De geschiedenis van Klein Geloof

W. Huntington. s. s.

VIERDE SAMENSPRAAK.

Rentmeester. Ik wens u goeden morgen, Herder!

Herder. Goeden morgen, Mijnheer! Vond gij de weg nog algemakkelijk?

Rentmeester. Ik merk dat ik over de top van de heuvelmoest gekomen zijn; maar in plaats daarvan keerde ik links om enrond de helling komende, kwam ik voort: ook kon ik uwe niet zien,voor dat ik er vlak voor stond.

Herder. Gij moest over de heuvel gekomen zijn Vele zijner rondom gegaan en verdwaald ook, liever dan dat zij het waagdenom de kruin te beklimmen. Ik bid u, zeg mij eens, hoe is het metde familie? en hoe maakt het. Klein Geloof? Hebt gij hemgezien?

Rentmeester. De familie is wel, en Klein Geloof scheengisteren avond vrij opgeruimd want een der bedienden, die nog alte vertrouwen is, en van wien Klein, Geloof een zeergroten dunk heeft, en wiens geluk hij dikwijls gade geslagenheeft met een begerig en verlangend oog, is kort geleden ziekgeweest: en in zijne verdrukking werd zijn geloof zwaar beproefd,en hij wankelde ook grotelijks, en zei: "Mijn hart en mijnvlees bezwijken". Klein Geloof hoorde daarvan, en waser wel wat van verwonderd, en scheen er een weinig door bemoedigdte worden. De dienstknecht is nu op, maar zeer zwak enmachteloos. Gisteren avond waren Klein Geloof en hijtezamen in het portaal, en ik geloof dat zij hun aantekeningenvergeleken, want ik vond dat Klein Geloof het opgeruimdstewas.

Herder. Tijden van ziekte en tijden van beproeving,bewijzen wat echt vertrouwen en wat zelfvertrouwen is. Hij is eenstandvastig gelovige, die door het geloof in dagen van tegenspoedalles kan verrichten, wat hij in de dagen van voorspoed heeftgesproken.

Rentmeester. Het is waar; maar dit is niet altijd hetgeval; een dienstknecht, die enen tijd lang van beproevingenontslagen is, vindt Klein Geloof slechts klinken als eneontstemde snaar voor zijn vrolijk hart. Evenwel zal de Koning"het gekrookte riet niet verbreken". Deze dienstknechtheeft nu en dan Klein Geloof enen scherpen gesel slaggegeven met de roede der tong; maar nu kan hij zich neerbuigentot een lagen trap. Maar niemand mishandelt Klein Geloof metzoveel geweld als zij die in het geheel geen geloof bezitten, ofeen geloof dat nooit beproefd werd. Deze bezigen het woord geloofalleen om er anderen mede te bespotten; want wanneer gij hunvraagt om ene beschrijving te geven van de natuur, de werkingen,of de voornaamste kenmerken daarvan, dan spreken zij onzin.

Herder. Het geloof wordt beter opgemerkt door hetgeenhet verricht, dan door hetgeen het is. Het wordt de mensgeschonken om er door te leven, niet om er op te roemen, veelminder om er anderen mede, te kwellen. "Hebt gijgeloof?" zei een oude heraut, "hebt het bij u zelvevoor God". En als de moeder van Klein Geloof in beterehanden geweest ware, en hij in het eerste behoorlijk verzorgd wasgeworden, dan zou hij wellicht zulk een verzekerde gelovigegeweest zijn, als iemand in het huisgezin.

Rentmeester. Het is waar, want gelijk de juffrouwen diespreekwoorden gebruiken, zeggen: "ene wederinstorting iserger dan een kraambed". Of somtijds wordt het zouitgedrukt: "Een tweede kraambed is erger dan heteerste". Het welk in dit geval waarheid is.Geloofsbedelingen, handelingen of leidingen, vurige gebeden engezonde woorden der waarheid, uit een gezalfd hart, zijn wat dehemel bestemd heeft, om als Sions kermingen te worden gebezigd.Dit blijkt uit de oude oorkonden; "de kinderen zijn gekomentot aan de geboorte, en er is geen kracht om te baren. Heft daneen gebed op voor het overblijfsel dat gevonden wordt (2 Kon. 19:3, 4). Zij zonden naar de evangelischen profeet om ene boodschapvan waarheid, en verwachtten dat die in getrouwheid overgebrachtzou worden, en dat zijn gebed zou worden opgezonden voor datzwakke overblijfsel, dat toen tot aan de geboorte gekomen was.Maar deze middelen werden niet aangewend bij de geboorte van KleinGeloof, hetwelk oorzaak was van zijn langdurig verwijl inplaats van in kinderen uit te breken (Hoz. 13: 13).

Herder. Des te meer is het te beklagen! Een behoorlijkgebruik van de middelen is het enige middel om de zegen teerlangen. De getrouwe vroedvrouwen in Egypte verklaarden dekoning, dat de Hebreeuwse vrouwen veel sterker dan de Egyptischevrouwen waren, dat zij sterk waren en gebaard hadden, eer devroedvrouwen tot haar kwamen. (Ex. 10: 19). Zo de Hebreeuwsevrouwen zo sterk waren, wat moet Sion dan zijn, zo zij behoorlijkverzorgd en haar geschikt voedsel toegediend wordt Er wordt vanhaar gezegd wat van ene Hebreeuwse gehuwde vrouw nooit gezegdwerd. "Zodra Sion in arbeid was baarde zij kinderen, ja, eerzij in arbeid was baarde zij, eer hare smarten kwamen ontving zijeen mannelijk zaad Wie heeft zulke dingen gehoord? Zal een volkop een dag gebaard worden, of zal de aarde op een dag gemaaktworden, dat. zij voortbrenge?'

Rentmeester. Verwaarlozing van de gepaste middelen enontrouwe behandeling is de oorzaak van de langdurige arbeid dermoeder, en van Klein Geloof's zwakheid en misvormdheid,want des Konings beeltenis bestaat in wijsheid, rechtvaardigheiden ware heiligheid; en als onwetende, ongerechtvaardigde enongeheiligde lieden toegestaan worden, zich op zulke tijden tevermengen onder de bedienden en kinderen des Konings, kan hetniet verwacht worden dat haar kinderen vlug en gezond zijn, ofdat de beeltenis des Konings op de nakomelingschap uitgedrukt zouzijn, of dat de taal van het kind of zijn kindschap rein of echtzou zijn; ziende dat hij in zulke handen gesteld was om gebakerdte worden, en toegestaan werd met al de kinderen derdienstbaarheid in de stad om te gaan. Evenwel zijn "dezwakke leden nodig" (1 Cor. 12:22); en ofschoon sommigen hen"voor minder eerbaar houden, moesten wij dezulkenovervloediger ere bewijzen", want de Koning heeft over dewereld een wee uitgesproken over de ergernissen, en allen gelasttoe te zien, dat zij niet een van deze kleinen ergeren die in Hemgeloven; ja zelfs dat die zulk een kleine ontvangt in Zijnennaam, Hem ontvangt. Daarom blijkt het, dat wij Hem des te meerere zouden aandoen.

Herder. Zeg mij eens, welk een soort van mens is KleinGeloof in persoon? Is hij gespierd of zwak? lang van gestalteof een dwerg, bevallig of lelijk, evenredig in zijnewezenstrekken of onregelmatig, goed of slecht gehumeurd?

Rentmeester. Met betrekking tot zijne lengte is hij eendwerg. Het is ene zeldzaamheid zijn hoofd boven de wolk, boven demist of boven de rook uit te zien, veel minder boven de maan. Zijmoeten met de zon bekleed zijn, die de nieuwe maanfeesten en alde Joodse en Roomse plechtigheden met hare aangroeiingen enafnemingen, haar vol zijn en veranderingen onder hare voetenhebben (Openb. 12: l). Wat zijne lengte betreft, hij heeftdaarvan zelf een beschrijving gegeven: "Want de Heere ishoog, nochtans ziet Hij de nederige aan" (Ps. 138: 6). Zijngang is enigszins gebogen, of liever, hij is geneigd zijneschouders te krommen, hetwelk gemakkelijk te verklaren is, omtwee redenen. Vooreerst, omdat hij zo gewoon is aan de lagecellen van het Hagareense kasteel, en door het aanwennen van zijnaltijddurend schuilen in de zandbank, hetwelk nimmer een mensverhoogt. Ten tweede, zich gewennen aan het oude wettische juk,hetwelk ene natuurlijke strekking heeft om het hoofd te krommen,ook kan geen mens rechtop lopen voordat dit er af genomen is,gelijk geschreven is: Ik ben de Heere, uw God, die u uit het landder Egyptenaars uitgevoerd heb, opdat gij hun slaven niet zoudtzijn, en Ik heb de disselbomen van uw juk verbroken en heb urechtop doen gaan (Lev. 26: 13). Dit juk, en een ander dat evenslecht is, maken altijd dat die het dragen, krom en gebukt gaan.Gij hebt daarvan ene klacht in de volgende rede: "Het jukmijner overtredingen is aangebonden door Zijne hand, zij zijnt'samengevlochten, zij zijn op mijnen hals geklommen"(Klaagl. 1: 14). Deze dingen maken dat een mens, hetzij jong ofoud, kromme schouders krijgt. Dus ziet gij dat zijne gestaltekort of laag en zijn gang zeer gebukt is.

Herder. Hoe is Klein Geloof gebouwd? Zijn zijneleden sterk?

Rentmeester. Zijne handen, gelijk reeds vroeger isaangemerkt, hangen gewoonlijk slap; zijne lendenen zijn los enzwak en zijne knieën wankelend, hetwelk hem in het lopen kreupelof mank doet schijnen. Vandaar zijne klacht: "Want ik bentot hinken gereed, en mijne smart is steeds voor mij" (Ps.38: 18). Maar de Koning verdoet alle zijne verdrukkers en Hij zalde hinkenden behoeden" (Zeph. 3. 19).

Herder. Arme man! zijne ziel moet dikwijls ontmoedigdworden door de weg want de weg tot het Koninkrijk is door groteverdrukking, door donkerheid en licht, ruwe plaatsen en gebaande;over bergen en door dalen, en door onderscheidene draaien,bochten engten en hoeken, zodat een mens behoefte heeft beide aankracht en aan ledematen.

Rentmeester. De Koning leidt de blinden, gelijk reedsis aangemerkt, in wegen die zij niet kennen, en draagt ze als opadelaarsvleugelen, Hij maakt ene dwaze vertoning op de wegen vanSion, die alleen kan gaan. Wee hem die valt als hij alleen, is;hetwelk hij zeker zal doen als hij alleen wandelt.

Herder. Het is waar, mijnheer; om op zijn eigenverstand te betrouwen, om te worden geleid, of op zijn eigen hartte steunen, om te worden geschraagd, is de rol van enen zot tespelen. Ik hoop dat de oude bede nooit uit mijn hart of uitmijnen mond mag zijn: "Onderschraag mij, zo zal ik veiligzijn. Verontschuldig mij dat ik de loop van uw gesprek stoor,mijnheer. Ga voort met uwe beschrijving van KleinGeloof", want ik heb enig vermoeden dat ik hem gezienheb.

Rentmeester. Er zijn, geloof ik, weinige wezenlijkeHerders, die hem de enen of anderen tijd niet hebben gezien; wanthij is altijd van binnen te vinden als hij van buiten niet gezienkan worden. Het gelaat van Klein Geloof is totzwaarmoedigheid geneigd, voornamelijk in de winter, maar, als delente aanbreekt, "wanneer de winter voorbij is, en deplasregen over en voorbijgegaan is, wanneer de zang tijd dervogelen genaakt, en de stem der tortelduif gehoord worde in delande" (Hoogl. 2:11, 12), dan verheldert het somtijds eenweinig. Bovendien was hij gewoon, toen hij in het kasteel vanHagar was, een sluier te dragen, en de tekens daarvan blijven totop dezen dag aan zijn voorhoofd. Het ganse geslacht Van Hagar,zowel als roomse nonnen, nemen de sluier aan, en dragen die ook,(2 Cor. 3 14). Ook kan het niet anders weggenomen, of de rimpelsonzichtbaar gemaakt worden, dan door het gelaat des Konings tezien: "Wanneer het tot de Heere zal bekeerd zijn, zo wordthet deksel weggenomen". (2 Cor. 3: 16). "Want hij is deverlossing onzes aangezichts" ,(Psalm 42: 11). Er is éénzaak die Klein Geloof veel hindert, en dat is, dat hijkortzichtig is, of hetgeen gemeenlijk bijziende genoemd wordt.",Hij kan van verre niet zien" (2 Petr. 1: 9). Hijbehoeft een sterk brandpunt, een verheven standpunt, eenvergezicht, en enen helderen dag, ja, hij moet "in de hoogtewonen die de Koning in Zijne schoonheid ziet, en het vergelegenland zal zien". (Jez. 33: 17).

Herder. Maar het wordt in het algemeen, naar ik geloof,toegestemd, dat de kortzichtigen de sterkste ogen hebben wanneeriets binnen het bereik van hun gezicht komt; en wanneer het lichtvan de dag ingetrokken is, dan kunnen zij in het donkerveel beter zien dan een helderziend mens.

Rentmeester. Het is waar, wanneer ene zaak of eenpersoon kort bij Klein Geloof komt, zal hij zo spoedigals, de meesten de zaak doorzien of de persoon doorgronden, wanthij is door vele valse zaken ter zijde afgeleid, en door velevalse lieden bedrogen. hetwelk hem zeer waakzaam gemaakt heeft.En het leven waar dat hij beter dan een scherpziend mens in hetdonker kan zien. Het werk en de omleidingen des satans, van deouden mens der zonde, en de toestand der. dwazen, welke allen,zowet als hun werken, in het duistere, of de duisternis zelvezijn, zien helderder dan Klein Geloof, en wij vertrouwendat hij, als de zon aan de horizon verrijst, diepe dingen uit dedonkerheid zá ontdekken, en des doods schaduwen in het lichtvoortbrengen. (Job. 12: 22). Maar wat betreft zijn zien in enenspiegel, het zien van zijn getuige in de hemel, zijne gedachtenisin de hoge, zijn naam in het boek des levens, en het aanschijnvan Hem die onzienlijk is, is Klein Geloof zeerkortzichtig.

Herder. Is hij een aanhoudend smeker? Als hij boven hetsmeken verheven is, zal hij waarschijnlijk niet verhoogd worden,"want de Koning verheft de geringe uit het stof, en denooddruftige verhoogt hij uit de drek, om te doen zitten bij deVorsten" (1 Sam. 2: 8). Hetwelk bewijst dat er zulk ene zaakals zitten onder vorsten niet bestaat, voordat wij onze armoedein het stof gevoelen, en vernederd zijn om te bedelen op demesthoop.

Rentmeester. Het is waar, en uwe werking is schoon. Enhet is even waar dat Klein Geloof een voortdurend bedelaaris, maar te vormelijk in zijne toespraken, en hij heeft daarbijeen zeer kleine mond, hetwelk hem zeer hinderlijk is; want,schoon hij zo dikwijls onder den, wijnstokken onder de vijgenboomis en de Koning hem gebiedt, zeggende. "doet uwen mond wijdopen, en ik zal dien vervullen" (Ps. 81: 11), evenwel zal,al schudt men de boom boven zijn hoofd, de vrucht "niet opde mond vallen van zulk een eter" (Nah. 3: 12), "omdathij nauw in zijne ingewanden is" (2 Cor. 6: 12), en ook nauwin zijnen mond.

Herder. Heeft hij goede tanden? Evenwel is dit maar vanweinig aanbelang; want als zijn eetlust klein is, en zijn gestelzwak en teer, hindert het niet veel of de kiezen veel of weinigzijn, want zij verwaarlozen bij Klein Geloof, omdat zijweinig vermalen. (Pred, 2: 3).

Rentmeester. Zijne tanden zijn zo goed als verwacht zoukunnen worden. "Gestolen wateren waren hem vroegerzoet" (Spreuk. 9: 17), en niets is schadelijker. voor detanden dan zulke zoetigheden, evenwel, kan hij, druiven,' (Deut.23: 24) en appelen (Hoogl. 6: 5) eten. En wanneer hij in denotenhof is afgegaan (Hoogl. 6: 1 l), heb ik ze hem zien kraken,en anderen zien geven; maar het is ene zeldzaamheid, om er hemzelf een te zien eten. "Dit", zegt hij, "komt utoe, en dat behoort aan zodanig een; maar hetzij verre van mij,mij te vermeten om de beste vruchten uit het land te nemen.Balsem en honig, specerijen en mirre, noten en amandelen (Gen.43: 11) zijn voor Jozef, niet voor nuj en ik zou ze liever dekoning van Egypte voorzetten, dan ze zelf te nemen".

Herder. Denkt gij niet dat de somberheid van zijngelaat zo samengetrokken is door het gestadig zien naar de bergen de zandbank? Ik geloof dat het zo is. Waarom anders worden wijgelast naar de bergen te zien van waar onze hulp komt, en zelfsvan de einden der aarde naar de Koning te zien. Ja, en de Koningzegt zelfs: toont Mij uw gedaante, doet Mij. uwe stemme horen;want uwe stemme is zoet, en uwe gedaante is lieflijk" (Hoog.2: 14); en een der oude Rentmeesters van Zijne Majesteitverklaart dat "terwijl wij, zien als in enen spiegel in eneduistere rede, wij naar hetzelfde beeld in gedaante veranderdworden van heerlijkheid tot heerlijkheid" (2 Cor. 3: 18).

Rentmeester. Dit is waar, maar Klein Geloof heeftte veel vertrouwen in het doen, en te weinig in het zien.Alhoewel hij weet dat hij zich niet in des Konings gunst kanwerken, nochtans heeft hij ene gewone neiging naar dien kant; enzo is het in anderen zowel als in Klein Geloof.

Herder. Dan is het zowel zijne dwaasheid als zijneschade, want hij berooft zijne ziel van het goede.

Rentmeester. Dat doet hij: evenwel zal de Koning KleinGeloof niet in zijne hoop teleurgesteld doen zijn, noch zijneverwachting afsnijden, aangaande het zien van des Koningsaangezicht. Echter zal Hij hem laten worstelen in zijn eigenekracht, totdat hij bekend gemaakt is wat deze zijne werkzame handvoor zich verrichten kan; en als hij ontdekt dat zijne gansekracht vervlogen, en dat er niemand meer opgesloten is dan hij,en hij bezwijkt en flauw valt, zal het anders zijn; "wantHij geeft de moede kracht, en vermenigvuldigt de sterkte dergenendie ze niet heeft" (Jez. 40. 29). Volgens welk bericht zijnekracht geheel uitgeput moet zijn; hij moet bezwijken onder zijneijdele hulp, en geen kracht overhouden; en dan zal kracht gegevenen sterkte vermenigvuldigd worden. Dit is des Koningsallergenadigste taal, die zekerlijk zal vervuld worden.

Herder. Is het gehoor van Klein Geloof goed?

Rentmeester. Beter dan men verwachten zou, inaanmerking nemende, hoe lang hij bij de berg vertoefde, waar hij,niets dan vuur, zwartheid en donkerheid zag, en niets hoorde dan"het onweder, het geklank der bazuin en de stemme derwoorden" (Hebr. 12: 18, 19). Het trommelvlies van zijn ooris zo aangedaan en geschokt door voortdurende donderslagen"dat het lang duurde eer hij "de stem der belezers dieervaren zijn met bezweringen om te gaan" (Ps. 58: 6) konhoren of verdragen. De klank der zilveren bazuin, de bazuin vanhet Jubilé, en de muziek van Sions harp, genoten in het eerstternauwernood zijne opmerking; maar nu beproeft zijn oor hetwoord evenals 'de mond de spijze proeft. Maar hij kan nog nietveel liefelijke klanken uit zijn hart voortbrengen, schoon hij"het blijde geklank hoort en kent" (Ps. 89:19), enverheugd is door de "blijde tijding uit het verre land"(Spreuk. 25: 25), want zijn gemoed wordt zelfs op dezen dag toevoortdurend geslingerd door de ouden storm. Dus, Herder! heb ik uene kleine omschrijving van de persoon van Klein Geloof gegeven.Zijne gestalte is kort, zijnen gang gebogen, zijne leden zijnschraal, zijne lendenen los, zijn knieën zwak, en hij heeft eenwankelenden of kreupelen tred in zijn lopen. Zijn gelaat iszodanig als hem laat aanzien; oprecht en vroom maar wat somber;zijne ogen zijn vol; hij is kortzichtig, en ziet een, weinigscheel; zijn mond is zeer klein, en zijne tanden zijnmiddelmatig. Zijn neus is ver van plat; dit blijkt daaruit dathem toegestaan wordt tot de altaar te naderen,hetwelk een mens met een platten neus niet mag doen (Lev. 21:18).Zijn neus is welgevormd, "en de adem des levens is in zijneneusgaten geblazen, welke de reuk zijner neus als appelenmaakt" (Hoog. 7: 8). De huid van zijn gelaat is schoon, maarenigszins bleek, en het is maar zeer zelden dat "zijnaangezicht blinkt" (Exod. 34: 29). Zijne wangen zijn zeeringevallen; gelijk hij zelf klaagt, "gij hebt mijrimpelachtig gemaakt; hetwelk is tot ene getuige tegen mij; enmijne magerheid staat tegen mij op, zij getuigt in mijnaangezicht (Job. 16: 8).

Herder. Verschoon mij dat ik u zo in uw gesprek stoor.Wat ik wilde aanmerken was dat de arme man treurig in het nauwgebracht moet worden, om een spijs voor de zaligen toestand vanzijne ziel te bekomen, als hij genoodzaakt was te vluchten totzijne magerheid, en naar de rimpels in zijn gelaat, als bewijzen.

Rentmeester. Wat kon hij uitrichten? God heeft zijugetuigenis gegeven dat Job een volmaakt en oprecht man was; en deGeest had in zijn geweten getuigt dat zijn Getuige in de hemel enzijne gedachtenis omhoog was, zodat het ongeloof ten einde raadgebracht werd door een getuige te vinden, en ten laatste wordener twee aangebracht; de eerste is Job's magerheid die oprijst, deandere, de rimpels in zijn gelaat beide stomme getuigen. Maar zois het, als het ongeloof eens heerschappij voert, dan heeft zijiets tegen God in te brengen. Job neemt de toevlucht tot desnellen gang van een postbode, en naar de gang van eenweversspoel, om de kortstondigheid zijner dagen af te meten: enzo is het hier, liever als zonder getuige te verschijnen, neemthij de toevlucht tot de plooien van zijn gelaat: en het zou mijniet verwonderd hebben, als hij de toevlucht had genomen tot debruine kleur van zijne wenkbrauwen.

Herder. Ga nu voort met ene beschrijving van zijngelaat, want ik, geloof werkelijk dat ik hem ken.

Rentmeester. Ik geloof niet dat er een mens in dewereld bestaat die zich zelve kent, of zij kennen hem. Wat zijngelaat betreft, er zijn enige witte vlekken op, die ten onrechteworden aangezien voor lidtekens der melaatsheid: maar zij wordengenoemd "witte puisten die in het vel uitgebot zijn vanlieden die rein zijn". (Lev. 13: 39). En zeker is het dat KleinGeloof "rein is door het woord dat de Koning tot hemgesproken heeft, (Joh. 15: 3), ofschoon hij het zelden geniet.

Herder. Gij hebt mij een zeer bijzonder en voldoendbericht gegeven van zijn persoon; en, ik geloof dat ik hemdikwijls gezien en ook dikwijls gevoeld heb. Ik bid u zeg mijeens, bemind hij de eenzaamheid?

Rentmeester. Zeer veel; want hij komt zelden in eniggezelschap, vroom of onvroom, of hij krijgt ene wonde, of ene, opde ene of andere wijze verborgene, schade; er wordt ene scheur inzijnen vrede gegeven; of enige zijner gedachten wordenverstrooid, zijne twijfelingen aangemoedigd, zijneverschrikkingen opgewekt, of zijn klu"een verslapt. Er isbij Klein Geloof altijd iets verwrongen of uit het lid;want als zielen blijmoedig spreken over des Koninggsliefdebewijzen, of gunst, of genot, in zijne tegenwoordigheid,dan verwekt het hem dikwijls tot wangunst, of hij beschouwt hetals lichtvaardigheid of lichtzinnigheid. Hij bekomt slechtsweinig, vertroosting in een gezelschap dat "kan eten envrolijk zijn" (Luk. 15: 29), omdat hij zo zelden een brokjekrijgt. Ja zelfs, als hij zich zelve maar eens vergeet, en zelfsglimlacht bij levendig en vrolijk gezelschap, dan bestraft hemzijn oude wederpartijder daarover, en beschuldigt hem van tezondigen tegen licht en kennis; hem zeggende, dat hij al zijnedagen "een man van smart en met droefheden bekend"moest zijn, gelijk de Koning zelf eertijds was; en dat het, voorlieden, "die blijde zijn in het huis des gebeds, hettreurgewaad afleggen en met blijdschap worden aangegord; deballingschap omgewend' hunnen mond met lachen, en hunnen. tongmet juichen vervuld zien, zo drinken dat men de armoede vergeet,en de ellende niet meer gedenkt", weinig beter is danspotten met vorstelijke dingen; het is, zich opgeruimd tevertonen, waar het gelaat met somberheid, moest gesluierd zijn,en het hart beladen met eenzaamheid, die te vergelijken is meteen vracht lood.

Herder. Dan heeft Klein Geloof geen begrip van"te eten voor de Koning, in de plaats die Hij verkiezen zal,met zijne zonen, zijne dochteren, zijne dienstknechten endienstmaagden, en de Levieten; en in het juichen voor de Koning,in alles waaraan Hij zijne handen slaat' (Deut. 16: 16). Enwederom: "Omdat de Koning u zegenen zal in al uw inkomen, enin al het werk uwer handen, daarom zult gij zeker vrolijkzijn" (Deut. 16: 15). "De Koning bemint een zangvogelzowel als een kirrende duif; het zingen der vogelen en de stemder tortelduif zouden om beurten gehoord worden.

Rentmeester. Klein Geloof moet zijn eigen wegvoortgaan. Als hij in nood is "dat hij bidde, als hijgoedsmoeds is, dat hij psalmzinge". "Een vrolijk hartis ene gedurige maaltijd, en daarentegen door de droefheid desaangezichts wordt het hart gebeterd. Dagen van tegenspoed endagen van voorspoed zijn tegenover elkander gesteld, laat hem inde eerstgenoemde opmerken en in de laatstgenoemde juichen".Ik geloof dat hij meer opvoeding gehad heeft dan duizenden, dienu in de gewesten der zaligheid zijn, maar niettegenstaande denkthij nog; en zegt dikwijls, dat hij de laatste is die ooit deschitterende woningen van het hemelse paleis aanschouwen zal,nochtans weten wij, 'dat er laatsten zijn die de eersten, eneersten die de laatsten zullen zijn "want velen zijngeroepen maar weinigen uitverkoren".

Herder. Hij is een der zwakken van onzen geestelijkenJacob, en moet niet overjaagd, maar zachtzinnig gevolgd worden,al naar dat hij in staat is het werk uit te houden. Wij zeidenvroeger, dat dames, die spreekwoorden bezigden, verzekerden, dateen "tweede kraambed" of ene instorting "erger isdan het eerste". Ik weet dat er geen klanken zonderbetekenis zijn, en ik houd het voor geoorloofd dat bovengenoemdspreekwoord hare bedoeling heeft, wanneer ik bekend was met eenvan die eervolle huismoeders, die er mij de zin van kondenmeedelen. Maar welke uitlegging er ook in de spreekwijze en hetoordeel van vrouwen aan gegeven wordt, en hoe waar het zijn magin de natuurlijken arbeid, is het ook niet op enige wijze vantoepassing op de arbeiders van Sion?

Rentmeester. Ongetwijfeld, 'want de spreekwoorden dervrouwen zijn zo doortrokken van waarheid en kennis, "dat hetslechts nodig is zonder twijfel Abel te vragen, en de zaak isvolbracht" (2 Sam, 20:18). Wat de arbeiders betreft, zijzijn onderscheiden. Enige zijn zeer voorspoedig: zodra Sionbarensnood had heeft zij gebaard, eer haar smarte overkwam, zo'is zij van een knechtje verlos (Jez. 66:7), Andere wederom zijnlangdurig en verwijlende, vermengd met tussenpozende vleselijkerust, op welke tijden het gebed zonder ernst is, en de bedroefdenschijnen, alsof zij zonder bewustheid waren van eentegenovergesteld beginsel, om de bewegingen der verdorvenheidtegen te staan, totdat nieuwe smart hen met ene andere smeekbedenaar de Koning voert: "Heere, in benauwdheid hebben zij Ugezocht, zij hebben haar stil gebed uitgestort, als Uwetuchtiging over hen was. Gelijk ene bevruchte vrouw, als zijnadert tot het baren, smarten heeft, en schreeuwt in hare weeën,alzo zijn wij geweest, o Heere, vanwege uw aangezicht. Wij warenbevrucht, wij hadden smarte, maar wij hebben niet als windgebaard, wij deden de lande geen behoudenis aan: ",uwedoden zullen leven" (Jez. 26:16 enz.). Andere wederblijven in de geboorte steken, gelijk Klein Geloof: "Efraïmsongerechtigheid is tezamen gebonden, zijne zonde is opgelegd.Smarten ener barende vrouw zullen hem aankomen, hij is een onwijskind, want anders zou hij geen tijd in de kindergeboorteblijven staan. Ik zal ze van het geweld der hel verlossen, Ikzal ze vrij maken van de dood" (Hoz. 13:12, 13, 14). Als gijwel opmerkt dan wordt zowel de langdurige arbeid van Sion, als degeboorte van Efraïm welke blijft steken, gesteund met enevolstrekte en onvoorwaardelijk belofte. Tot het langverwijlendarbeidende Sion wordt gezegd: "uwe doden zullen leven"en tot Efraïm, die in de geboorte bleef staan: Ik zal ze van hetgeweld der hel verlossen, Ik zal ze vrij maken van dedood"., Dat de belofte dus zo nauw achter. de arbeid gesteldwordt, is om aan te duiden dat de arbeid en het zwoegen desgemoeds dient om het geschenk des levens, de verlossing der zielen het redden des lichaams van het graf te vergewissen,welke, wanneer zij zeker is, het zoonschap doet openbaren, en alszij de beloofde zegeningen deelachtig zijn geworden, worden zijuitdrukkelijke erfgenamen der belofte geheten, Sion is nooitzonder hare beloften. Het wordt erkend door allen, die heternstig ondervonden hebben, en door de meesten die er oog enoorgetuigen van waren, dat zielenarbeid de gevaarlijkste arbeidvan allen is. Nochtans zal Sion behouden worden in het kinderenbaren, omdat zij zeker is te blijven in het geloof, de liefde ende heiligmaking, met matigheid". (Tim. 2: 15).

Herder. Deze dingen schijnen mij duidelijk. Uw verslagvan de voorspoedige en van de langdurige arbeid van Sion, en vande belemmerde geboorte van Efraïm, hebben ongetwijfeld harengrond in de Goddelijke waarheid. Maar geen een van deze zakenzijn ene voldoende uitlegging om de echtheid te bewijzen, of dewaarde te bepalen van het spreekwoord der doophefdames; namelijk,dat een tweede kraambed "erger is dan het eerste".Allen komen in de wereld door de weeën der natuurlijke smarten,en in de geestelijke wereld door ene geboorte, die zuivergeestelijk is; maar is er zo iets als wederarbeid, of enehergeboorte in de laatstgenoemde? Niet dat ik de waarheidbetwijfel van deze eervolle dames, in de zin waarin zij zulksbedoelen; want ik ben onderricht dat hun spreekwoorden opklaagbijeenkomsten gewoonlijk voorgedragen worden met eneuitdrukking, die haar bijzonder eigen is; én meestaluitgesproken met ene bijzondere klem, en opgedrongen met een bliken een toon van gewicht, wanneer zij voornemens zijn het oor tebestormen van een stille, onschuldige en onbesprokene echtgenoot.

Rentmeester. Iets hiervan is opgemerkt in de geboortevan enige der zonen van Sion. Sion zelfs heeft dikwijls wedergearbeid met een en hetzelfde kind. Enkele mensen zijn voor detweede maal in geestelijken arbeid gevallen; en zelfs Sion'swachters hebben de pijnen gevoeld, en hun deel van de weeëngedragen. "Mijne kinderkens! die ik wederom arbeidete baren, totdat Christus ene gestalte in u krijge" (Gal. 4:19). Die grote man in het land van Uz was vroeg geteeld door hetwoord der waarheid, en in zijne vroege dagen levend gemaakt doorde Geest. Goddelijke indrukken werden gevoeld, en de arbeidslaagde; hij kwam bij tijden zo ver voort, als het voor degelaatstrekken van het nieuwe schepsel denkbaar is: hij kwamzelfs ver genoeg in de nieuwe wereld om enen blik te hebben vanHem, die onzienlijk is; maar het was een blik van vreselijkeMajesteit, waarbij hij terugdeinsde, zeggende: "Het verderfGods was mij een schrik, en ik vermocht niet vanwege Zijnhoogheid" (Job 31: 23). Het gevaarlijkste gedeelte van dearbeid hoopte hij ontkomen te zijn, maar het overviel hem voor detweede maal. "De zaak die ik vreesde is op mij aan gekomen,en wat ik schroomde is mij overkomen. Ik was niet gerust, en. wasniet stil, en rustte niet, en de beroering is gekomen" (Job3:25, 26). Vandaar blijkt het, dat zijne eerste leven en arbeidgenoegzaam waren om zichtbare kennis en wezenstrekken der Godheidop zijn gemoed achter te laten, hetwelk bevestigd wordt door hetgetuigenis des Hemels, dat hij volmaakt was in de Vader, enoprecht uit kracht van vereniging met Hem, en Goddelijkenbijstand van Hem, een die zijn Regeerder vreesde, en het kwaadhaatte. Evenwel behaagde het de Allerhoogste, die een vrijmachtiguitvoerder is, om hem voor de tweede maal zijne handen OP zijnelendenen te doen leg gen; en zijne vrienden droegen, ten minstezeven jaren lang, een deel van zijnen arbeid. Maar daarnahandelden zij gelijk sommigen deden bij de geboorte van KleinGeloof; sommi gen riepen dit, anderen weder wat anders, enhet merendeel bezigde middelen van geweld; en Sommigen wanhooptenaan de verlossing; maar op de bepaalde tijd kwam het nietigeschepsel te voorschijn in al deszelfs schoonheid enbeminnelijkheid; God wendde de gevangenis van Job; de volmaakteliefde drong de vrees buiten, en stelde hem vrij; en "dielief heeft is uit God geboren, en kent God". Nu vergeleekhij de vrucht van de eerste arbeid met het blote horen met hotoor; maar het laatste als het gevolg van het ziende oog."Maar nu ziet u mijn oog, daarom verfoeie ik mij, en hebberouw in stof en as," (Job 42: 5, 6). Nu aanschouwden zijneogen, hoorden zijne oren en tastten zijne handen het Woord deslevens. Zo vrezen sommigen, die een weinig geestelijken arbeidgevoeld hebben, grotelijks het dragen der smarten, welke, gelijkJob erkende, over hem kwamen; terwijl anderen voortsleurende gaanin verwachting van vreselijke dingen, en komen ten laatsten voorteer zij weten waar zij zijn; hun verlossing gelijkt een droom, enhun langdurige, ingebeelde verschrikkingen onder de aanvechtingendes satans, zijn tienmaal vreselijker dan de wezenlijke.

Herder. Dit brengt mij in herinnering wat vermeld wordtvan enen vromen Koning der Hebreeën, "dat hij deed watgoed, en recht, en waarachtig was voor het aangezicht des Heerenzijns Gods en in alle werk, dat hij begon in de dienst van hethuis Gods, en in de wet, en in het gebod, om zijnen God tezoeken, hij deed het met zijn ganse hart, en wasvoorspoedig" (2 Chron. 31:20, 21). En de Heere was met hem,gelijk hij zelfs voor de Hebreeën erkende: Jijt sterk en hebgoeden moed; en vreest niet, noch ontzet u voor het aangezichtdes Konings van Assyrië, noch voor het aangezicht der gansemenigte die met hem is, want die met ons zijn, zijn meer dan dietegen ons zijn. Met hem is een vleselijke arm, maar met ons is deHeere onze God, om ons te helpen" (2 Chron. 32. 7, 8).Nochtans gaf God hem over m de zaak van de afgezanten der vorstenvan Babel, om hem te beproeven, opdat hij mocht kennen, al wat inzijn hart was" (2 Chron. 32. 31).

Rentmeester. En als God een mens overgeeft, om hem tebeproeven en om hem te doen kennen al wat in zijn hart is, zalhij zielenarbeid genoeg hebben, want het is een gezicht vaninwendige verdorvenheid en een kennis van de kwaal des harten,als men verlicht wordt om te, zien, en levend gemaakt ten eindete gevoelen, wie de arbeid veroorzaakt. En dit was het geval bijHiskia; want welke wettische arbeid hij te voren verricht mochthebben, "ik ben verzekerd dat het tweede kraambed erger wasdan het eerste", vooral toen de Evangelische profeet, diezijn boezemvriend was, tot hem kwam met een: "Alzo zegtJehovah, bereid uw huis, want gij zult sterven en nietleven," (Jez. 38: l). Hij erkende, toen hij in vrijheiduitgeleid was, dat hij voor vrede grote bitterheid had; maar dezelaatste arbeid baarde schuldvergeving, en bracht het leven en deonverderfelijkheid aan het licht: "Gij hebt, uit liefde totmijne ziel, mij, verlost uit de groeve der vertering; wantGij hebt alle mijne zonden achter Uwen rug geworpen. Bij dezedingen leeft men, en in dit alles is het leven vanmijnen geest; want Gij zult mij gezond maken, en mij doen leven".(Jez. 38: 16, 17).

Herder. