De uitstorting van de Heilige Geest

of

de heerlijke staat van Christus' kerk voor het eind derdagen, door een milde uitstorting van de Heilige Geest

door John Howe (1630-1705), Engels Puritein

De volgende preek is er een van de 15 over Ezech.39:29.Howe heeft die uitgesproken in 1678. De prekenserie komt voor inde Engelstalige grote bundel "Al zijn werken", 1837.Deze preek is als bijlage opgenomen in het engelse boekje: ThePuritan Hope, 'De hoop der Puriteinen', een studie over deopleving en uitleg van de profetie, door I.H.Murray. Uitgave"The Banner of Truth Trust", 1975, blz.241. Uit ditleerzame boekje is deze preek zo getrouw mogelijk vertaald. Om deleesbaarheid te bevorderen -vooral voor leesdiensten is dat vanbelang- wordt de gangbare spelling gebruikt.

Middelburg, 6 juni 1992.

W.Westerbeke.

DE HEERLIJKE STAAT VAN CHRISTUS' KERK VOOR HET EIND DERDAGEN, DOOR EEN MILDE UITSTORTING VAN DE HEILIGE GEEST

"En Ik zal Mijn aangezicht voor hen niet meerverbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israëls zalhebben uitgegoten, spreekt de Heere HEERE", Ezechiël 39:29.

Hetgeen wij mogen begeren en verwachten in een verhandelingals deze en over een onderwerp zoals we hier voor ons hebben, kansamengevat worden in deze bijzonderheden:

1 Ons geloof te versterken in de hoofdzaak van deze dingen,dat er een heerlijke staat van voorspoed en vrede zal zijn voorde kerk van Christus op aarde; wat zo bijzonder duidelijk in deSchrift geopenbaard is.

2 De zaak duidelijk te omschrijven dat er een samenhangbestaat tussen uitwendige voorspoed van de waarheid en deinwendige vrede van de kerk, zijn beide het werk van de HeiligeGeest, wanneer Die in een grote en uitnemende mate wordtuitgestort. De samenhang tussen het een en ander is onmisbaar,want er kan nooit een uitwendig gelukkige staat van de kerk zijnals de Geest geen vrede meedeelt. Waar dat gevonden wordt kan erniet anders dan vrede zijn.

Wat het eerste deel van deze samenhang betreft, dat er zonderde invloed van de Geest nooit een uitwendige rust en voorspoedvoor de kerk kan wezen: dat moeten we goed en duidelijkomschrijven. Want het zijn ongetwijfeld maar ijdele verwachtingenen dwaze wensen te verlangen naar uitwendige voorspoed, zonderuit te zien naar een grote en algemene medewerking van de Geest.De ondervinding heeft al veel geleerd, in verschillende delen vande wereld, -als we geen bewijzen dichterbij hebben- om dedwaasheid te ontdekken en te weerleggen dat uitwendige voorspoedde kerk gelukkig kan maken. Hoe waarschijnlijk is het -als er eengunstige gelegenheid voordoet en als de mensen aan zichzelfworden overgelaten, dat ze er hun werk van zouden maken om elkaarte benadelen, naar de macht te grijpen, en die in handen tekrijgen! Dan zouden ze al gauw vleselijk worden, of ze zoudenalles doen om aardse en wereldse zaken na te jagen, de wereld tedienen en zich met die lage geest te vermengen. Nu, het is welduidelijk dat een uitstorting van de Geest niet samengaat metzulke uitwendige genoegens; dat kan niet anders. Er kan geengoede tijd voor de kerk van God komen, zonder de Gave van eenAndere Geest, Zijn Eigen Geest. Die en niets anders kan de kerkgelukkig maken.

Ja, die alleen kan het maar doen; en dat is de andere kant vande samenhang. Want, laat ons bij onszelf beginnen. Wat kan hetanders doen dan de uitstorting van de Geest, dat men bewogenwordt om God lief te hebben, zich aan Hem over te geven, Zijnzaak te dienen, elkaar lief te hebben als onszelf en zich teverheugen in elkaars welzijn, zodat het goede en de voorspoed vande een, de blijdschap en vreugde is van de ander? En dat demensen geen plannen maken ten koste van anderen, niet proberen omop een andermans hielen te trappen, noch zich te verheffen doorde val van een ander! Dit alleen kan een goede staat van de kerkuitmaken, wat haar ook door uitwendige vijanden wordt aangedaan.Het is waar, als de kerk de grootste uitstorting van de Geest zoukrijgen die ze ooit heeft gehad, dat ze wel geplaagd zal kunnenworden door de buitenstaanders. Maar dit is op zich zelf genomenniet het ergste, want het behoeft de kerk nog niet onder elkaarte verdelen. Echter, als de uitstorting van Gods Geest, waarvoorwij reden hebben om het in later dagen te verwachten, zo algemeenzal zijn dat Hij niet alleen de kerk zal verbeteren en metinnerlijk leven en glans zal verrijken maar ook uitwendig zalvermeerderen -wat Hij zeker doen zal-, dan zal er ook minder tevrezen zijn voor uitwendige verdrukking.

