wijze op hen let. Hij ziet, dat zij zich pijnigden om het schip voort te krijgen (Mark. 6: 48) en toch was Hij al die tijd in het gebed.

Om dit punt op te helderen, zullen wij aantonen

I. Op welke wijze Christus op de beproevingen van Zijn volk let, en waarom Hij zo handelt.

II. Wat Zijn letten op Zijn volk in hun beproevingen hun heeft te zeggen.

III. Welke de beproevingen zijn, waarin Christus het nauwste op Zijn volk let.

I. Wat het eerste punt betreft, Hij let op de beproevingen van Zijn volk, die Hij in Zijn eeuwige Raad te voren voor hen verordineerd heeft. Nooit overkwam Zijn volk iets, dat niet van eeuwigheid besloten was. En in de tijd regelt Hij ze zo, dat zij gepast zijn voor de oefening van Zijn volk, overeenkomstig hun onderscheiden toestanden; en daarin houdt Hij Zijn oog op hen gevestigd. 2. Hij heeft niet alleen een toelatende, maar ook een werkende hand in het opstellen van al de werktuigen van hun beproevingen, hetzij het duivels of mensen, winden of stormen zijn. Hij ziftte het huis van Israël als koren in een zeef gezift wordt, nochtans zo, dat niet één korrel verloren ging. 3. Door Zijn voorzienigheid bestemt Hij een geschikte tijd voor de beproevingen, en soms, zo handelde Hij ook met Petrus, waarschuwt Hij hen vooraf, voordat de beproeving komt: “In deze zelfde nacht" zei Hij, “eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen.” En door Zijn voorzienigheid zet Hij de beproeving palen, dat zij zo en zover komt en niet verder. Zo ook in de tekst: Hij laat de discipelen zwoegen tot de vierde nachtwake. Hij let op de beproevingen van Zijn volk, als Hij de Vader voor hen bidt. Hier is Hij in het gebed, terwijl zij zich in de nacht op zee inspannen en roeien. 5. Hij geeft zo acht op de beproevingen van Zijn volk, dat Hij daardoor Zijn eigen voornemens en edele plannen uitvoert, en al hun beproevingen daartoe dienstbaar maakt.

Vraagt gij: Waarom geeft Hij zo nauw acht op de beproevingen van Zijn volk? Dan antwoord ik: Ten eerste, omdat Hij groot belang bij hen heeft, zij staan in een nauwe betrekking tot Hem, zij zijn allen de vrucht van de arbeid van Zijn ziel, Hij heeft Zich voor hen aan de Vader verbonden, en zij zijn, met alles wat hun zal overkomen, aan Hem opgedragen, die voor hen allen, van de kleinste tot de grootste, verantwoordelijk is. Ten tweede: Omdat er weinigen of geen zijn buiten Hem, die op hun beproevingen letten, want zij kunnen weinig voor zichzelf doen en anderen verachten hen.

II. Wat het tweede punt betreft: Dat Hij op Zijn volk let in hun beproevingen, heeft dit tot hen te zeggen: 1. Dat zij niet toevallig over hen komen, maar door Zijn bestel en opzettelijk. 2. Dat zij niet alleen zijn in hun beproevingen; al bemerken zij Hem soms niet, toch is ook dan Zijn oog op hen, en Zijn hart bij hen, en zij zijn bij Hem: (Ps. 73: 22, 23 [Eng. Overz.]) “Toen was ik een groot beest bij U, nochtans ben ik gedurig bij U". 3. Het geeft te kennen, dat de beproevingen van Zijn volk niet zulk een vaart kunnen lopen, als anders wel zou kunnen gebeuren, maar Hij stelt ze perk en paal, en Hij zal sterkte geven om ze allen te kunnen doorstaan.

III. Welke zijn de beproevingen van Zijn volk, waarin Hij het nauwste betrokken is? Ik antwoord: Hij is in alle de beproevingen van Zijn volk betrokken, maar voornamelijk in die, welke hun overkomen in de uitvoering van hun plicht. Zoals hier, toen Hij Zijn discipelen gebood naar zee te gaan. 2. Hij geeft nauwkeurig acht op die beproevingen, en is daarin betrokken, die boven hun bereik zijn, wat een uitkomst en ontkoming betreft; evenals dit in de tekst het geval was. 3. Hij let op Zijn volk en geeft nauw acht op hen in die beproevingen, waarin zij gewikkeld zijn, en doen wat zij kunnen, hoewel al hun arbeid maar weinig betekent. 4. Hij let op hen en bekommert zich over hen in alle hun beproevingen, die zwaar zijn, ver te boven gaande wat hun vroeger is overkomen, zoals het ook in de tekst het geval was.

Toepassing. Laat Gods volk zich hiermee vertroosten, “dat hun Heere en Meester acht geeft op alle hun beproevingen, in alle de voormelde opzichten, en acht, dat Hij er groot belang bij heeft, dat Hij dit doet". Aangezien het zo is, zullen boze mensen en vervolgers hun doel niet bereiken in alles wat hun hart tegen Zijn volk onderneemt, maar zij zullen in hun beproevingen ondersteund en er door geholpen worden. Wij kunnen hieruit in het bijzonder leren, dat Hij let op de beproevingen van Gods volk in ons land, en dat Hij er nauw bij betrokken is. Hij toch heeft hen verbonden aan het werk en de zaak voor welke zij lijden. 2. De beproevingen, die hun nu overkomen kunnen door geen mensen verholpen worden, en gaan de beproevingen te boven, die hun vroeger zijn overkomen. Zijn volk zwoegt daaronder naar hun vermogen. 3. Hun beproevingen gaan gepaard met vele aanmerkelijke beledigingen, die de God des hemels worden aangedaan. 4. Zijn naam is zonderling aan de zaak verbonden, alle natiën zien er naar hoe het met onze zaken zal gaan, omdat zij gehoord hebben, dat wij een volk zijn, dat met God een verbond heeft aangegaan. 5. Hij heeft een aanzienlijke voorraad in het schip, dat nu op zee is, en door wind en golven wordt op en neer geworpen: een zeer godzalig overblijfsel. Als Zijn volk wilde besluiten liever te verdrinken en met elkaar te vergaan, dan door toegeving te zondigen, zou het er goed met onze zaak voor staan. 6. De voorspraak van Christus gaat door voor Zijn volk, dat in Zijn dienst werkzaam is. Hij was in het gebed toen Zijn discipelen op zee waren. En Hij bad voor Petrus, dat zijn geloof niet mocht ophouden. Zijn voorbidding nu geschiedt om de volgende dingen: 1. Dat het geloof van Zijn volk, zoals reeds gezegd is, niet zou bezwijken. 2. Dat hun zonden, die de beproeving hebben doen komen, en alle de omstandigheden van hun wangedrag, mogen worden vergeven. 3. Dat zij geen ongeoorloofde weg zullen inslaan om verlost te worden. 4. Dat de beproeving geheiligd mag worden, zodat zij haar behoorlijke vrucht voortbrengt in hen die onder dezelve zijn. 5. Dat hun gemis van een rechte geest hun beproeving niet mag verzwaren, of de verlossing of uitkomst vertragen; en dat opdat de verlossing verhaast mag worden, zoals wij dat lezen in Zach. 1: 8-12: Christus wordt gezien tussen de mirten, die in de diepten waren, en Hij komt voor de Kerk tussenbeide in haar beproeving. “Heere der heirscharen, hoelang zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke Gij gram geweest bent, deze zeventig jaren?" O, dat wij geloof hadden, dat onze Voorspraak in onze beproevingen voor ons tussentreedt, en dat gij allen u mocht benaarstigen van één zin te zijn, en te voldoen aan, en overeenkomstig met Christus te handelen in, al de punten van Zijn voorbidding, die wij hebben aangestipt, om Zijn zaak hoog te houden; altijd liever verdrukking kiezende dan de zonde. Tracht het rechte nut uit de beproeving te trekken, en ziet daarnaar even ernstig uit, als naar de uitkomst, altijd tot uw vertroosting en de bevestiging van Uw harten gedenkende, dat Christus uw Voorspraak is, en uw zaak in alle de voornoemde opzichten bepleit. Weet, dat God Hem altijd hoort, en dat Hij aan David niet zal liegen en het verbond met Hem niet zal ontheiligen, zelfs al wordt het door Zijn kinderen overtreden. Dat is een goede grond van vertroosting.

Merkt uit bun zwoegen en roeien op, dat Gods volk onder beproevingen de middelen behoort te gebruiken, die Hij bun heeft nagelaten, al is het, dat het gebruik ervan tot hun verlossing weinig heeft te betekenen. De discipelen arbeiden hier tegen wind en weer, al is het, dat het hun niet veel helpt. Al scheen het, dat de vier of vijf broden nergens toe dienden, om die aan zoveel voor te zetten om hen te spijzigen, toch maakt Christus er gebruik van. Om dit uit te breiden, overweegt: 1. Dat God in de slechtste tijden nog enige middelen tot gebruik voor Zijn volk heeft nagelaten. 2. Dat de Heere door die geringe middelen soms grote dingen werkt, en dat gij daarom in het gebruik van die middelen uw hoop niet moet opgeven. 3. Dat de Heere, op de ene of andere wijze, het gebruik van de middelen zegent, al zijn zij nog zo gering en verachtelijk. 4. Dat wanneer Zijn volk geen gewone middelen ongebruikt heeft gelaten, die geschikt zijn om zulke en dusdanige gevolgen te veroorzaken, Hij nochtans wil, al werken zij niets uit, dat zij volharden in de gebed. “Staat vast, en ziet het heil des Heeren" evenals toen Israël voor de Rode Zee stond, en de Egyptenaars hen najaagden. 5. Dat het Gods gewone weg is, dat Hij Zijn volk in hun engten tot zeer geringe middelen terugbrengt, en hun toch beveelt die te gebruiken, om daardoor de trouw en gehoorzaamheid van Zijn volk te beproeven, en hun te leren de beste middelen niet te verafgoden.

Eerste gebruik. Laat dit Gods volk leren in hun engten uit te zien welke middelen God heeft bepaald, en die vlijtig te gebruiken. 2. Vertwijfelt niet, wordt niet moedeloos, wanneer de middelen verachtelijk schijnen te zijn, aangezien de Heere het gebruik van zeer geringe middelen pleegt te zegenen. Wanneer geen andere geschikte middelen zijn overgebleven, blijft dan in de gebed werkzaam; want dat is steeds uw plicht, en zal de grond van uw vrede zijn, en laat de Heere doen wat goed is in Zijn ogen.

De volgende zaak in de tekstwoorden is de verlossing, die de discipelen kregen, met de omstandigheden daarvan. Wanneer het schijnt, dat zij zullen verdrinken, nog geen vier mijlen van het land af, ter vierder wake 's nachts, dat is tegen de morgen, komt de liefde voor de dag; Christus komt, zonder er om gesmeekt te worden, om door Zijn Almacht te helpen, wandelende op het water, dat Hij als een begaanbaar pad onder Zijn voeten maakt. Doch wanneer Hij komt, begrijpen zij Hem verkeerd en worden bevreesd; zodat hoe dichter het aan de verlossing uit hun beproeving toe is, hoe hoger zij stijgt. En Hij spreekt tot hen, en beneemt hun de vrees, en vermindert die door hun te zeggen, dat Hij het is, en zo krijgen zij in enen nieuwe trap van hun beproeving ene nieuwe ontdekking van Hem. Zo hebben wij ook de begeerte van Petrus om een zonderling blijk te hebben, dat Hij de Heere is, als hij van Hem begeert, dat Hij hem zal gebieden tot Hem op het water te komen.

Merkt hierop, dat Christus soms onze beproevingen, wanneer wij menen, dat zij hoog genoeg zijn gekomen, nog vrij wat hoger zal doen stijgen. De discipelen oordeelden, dat hun beproevingen door wind en storm, en in de vierde nachtwake, al zeer hoog waren gestegen, en toch behaagde het Hem ze nog meer te verlengen en te verzwaren. Om deze leer op te helderen,

Overweegt ten eerste, dat Gods volk spoedig van gedachte is, dat hun beproevingen zeer groot zijn. (1.) Omdat zij de tegenwoordige bij vorige afmeten, en er niet aan denken, dat de Heere voornemens is hen nog verder te beproeven, en dat het slot, wat de uitkomst betreft, scherper en donkerder zal zijn, dan het voorafgaande was. (2.) Omdat zij hun beproevingen vergelijken en afmeten aan die van anderen, die niet de hoogste maar de laagste beproevingen hebben ondervonden. (3.) Omdat zij hun beproevingen afmeten aan de sterkte, die zij voor het ogenblik gewaarworden, en niet gedenken, dat Hij de sterkte vermeerdert en meer kracht geeft naar mate de beproeving toeneemt. (4.) Omdat zij dikwijls hun beproeving vergelijken bij de middelen, die hun overblijven om daaruit verlost te worden; en niet gedenken, dat de Heere dikwijls van alle middelen afziet op welke. zij hun oog gevestigd hebben, en nieuwe middelen doet komen tot hun bevrijding. (5.) Omdat zij dikwijls hun beproeving afmeten aan hetgeen zij vooraf berekenen en besluiten, terwijl de beproeving soms hoger stijgt, dan zij konden bevatten; en wanneer dan de beproeving spoedig tot die hoogte komt, die, zij zich als het hoogtepunt hebben voorgesteld, dan, menen zij, dat zij niet verder zal gaan. En zo dwalen wij, omdat wij Gods raad niet kennen.

Ten tweede. Overweegt, dat de Heere in de beproeving van Zijn volk verschillende einden beoogt en gedachten heeft, die zij niet weten; nochtans zo, dat Hij de beproevingen beheerst, wanneer zij boven hun bereik zijn. Hij heeft toch ten doel Zijn kracht in hun zwakheid te verheerlijken, en hun zonderlinge bewijzen te geven, dat Hij voor hen leeft en een welbehagen in hen heeft, die zij niet verwachten, en hen tot sommige dingen te drijven, die niet zo spoedig door hen gebruikt worden.

Ten derde. Overweegt, dat gelijk deze dingen Hem bewegen de beproevingen van Zijn volk tot zo’n hoogte op te voeren, het toch hun plicht is er tegen te waken, Hem of Zijn wegen verkeerd uit te leggen. Denkt daarom niet, dat het gemis van liefde is voor de partij, die bedroefd wordt, of dat Hij hen vergeet, zoals zij zich zo gemakkelijk inbeelden; want toen zij zich inspanden en roeiden zag Hij hen, en was Hij voor hen aan het bidden. Denkt ook niet, dat het plichtverzuim is in de beproefde partij, waardoor de beproevingen verzwaard worden; want hier deden de discipelen hun plicht, en toch werden zij zo beproefd. En denkt ook niet, dat geringere beproevingen voldoende zouden zijn om ons te vernederen, en ons in de laagte te brengen, wanneer wij aan onszelf werden overgelaten.

Eerste gebruik. Leert over uw beproevingen recht te oordelen; dat kan ongepaste klachten en neerslachtigheid voorkomen. 2. Wanneer uw beproevingen tot de grootste hoogte zijn gestegen, die gij kunt dragen, geeft Hem nochtans ruimte ze nog hoger te doen stijgen, en verstaat Hem niet verkeerd, wanneer Hij dat doet.

Merkt ten tweede op, dat al wordt de verlossing van Gods volk uitgesteld, zij nochtans vordert en op de rechte tijd zal komen. Wij zullen dit nader uitbreiden en nu 1ste aantonen, dat Christus ter rechter tijd Zijn volk komt verlossen. 2de. Hoe Hij komt, zodat gezegd kan worden, dat Hij ter rechter tijd komt.

Wat het eerste betreft: Hij komt ter rechter tijd, wanneer Hij tijdig komt om de ondergang van Zijn volk te verhinderen: (Ps. 94:18) “Als ik zei mijn voet wankelt, Uw goedertierenheid, o Heere, ondersteunde mij." 2. Wanneer Hij op een tijd komt, die voor hen geschikt is om een verlossing aan te nemen, dat is, wanneer alle hoop op verlossing langs een andere weg is afgesneden, en zij alleen tot God beginnen op te zien; dan komt Hij, evenals in Ps. 142: 5: “Ik zag uit ter rechterhand, en ziet zo was daar niemand, die mij kende; daar was geen ontvlieden voor mij, niemand zorgde voor mijn ziel. Toen riep ik tot de Heere: Gij bent mijn toevlucht, mijn deel in het land der levenden." 3. Wanneer Hij tot ons komt en een zondige weg voorkomt, waarop wij anders in onze beproeving verbrijzeld zouden worden: (Ps. 125: 3) “Want de scepter der goddelozen zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen, opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht." 4. Wanneer de verlossing het aangenaamst is voor de beproefde partij, dan is het zeer tijdig. Hoe blij waren de discipelen, en hoe liefderijk ontvingen zij Hem, toen Hij in het schip kwam.

Wat het tweede betreft. Overweegt sommige dingen, die in de verlossing voorkwamen, welke te kennen geven, dat Hij tijdig kwam. 1. Hij kwam, toen zij zich pijnigden en vermoeiden in het gebruik der middelen, hoewel die weinig betekenden. 2. Hij kwam, zonder dat zij van hun zijde het dringend verzochten. Wij horen toch al die tijd niets van hun bidden; hun verlossing komt als de vrucht van Zijn voorbidding. Want Hij had voor hen gebeden, en wordt nu gezonden om hen te verlossen; zij waren er maar slecht aan toe, zij konden weinig voor zichzelf doen, zij hadden niet anders dan de dood voor ogen. 3. De verlossing baant haarzelf een weg door de zwarigheden heen, hetwelk niet anders kon geschieden dan door de Almacht, aangedreven door vrije liefde. Nu, wanneer zij niet tot Hem kunnen komen, maakt Hij de reis om tot hen te komen op die wateren, die met hen in strijd zijn, en hen van alle zijden dreigen te overstromen. Geen moeilijkheid kan voor Zijn almacht en almachtige kracht bestaan, wanneer de toestand van Zijn volk vereist, dat die wordt te werk gesteld, wanneer Hij hen in gevaar heeft gebracht. 4. De verlossing komt met nieuwe bewijzen en ontdekkingen van de liefde van Christus tot hen in hun beproevingen, en van Zijn oppermacht over datgene, dat de grond was van hun vrees: Hij treedt op de zee, en bevrijdt hen van stormen.

Eerste gebruik. Laat Zijn volk moed houden, en de storm te gemoed treden, want de verlossing zal komen, bij een goede gelegenheid en ter rechter tijd, in al de voormelde opzichten. 2. Laat Zijn volk gebruik maken van de geringe middelen, die Hij hun heeft achtergelaten, en wanneer zij geen ander hebben, een poosje met Hem worstelen in de gebed. 3. Verwacht meer van Zijn medelijden, Zijn ontferming en voorbidding, dan van uw plicht, of van uw toewijding. 4. Al zijn de moeilijkheden voor ons ondraaglijk, wacht nochtans op de beloning van Zijn macht naar de toestand vereist. 5. Wacht in al uw arbeid en lijden op ontdekkingen van Hem; en dit zal niet de minste ontdekking van Hem zijn, dat Hij zal verschijnen door Zijn almachtige arm en kracht, vertredende hen, die ons gevangen houden. Wanneer Hij dus verschijnt, “heft dan uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is". En hetzij ik leef of gestorven ben, ik vermaan allen, die God vrezen, dat zij geloof oefenen in Hem, als die Zijn voet op onze zee zet, wanneer Hij zal beginnen Zijn vijanden te overwinnen, en hen onder elkaar verdeeld te doen zijn, en hun voornemens onder hun handen te verbreken, en hen in hun eigen werk te verwarren, en wanneer Hij hun voornemens begint te verijdelen, en hier en daar Zijn oordelen over hen begint uit te voeren. Ik zeg, ziet dan op Hem, als die Zijnen voet op onze zee zet, en verwachtverlossing voor Zijn Kerk en Zijn volk. Amen.

 

 

Tweede preek

 

“En de discipelen ziende Hem op de zee wandelen werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel, en zij schreeuwden van vrees".

 

Matth. 14: 26.

 

Wij hebben over de verlossing gesproken, die de discipelen kregen uit ene zware beproeving, en aangetoond, dat de verlossing niet kwam vóór de vierde nachtwake. Het behaagt de Heere toch soms de beproevingen van Zijn volk hoger te doen stijgen, dan zij ooit dachten te kunnen dragen. Doch hoewel Hij een lange tijd uitstelt, toch gaat Hij voort en komt tot hen, want de verlossing van Zijn volk komt steeds ter rechter tijd. Wanneer Christus voortgaat tot hun verlossing menen zij, dat Hij een spooksel, een geest of duivel is.

Merkt op, “dat veeltijds wanneer de Heere op weg is om Zijn volk te verlossen, zij Hem geheel verkeerd begrijpen". Dit blijkt duidelijk uit de tekst, en ook in het geval van Israël, toen Mozes hen uit Egypte leidde.

Wij zullen hier aantonen

I. In welke gevallen Gods volk geneigd is Hem verkeerd te begrijpen, wanneer Hij komt om hen te verlossen.

II. Wat de oorzaak is, dat zij zich vergissen, en waarom zij dat doen.

I. Wat het eerste punt betreft: Zij verstaan Hem gemakkelijk verkeerd, wanneer zij in grote benauwdheid verkeren, en zeer verbroken zijn door beproevingen, waarin zij niet in staat zijn te oordelen over wat de Heere hun ten goede doet of zegt. Dan toch zijn zij in een geestesgesteldheid, waarin zij geneigd zijn alles wat Hij doet als zuiver toorn te beschouwen. Dit was het geval met Israël in Egypte; zij waren zo verbroken door de verdrukkingen dat zij, vanwege de benauwdheid van geest, niet konden luisteren naar wat Mozes tot hen zei, zij hadden zo lang met verdrukking geworsteld. Wanneer een ziel zolang en pijnlijk met blijken van toorn geslagen, en met de verschrikkingen der hel omringd is geweest, zal zij niet gemakkelijk te overreden zijn, dat God in enige zaak haar welzijn bedoelt.

2. Zij zijn geneigd God verkeerd te begrijpen, wanneer zij onder diepe bevattingen van hun schuld zijn, want dan meten zij alles of naar hetgeen zij verdiend hebben. Evenals Petrus zei: “Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens" zo ook zeggen zij: “dat is een goed woord, maar het is niet voor mij".

3. Wanneer de Heere Zich opmaakt om hen te verlossen langs een vreemd ongebaand pad, evenals Christus hier op de zee wandelde, dat was een vreemde weg. Jona twijfelde ongetwijfeld aan zijn verlossing toen hij door de walvis werd ingeslokt.

II. Wat het tweede punt betreft: Wat veroorzaakt, dat het volk van God Hem verkeerd begrijpt? Antwoord. Het is alle mensen natuurlijk eigen de God des hemels, “Wiens wegen niet gelijk onze wegen zijn" verkeerd te verstaan. Wij rieken naar aardse dingen, en leggen alles verkeerd uit; tenzij de Heere ons helpt kunnen wij niet recht verstaan wat Hij doet. 2. Wij zijn geneigd alles verkeerd uit te leggen door de vooroordelen en verkeerde bevattingen, die wij van God hebben, zodat het niet zo vreemd is, dat wij Hem verkeerd begrijpen, als dat wij Hem ergens in recht verstaan; want wij hebben van nature een ellendige neiging om ons in te beelden, dat God het schepsel gelijk is, en Zijn wegen gelijk doet zijn aan de wegen van het schepsel. De discipelen menen, dat het geen mens kan zijn, die op de zee wandelt, maar dat het een geest of een duivel moet zijn. Hij was een wijs mens, die zei: “Is dit naar de wet der mensen, Heere, HEERE?" De Heere had kunnen antwoorden: “Waarlijk, David, het is niet naar de wijze der mensen; niemand ter wereld zou u van achter de schapen hebben genomen om een koning van u te maken, zoals Ik gedaan heb''. Indien deze vooroordelen en verkeerde bevattingen van God in Zijn volk ten onder waren gebracht, zouden zij het zeer aangenaam kunnen hebben; maar er is altijd iets van binnen, dat zegt, dat niemand zo met iemand zou handelen, en dat is ook zo; desniettegenstaande is het Gods weg zo te handelen, en gij moest altijd gedenken, dat “Zijn wegen zoveel hoger zijn als de wegen des mensen, als de hemel hoger is als de aarde".

2. Wij zijn geneigd God een weg voor te schrijven, waarin Hij moet komen om ons te verlossen, en als Hij niet in die weg komt verstaan wij Hem verkeerd. Dit was de grond van de misvatting van de discipelen aangaande de opstanding van Christus; zij meenden, dat Hij zo heerlijk moest opstaan, dat de gehele wereld terstond voor Hem zou zijn neergevallen: “bovendien" zeggen zij, “is het heden de derde dag sedert Hij gestorven is, en wij hebben Hem niet gezien; maar sommige vrouwen zijn aan het graf geweest, en hebben een gezicht gezien". Zij meenden Hem op een andere wijze te zullen zien, en daarom begrepen zij Hem verkeerd. Gods volk ziet soms uit om Hem in ene tijdelijke goedertierenheid te zien. Zij verwachten, dat Hij hun uitwendige banden zal losmaken, zij zien uit naar zulk een middel, en Hij komt tot hen in een ander, dat wel zo goed is.

Toepassing. Dit leert ons, dat wij de Heere moeten vrijlaten, hoe Hij Zijn volk wil verlossen beide van hun geestelijke en tijdelijke dienstbaarheid, en dat wij Hem niet aan dit of dat middel moeten binden. Hij komt toch gewoonlijk niet op die wijze, zoals Zijn volk dat zou willen, hetwelk dikwijls in hun bevinding is gebleken. Dit heeft sommigen bevreesd gemaakt te spreken over de weg waarin zij wilden, dat Hij zou komen, uit vrees, dat Hij in een andere weg zou komen.

Ten eerste. Legt alles wat Hij doet goed uit, dat zal uw verkeerde opvattingen van Hem, en van de weg waarin Hij zal komen tot uw verlossing, voorkomen. “De liefde denkt geen kwaad"; God heeft een blijmoedige gever lief en geen vrek. Hij heeft de mens lief, die het goede van Hem en Zijn weg verwacht. Daarom wanneer uw beproevingen zeer hoog zijn gestegen, en de weg des Heeren u vreemd voorkomt, omdat de wegen der Voorzienigheid vreemd zijn, spreekt dan spaarzaam over de zaken, zolang gij niet kunt zien wat de uitslag zal zijn. Het kan toch zijn, dat de bedeling er in het eerst als niet voor het doel geschikt uitziet, die na verloop van tijd grote goedertierenheden voor Zijn Kerk zal opleveren.

Ten tweede. Merkt op, dat de Heere soms, wanneer Hij de verlossing van Zijn Kerk voortzet, hun beproevingen nog iets hoger pleegt te doen stijgen, dan zij tevoren waren. De discipelen waren eerst bevreesd voor de zee, doch nu ook voor een spooksel, in die mate, dat zij schreeuwden van vrees, en toch kwam Christus tot hun verlossing. De beproevingen van Israël waren nooit zo hoog gestegen als toen Mozes werd gezonden om hen te verlossen.

De redenen van deze leer zijn de volgende: 1e. De Heere doet dit opdat Hij alle middelen in het belang van Zijn volk mag vaststellen, ofschoon zij er Hem om zullen vragen, en opdat hun ogen alleen op Hem mogen zijn. Israël werd tweemaal door de kinderen Benjamins verslagen, omdat zij op hun aantal en op hun zaak vertrouwden. 2e. Opdat Hij Zijn volk voor de verlossing mag toebereiden. Hoewel Zijn mededogen zodanig is, dat Hij niet wacht op de gemoedsgesteldheid van Zijn volk, toch zal God iets met de verlossing doen gepaard gaan, dat hen er geschikter voor zal makers dan zeven jaren benauwdheid; een kleine beproeving in de verlossing zal veel goed doen, zij verhaast de verlossing; het kan zijn, dat er iets in de verlossing voorkomt, dat uw hart zal verbreken, en u meer zal verootmoedigen dan alle de moeiten, die u te voren in lichaam, en geest, en staat zijn overkomen. 3e. Hij handelt zo om baan te makers voor de wreedheid van de tegenpartijders en zo schielijk hun beker vol te maken, en dan doet Hij hen vallen in het midden van hun hoogmoed. Israëls verlossing in Egypte werd opgehouden om de onbeschaamdheid van de vijand groter te doen worden en hen rijp te makers voor het oordeel. 4e. Hij doet dit om de verlossing van Zijn volk des te liefelijker te makers wanneer zij komt, liefelijker dan dat zij niet was vertraagd en niet tot die hoogte was gestegen. Deze beproeving, die de discipelen overkwam, maakte Christus veel welkomer dan zij zou geweest zijn, als zij Hem niet eerst voor een spooksel hadden aangezien. 5e. Hij doet dit, opdat Hij Zijn volk in evenwicht mag houden bij hun verlossing; opdat zij zich nuchter mogen houden bij het ontvangen van de goedertierenheden. Zijn volk is luchthartig, daarom zal Hij enige waardige werktuigen laten vallen wanneer Hij bezig is hen te verlossen, opdat het verlies daarvan een tegenwicht mag zijn bij de verlossing. 6e. Hij doet het werk zo volmaakt, en twist met sommige personen, die nauw betrokken zijn in de moeilijkheid, die Zijn volk overkomt. In de bijzondere zaak, die Hij ten doel had in die verlossing van David uit de hand van zijn zoon Absalom, (hoewel deze vergelijking niet in alle gevallen doorgaat) doodden zijn mannen Absolom; dit verminderde in Davids schatting de waarde der verlossing, maar God tuchtigde de ene en wreekte Zich op de andere.

Eerste gebruik. Indien het God behaagt u te laten zien, dat uw verlossing op de bergen begint te dagen, bedenkt dan, dat uw moeilijkheden niet alle over zijn. Ik zal niet zeggen, welke weg God kan volgen om ons te verlossen, maar ik geloof, dat de verlossing wanneer zij zal komen, met een menigte moeilijkheden zal door elkaar geweven zijn, zodat het moeilijk te bepalen zal zijn of het een verlossing zal zijn of niet, zo zal het op het tegenovergestelde gelijken. Ik heb dit menigmaal overdacht: Wat zou het zijn, als er een partij voor God en Zijn partij te velde trekt en geheel aan stukken wordt gebroken, en toch diezelfde verbroken partij de verlossing van Zijn Kerk bevordert? Zulke dingen zijn er vele bij Hem. Doch wanneer uw verlossing begint te dagen, denkt dan niet, dat uw moeilijkheden over zijn. U kan in de verlossing iets overkomen, dat erger kan zijn dan al de ellende, die gij gezien hebt, zodat gij liever zoudt willen, dat gij nog was als tevoren, dan daarin te blijven.

Tweede gebruik. Ik wil niet, dat Gods volk zal denken, dat hun verlossing zal worden uitgesteld, totdat zij er goed voor gesteld zijn. Er kan iets in de verlossing zijn, dat u een gesteldheid zal geven. Ik denk, dat er iets zal zijn, dat Zijn volk in ons land zal verootmoedigen, meer dan iets, dan hun is overkomen. God kan in één nacht of dag doen, wat u meer zal doen bidden dan alles wat u tevoren is overkomen.

Derde gebruik. Gij moet niet menen, dat de verlossing niet zal komen voordat van alle middelen is afgezien; neen, gij zoudt u daarin kunnen vergissen, en vreest niet voor die werktuigen, die gij vreest te zullen verafgoden, want in de verlossing zal God u die doen loslaten, hetwelk uw beproeving zal verzwaren. Indien er dan iemand onder u is, die geloof heeft, dat er uitkomst zal komen, rekent er dan op en bereidt u voor, dat gij grotere moeilijkheden zult ontmoeten dan gij tevoren hebt ontmoet, en dat wel tegen dat de verlossing aanbreekt. De discipelen waren bevreesd toen zij Christus zagen, menende, dat het een spooksel was. Toch kwam Hij en nam ene proef van het geloof van Petrus, en Hij gaf er ene van Zijn genoegzaamheid om te helpen.

Ten derde. Merkt op, dat Gods volk ten zeerste aan slaafse vrees onderworpen is, wanneer bun nieuwe moeilijkheden overkomen, want zij worden spoediger door hun zonden meegevoerd dan andere mensen, en consciëntie van zonde wekt vrees op. Ik zal er ten eerste over spreken: Vanwaar deze vrees ontstaat. Ten tweede: Waarom zij die zo onderhevig zijn. Ten derde: Over het vooroordeel, dat zij daardoor hebben. En ten vierde: Over de genezing van hun vrees.

Wat het eerste betreft: Deze slaafse vrees waarmee Gods volk geplaagd wordt ontstaat uit bun ongeloof van hetgeen God van hen gezegd heeft, of anders, dat zij het vergeten. 2. Zij vloeit daaruit voort dat zij de slechtste uitlegging geven en vaststellen aan Zijn voorzienigheid. 3. Zij vloeit voort uit twijfelmoedigheid en kleinmoedigheid, waardoor hun handen verslappen in het gebruik van geoorloofde middelen om hun beproevingen te dragen, en werkzaam te zijn om er uit te komen; zij worden onverschillig wat die dingen betreft, menende, dat het gebruik der middelen geen goed zal doen, en zo vergaan bun geloof en hun hoop. Hierop volgt enige neiging om ongeoorloofde middelen te gebruiken ter ontkoming, en al is het, dat zij die niet opvolgen, toch is het hart zulk ene verzoeking goedgezind, en gewoonlijk zijn klachten de vruchten van slaafse vrees. Zij bestaat dan ook in een godloochenend stellen van het schepsel in het kanaal van onafhankelijkheid van God, alsof het schepsel uit eigen beweging kon komen en gaan, zonder opdracht van Hem. (Jes. 51: 3) “De Heere zal troosten"; zij hadden de opperheerschappij van God vergeten en dachten, dat de mensen met hen konden doen wat zij wilden zonder God; en wanneer het zo bij u is, dan is het honderd tegen een, als gij u niet haast om langs enen ongeoorloofde weg van onder de beproeving uit te komen.

Zien wij ten tweede wat de reden is: Waarom het volk van God deze vrees zo onderhevig is. De eerste reden is: Hun grote onkunde van Gods belangstelling in Zijn volk. Dit is een hoofdoorzaak van alle slaafse vrees: (Jes. 51: 12, 13) “Wie bent gij, dat gij u vreest voor de mens, die sterven zal; en vergeet de Heere, Die u gemaakt heeft". Wij menen, dat wij alleen staan, en dan vrezen wij waar niets te vrezen is, wij overwegen niet, dat God in de vergadering der oprechten is. Het is waar, dat de vijanden vrezen omdat God onder Zijn volk is, maar sommigen verstaan het zo, dat Zijn volk vreesde, hoewel God onder hen was. Een tweede reden is: Het ongeloof van wat God heeft gezegd tot bemoediging van Zijn volk. Een derde reden is: De wassende godloochening, onze bevatting, dat God als het schepsel en het schepsel als God is, alsof God niet kan werken wat Hij wil zonder het schepsel, en alsof het schepsel kan doen wat het wil zonder God; wij stellen in sommige dingen God boven het schepsel, en in andere dingen het schepsel boven God. Een vierde reden is: Omdat het volk van God te spoedig aan vrees toegeeft en meent, dat zij er in geen geval zonder reden aan toegeven. Doch gij moest de slaafse vrees, wanneer zij u overvalt tegenstaan en buitensluiten, want dat gij er naar luistert maakt, dat het overmag, en u verzwakt.

Ik zal, ten derde, iets zeggen: Over het vooroordeel, dat met slaafse vrees gepaard gaat. Ten eerste: Het verslapt de handen van Gods volk in alle plichten; wanneer zij uitermate beginnen te vrezen worden zij onverschillig of zij de plicht doen of niet.

Niemand toch zal in zijn plicht blijven voortgaan wanneer zijn geloof bezwijkt, en als slaafse vrees de overhand heeft houdt het geloof op, of als gij uw plicht nog waarneemt geschiedt het maar in de sleur, evenals de Roomsen, wanneer zij hun paternoster opzeggen en uit hun hoofd prevelen.

Een tweede vooroordeel is zielsontmoediging; niets kan Gods volk troosten wanneer deze vrees de overhand heeft.

Een derde vooroordeel is, dat hun aangezicht vervallen is tot schande van de godsdienst; telkens wanneer slaafse vrees de overhand krijgt maakt dit, dat zij kijken alsof zij een harden meester dienen, die hen zwaar werk laat doen en geen loon uitkeert.

Een vierde vooroordeel is, dat het de Heere verplicht niets te doen tot hun ontkoming en verlossing, gelijk geschreven staat: (Matth. 13: 58) “En Hij heeft daar niet vele krachten gedaan vanwege hun ongeloof".

Een vijfde vooroordeel is, dat het hen onbekwaam maakt, om de goedertierenheid te bevatten, die hun bewezen wordt. Wij lezen van Israël in Egypte, dat zij niet zo konden luisteren, dat zij verstonden wat Mozes tot hen zei. Ja, dan is de plicht hun een last, en het valt hun lichter stenen te kruien, dan de plichten te vervullen, die tot hun ontkoming kunnen strekken.

Een zesde vooroordeel is, dat zo iemand, die onder slaafse vrees verkeert, wat God ook doet in Zijn soevereiniteit en ontferming, in de gehele Bijbel geen belofte kan vinden, dat God hem in zulk een geval zal helpen: (Jac. 1: 7) “Want die mens mene niet, dat hij iets ontvangen zal van de Heere, omdat hij niet in geloof bidt."

Zien wij, ten vierde, hoe dit kwaad genezen wordt. (1): Christus' komst tot Zijn discipelen geneest hun vrezen. Als Christus in goedgunstigheid tot de mens komt, die onder slaafse vrees verkeert, dat zal hem genezen. Brengt Gods volk en Christus bij elkaar, en Hij zal alle hun vrezen genezen, en alle hun redeneringen tot zwijgen brengen. “Ik ben het, vreest niet" stilt alles (2). Doch gelijk Hij vriendelijk spreekt, zo ook voegt Hij Zijn gezag er aan toe, Hij bestraft hun slaafse vrees; hoewel zij grond hadden om rustig te zijn, nochtans kunnen zij dat niet, zolang Hij niet zegt: “Ik ben het, vreest niet" en toch werkt het dit niet in allen uit.

Er zijn sommigen, die een bijzondere bevestiging willen hebben, en Petrus komt vóór al de overigen naar voren: “Indien Gij het bent, zo gebied mij tot U te komen op het water" anders zal ik niet geloven. Doch er zal niet veel reden om te pochen voor hem overblijven. Het kan zijn, dat uw twijfelingen vermeerderen voordat uw dagen teneinde zijn, doch bidt Christus, dat Hij de duivel van slaafse vrees verbiedt u te ziften; maar het is de komst van Christus, die alle uw vrezen volkomen moet genezen, niets anders zal het doen.

Eerste gebruik. Laat al Gods volk weten, dat het kwaad van slaafse vrees hen zal vergezellen naarmate hun moeilijkheden vernieuwd worden, en als gij er tegen waakt, wetende het vooroordeel dat zij werkt, bemoedigt uzelf er tegen, wanneer in enen donkere en bewolkte dag uw vrezen toenemen. Overweegt, om het te voorkomen, het belang, dat God bij Zijn volk heeft: Hoe zij “als een zegel op Zijn hart gezet, en in Zijn handpalmen gegraveerd zijn"; en dat de Heere gezegd heeft, dat “die hen aanraakt, die raakt Zijn oogappel aan". Geloven wij dit? Zij, die het volk van God beroeren doen een even groot kwaad alsof zij God in het aangezicht slaan.

Tweede gebruik. Gelooft ook, dat alles wat God doet, of de mensen toelaat te doen, Zijn volk ten goede zal medewerken; dit wordt algemeen met de mond toegestemd, doch er is geen waarheid in de Bijbel, die minder geloofd wordt. En hoewel gij de waarheid der belofte niet in twijfel trekt, toch staat gij voor de toepassing.

Past u daarom in dit geval toe, als gij kunt geloven, en er met uw hart in kunt berusten, dat alle de benauwdheden en verdrukkingen, onder welke Gods volk in dit land zijn, hun ten goede zullen medewerken. En als het zo is, gelijk het ongetwijfeld zijn zal,. waarom wordt gij er dan niet door vertroost?

Derde gebruik. Gelooft dit ook, dat Gods volk niets overkomt dan door Zijn voorzienigheid; al zijn er vele dingen, die hun overkomen, welke Zijn goedkeuring niet wegdragen, toch is er niets wat hun overkomt, waarin Hij Zijn hand niet heeft, hetzij in een dadelijke of in ene toelatende voorzienigheid.

Laat dat een andere grond van rust zijn, voornamelijk deze, dat Hij Zichzelf eert en u het goede zal toebrengen.

Dat de leraars in ons land uit hun kerken en huizen zijn gezet, en uit het land zijn verbannen, of in een afgelegene plaats zijn gevangen gezet, is door Zijn voorzienigheid, en zal hun en ook u ten goede medewerken; en aangezien dit zo is, behoort gij dan niet stil te zijn?

Vierde gebruik. Weet en gelooft, dat gij niets behoeft te vrezen dan God en een kwaad geweten. Zoals iemand in Ierland tot een bisschop zei, toen hij dreigde hem in de gevangenis te zullen zetten: “Ik ken geen gevangenis, die zo erg is als ene kwade consciëntie".

En als gij vastbesloten bent, niets te vrezen dan God, en ene kwade consciëntie, dan behoeft gij geen mens noch iets anders te vrezen; want die vrees zal alle. andere vrezen wegnemen en stillen. Amen.