De geschiedenis van Klein Geloof

W. Huntington. s. s.

EERSTE SAMENSPRAAK

Terwijl een rentmeester van Zijner Majesteits Huisgezin opzekeren morgen voor zijne gezondheid rondwandelde, ontmoette hijenen boerse herder, dien hij op de volgende wijze aansprak:

Rentmeester. Ik wens u goeden morgen, herder. Herdernoem ik u; want dit schijnt gij te zijn, door de herdersstaf,die in uwe hand is.

Herder. Goeden morgen, mijnheer. Gij hebt mij rechtgenoemd; want een herder ben ik van beroep, zo een als ik ben.

Rentmeester. Zulk een bezigheid als de uwe stelt delieden aan allerlei soort van weder bloot nat en droog, koude enhitte; en zij vereist wijsheid en waakzaamheid, vooral wanneereen mens bezorgd is om "een deel te geven aan zeven, ja ookaan acht" (Pred. XI: 2).

Herder. Het is waar: en hoe meer een mens zorg draagtvoor zijne kudde, hoe minder hij in de wereld geacht wordt; wanthet is in onze dagen gelijk het in de dagen van Jozef was"Alle schaapherder is den Egyptenaren een gruwel" (Gen.XLVI: 34).

Rentmeester. Het is beter de Egyptenaren een gruwel tezijn, dan een gruwel voor Hem die hem bezigt. Zij die het opzichtover de kudde hebben, moeten het loon van de Opperherderontvangen, wanneer Hij zal verschijnen. "De lammeren zullen,zijn tot uwe kleding, en de bokken de prijs des velds" (Spr.XXVII: 26); of "een rantsoen voor de lammeren" (Spr.XXI:18). "De eerstgenoemde zal op zekeren dag komen om uwloon; zo zal uw gerechtigheid in de toekomstige tijd voor uantwoorden" (Gen. XXX: 33).

Herder. Dit is het, en dat het mij bij tijden vergundwordt een weinig zakgeld te ontvangen; maar anders is debehandeling die ik ontmoet heb, genoegzaam geweest om iedereenvan zijn werk weg te jagen, die' het uit eigen beweging op zichgenomen heeft. Schoon ik in de dagen vanouds veel heb horenspreken over stomme honden, heb ik er maar zeer weinigenvan gevonden want ofschoon zij al niet tegen de wolf kondenblaffen, konden zij de schapen doen schreeuwen, en mij ook.

Rentmeester. Zeg mij eens, hoe groot is het getal uwerkudde wel?

Herder. Ik kan het niet juist zeggen; de Opperherderhoudt het boek van de namen en het aantal; maar ik geloof dat erwel over de duizend zijn.

Rentmeester. En moet gij die allen zelf weiden, en inde schaapskooi voeren?

Herder. Ja; ik ben genoodzaakt ze te trekken, en ze ookalle twee of drie dagen te verwisselen; want schapen gedragenzich nooit lang goed tezamen op weg: hoe meer zij veranderdworden hoe beter zij groeien.

Rentmeester. Gij hebt er enige lammeren onder gelijk ikmerk; en enige wijfjes die hoog zwanger zijn zij brengen tochniet regelmatig,. noch liefelijk voort,' is het wel zo?

Herder. Deze soort van. schapen zijn gelijk aan oranjebomen;zij zijn het ganse jaar door in de bloei of in het dragen: enenigen der zwakste lammeren geven mij meer moeite dan al deoverigen; zij kruipen altijd door de horden; en ik benbevreesd dat mijn meester hen de hond smut (vuiligheid) na zalzenden; want dat verslindend dier maakt zulk ene verwoestingonder de zwakken, dat hij hun niets overlaat dan "tweeschenkelen of een stukje van een oor" (Amos 111:12); ensomwijlen vrees ik zo op het gezicht daarvan, dat ik zou wensenliever alles te zijn geweest dan een schaapherder. Het is gelijkeen zwaard door mijne aderen, en ik ben genoodzaakt uit teroepen: "Red mijne ziel van het zwaard, mijne eenzame vanhet geweld des honds" (Ps. XXII: 20).

Rentmeester. Tevreden te zijn in onzen stand is hetbeste. Er bestaat geen plaats van dienstbaarheid zonder haremoeilijkheden en onaangename omstandigheden. Waar iemand ingeroepen is, laat hem daarin blijven. Een rollende steenverzamelt geen mos, Ik word niet weinig bestreden.,. waar degrenzen van mijne verblijfplaats afgebakend zijn.

Herder. Als ik zo vrij mag zijn, u te vragen mijnheer,zeg mij dan eens, wat kan uwe roeping of bedrijf zijn? Noch uwehanden, noch uw gelaat duiden aan dat gij hard werkt.

Rentmeester. Er is een arbeid der ziel, en een arbeiddes lichaams. Ik ben in beiden geoefend; en ik geloof dat heteerstgenoemde het zwaarste is.

'Herder. , Zorg en angst putten zeker een mens uit, ofanders zou Jetro nooit Mozes geraden hebben om zulk een aantalmannen uit te kiezen, ten einde zijn last te helpen dragen.

Rentmeester. Ik heb daar mijn aandeel van; want het ismij ten deel gevallen een der rentmeesters te zijn van ZijnerMajesteits huishouden of wat gewoonlijk genoemd wordt een boekhouderover de keuken, zodat de zorg van velen op mij rust; en gijweet dat het Jn de rentmeesters wordt vereist, dat, elk getrouwbevonden worde". (1 Cor. IV: 2).

Herder. Ja, gij moet rekenschap geven van de goederenuws meesters, zowel als ik. van mijne kudde; en, als wij tenvolle overtuigd zijn, dat wij het met blijmoedigheid en niet metsmart mogen doen, verwekt het troost en bevrediging aan onsgemoed. Maar het ambt eens rentmeesters in de Koninklijke Familiemoet eens veel gemakkelijker plaats en een meer eervollelevensstand zijn dan die eens herders,

Rentmeester. Hij is de beste beoordelaar van hetwringen van de schoen, die hem zelve draagt. Een rentmeesterwordt veel benijd; velen der bedienden zijn verplicht tot hem tekomen om behoeften, raad en onderricht, en, als hij', getrouw meteen elk handelt, zal iedereen op zijne beurt hem iets zoeken aante merken.

Herder. Dat is zeer waar, mijnheer. Ik vergiste mijgeheel in mijne beoordeel' van u. Ik zou u niet voor ene bediendegehouden hebben; ik dacht naar uw edel voorkomen dat gij eenberoemd winkelier waart, iemand die voor uzelf zaken deed.

Rentmeester. Dat zij verre! want geen een van onzefamilie hebben ooit voor zichzelf zaken begonnen, dan die tot debedelstaf vervielen. Daarom wens ik nooit ontslagen te worden uitde dienst van mijne Majesteit, onafhankelijk van Hem te zijn, ofeen uur lang op mijne eigene handen te berusten, niettegenstaandede vele onaangename dingen, die mijne dienst vergezellen.

Herder. Ik bid, u, mijnheer, zeg mij eens wat kanvoornamelijk uwe bezigheid zijn?

Rentmeester. Ik voorzie voor een gedeelte van hethuisgezin zulke dingen als Zijne Majesteit mij gebiedt voor hemte krijgen. Ik koop het vlees, de wijn, olie, melk, honig, boteren vruchten; ik onderzoek de kelder en de kleerkamer, en merk opde deuren en poorten; ik ontvang de bevelen en draag de grieven,klachten, verzoekschriften en dankbare erkentenissen, voor deKoning

Herder. Inderdaad! Gij hebt veel op uw handen, en in uwhoofd ook, daar gij een aantal rekeningen te ontwerpen, veleboeken bij te houden en af te sluiten en vele berekeningen temaken hebt. "Want dien veel toevertrouwd is, van die zal temeer geëist worden". (Luk. XII).

Rentmeester. Het is waar: en waar veel geschonken is,wordt veel geëist. Wanneer een mens niet stipt is, zal hij zijnambt geen eer aandoen, en als hij eens zijne hoedanigheidverliest, dan is het tien tegen een, als hij nog van enig nut inhet huisgezin is, schoon hij mocht slagen in het verkrijgen vaneen pensioen voor zichzelf. En wanneer Zijne Majesteit hem maarin het minst schijnt te eren of te begunstigen, zijn er velen diezijn wankelen gadeslaan. "Geef ons te kennen, zeggen zij, enwij zullen het te kennen geven!" (Jer. XX: 10).

Herder. Het verwondert mij dat Zijne Majesteit dezulkentoelaat de koninklijke vertrekken te naderen, want Hij is nietiemand die een ogendienaar begunstigt, of een kwaaddoener helpt:(Job. VIII: 20).

Rentmeester. Velen genaken tot hem, en naderen totzijne tegenwoordigheid, die nimmer gunst in zijne ogen vonden. Ineen groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren, houten enaarden vaten, maar ook de beste en slechtste dienaren. Wij hebbeneen oude knaap die vergund wordt over de plaats van hetpaleis rond te slenteren, die daar al een aantal jaren geweestis; die zich met iedereen, elke zaak en elk woord bemoeit.

Herder. Misschien wordt hij gehouden om zijne vroegeregoede diensten. Als hij daar niet in gunste was, zou hij, dunktmij, niet toegelaten worden onder het huishouden te verblijven.

Rentmeester. Wat zijne goede diensten aanbelangt, hetis nooit in zijne macht geweest er enige te verrichten; ook ishij geen vriend van de Koning, noch de Koning van hem. Ik geloof,dat hij hoofdzakelijk daar toegelaten wordt ter beproeving dergetrouwe dienaren, gedurende het welbehagen des Konings. Velenhebben gewenst en gesmeekt om zijn finaal ontslag, of eindelijkeverwoesting; maar hij is daar nog, en hij zal daar wel blijven.

Herder. Wel, mijnheer, "wat niet genezen kanworden moet verdragen worden". Zeg mij eens, heeft ZijneMajesteit vele kinderen?

Rentmeester. O ja! wij vermeerderen envermenigvuldigen. De Koningin is altijd zwanger of in hetkinderbed.

Herder. En zeg mij eens, wie zorgt er voor de kinderen?Ik veronderstel dat iedereen ene bijzondere min en baker heeft;is het zo niet?

Rentmeester. Iedereen van het huisgezin die maar wilkan ze zogen, (Jez. LXVI 22); op de handen dragen, (Klaagl.II 22); troetelen, (Jez. LXVI: 12); op de zijde dragen enwiegen: en die van het huisgezin, zelfs de jonge vorsten envorstinnen, die ternauwernood zelf zonder leiband kunnen gaan,houden er van om hen rond te leiden. Ik heb er somwijlen eengezien, die zelf van zwakte struikelde, pogende een ander tebehoeden van in de sloot te vallen, en sommigen, die zo zwak vanogen zijn, dat zij niet in staat zijn om naar het kaarslicht tezien, veel minder naar de zon, trachten dikwijls anderen terug tebrengen van, of te waarschuwen tegen het zwarte hol, of deafgrijselijke put.

Herder. Dat is ene goede zaak. Het is met hen evenalsmet de lammeren; hoe meer zij rondspringen en spelen, hoe harderzij groeien, en hoe meer zij toenemen; en zo is het met dekinderen; hoe meer zij rondtuimelen hoe beter dat behoedt ze voorde Engelse ziekte; en sterkt hun leden, als zij hen niet te veel,toegeven, noch hen te ruw behandelen.

Rentmeester. Te veel vingers bederven dikwijls depastei; en te veel bakers bederven dikwijls het kind. Allenkrijgen geen zuivere melk, die uit de borsten zuigen;sommigen zuigen het vergif der adderen (Job XX: 16), dathen in haar jeugd de groei belet; en het is ene zeldzaamheid'dezulken met geëvenredigde hoofden te zien, Anderen voelen enkoesteren hen weder als ware minnen, (1 Thess. 11:7). En wat dekinderen betreft, hun smaak is niet zeer scherp om het teonderscheiden (Job VI:30). Gestolen wateren zijn zoet (Spreuk.IX: 17), zowel als de honig, en wanneer zij de zoetigheid slechtsproeven, is het hen genoeg, dan slikken zij alles in.

Herder. Maar zeg mij eens, mijnheer, hebt gij de zorgover hen? Dat werk is meer geschikt voor vrouwen dan voor mannen.

Rentmeester. De moeder en hare dochters zijn gelasthaar te zogen en op hare zijden te dragen, zoals wij dikwijlsaangemerkt hebben, maar zodra zij van de knie af zijn, heb ik dezorg over hen. Als rentmeester van het huishouden heb ik hen terrechter tijd het bescheiden deel spijze te geven" (Luk.XII:42); te letten op hun wegen, gewoonten en opvoeding entegelijkertijd naar hun kleding: want er is "ene bezoekingover. de vorsten, en over de kinderen des Konings, en over allendie zich kleden met vreemde kleding" (Zeph. I: 8). Enwanneer zij gebrekkig, ziekelijk, zwak, of door de Engelse ziektegekweld worden, dan heb ik meer moeite met zulk een kind dan metal de overige huisgenoten. Ik heb er drie van deze tegelijk ondermijne zorg gehad en ik twijfelde altijd of zij wel ooit in staatzouden zijn alleen te gaan en zichzelf te spijzigen of niet, maartwee daarvan zijn nu van mijne zorg ontslagen.

Herder. Zeg mij eens, wat zijn hun namen? Staan zij inhet Hofregister?

Rentmeester. Ja: de naam van de ene is 'Zwak Hart, (Ezech.XVI: 30), de andere Botte Duif, (Hoz. VII: 11) en delaatste Klein Geloof (Matth. VI: 30). Hetwelk bewijst datde eerste een hart heeft, hoewel zwak; de tweede ene duive is,hoewel dom, en de derde een geloof heeft, ofschoon slechtsklein.

Herder. Ik merk, mijnheer, dat wij, beiden dezelfdenmeester dienen, ofschoon gij in het huishouden, en ik in de weideben; zeg, mij dus de reden waarom zovelen der kin deren van ZijneMajesteit zo dikwijls door de Engelse ziekte aangetast, en zwakzijn. Men zou deken dat de Koning geen onkosten zou ontzien endaarom moest de Koningin de beste hulpmiddelen en haar kroost debeste verzorging hebben.

Rentmeester. De schuld ligt niet aan de Koning, diegeen onkosten ontziet, noch aan de Koningin, die ene schone vrouwis (Jer. VI:2), maar zij, ligt hoofdzakelijk aan de regeerdersvan het huis, die dikwijls vooringenomen, niet getrouw aan hethen toevertrouwde, noch waakzaam zijn om er de indringers buitente houden, maar dikwijls onwijze en onbekwame lieden aande jeugdigen in het huisgezin aan bevelen, totdat het bij tijdenmeer gelijkt naar Achab's hof dan naar David's paleis. Buitendienzijn de kermtijden, de tijden, waarop de oude dames alle inbeweging zijn; zij zijn op zulke tijden altijd zeer druk en bezigen terwijl de Koningin in arbeid is, heeft zij genoeg te doen metonder haar smarten te baren en kan daarom niet zeggen wie er domhare persoon zijn, hetzij vrienden of vijanden. Zijn het delaatsten, dan ligt de schuld bij hen die de doophefsters geroepenhebben, of aan hen die zij hebben aanbevolen. Gij weet dat nietiedereen koningsgezind is, die de kandeel der Koningin proeft;vele lieden komen rondom het kinderbed, waar iedereen haar gemoedvrij uitspreekt, en over het algemeen vrij vloeiende, nadat dekraamanijs is opgebruikt, totdat, na verloop van tijd, hetgeschreeuw gelijkt aan dat van de verwarde menigte te Efeze;sommigen zeggen dit, anderen weder wat anders, totdat de meestenniet weten waarom, en waartoe, zij tezamen zijn gekomen. Op dietijden en onbegenadigde personen ene gemaakte taal, en rammelenwat in het wild, hetwelk hen als bekenden in het huisgezin doetschijnen, en wanneer iemand getrouw is aan hetgeen hem opgedragenis, en poogt ze er uit te krijgen, 'dan handelt weder een andertegen zijn geweten, in het pogen om ze er in te houden; en erwaren er te veel van die rondom de personen der Koningin, terwijlzij in arbeid was met Klein Geloof, Domme Duif en ZwakHart.

Herder. Goed mijnheer, maar laat die doophefsters zijnwat zij willen, hare Majesteit had ongetwijfeld hare vastemaagden of kamerdienaressen rondom haar, en ongetwijfeld haargeschikte vroedvrouw; en de zorg voor de persoon der Koninginmoet voornamelijk in zulke handen berusten.

Rentmeester. In onze dagen geeft elke mollenvanger methet vak der vroedvrouwen bekend te zijn; en elke onvruchtbareoude vrouw zal bij de weeklachten raad geven, welke niet eensweet wat wezenlijke bevruchting betekent, veel minder de bitteresmarten van, het kinderen baren: Deze verhaasten over hetalgemeen de geboorte, daar zij niets bij ervaring weten; maarwijl zij van afluisteren enige klanken ingezogen hebben, willenzij dus de Natuur niet met hare eigene zwakheid laten worstelen,.noch de Voorzienigheid Zijnen raad laten uitvoeren.

Herder. Dezulke zijn gelijk aan enige herders die ikgekend heb, die, door hun over zorgvuldigheid, meer kwaad dangoed in de lammerentijd doen. Als een ooi wat langdurig is in hetwerpen, zijn zij haar altijd voor in de lammeren te verlossen,uit vrees van het te verliezen; door welk middel menig lam eneverstuikte, of uit zijne plaats getrokkene schouder heef t diehet gedurende haar gehele leven of zwak of kreupel heeft doenzijn: terwijl de beste manier is om haar kop naar de berg Sion,of naar de verhevene grond te draaien, en op te merken dat zijvoordelig liggen, hen verzorgen, en. over hen waken, de wildedieren, en de dwaze herders, die niet verstaan kunnen (Jez. LVI:1 l), te beletten om er zich mede in te laten, en ze toe tevertrouwen aan Hem, die de lammeren in zijn schoot draagt, en dezogenden zachtjes leidt, (Jez. XL: 1 l).

Rentmeester. Gij spreekt als een herder die kennis vzijne zaken heeft. De natuur, wil niet gedwongen worden; noch deVoorzienigheid verhaast. Blinde, onbekwame of onwetende lieden,die iets voorwenden, doen evenveel kwaad. het Koningshuishouden,als zulke dwaze herders in de weide uitrichten: want als iemandvan het huis geraakt is door bleekzucht, of met verlamming, hetkolijk heeft of misselijk is hetzij de Koningin, of iemand vanhare bijwijven, dienaressen of prinsessen dan wordt het alles alsSions arbeid erkent. Terwijl sommigen kermen onder een valseontvangenis: "zij ontvangen moeite en baren ijdelheid, enhaar buik richt bedrog aan" (Job XV: 35). Anderen zijnbevrucht geweest en hebben gearbeid en wind gebaard: Zij brachtengeen behoudenis aan; noch werden zij zelfs verlost, totdat debelofte kwam: "uwe doden zullen leven" (Jez. XXVI: 18,19). Sommige, welke zich de naam van Koningin toeëigenen, enZijner Majesteits persoon aangrijpen, zien al hare heerlijkheiden glans verdwijnen, zodra zij hare handen op hare lendenenleggen: Hare heerlijkheid zal wegvliegen als een vogel; van degeboorte, en van 's moeders buik, en van de ontvangenis af (Hoz.IX: 11). Anderen baren, na ene grote hoeveelheid nabootsingswerk,alleen om de aandacht der doophefsters op te wekken, "eneslak die wegsmelt"; het is, ene misdracht, die de zon nietaanschouwt" (Psalm LVIII:9). Die allen gaan, in sommigerogen, voor bevruchte vrouwen door: er worden toebereidselengemaakt: handdoeken en kussens worden toebereid"; (Ezech.XIII: 18) "de specerijhof wordt beroofd" (Hoogl. VI: 2)"droombekers en vertroostingen vliegen rondom, zelfs voor dedoden, voor dezulken als de bruid niet zijn" (Jez. XVI:7, 8)en elke vroedvrouw vertroost de huichelaar, totdat de ontijdigegeboorte de ontvangenis der dienstbare vrouw openbaart; totdat"zij die verzadigd was, haar heeft verhuurd om brood"(1 Sam. 11:5) en daarna als zij dan een pest en ene plaag wordt,voor elke koninklijke verblijfplaats in de bezittingen van ZijneMajesteit. Oude paleizen zowel als nieuwe, van het Koninklijkhuisgezin van Abraham af tot op Salomo, en van Salomo af tot delaatste wettigt regering van de Vorst des Vredes, werd hetHuisgezin meer of min verpest door deze vreemde vrouwen.

Herder. Maar gij denkt toch niet, Mijnheer, dat Zwak Hart,Domme Duif en Klein Geloof, kinderen van overspel, ofeen zaad der valsheid zijn. Zij zijn niet uit overspel geboren,zijn zij wel? Als zij de kinderen' der bijwijven, of derverlatene, die geen man heeft, waren, zoudt gij er, dunkt mij, dezorg en last niet van hebben; want het brood van Zijne Majesteitmag niet voor de honden of voor de vreemdelingen van Asdodgeworpen worden (Neh. XIII:24).

Rentmeester. Het is waar, deze drie kinderen van hetwoud zijn niet onecht; zij zijn de uitspruitsels en nakomelingen.Sions (Jez. XXII:24) en worden de struikelenden van het huisDavids genoemd (Zach. XII: 8) en hun zwakheid is voornamelijk toete schrijven aan de vroedvrouwen en doophefsters, die hareMajesteit in de verlossing bijstaan,; die geen schuld hebben omde geboorte haren loop te laten, noch wijsheid om te waken en degebeurtenissen der Voorzienigheid af te wachten, welke dezegewichtige vraag doet: "zoude ik de baarmoeder openen enniet genereren? Zoude Ik die generere, voortaan toesluiten?"zegt uw God (Jez. LXVI: 9). 11 Het werk moest overgelaten wordenaan Hem, wiens werk het is: en Zijne hulp moest afgesmeekt, enZijnen tijd onderworpen worden aan Hem, die alle dingen enen tijdgesteld heeft; een tijd om geboren te worden, en een tijd om testerven; maar in plaats daarvan wordt de geboorte verhaast;bedreigingen gebezigd; ernstige waarschuwingen worden gegeven;verschillende raadgevingen worden opgevolgd; alle soorten vanindringers worden binnengeroepen; eindeloze raad, waarvan sommigegoed, en andere verkeerd wordt opgevolgd, en dikwijls wordt ergeweld gebruikt, en wat worden zij met hun verschillende langebroeken, oorvijgen gevende tongen, en dwangmiddelen, gedwongeneer het besluit bare (Zeph. 11:2). Ik geloof dat het beter is telang (gelijk Efraïm) in de geboorte te blijven staan (Hos. XIII:13), dan (gelijk Ismaël) veertien jaren voor de tijd der belofteene vertoning te maken; want "deze breuk zal zeker zijn ophem, die doorgebroken is" en zijn naam zal Perez genoemdworden" (Gen. XXXVIII: 29).

Herder. Wij hebben juist zulke nieuwelingen onder dekudde gehad, als gij in het Huisgezin hebt. Sommige lopen metvoeder zodra het vee zich buigt om hare jongen voort te brengen,en hun 'smarten uit te werpen; andere met warme dranken, enenigen die hen drenken met een hoorn, hetwelk hen slechtsoverlast aandoen is; want als zij in de smarten zijn, kunnen zijniet eten, slechts bij tussenpozen, als er een weinig verlichtingder smart is. Om hen intijds in de schuur te krijgen, als hetweder 4oud is te verzorgen, en te bidden gelijk de Psalmdichterdeed onze kudde duizenden werpen, ja bij tienduizenden op onzehoeven vermenigvuldigen, (Psalm CXLIV: 13), is naar mijn oordeel,de beste manier om, het te bespoedigen. En gelijk het met het veeis, zo is het ook in deze betrekking met het menselijk geslacht.Als de vrouw haar behoorlijke tijd niet voldragen is, moet harenakomelingschap natuurlijk zwak zijn.

Rentmeester. Ik twijfel echter niet of deze kleintjeszullen voor eeuwig leven; nochtans zijn dezulken te beklagen,omdat zij verwaarloosd waren. (Tit. I: 13, 2 Cor. XIII: 10). Gij'Weet dat er zijn die woorden als 'het steken van een zwaardonbedacht uitspreken; maar de tong der wijzen is medicijn. (Spr.XII: 18). Deze snijdt een kind van de wijsheid des vleses af, enverwekt "ene vrees in het hart, welke (gelijk de wijsheidzegt) medicijn voor zijnen navel, en bevochtiging voor zijnebeenderen zijn zal". (Spr. III: 8). De banden der natuurzijn sterk; en het kind dat daarin verward is, kan zeker zijn uithet oude vat te drinken en achteruit gezet te worden. "Gaatachter mij", zei de Koning tot Klein Geloof; "gij zijtmij een aanstoot, want gij, verzint niet de dingen die Gods zijn,maar die der mensen zijn". (Matth. XVI : 23). Vandaar dezware beschuldiging 'n de oude oorkonden: Aangaande uwegeboorten: ten dage als gij geboren waart, werd uw navel nietafgesneden". (Ezech. XVI:7). De arme kinderen die dusdanigverward zitten in de strikken der natuur, moeten onvermijdelijkvoedsel uit vlees en bloed trekken; en waar dit het geval is, kande geboorte niet helder zijn; want "wij zijn niet geborenuit de bloede, noch uit de wille des vleses, maar uit God".(,Joh. I: 13). Ja, en het is in onze dagen geen ongewone zaak eendienstbaar kind de hoogste ambten in het huisgezin van zijnMajesteit te zien innemen; het gehele huisgezin bevelen enonderrichtingen gevende, zich aan Hagar's knieën vastklemmendein plaats van aan Sion's schoot; vastklemmende aan de eerstenAdam, in voorkeur boven de tweede. Waren nu de arme wichtjesbehoorlijk behandeld toen zij, kwamen, dan had men ze moetenbrengen naar 'de fontein die voor het huis Davids geopend is, metdringend aanhouden, om gewassen en zacht, teder minzaam teworden; en zij moesten besprengd zijn geworden met zout door de,bediening der genade; en gebakerd zijn met de gordel derwaarheid, die de lendenen des gemoeds opschort en hen voor.wankelen bewaart. Maar, arme wichtjes! zij vervielen in de handenvan vroedvrouwen die geen kennis hadden, en geneesheren van geenwaarde, en bakers zonder waarheid noch, medelijden. En van dezodanige klaagt God: louw navel werd niet afgesneden en gij,waart niet met water gewassen toen Ik u aanschouwde. Gij waartook geenszins met zout gewreven, noch in windselen gewonden. Geenoog, had medelijden met u, om u een van deze dingen tedolen". (Ezech. XVI: 4, 5).

Herder. Maar ik bid u, mijnheer, zeg mij eens, wie werder aangesteld om hen te verzorgen? Want, voorzeker als zij eendeel zijn van het Koninklijk zaad, dan wordt er behoorlijk zorggedragen, en geschikte personen tot het werk aangesteld.

Rentmeester. Dat zij van het Koninklijk zaad zijnbetwijfel ik niet, omdat de Koningin kracht ontving om zaad teontvangen (Hebr. Xl: 11) en zij zou ook kracht ontvangen hebbenom te baren (Jez. LXVI:9):als men haar alleen gelaten had. En dater geschikte personen door de Koning aangesteld zijn om dekinderen te bakeren en te verzorgen, is ook waar. Maar sommigendie valselijk heersers geheten worden, en sommigen die datwerkelijk zijn, stellen er velen aan, die zijne Majesteit nooitaangesteld heeft. Dezulke stelden in vorige dagen koningen aan,maar niet door Hem; en hoopten voor zichzelven leermeesters op,maar niet op zijn bevel; en ook bakers: of waarom staat anders devoornoemde klacht opgetekend in de oorkonden, aangaande dat zijniet met zout gewreven, gewassen, noch gebakerd waren? Ensommigen worden de Koning bedrieglijk toegeschreven en metteerheid gebakerd, wanneer zij niet van zijn zaad zijn en anderendie dat werkelijk zijn, worden dikwijls in. onges handen gesteld,die noch vriendinnen des Konings, noch de vaderlands zijn, en datter wille van hun dozijnen en het salaris. En te velen van onzeheersers merken er op, en nemen alles voor waarheid aan, wat dezeoude eervolle juffrouwen bij, de arbeid en de geboorte zeggen; zoiemand van de openhartige dames paar uitroept: "Dit is ereen van het beloofde zaad, het is het juiste beeld van zijneMajesteit; wanneer wij weten dat sommige hoffelijke damesdezelfde lofrede zouden houden op een aap, als die in de wieglag, wie zijn niet te vertrouwen, noch wier oordeel te erkennenis. Iedereen moet in zijn eigen gemoed overtuigd zijn, engetuigenis in zijn eigen geweten omdragen, als hij oprechthandelt, als iemand die rekenschap moet afleggen, want velenzullen uitroepen: Joo is een eigenlijk kind! dat is een dierbaarzaad! en de andere is het eigen beeld van zijnen vader! neemt hetin het Konings huisgezin op". Alhoewel, als gij het lichtbrengt en het vergelijkt met de beeltenis des Konings (2 Cor.111: 18) of met die Koningskinderen (Richt. VIII: 18). Wij mogenzeggen, gelijk een. heer eens zei, die met mij in gezelschap wasop een kerkplein in Kent, waar wij enige roemvolle opschriften engrafschriften op de zerken van enigen van het gezworenvroedschap, en andere grote mannen, die tot die maatschappijbehoorden, lazen. Onder andere zeldzaamheden viel ons eenbijzonder stuk beeldhouwerswerk in het oog, waarvan de bedoelingons allen in verlegenheid bracht; maar na lang onderzoek begrepenwij dat de bedoeling van de kunstenaar het volgende was: "detijd met zijn uurglas; de Rechte op de wolken; ke aarde welkehare doden wedergaf ". De heer maakte de gevolgtrekking, datde vervaardiger het tweede gebod niet had overtreden, want hijhad "geen gelijkenis gemaakt van iets dat boven in de hemelof beneden op de aarde is". En zo mogen wij zeggen vansommigen, die zich gaarne als nieuwe schepselen willen vertonen;het geveinsde nuisker schendt het beeld van de aardsen Adam, ener is geen indruk te vinden van het beeld van de hemelsen Adam.Maar, helaas sommigen, die zolang gewoon zijn aan het huichelender Jacobitische hovelingen; en zo dikwijls vooringenomen zijnten gunste van hun vrienden, zullen er velen voor nieuw geborenschepselen laten doorgaan, en voor zoogsters ook, die nooit metiets anders dan bedrog zwanger waren, maar de nabootsing en detaal door opmerking, en de bakerkunst op enige stelselmatigewijze geleerd hebben,. (Hoz. IX. 14). En zelfs als Hagar binnenkomt, kan zij ze ene teug geven als zij wil; en hare kinderen derdienstbaarheid worden gezonden om met hen te spelen, het isevengelijk, als zij maar zonder schreeuwen kunnen gehoudenworden.

Herder. Dan handelen sommigen der heersers in hethuishouden evenals Mozes deed toen hij de kudde van Jethroweidde: schoon het niet zeer te verwonderen is; want eenman ` die m een paleis opgevoed is, maakt in het begin met zijnherderstaf maar een onhandig figuur. Maar wat ik wilde opmerken,was, dat hij zijne kudde naar de achterzijde van Horeb voerde;welke naar het bericht in ene dorre wildernis en een uitgedroogdland gelegen is. Ik durf vrijmoedig te verzekeren dat David nooitzijne kudde daarheen geleid heeft, toen hij de ooien volgde dievoldragen waren: want ofschoon hij schapen in de woestijn hield,zocht hij, nochtans naar de valleien, als grazige en groeneweiden, stromen en rivieren, gelijk zo dikwijls in zijneschriften vermeld is. Maar Mozes en enigen van uwe heersersschijnen zeer goed overeen te komen: hij leidde de kudde naar deachterzijde van de berg; en als het de kinderen toegestaan wordtom naar Hagar te gaan, dan worden, zij er vlak voor gesteld.Welke klank der muziek is het die daar van de heuvels weerklinkt?Hoort?

Rentmeester. 0, lieve! die klank wordt veroorzaakt doorde zeven trompetters van zijne Majesteit. Daar het vandaag eenhofdag is, hebben wij een feest op de heiligen berg; en ik moetgaan lopen, want ik ben verplicht de tafel te dienen, maar ik zouu nog gaarne eens ontmoeten als zich een vrij uur mocht opdoen.

Herder. Ik zal morgen om half één mijne kooiopgeslagen en mijne kudde gedrenkt hebben, en kan ze veiligbinnen de omheiningen laten; en zal, zo God wil, u precies oméén uur onder de vijgenboom, aan de hoek van de muur wachten.

Rentmeester. Mijn tijd is mijn eigendom niet; maar alsde Koning mij nergens anders henen zendt, zal ik daar zeker zijn.De Heere zij met u.

Herder. En met uwen geest.