Maar er is een bijzondere neiging in de mens om het krachtigewerk van de uitstorting van de Geest te wantrouwen en er erg koelover te denken. De Geest? Zou de Geest zoiets doen? Zal Hijoveral rust en vrede brengen en een in alle opzichten gelukkigeen bloeiende kerk des Heeren, in heel de wereld? Het antwoord watde profeet Micha geeft in hfdst. 2:7 "Is dan de Geest desHeeren verkort?", geeft te kennen dat er een zeer sterkeneiging bij de mensen was, zelfs bij hen die de godsdienstbelijden, om de Geest te wantrouwen in het uitvoeren en voltooienvan Zijn werk. Het is een vinnige en scherpe manier vantegenspreken als men zich zó tegen de Heere aankant. "Wat,hebt gij dat niet beter geleerd, gij huis van Jacob, dan tedenken dat de Geest des Heeren verkort is? Dat Zijn kracht eninvloed begrensd kan worden en aan banden gelegd?

De mens heeft een sterke neiging om op andere middelen tevertrouwen en daar het hart op te stellen. Aardse macht wordtvoor heel wat gehouden terwijl de kracht van de Almachtige Geestniet wordt geacht. De mensen zijn wel genegen om heel wat tedenken en veel te verwachten van deze of gene uitwendige middelenalsof die de kerk met al de christelijke belangen zeer gelukkigkunnen maken. Dat is net zo'n fantasie alsof we meenden dat hetzien van lekkernijen een hongerige maag kan vullen, of dat mooiekleren een zwerend lichaam kunnen genezen. Het is een volkomenijdele gedachte te menen dat iets wat alleen uitwendig is ditgeestelijk doel kan bereiken of deze zaak kan uitvoeren. Want hetkan door geen ander middel gebeuren, door geen kracht of geweld,alleen door de Geest van de levende God. Er is niets wat zoduidelijk en uitdrukkelijk het werk van Gods Geest op de wereldis dan de levende waarheid te verbreiden.

Laat ons proberen aan te tonen hoe de Geest Zijn invloedhierin heeft.

1 op middellijke wijze

2 op onmiddellijke wijze

3 door allebei die werkingen.

1 Middellijk; de Geest heeft Zijn invloed in de wasdom,sterkte en de kracht van de waarheid door tussenkomst van anderedingen, zoals:

A Door middel van koningen en aardse overheden. Wijhebben er ondervinding van hoe in alle tijden en eeuwen onzeeigen natie de verschillende invloed van onze vorsten heeftmeegemaakt. Maar we zijn thans niet gebonden aan zulke engebanden, want we spreken nu van de Kerk des Heeren in hetalgemeen. En we denken er aan hoe het zijn zal, als sommigeteksten een vollediger vervulling zullen krijgen, dan ze tot nogtoe gehad hebben . Wanneer in alle delen van de Christelijkewereld koningen de voedsterheren van de kerk zullen zijn en dekoninginnen de zoogvrouwen; als "de kerk de borsten derkoningen zal zuigen en het heir der heidenen tot hen zal komenJes.60. Hoezeer zal dit meewerken om de waarheid te bevorderen,overal waar deze dingen in de wereld komen zullen. Als de vorsteneen zuiver beleid voeren, als ze "de goddelozen verstrooienmet hun ogen", als ze zelf rechtvaardig zijn en regeren inde vreze des Heeren. Als ze voor het volk zijn "als druppelsop het droge gras en als de glinsterende zonnestralen na deregen"; getrouwe en Godvrezende mannen, die de goddeloosheidhaten!

Overweeg of dit niet veel zal bijdragen aan een gelukkigetoestand van de kerk en aan de verbreiding van de waarheid in dewereld, als men overal, althans vrij algemeen, regeren zal in deerkenning dat Christus de Koning der Koningen is, en de Heere derHeeren; als ze hun scepter als't ware gewillig neerleggen enalleen handhaven in de volkomen onderwerping en onderdanigheidaan Christus en Zijn scepter.

B De Geest werkt middellijk bij en door de dienaren vande kerk op wie de Evangelieplichten rusten. In de tijd als er eenmilde uitstorting van de Geest zal wezen, zullen zij zeker hunovervloedig deel ontvangen. En als die tijd eenmaal gekomen is,dan geloof ik dat degenen die in die tijd zullen leven dan eenander soort preken zullen horen dan u thans gewoon bent. Demensen zullen dan ongetwijfeld in een andere zielstoestand zijn.Het is duidelijk, ja het is droevig genoeg duidelijk, dat er eengrote terugtrekking van Gods Geest is, ook onder ons. Wij wetenniet hoe we met een levendig gevoel tot uw ziel moeten spreken,hoe wij het u indachtig moeten maken. Onze woorden sterven inonze mond, of ze komen er uit maar sterven tussen u en ons.Regelmatig zijn we als aan het bezwijken tijdens het spreken. Hetondervinden van de langdurige onvruchtbaarheid maakt onsmoedeloos. Wij spreken niet als predikers die de hoop bezittendat ze zullen overwinnen, die verwachten dat ze u ernstig enhemelsgezind maken en vervuld met de Heere; en die u meer alschristenen doen wandelen. De gave om zielen te lokken en teovertuigen, die sommigen ook onder ons hebben gehad, zijn wijvoor een groot deel kwijt. Men slaat andere wegen in om tevertellen wat we nu moeten doen om de verharden te vernederen, dezorgelozen op te wekken, de hardnekkigen te overtuigen en teoverreden, en de onwilligen in te winnen. Maar er zal zeker eenruimer deel van Gods Geest gegeven worden aan de predikanten, alsDie zal worden uitgestort zoals het in de tekst getekend wordt.Ze zullen weten wat ze spreken moeten met een zuivere bedoeling,met meer medelijden en gevoel, met meer ernst, met meerautoriteit en gezag dan wat wij dat gewoon zijn.

2 Wij gaan verder om te spreken hoe de Heilige Geest meer onmiddellijken rechtstreeks werkt in de zielen waarin Hij werkt; wat onstweede punt is, waarover wij voorgenomen hebben te spreken. Wijzijn dus van mening dat Zijn grote invloed -als er zo'n mildeuitstorting van de Geest zal zijn, waarover wij gesproken hebben-bekend zal worden in deze twee grote en voorname gevolgen:

Ten eerste: een groot aantal bekeerden, en ten tweede: in eenmeerdere vooruitgang en groei van hen die oprecht de waarheidomhelzen, zodat ze in heiligmaking uitmunten. Over deze stofhebben wij laatst gesproken. We mogen aannemen dat goedevoorbeelden veel zullen bijdragen tot meerdere uitbreiding vanheiligheid. Als dingen, die van een groeizame en verspreidendeaard zijn eenmaal beginnen te groeien, groeien ze hard.De Schriftspreekt dikwijls, in verschillende teksten, van deze tweeuitwerkingen.

Ten eerste. Er zijn veel teksten die betrekking hebben op deuitbreiding van de kerk en haar uitwendige vorm, door een grootgetal bekeerden, terwijl andere teksten zien op haarheiligheid. Om enkele teksten te noemen die spreken over deuitbreiding van de kerk door een groot getal bekeerden, b.v.

Er wordt gezegd in Jesaja 2:2 wat er gebeuren zal in hetlaatste der dagen. Er zijn deze twee betekenissen voor "hetlaatste der dagen": "De latere dagen en de laatstedagen." De betekenis "de latere dagen" is meeralgemeen. Volgens het taalgebruik van de Joden omvat dit de tijdvan de Messias. De uitdrukking luidt hier: "het laatste derdagen" wat waarschijnlijk betekent het laatste gedeelte vande latere dagen. Eigenlijk wordt het steeds later, totdat delaatste dag aanbreekt. Nu, in het laatste der dagen zal de bergvan het huis des Heeren verhoogd worden. Het is een zinspeling opSion en de tempel die op die berg gebouwd was. Jesaja 2:2-4:"En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de bergvan het huis des Heeren zal vastgesteld zijn op den top derbergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en totdenzelven zullen alle heidenen toevloeien. En vele volken zullenheengaan en zeggen: Komt laat ons opgaan tot den berg des Heeren,tot het huis van den God Jacobs, opdat Hij ons lere van Zijnwegen en dat wij wandelen in Zijn paden. Want uit Sion zal de wetuitgaan en des Heeren Woord uit Jeruzalem. En Hij zal richtenonder de heidenen en bestraffen vele volken; en zij zullen hunzwaarden slaan tot spaden en hun spiesen tot sikkels; het enevolk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zijzullen geen oorlog meer leren." Zo'n tijd heeft de wereldnog nooit meegemaakt. Zoals het hier in het algemeen samengevatwordt, dat die grote uitstorting van de Geest en het ophouden vanvijandelijkheden en oorlogen in de wereld gepaard gaan en metelkaar verband houden, dat hebben we tot nog toe nimmer gezien.

Van dezelfde inhoud is ook de profetie van Micha 4:1,2. Iknoem die vanwege de grote letterlijke overeenkomst met de vorigetekst. "Maar in het laatste der dagen zal het geschieden datde berg van het huis des Heeren zal vastgesteld zijn op den topder bergen; en hij zal verheven zijn boven de heuvelen, en devolken zullen tot hem toevloeien. En vele heidenen zullenheengaan en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg desHeeren en ten huize van den God Jacobs, opdat Hij ons lere vanZijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal dewet uitgaan en des Heeren woord uit Jeruzalem" Dit zijn dezelfde woorden als bij Jesaja, met een heel kleine verandering.

Merk ook op de tekst over de droom van de grote koningNebukadnezar over de steen uit de berg gehouwen, die tot eengrote berg werd en de aarde vervulde, Daniël 2:34,35. Wat mezelfbetreft, ik kan het niet in zo'n geringe betekenis opvatten zoalssommigen het gedaan hebben, noch in zo'n beperkte zin alsanderen. Het moet ongetwijfeld enkele grotere gebeurtenisseninhouden dan wij tot nog toe gezien hebben.

Zo'n talrijke uitbreiding van de kerk door de kracht van deHeilige Geest in de bekering van zondaars wordt duidelijk bedoelden uitgelegd in Jesaja 54:1."Zing vrolijk, gij onvruchtbare,die niet gebaard hebt, maak geschal met vrolijk gezang en juich,die geen barensnood gehad hebt, want de kinderen der eenzame -zijdie tevoren zo eenzaam was- zijn meer dan de kinderen dergetrouwde, zegt de Heere". De kerk zou veel groterevruchtbaarheid krijgen dan in de tijd toen ze onder de Joden eenvastgestelde kerkvorm kreeg, toen de kerk zich openbaarde ondereen volk wat met God in een verbondsbetrekking stond, een volkwat aan de Heere getrouwd was. Vers 2,3 vervolgt: "Maak deplaats uwer tenten wijd, en dat men de gordijnen uwer woningenuitbreide, verhinder het niet; maak uw koorden lang en steek uwpinnen vast in. Want gij zult uitbreken ter rechter- en terlinkerhand; en uw zaad zal de heidenen erven en zij zullen deverwoeste steden doen bewonen".

Hetzelfde staat in Jesaja 66:6 en vervolgens. "Er zal eenstem van een groot rumoer uit de stad zijn, een stem uit dentempel, de stem des Heeren, Die Zijn vijanden de verdienstevergeldt. Eer zij barensnood had heeft zij gebaard; eer haarsmart overkwam, zo is zij van een knechtje verlost. Wie heeftooit zulks gehoord? Wie heeft dergelijks gezien? Zou een landkunnen geboren worden op een enige dag? Zou een volk kunnengeboren worden op een enige reize? Maar Sion heeft weeëngekregen en zij heeft haar zonen gebaard". Wat kan ditanders betekenen dan de krachtdadige werking van de Geestwaardoor er een grote toevloed en vergadering van mensen wezenzal, als't ware in één ogenblik?

Van dezelfde inhoud is Jesaja 60:5 "Dan zult gij het zienen samenvloeien en uw hart zal vervaard zijn en verwijd worden;want de menigte der zee zal tot u gekeerd worden; het heir derheidenen zal tot u komen". Hetzelfde wordt ook in vers 4 en8 ingevoerd: "En de heidenen zullen tot uw licht gaan. Hefuw ogen rondom op en zie, die allen zijn vergaderd, zij komen totu. Uw zonen zullen van verre komen en uw dochters zullen aan uwzijden gevoedsterd worden". En in vers 8 "Wie zijndezen, die daar komen gevlogen als een wolk en als duiven tothaar vensters?"

Deze bijzondere uitbreiding van de kerk wordt zeer levendigafgebeeld door een doeltreffende en gepaste vergelijking diegebruikt wordt in Psalm 110:3. Daar wordt gezegd dat deonderdanen van Christus' koninkrijk vermenigvuldigd worden als"de dauw uit de baarmoeder van de dageraad". Dit is eenonmetelijke en wijduitgestrekte baarmoeder waaruit eenonnoemelijk groot aantal druppels voortkomen, hetgeen onsaantoont hoe groot de menigte van bekeerden in de christelijkekerk zijn zal.

Dat deze teksten reeds zijn begonnen vervuld te worden vanafhet eerste ochtendgloren van de christelijke kerk, lijdtgeen twijfel. Maar de verheven uitdrukkingen in veel van dezeprofetieën geven een duidelijk bewijs dat we nu nog zeer verafzijn van de vervulling en uitwerking van de beloften.

De tekst uit Joël 2:28, waar gezegd wordt dat de Geest zaluitgegoten worden over alle vlees, is weliswaar vervuld, zoalsgezegd wordt in Handelingen 2:16. "Dit is het, wat gesprokenis door de profeet", zei Petrus toen het volk zich begon teverwonderen over hetgeen zij zagen bij die bijzondere uitstortingvan de Heilige Geest op het Pinksterfeest. Maar het is duidelijkdat Petrus niet bedoelde dat de gehele profetie op dat tijdstipvervuld werd. Want daarna, in vers 38,39 zegt hij tot hen dietoen ontwaakten en uitriepen: "Wat zullen wij doen, mannenbroeders?, dat ze zich moesten bekeren en gedoopt worden en datze de gave des Heiligen Geestes zouden ontvangen."Want", zegt hij, "u komt de belofte toe -diebelofte waarvan hij hoogstwaarschijnlijk tevoren gemeld had- enuw kinderen en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heereonze God toe roepen zal". Zodat alles wat in die profetievoorzegd is, niet vervuld wordt totdat God hen zal roepen. Nu,andere profetieën schijnen er op te wijzen dat er een tijd zalkomen van een veel algemener roeping dan er tot nog toe geweestis. Dan, wanneer de wederaanneming en toebrenging van de Jodenzal zijn als een leven uit de dood, als een wederopstandinguit de doden, Romeinen 11:15; en wanneer de volheid der heidenenzal ingaan, vers 25. Die uitdrukking betekent dat die volheid ofvolkomenheid nog niet gekomen was in de dagen van de apostel. Enzo'n tijd is er nog nooit aangebroken.

Ten tweede. Er zijn ook veel teksten die spreken over de grotegroei en aanwas van de christelijke kerk door het onmiddellijkewerk van de Geest Gods. Als ik het 'onmiddellijk' noem, bedoel ikniet dat de Geest buiten de genademiddelen werkt. Maar dat Hijdoor de middelen Zichzelf onmiddellijk voegt bij Zijn onderwerp.En hierdoor is het dat al de werkingen van de Geest, hetzij in debekering, hetzij in het opbouwen van het zieleleven niet in dedienaren ligt, maar dat zij middelen zijn waardoor de Heere zijnonderwerp bereikt. Het ene volgt direct op het andere.

Veel teksten spreken van die grote groei van de kerk inheiligheid. Zodat die niet alleen uit zal breiden in hetuitwendige, maar ook met innerlijke heerlijkheid, glans, luisteren liefde tot de waarheid. Dat is een veel schoner en aangenamerzaak voor hen, die de belijdenis en de beoefening ervan oprechtbeminnen dan hetgeen uitwendig is. Ik denk dat dit in 'tbijzonder bedoeld wordt in bijvoorbeeld de volgende teksten:"Maak u op, en word verlicht, want uw Licht komt en deheerlijkheid des Heeren gaat over u op. Want zie, de duisterniszal de aarde bedekken en donkerheid de volken; doch over u zal deHeere opgaan en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. En deheidenen zullen tot uw licht gaan en koningen tot den glans die uis opgegaan", Jesaja 60:1-3. Dit getuigt ervan dat dewaarheid zo'n begeerlijke zaak zal zijn dat zij die buiten dekerk leven er door uitgelokt en er voor ingewonnen worden. Detekst spreekt van een regelrechte en onmiddellijke werking vanGods Geest en van de waarheid op de zielen van de mensen waardoorzij vèr uitsteken en blinken boven de glans die er in vroegertijden en eeuwen te zien was.

Daar wordt ook in 't bijzonder op gedoeld en naar verwezen inde profetie van Maleachi 4:2 "Ulieden daarentegen die MijnNaam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zalgenezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan entoenemen als mestkalveren". Dat wil zeggen in die dag desHeeren waarover gesproken wordt in vers 1. "Want zie, diedag komt, brandende als een oven; dan zullen alle hoogmoedigen enal wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstigedag zal hen in vlam zetten, zegt de Heere der heirscharen, Diehun noch wortel,noch tak laten zal". Hier is een voorzeggingvan de krachtige werking van Gods Geest op degenen die de Heerein waarheid vrezen. De Zon der Gerechtigheid zal op hen schijnenmet verlevendigende, opwekkende stralen, wat hen zo jeugdig,welvarend en groeizaam zal maken als mestkalveren; zoals het daarwordt uitgedrukt. De waarheid zal dan niet zo zwak, kwijnend enkrachteloos zijn zoals het nu is. De belijders ervan verschillenheden weinig van andere mensen, ja ze zien er uit, leven enwandelen net als de anderen.

3 Er zijn ook andere teksten die spreken van beidewerkingen van de Geest, middellijk en onmiddellijk totuitbreiding van de kerk door beide middelen zowel in haaruitwendige als inwendige heerlijkheid. Hiertoe reken ik alledingen die bedoeld en ingesloten liggen in teksten waar gesprokenwordt over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die in het laatstder dagen komen zullen. Het betreft hier beeldspraak want dehemel en aarde vormen samen het heelal, heel de geschapen natuur.Deze uitdrukkingen zijn van de schepping afgeleid en tonen hoealgeméén en hoe heerlijk die verandering in de wereld zijn zal.Want bij deze nieuwe hemel en die nieuwe aarde wordt hetzelfdetoegevoegd: "waarin gerechtigheid woont", zoals het ineen van de teksten luidt. Tweemaal wordt hierover gesproken in deprofetie van Jesaja, dat de Heere een nieuwe hemel en een nieuweaarde scheppen zal, hfdst. 65:17 en 66:22. En in 2 Petrus 3:1 datdaarin gerechtigheid wonen zal. Hier zal de vernieuwing inbestaan. Hier wordt de omvang en de krachten van die vernieuwingin getekend. De hemel en aarde, dat zijn alle zichtbare dingen,zullen het onderwerp zijn van deze verandering. Ja, dezeverandering zal een vernieuwing zijn; alle dingen worden nieuw,ze worden beter. Onder dit beeld wordt die vernieuwing in deSchrift gewoonlijk uitgedrukt vanwege z'n verheven aard. Nu, dezeherschepping moet overeenkomen met de tijd van de grotewederoprichting, zoals Johannes zegt: "Ik zag een nieuwenhemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eersteaarde was voorbij gegaan", Openb. 21:1. De vorige gedaanteervan was geweken en vergaan. Niets was in haar vorige staat,maar "Ik maak alle dingen nieuw", zoals in vers 5vervolgd wordt. Een tijd waarin er als het ware een vernieuwingvan de wereld zijn zal.

De volgende teksten spreken ook van een dubbele uitbreidingvan de kerk; in- en uitwendig. Jesaja 32:14 ,15. Er wordtgesproken over een tijd en toestand van grote verlatenheid,waarvan gezegd wordt dat ze lang zal duren. Tot hoelang?"Totdat over ons uitgegoten worde de Geest uit dehoogte." En wat dan? "Dan zal de woestijn tot eenvruchtbaar veld worden." Er komt een tijd dat de kerk veelmeer van de wereld in bezit zal nemen, veel verder uitgebreidwordt en veel meer over de wildernis zal zegevieren dan tot nogtot het geval is. "En het vruchtbare veld zal voor een woudgeacht worden." Hetgeen voor een vruchtbaar veld gerekendwerd, zal dan als een woud geacht worden vergeleken bij dievermeerdering en uitbreiding van de kerk en bij het nieuwe levenen de kracht die de waarheid onder de bekeerden dan doen zal.

Hetzelfde staat ook in Jes. 35:1,2: "De woestijn en dedorre plaatsen zullen hierover vrolijk zijn, en de wildernis zalzicht verheugen en zal bloeien als een roos. Zij zal lustigbloeien en zicht verheugen, ja met verheuging en juichen. Deheerlijkheid van Libanon is haar gegeven, het sieraad van Karmelen Saron; zij zullen zien de heerlijkheid des Heeren, het sieraadonzes Gods."

Deze uitwerking, een onnoemelijk aantal bekeerden en hungeestelijke wasdom zijn zo aan elkaar verbonden en stemmen zómet elkaar overeen, dat we zeker mogen aannemen dat ze samen gaanen dat het eerste voltooid wordt door het laatste. Want we moetenhet zo opvatten dat deze grote uitstorting van de Geest genezendzal werken; het is bestemd voor de genezing van een geheel ziekewereld, en dient om de verloren en verdorven stand van zaken teherstellen. Daarom moeten de middelen tot genezing in verhoudingstaan tot haar tegenwoordige kwaal. Het is zeer duidelijk dat degoddeloosheid altijd schadelijker is naarmate ze zich meerverspreidt. De verspreiding en de schade gaan gewoonlijk samen.Evenals het met ziekten is, de kwaal en andere gebreken dieschadelijk en dodelijk zijn, zijn het gevaarlijkst als zebovendien besmettelijk zijn en zich verspreiden. Zo veel te ergerals ze óók nog in- en uitwendig zijn. Nu, zo is het ook inverhouding tot de geneesmiddelen. Er is een zó grote uitstortingvan de Geest nodig dat die beantwoordt aan de grootheid van beidekwalen. Tot herstel zijn een onnoemelijk aantal bekeringen nodigen een sterkere groei en geestelijke kracht en godsvrucht dan debekeerden in voorgaande tijd meestal bezaten.

Tegenwerping. Maar hierop zal gezegd worden, dat hetzeer moeilijk is om te geloven, hoe dit alles gebeuren kan,ziende de tegenwoordige staat en toestand in de wereld. Want alswe onze ogen slaan op hetgeen rondom ons is en als we overwegenhoe het in de werelddelen gesteld is, dan zien we dat die nogoverheerst wordt door 't heidendom, of door het mohammedanisme,of door de Antichrist met z'n gruwels en verderfelijke dingen. Dewereld ligt over 't algemeen gezonken in atheïsme enGodloochening, verdronken in goddeloosheid. En zelfs dat deel watchristelijk genoemd wordt, o, hoe weinig beter is het dan derest! De voornaamste dogma's van de christelijke religie -demenswording, de dood en de opstanding van onze Heere JezusChristus, het toekomende oordeel en de eeuwige staat des mensen-zijn alle verouderde leringen geworden. Ze worden beleden engeloofd uit burgerlijk fatsoen, want het past nu eenmaal niet omgeen religie te belijden. Echter liggen al deze dingen bij demeeste mensen werkeloos, flauw en krachteloos in hun ziel engedachten. En hoewel zij het als goed beoordelen, leven ze alsofze er niets van geloven. Als we bedenken dat dit de tegenwoordigestaat en toestand van de wereld is, valt het moeilijk om tegeloven dat er zo'n grote verandering zal komen, zoals gezegd is.Ja, velen gaan zover dat ze van een vernieuwing en verlevendigingvan de kerk, van een opleving van de waarheid zeggen watNicodémus eens zei van de wedergeboorte van een mens: "Hoekunnen deze dingen geschieden?"

Antwoord: Inderdaad, als God onmogelijke dingenlangdurig weerhoudt, dan schijnt het alsof het absoluut niet meerkan gebeuren, en men gelooft het ene net zo min als het andere.Als grote en buitengewone gebeurtenissen in de loop van de jarenniet meer voor komen, worden ze ook niet meer verwacht, noch vankrachtdadige middelen, noch van minder krachtige. En daarom, alser iets groots gebeurt in de kerk of voor de Naam en zaak desHeeren op aarde, wordt het in de bijbel genoemd: "dingen diewij niet verwachten", Jesaja 64:3. Dingen die als eenverrassing zijn en zelfs boven verwachting, waar geen mens overgedacht heeft. De mensen zijn erg onkundig om geloof enverwachting te koesteren over zaken die vèr boven het bereik ende sfeer gaan van onze gewone gewaarwording. Wij verwachtendatgene te zien wat we gewóónlijk zien. De mensen zijn gewoonom hun geloof te meten aan hun ogen, vooral in zaken als deze.Alleen dat kan gebeuren wat ze gezien hebben. De mensen zijnmoeilijk te bewegen om hun geloof en verwachting te richten ophogere zaken dan ze zelf zien.

TOEPASSING

Ik ga deze preek besluiten met u te herinneren om aan dewaarheid van dit alles geloof te hechten. En dat uw ziel bezetmag zijn met een diepe overtuiging ervan, opdat u daardoor eenlevendige hoop mag hebben dat er eens zo'n tijd en gelegenheidkomen zal waarin de waarheid voorspoedig zal zijn, ja zal bloeienop aarde; hoewel het nu zó laag en eb is. Ik mag wel tot uzeggen, wat Paulus tot Agrippa zei: "Wat? Wordt het bijulieden ongelooflijk geacht, dat God de doden opwekt?",Hand. 26:19. Hij Die het getuigd heeft, weet hoe Hij het goedmaken zal, want Hij is de Opstanding en het Leven!

En zeker, het zou een groot voorrecht zijn als onze hartenheden met hoop vervuld werden, hoewel wij geen hoophebben, zoals we eerder gezegd hebben, -wat ons toegestaan worde-dat we het met onze eigen ogen mogen aanschouwen in onze dagen.Die hoop zal vergezeld gaan met een levendige blijdschap, hoewelhet nog onvervuld blijft. "Abraham heeft zich verheugd omMijn dag te zien, en hij heeft hem gezien en is verblijdgeweest", hoewel het ongeveer 2000 jaar van tevoren was. Hetis duidelijk dat er geen weerbastiger ding in de hele wereld iswat zo verlammend werkt dan het ongeloof. Te kijken naar dedroeve stand van zaken in de wereld zoals die nu zijn, daarhopeloos op neer te zien met de gedachte dat het nooit meer beterkan of zal worden,...niets kan onze zielskrachten meer verstijvenen verzwakken en ons doen zinken in een pessimistische geest dandat. Maar de hóóp daarop geeft een van-te-voren-genotenblijdschap in de ziel en een tegenwoordig deelgenootschap in deaangename dingen die komen zullen, hoe ver we nog van die tijdverwijderd zijn. Door zo'n levendige hoop hebben we eenvertegenwoordiging, een gevoel in onze eigen ziel van wat tekomen staat. En juist dat zal "ons hart vrolijk maken enonze beenderen zullen groenen als het tedere gras",Jes.66:14

De waarheid zal niet altijd een verachte zaak zijn in dewereld. Het zal niet altijd als een oneer beschouwd worden alsmen ernstig is, God vreest en de hemel en eeuwige zaligheidzoekt. Deze dingen worden nu veracht en meestal bespottelijkgemaakt. Maar eens zullen ze weer overwinnen en de"redelijke godsdienst" zal dan een goede gewoonteworden. O, hoe zal de waarheid in die tijd haar hoofd omhoogheffen, als er zo'n gezegende samenwerking wezen zal! Het is numoeilijk in te denken dat zulke verkeerde dingen als het verlatenvan God en het vergeten van de eeuwigheid, het veronachtzamen vanonze zielsbelangen dàn algemeen als zondig beschouwd zullenworden; zodat niemand beschaamd zal zijn die deze dingenbetracht, want hij doet hetgeen andere mensen ook doen. Heel z'nleven in de wereld gedompeld te zijn, niets anders dan aardsedingen te bedenken, alsof de mensen bestemd zijn voor de aarde enalléén maar voor het wereldse; zulke geheel verkeerde dingenschijnen nu gewoon te zijn en een normale levenswandel. De mensenzijn daar niet beschaamd over, want ze zijn maar net als hunburen.

Maar als de mensen met elkaar zullen overeenstemmen in ernst,in hemelsgezindheid, in hun belijdenis, in de vreze Gods, in hetbeoefenen van ware vroomheid; als de "redelijkegodsdienst" de gewoonte geworden is, o, hoe verheven zal dewaarheid er in die tijd uitzien! Nu, als we trachten dietoekomende zaken reeds in onze ziel te leggen door een levendigehoop daarop, dan bezitten we de voorafgaande blijdschap van dieaangename tijd. Hoewel wij ondertussen veel en smartelijk moetenlijden, dan hebben we toch reden om ons te vertroosten en zeermoedig ons lijden te dragen. Dat geeft ons lijdzaamheid in hetverwachten en doet ons ernstig bidden om al enkele eerstelingente mogen ontvangen van de grote oogst van geestelijke zegeningendie in de toekomst op de wereld komen zal.

Want het is niet ongewoon dat, als er een zeer grote bui, eenstortregen komt, er enkele kostelijke druppelen hier en daar alsvoorlopers neervallen. Nu, zo behoren we onze verwachting teversterken dat wij een deeltje ontvangen in onze tegenwoordigeomstandigheden, voldoende voor ons geestelijk leven en onderhoudervan. Want we hebben deze troostrijke bemoediging in de tekstdat er altijd zoveel van Gods Geest zal zijn, dat er voorzienwordt in de nood van ieder christen, als hij er ernstige naarzoeken zal. God zal Zijn Geest geven aan Zijn kinderen die er ombidden, zeker en gewis; evenals een aards vader goede gaven aanzijn kinderen geeft. Door de eeuwen heen heeft de Heere zo veelvan Zijn Geest gegeven dat, hoewel het de wereld niet veranderdehet verandert òns; hoewel het de uitwendige toestand nietverbeterde, het verbetert ònze geest; hoewel het ons nietbewáárt voor lijden, het zal ons er op vóórbereiden en erklaar voor maken. Dat is een grotere zaak dan voor lijden bewaardte worden. Want lijden is maar een uitwendig en natuurlijk kwaad,de voorbereiding is inwendig en geestelijk. Het zou een grotezaak zijn als de mensen de waarheid hiervan eens wilden erkennen-en er is toch geen duidelijker zaak in de wereld- datlijdzaamheid beter is dan lijden te voorkómen. Het is juist hetgrote en edele doel van Gods Geest om de ziel te brengen indeelgenootschap met de Heere Jezus! Is dat te vergelijken met hetkleine voordeel dat alleen mijn vlees, de uitwendige mensgespaard blijft? Goede dingen moeten beschouwd worden naar devoortreffelijkheid van hun natuur. Nu, hetgeen goed is voor 'tverstand, voor de ziel, moet vanzelf beter zijn dan wat alleengoed is voor het lichaam, want dat vergaat.

Tenslotte, voor ons allen is het de grootste zaak die wekunnen begeren dat we zoveel van de Geest des Heeren mogenontvangen dat we in staat zijn om getroost door dit leven tegaan, welke tijd we ook beleven. En hebben we geen reden om datte verwachten op grond van hetgeen voorzegd is wat er nog in dewereld gebeuren zal? Mogen we hierop niet zien met goede hoop enbemoediging? Zouden we niet vragen: "Heere, als Uw Geesteens zo mild zal neerdalen op de aarde mag ik niet een deeltjeontvangen voor mijn tegenwoordige nood? En de Geest Die de wereldkan vernieuwen, Die een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zalscheppen, kan Die niet één arme ziel vernieuwen? Kan Die nieteen arm hart veranderen?" Een nieuw hart en een nieuwe geestte ontvangen, wedergeboren te worden is voor ons beter dan dehele wereld te hebben. We hebben geen reden om moedeloos enmistroostig naar boven te kijken, maar met een hart volverwachting; want de Heere zal Zijn Geest geven aan hen die omHem vragen.

Einde.