Het Arminiaanse geraamte

of

de Arminiaan ontzenuwd en ontleed

door William Huntington, s.s.

 

Opdracht

Aan de vergaderingen der Gemeente van Christus onder welke ik arbeid, te Providence Kapel - te Monkwellstraat Bijeenkomst - en te Richmond in Surrey - worde vrede vermenigvuldigd.

Waarde Broeders en Zusters in het geloof!

Geleerdheid of welsprekendheid weet gij, dat ik niet bezit, maar wat ik heb, geef ik u. Ik bied u hier het Arminiaanse Geraamte aan, met een bericht van de ontleding van Arminius, hetwelk ik hoop dat God zal goedkeuren en u tot zegen stellen. Ik ben goed bekend met al het vergiftigd wapentuig, hetwelk de boosheid zal gebruiken; ik heb neergezeten en de kosten overrekend, eer ik begon te bouwen; en heb bevonden dat de uitkomst slecht is en wat bij de mensen hooggeschat wordt, een gruwel voor Gods aangezicht is. God is aan mijn zijde, ik zal niet vrezen; wat kan de mens mij doen?

Ik heb geschreven wat ik geloof de waarheid te zijn; en de waarachtige lip zal bevestigd worden op aarde, ofschoon er zich tienduizend tegen verzetten. En ene leugenachtige tong is slechts voor een ogenblik, alhoewel de gehele wereld die ondersteunt. Ik heb in sommige zaken getracht, de jeugdige Elihu met Job te vergelijken; dit is, niemands aangezicht aan te nemen, noch bijnamen tot de mens te gebruiken, want in kort zou mijn Maker Mij wegnemen, Job 32: 21, 22.

Ik weet dat het sommigen van U, die eenvoudige zielen, maar wat kortzichtig bent, beter zou bevallen, als er liefelijker zaken, ene zachtere taal, en minder vurige ijver in was. Waarop ik antwoord: hoewel enige oprechte mensen hierover verwonderd mogen zijn, zo zal nochtans de onschuldige zich tegen de huichelaar opmaken. Job 17: 8. Ik wens geen mensenbehaging te bedoelen; Christus alleen is mijn meester; het is op Hem dat ik zie om mijn loon, en voor Hem moet ik staan of vallen. De godgeleerdheid en de taal heb ik op mijn knieën, in antwoord op het gebed, en door ijverige studie verkregen; en wanneer gij het doorlezen hebt, ben ik bereid mij op uw geweten te beroepen, of de leer en de bevinding uit de hemel is of uit de mensen. Zo zij uit de mensen is, zullen de Arminianen ze beminnen, ofschoon ze zeker teniet zal gaan; maar zo zij uit God is, zullen ze dezelve haten, ofschoon zij niet omvergeworpen kan worden.

Hiervan ben ik zeker, de leerstellingen, welke ik hier beschreven heb, zijn niet naar de mens; want ik heb ze niet van de mensen geleerd, ook werden zij mij niet anders onderwezen dan door de openbaring van Jezus Christus. Want ik had reeds enige maanden in de heerlijke vrijheid van het evangelie verkeerd, voordat ik het evangelie nog eenmaal ging horen verkondigen; en uit deze overweging ben ik vurig gehecht aan de zalige onderwijzing van die grote profeet der gemeente, Christus Jezus mijn Heere; en stem ten allerhartelijkste overeen met de godvruchtige Job, in zijn belijdenis en vraag: zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar gelijk Hij? Job 36: 22.

Sommigen mogen zeggen, dat het verwaand is van zulk een zuigeling als ik ben, om zulk ene hoofddwaling aan te vallen. Waarop ik antwoord dat God soms uit de. mond der kinderkens en der zuigelingen sterkte grondvest om Zijn lof te verkondigen, om de vijand en wraakgierige te doen ophouden, Psalm 8: 3, Matth. 21: 16. Maar wellicht is mijn lezer iemand van die mensen die hoop hebben op de behoudenis der gehele wereld, hetzij zij de waarheid, of de leugen vasthouden. Indien uw geloof aldus gefundeerd is, is zijn grondslag niets dan valsheid, en God zal de toevlucht der leugen wegvagen, en de wateren zullen de schuilplaats overlopen, Jes. 28: 17. Ziet daarom toe, dat gij niet verdrinkt in verwoesting en verderfenis. Zulk ene valse hoop, en zulk een evangelie, is alles het uwe - zij kwam nimmer van God. Zo uw ziel geleden had onderde gestrengheid der wet, gelijk sommigen dit hebben, en uw verlossing van schuld en toorn tot uw hart was gekomen door het geloof in de verzoeningsofferande van Christus, dan zou diezelfde Geest die het geloof in u wrocht u in de waarheid van Gods uitverkiezing geleid hebben, opdat God al de eer zou ontvangen, en alle roem worden uitgesloten. Zo dit uw zalige bevinding is, zult gij ijverig voor de waarheid zijn, en als een goed krijgsknecht van Christus, de goede strijd strijden, en strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd. Maar zo uw godsdienst alleen in vertrouwen bestaat, en het ene onverschillige zaak bij u is, waar gij in bevestigd bent, in de waarheid of in de dwaling, zo heeft uw godsdienst volstrekt geen wortel in Christus; gij zoudt alles willen verkopen voor minder dan dertig zilverlingen: ja zelfs, om een stuk brood zoudt gij overtreden; want uw geloof bestaat in menselijke wijsheid, niet in de kracht Gods: en daarom kan uw geloof niet echt, noch haar grondslag stevig zijn.

Elke wezenlijke waarheid die wij laten varen is een eindeloos verlies; en wij aanschouwen dagelijks een ontzettend afkeren van de leerstukken van het evangelie. De dwalingen winnen grond; en de kampvechters voor de waarheid zijn slechts weinigen in getal, vergeleken bij het andere heirleger. Zo gij door het geloof een kind van God bent, ziet dan op de grondslag daarvan. Hebt gij het geloof der uitverkorenen van God? laat de verkiezing hasren grondslag zijn. Hebt gij een overwinnend geloof? Uw overwinning ligt in des Zaligmakers arm. Hebt gij een reinigend geloof? Dan krijgt het geloof haar reinigende kracht uit het bloed eens Zaligmakers. Geeft niet een van deze waarheden over; want als wij denken dat de waarheid niet waardig is er voor te strijden, kunnen wij verwachten dat de Geest Zijn vleugelen klapwiekt, en van ons wegvliegt. Gij leest van enen vogel in de lucht die een stem heeft, en van datgene dat vleugelen heeft dat ene zaak verklaard; en wee over onze zielen zo God van ons uitgaat. Maar zo gij de leerstukken hierin vervat, niet kunt verdragen, moet gij wachten tot de dag des gerichts, wanneer het evangelienet zal getrokken worden naar het einde des tijd - haar laatste oever - en dan zult gij de ganse nakomelingschap van Adam vergaderd zien in het dal dat genoemd wordt het dal der beslissing; wellicht zo geheten omdat de Heere de langdurige strijd zal beslissen tussen de kinderen Gods en die des vleses, aangaande de leerstukken der vrijmachtige genade en der gevallen natuur: slaat de sikkel aan; want de oogst is rijp geworden: komt aan, daal een af; want de pers is vol, en de perskuipen lopen over, want hun boosheid is groot. Menigten, menigten, in het dal der dorswagens: want de dag des Heeren is nabij in het dal der dorswagens, Joël 3: 13. God heeft een twist met de volken, Jer, 25: 31; en Zijn dienaren zullen Zijn volk onderscheid leren tussen het heilige en het onheilige; en over ene twistzaak zullen zij staan om te richten", Ezech. 44: 23, 24. Gods raadsbesluiten zullen niet altijd afgrijselijk, en ene eeuwige gerechtigheid niet altijd onzin genoemd worden. Wraakzuchtige gerechtigheid zal de twist der vrijmachtige genade wreken zodra als de oude tijd de dag der wraak des Heeren, het jaar der verdelgingen om Zions twistzaak, zal aanbrengen, Jes. 34. 8. Wat gij te zeggen hebt tegen de hierin vervatte waarheden zal mij zeer weinig bekommeren: Gods goedkeuring en het getuigenis van een goed geweten, zijn voldoende om elk getrouw dienstknecht des Heeren te ondersteunen onder de gesel der tong.

Naar alle waarschijnlijkheid zal mijn lezer enige herhalingen van dezelfde zaken in mijn boek vinden, hetwelk gemakkelijk te verantwoorden is; omdat, wanneer ik verwaardigd ben geworden met een grote toevloed van stof, ik dikwijls genoodzaakt ben geweest de bron te stoppen, teneinde ene redevoering te bestuderen; en zes, zeven, of acht malen in ene week te prediken, in plaatsen die ver van elkaar verwijderd liggen, is dikwijls een beletsel in mijn weg geweest. Want, als ik er toe kwam om weer te gaan zitten, was ik vergeten wat ik behandeld had, en het verliep enige tijd voordat ik mijn kruik weer aan de bron kon krijgen. Ik heb ook vele bezoekers gehad die mij ophielden, en vele brieven te schrijven, gepaard bij vele ziekten in mijn huisgezin, heeft mij dikwijls genoodzaakt de gehele nacht op te blijven om te schrijven.

Ik geloof dat dit werk zeer beledigend voor de duivel zal zijn, omdat ik dikwijls heftig aangevallen ben sedert ik er aan gearbeid heb; maar zij die God eren, zal God eren. Ik denk ook, dat het voor sommigen ene troost zal zijn, omdat ik soms zelf veel vertroost ben. En ik hoop dat het niet geheel en al zonder kracht zal zijn, omdat ik het meeste daarvan op mijn knieën ontving, in antwoord op het gebed; en wij weten dat God nooit enen steen voor brood, noch ene slang voor ene vis geeft.

Ik heb meer werkjes onderhanden, en zal ze zo spoedig mogelijk afwerken, en zij zullen de wereld te kennen geven wat God aan mijn ziel gedaan heeft. Al de dwalingen welke gij in dit boek vindt erken ik de mijn te zijn; wat de waarheid is hoop ik nimmer over te geven. Indien gij stichting of vertroosting ontvangt bent gij zulks aan genade verschuldigd: wanneer het wel met u is, gedenk Jozef dan. Veroordeel het niet voordat gij het doorgelezen hebt; en indien gij dan kunt bewijzen dat de duivel de schrijver bestuurd heeft, wens ik dat gij en de gehele Christelijke wereld de pen daartegen op zullen nemen, maar als het uit God is kan niemand het omverwerpen. Zo gij meent dat ik de raad verdonkerd heb door woorden zonder verstand, mag God uw hart neigen om neer te zitten om ene betere en duidelijker verhandeling te schrijven: ik zal bereidvaardig intekenaar worden, en elke poging die in mijn macht is aanwenden om het werk te verspreiden. Want waarom zou de waarheid op de straten struikelen voor de leerlingen der duivelen, terwijl haar verdedigers, gelijk Manoach en zijn vrouw, slechts toeschouwers zijn?

Uit de waarheid slechts voor ons zelf zaligheid te verwachten zonder acht te geven op het opkomend geslacht, is gelijk Efraïm ledige wijnstokken te zijn, en slechts voor onszelf vrucht te dragen. Maar als God ons verruiming van het hart schenkt, gelijk Hij zulks aan Salomo deed, vergeleken bij het zand aan de oever der zee, zullen wij al de uitverkorenen in onze harten opnemen, tot op het einde des tijd - de uiterste oever van deze verwarde en door zonde wanordelijke wereld: daarom behoren wij te strijden voor Gods waarheid, en onze getuigenissen op schrift na te laten, opdat anderen die na ons komen, in onze voetstappen wandelen mogen; en geen boekdelen van vrije wil, menselijke verdiensten, en een vracht onzin achterlaten. Wij kunnen verzekerd zijn, dat zij genoeg van dit kaf in hun harten mee zullen brengen als zij in deze wereld komen, daarom behoeven wij aan hun invloed niet toe te voegen. Ik twijfel niet of velen van het opkomend geslacht zullen, wanneer zij door genade geroepen zullen worden, en enige der verhandelingen van hun vaderen lezen over de vrije wil en de zondeloze volmaaktheid uitroepen, gelijk de heidenen in de dagen vanouds: immers hebben onze vaders de leugen erfelijk bezeten Jer. 16: 19.

Het is ongetwijfeld onze plicht om te bidden om de uitbreiding van Christus koninkrijk, en om meer licht en kennis der waarheid, dag en nacht in Gods wijngaard te arbeiden, en milddadig te zijn jegens de nooddruftigen met al onze macht; maar nooit om tegen Gods voorbeschikking te strijden, teneinde opstandelingen te behagen, noch de Bijbel te doen overeenstemmen met de hoogmoed van de ellendige en verdorven natuur: de mens die zulks doet is aan de satan vermaagschapt, en in de strijd der duivelen werkzaam; Die zich aangordt beroeme zich niet als die zich losmaakt, 1 Kon. 20 - 11. Ik weet dat sommigen van U, onder wie ik arbeid, doortrokken zijn van die verfoeilijke leer die vrije wil genoemd wordt, en uw leven en wandel verkondigen het even luid als uw tong; want het is zichtbaar dat de wereld het hare liefheeft, en dat gij haar liefhebt; listig zijnde, heb ik sommigen van U, die van dat gehalte zijn, met list gevangen. Over vrije wil en goede werken te spreken, terwijl de voeten naar de boosheid lopen, is niets dan de bazuin eens huichelaars te doen klinken. Ik ben verzekerd dat gij deze satanische streek uit mijn mond, zo min als uit mijn leven geleerd hebt.

Ik acht het mijn plicht, zolang ik in deze tabernakel ben, uw rein geweten bij wijze van herinnering op te wekken, opdat gij niet weggevoerd wordt met de dwalingen der bozen, en zo uit uw eigen standvastigheid valt.

Zo God in Zijn oneindige barmhartigheid u van het Arminianisme, Arianisme en Antinomianisme beware, zal ik geloven dat gij inderdaad ware Christenen bent. Ik stel de dwalingen van het Arminianisme op de voorgrond, omdat de anderen niet zo goed vermomd zijn als deze. Terwijl de Arminiaan u de leerstukken van vrijmachtige genade ontrooft, stopt hij de fabel van zondeloze volmaaktheid in uw hand, als een rateltje om u te vermaken, terwijl hij uw geweten ontrooft en uitplundert; en, terwijl hij u leert de vrijmachtige wil van God te weerstaan, tracht hij uw oren te strelen met de vrije wil. Maar de Ariaan is meer openbaar; hij verkondigt aan elke voorbijganger dat hij een dwaas is. Evenwel spannen zij alle drie samen tegen Christus; de Arminiaan roept zijn eigen verdienste uit; de Ariaan roept zijn eigen goddelijkheid uit; en de Antinomiaan roept de openbaring van zijn eigen hart uit. Mag God hun harten tot de waarheid keren, en uw zielen bewaren voor hun dwalingen.

Maak u niet knorrig omdat ik mij vijanden verwek; het is mij beter om der waarheidswil van de gehele wereld gehaat te worden, dan ene week lang te liggen onder de vrees van Gods wraak, en de gestrenge, zweepslagen van een schuldig geweten: Wanneer God vrede geeft, wie kan dan dan beroering verwekken? De geest eens mensen kan elke uitwendige verdrukking weerstaan, maar enen verwonde geest kan niemand verdragen.

De vrijmacht der goddelijke genade, ten toon gespreid in de openbaring van Christus aan mijn ziel, was de eerste zaligmakende waarheid welke God immer aan mij bekend maakte; en daar ik niet één persoon onder duizend kon vinden, die ooit dezelfde kracht had gezien of gevoeld, overtuigde mij zulks nog meer dat wat God aan mij gedaan had, ene vrijmachtige daad was. Ik ben er toen meer in bevestigd, omdat zij aan mij geopenbaard werd, die dit nooit verwachtte, en aan duizenden onthouden wordt die hard werken om het te verkrijgen. Deze dingen leidden mij om te zien dat het renperk niet is voor de snelle, noch de strijd voor de sterke, maar dat beide, de prijs en de overwinning, Godes zijn, die genade bewijst. Deze en andere daaraan verbondene leerstukken, door God zelf aan mijn ziel geopenbaard zijnde, geloof ik dat ik plichtshalve verbonden ben te handhaven en te verdedigen, met zulke bekwaamheden als met welke het God zal goedvinden mij toe te rusten.

Voor mijn eigen Meester wens ik te staan of te vallen; en indien dit mijn getuigenis, aangaande Zijn vrijmacht, een vals getuigenis is, heeft Hij genoegzame wijsheid om het omver te werpen, en voldoende macht om mij daarvoor te straffen. Maar ik weet dat zulks het getuigenis is, hetwelk Hij aan mij openbaarde; het getuigenis dat in mijn geweten ingedrukt is; het getuigenis van Zijn eigen woord en Geest; het getuigenis dat Hij zelf gaf, het getuigenis dat God altijd zal eren, en het getuigenis dat Hij nooit versmaadde te, erkennen, en nooit zal versmaden.

Het Arminianisme verduistert tegenwoordig allertreurigst de waarheid Gods. Pausgezindheid en dat stelsel zal op zekere dag zich verenigen onder één ontplooide banier, en uit elk heirleger zullen de uitverkorenen van God op zekere dag geroepen worden, en hen zal een genoegzaam licht geschonken worden, om de vijanden hunner vrijheid te ontdekken, waartoe zij door een verbond van vrijmachtige genade voorverordineerd waren. Deze dingen overwegende, hebben mij geleid om vele getuigen in te voeren tegen Algemene liefde, teneinde het vonnis een weinig meer aandrang te doen hebben in de ontfermende ingewanden der weerspannige natuur.

Indien mijn lezer verlangend is, om te vernemen wat ik bedoel door de uitdrukking Algemene Liefde, dan zij het hem bekend dat ik die liefde en edelmoedigheid niet bedoel, die door de tweede tafel der zedelijke wet vereist wordt, dat zij verre. Want ik weet dat in die zin de mens zijn naaste gelijk als zichzelf moet liefhebben; en zo hij in de mogelijkheid verkeert, behoort hij zulks te bewijzen door ene edelmoedige tehulpkoming van hem in zijn noden.

Ook bedoel ik niet die genegenheid die elke bekeerde ziel zijn naasten behoort te betonen, door hem te bestraffen, te vermanen, voor hem te bidden, of hem het Woord des levens voor te houden, hetwelk (indien het door God gezegend wordt tot zijn bekering) die liefde is welke ene menigte van zonde bedekt. In dit opzicht zou ik mij kunnen opofferen en opgeofferd willen zijn voor mijn naaste, en zo ijverig gearbeid, en evenveel geleden willen hebben tot nut van hun zielen, als zij, die voorgeven de ingewanden der barmhartigheid Gods te overtreffen in het belang van zondaren. Maar de Algemene Liefde waarop in dit werk gedoeld wordt, is die voorgewende liefde van valse belijders, die strijden voor de zaligheid der gehele wereld en twisten tegen de vrijmacht Gods, en tegen Zijn woord met betrekking tot die vrijmacht. Voorwaar, indien deze geest van God kwam, dan zou dezelve nooit tegen Zijn vrijmachtige wil twisten.

De Zaligmaker bestrafte dit in Petrus als uit de duivel komende: Ga weg achter mij, satanas! gij zijt mij een aanstoot; want gij bedenkt niet de dingen die Gods zijn, maar die der mensen zijn, Matth. 16: 23. Zo toont de Zaligmaker dat elke geest, die partij kiest voor vlees en bloed, en de wil van God weerstreeft, uit de duivel zelf is.

Zulke mensen schijnen God bij zichzelf at te meten, omdat zij voorwenden zoveel liefde te bewijzen aan afvallige opstandelingen, en aan hen die het veroordeelde beeld van Adam dragen. Zij menen dat Gods eeuwige liefde in dit hun voorgewend kanaal moet stromen, en dat God eveneens is als zij zelf zijn; om welke ellendige, vergelijking God zegt, dat Hij ze bestraffen zal, Psalm 50: 21. Uit deze voorgewende liefde, bezield met een geest van opstand tegen God, komen al de algemene leerstellingen voort, waar wij in onze dagen van horen. Gods liefde, die zich in elke eeuw onderscheidende heeft vertoond, is op het gehele menselijke geslacht gevestigd, zo zeggen zij ons; wanneer de Zaligmaker die verklaart vrijmachtig te zijn; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Matth. 20: 16. Sommigen verklaren dat God allen gelijkelijk verkoos, indien er zulk ene verkiezing bestaan kan: maar de Zaligmaker zegt, dat Hij Zijn volk uit de wereld uitverkoren heeft. Joh. 15: 19.

Zij zeggen ons dat Christus alle mensen verloste; wanneer de Schrift verklaart dat God Zijn uitverkorenen uit de mensen verloste. Openb. 14: 4. Indien God sommigen uit de anderen verloste, dan waren zij, waar de uitverkorenen uit verlost zijn, niet verlost. Toen God Egypte gaf tot een losprijs voor Israël gaf Hij geen losprijs voor Egypte. Als de goddeloze een rantsoen is voor de rechtvaardige, en de trouweloze voor de oprechte, (Spreuk 21: 18) dan hadden die boze goddelozen geen rantsoen dat voor hen betaald werd, hoe ook de leer der algemene verzoening ijverig wordt opgedrongen. Maar ik daag de wereld uit om één schriftuurplaats aan te wijzen om dit te bewijzen. Christus zegt: ik stel Mijn leven voor de schapen. Joh. 10: 15. Maar allen zijn geen schapen. Zij, die de uitverkoren kudde Gods uitmaken, zijn verlost; ik stel Mijn leven voor de schapen. Allen waarvoor de Zaligmaker stierf waren ten leven verordineerd; en zij die dus uitverkoren en verlost zijn, moeten gebracht worden tot het ontvangen der genade van het geloof; want er geloofden zovelen als er verordineerd waren tot het eeuwige leven. Hand. 13:48. Maar sommigen zijn niet uitverkoren; deze zijn geen schapen, daarom wordt de gave van het geloof hen onthouden: maar gijlieden gelooft niet, want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb. Joh. 10: 26. Christus had hen in het 12de vers huurlingen genoemd, en in de volgende plaats zei Hij hen, dat zij niet van Zijn schapen waren; en dat was de oorzaak waarom de gave van het geloof hen onthouden werd: wanneer de joden dit hoorden, namen zij stenen op om Hem te stenigen. Joh. 10: 3 1.

Gelijk de algemene verzoening niet uit de Bijbel kan bewezen worden, ben ik verzekerd dat zij niet opgevat noch bewezen kan worden, uit enige opmerkingen, die gemaakt kunnen worden uit het gedrag van de wereld; want het merendeel der mensheid geeft ons geen bewijs, door hun gedrag, dat zij gewassen zijn in het bloed eens Verlossers, of dat zij verlost zijn uit hun ijdele wandeling. 1 Petr. 1: 18.

Zo worden deze algemene ingewanden der verdorven natuur, die zo algemeen klinken in hun ontfermingen jegens de bewoners der aarde en der hel, opgericht als een maatstaf voor God om naar te werken, hebbende de leringen van algemene genade en algemene verlossing gebaard, welke ik geloof dat niets dan algemene leugens zijn. Diensvolgens besluit ik, dat de lieden die voorwenden zoveel liefde voor zondaars te koesteren, de genade Gods, en de verlossing des Zaligmakers, doen overhellen tot enen maatstaf, dat zij ene voorgewende liefde is, die niet van God komt, maar uit henzelf, omdat zij de valsheid meer dan de waarheid begunstigt; en, terwijl zij de algemene genade uitbazuint, spreekt zij een vals getuigenis, weerspreekt de schrift, en strijdt tegen de vrijmacht Gods, in het verdraaien van Zijn woord om mensen te behagen. Voorwaar, daar is geen wijsheid, en er is geen verstand, en er is geen raad tegen de Heere, Spreuk 21: 30.

Ik vrees dat sommigen zo dapper hebben gestreden voor algemene verlossing, dat zij de bijzondere verwaarloosd hebben. Elk mens, dat behouden is, moet de verlossing voor zichzelf ondervinden; zij moet gekend worden door elk bijzonder schaap van des Zaligmakers schaapskooi. Algemene verlossing zal slechts weinig troost verschaffen voor iemand die in opstand is tegen God, die veroordeeld wordt door zijn eigen geweten, en die nooit gereinigd werd van zijn schuld, noch verlost uit zijn ijdele wandeling. Zo wordt de verlossing bijzonder voor elk uitverkoren vat: ook kan zij nooit worden bewezen algemeen te zijn, voor dat wij de algemene getuigenis van elk mens in de wereld hebben gekregen, dat zij die hebben ontvangen, waarvan ik voor het tegenwoordige geen waarschijnlijkheid zie.

Lezer, vaarwel. Vrede en waarheid zij met u; terwijl ik verblijf de uwe om u te dienen, met hetgeen ik heb.

Wm. Huntington.