Het Arminiaanse geraamte

of

de Arminiaan ontzenuwd en ontleed

door William Huntington, s.s.

 

De Raadpleging van de Gezworenen van het Gericht

Paulus de bejaarde. De gevangene is geheel en al vleselijk; en het bedenken des vleses is vijandschap tegen God; het is der wet niet onderworpen, en zulks kan ook niet; dit heeft hij getoond door tegen Zijn vrijmacht te strijden; ja, hij heeft geheel en al die leer weersproken, welke ik als een openbaring uit de hemel heb ontvangen; daarom, omdat hij een andere leer heeft geleerd, en gearbeid om die staande te houden, in lijnrechte tegenspraak tegen de mijne, zeg ik, hetzij hij Algemene Liefde is, of een engel uit de hemel, Hij zij vervloekt, Gal. 1: 8; ja, hij zij een vervloeking, Maranatha, 1 Kor. 16: 22.

Johannes de godzalige. Ik stem met Paulus in mijn oordeel overeen; want, een ieder die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet, 2 Joh. 9. Hierin zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels openbaar, 1 Joh. 3: 10.

Judas de ijverige. Hij is de weg van Kaïn ingegaan, de uitverkorenen vervolgende; en hij is gretig de verleiding van Balaäm nagegaan, om het loon van menselijke toejuiching; en omdat hij de leerstukken des Heeren heeft tegengestaan, laat hem alzo door de tegenspreking van Korach vergaan, Judas 11.

Lukas. Ik stem met u in, mijn heilige broederen; de gevangene is iemand die zich voor de mensen gerechtvaardigd heeft, maar God kent de huichelachtigheid zijna harten. Hij heeft veel toejuiching door dwalingen verworven; maar de leer van de vrije wil, die onder de mensen hoog geacht wordt, is een gruwel voor Gods aangezicht, Luk. 16: 15. En het is duidelijk dat de uitverkorene kudde Gods hem haat, en zijn wegen evenzeer; daarom zeg ik: wee hem, want alle mensen, behalve de heiligen, spreken wel van hem, en zo deden hun vaderen desgelijks van de valse profeten, Luk. 6: 26.

Jesaja. Broeders, ik keur uw oordeel goed; laat de potscherven twisten met de potscherven der aarde, maar wee de potscherven die twisten met de pottenbakker, Jes. 45: 9. God zegt: Hij heeft Israël Mijn knecht, Jakob, dien Ik uitverkoren heb, het zaad van Abraham, Mijn beminde tegengestaan en gewis zullen zij die met Jakob, en met de mannen Israëls twisten, vergaan, Jes: 41: 8, 11.

Markus. Wel heeft Jesaja van de geveinsden geprofeteerd; hij heeft God bij tijden met de lippen geëerd, maar zijn hart is ver van Hem als een Vorst; doch tevergeefs eert hij God, want hij heeft tegen Gods wetten gerebelleerd, en leringen geleerd die geboden van mensen zijn, Mark. 6: 6, 7.

Job. Ik stem volkomen met mijn evangelische broeder overeen tegen het twisten van deze gevangene met zijn Maker; ik geloof dat hij beide, door voorschrift en door voorbeeld, veroordeeld is; want wie heeft zich ooit tegen God verhard, en vrede gehad? Job 9: 4. Als God stilt, wie zal dan beroeren? Job 34: 29. En, indien Hij opsluit, wie zal Hem verhinderen? Job. 11: 18. God sluit, en er zal niet opengedaan worden, Job 12: 14; bovendien heeft hij onrecht voor God en bedriegerij van Hem gesproken, Job 13: 7; ja, zelfs heeft hij de tong der arglistigen gebruikt, Job 15: 5. Elke heilige behoorde te weten dat zijn getuige in de hoogte is, Job 16: 19; en, omdat hij tegen de verborgen oorkonden gestreden heeft, zo doe men hem weten dat er een oordeel is, Job 19: 22.

Jeremia. Voorzeker heeft de Heere nimmer Algemene Liefde gezonden om de lieden in een leugen te doen geloven, de Heere zegt: verwerpt hem van de aardbodem, en laat hem dit jaar sterven, want hij heeft afval gesproken tegen de Heere, Jer. 28: 15, 16.

Mattheüs. Hij is noch rentmeester noch herder; bij speelt slechts de rol van keukenjongen, reinigt alleen de buitenzijde van kopjes en schotels, maar strijdt tegen het bruiloftskleed, hetwelk duidelijk bewijst dat hij zelf dat kleed nooit aan had, daarom: werpt hem buiten, Matth. 22: 12, 13.

Petrus. Ik stem met u allen overheen. Iemand die predikt moet spreken als de oorkonden Gods, 1 Petr. 4: 11; maar hij heeft verderfelijke ketterijen ingevoerd, 2 Petr. 2: 1, daarom verwijder hem, en laat zijn vonnis niet vertragen.

David. Gij hebt allen gesproken overeenkomstig de wetten van het hemelse rijk en ik zeg: Stel een goddeloze over hem, en de satan sta aan zijn rechterhand. Als hij gericht wordt, zo ga hij schuldig uit; en wanneer hij roept: genade, mijn Heer Rechter, dan zij zijn gebed tot zonde, Psalm 109: 6, 7.

Mozes. Laat de Heere Zijn glinsterend zwaard wetten, laat Zijn hand het gericht aangrijpen; laat Hem de wraak aan Zijn vijanden doen terugkeren, en Zijn hateren vergelden, Deut. 32: 41.

De gezworene eenparig overeenstemmende, kwamen onmiddellijk in het hof terug.

Rechter. Heren van het gezworen gericht, luister naar uw namen. Paulus de bejaarde, een; Johannes de godzalige, twee; Petrus de kampvechter, drie; Lukas de beminde, vier; Mattheüs de evangelist, vijf; Judas de ijverige, zes; Markus de apostel, zeven; Jesaja de wondervolle, acht; Jeremia de arbeidzame, negen; Job de lijdzame, tien; Mozes de zachtmoedige, elf; David de boetvaardige, twaalf.

Gij, gezworen heren van het gericht, aangesteld zijnde voor onze vrijmachtige Heere de Koning, om te dienen in zaken van leven en dood, hebben het verhoor van de gevangene aan de balie vernomen. Wat zegt gij? Is hij schuldig aan de vele misdaden voor welke hij hier is aangeklaagd, of niet?

Voorzitter. Hij is niet van trotse zonden teruggehouden, daarom is hij niet onschuldig, noch oprecht, maar aan grote overtredingen schuldig, Psalm 19: 14.

De rechter zijn ogen naar de hemel opheffende, en een kort gebed uitsprekende, besloot met deze woorden: laat mijn recht van voor Uw aangezicht uitgaan, Psalm 17:2.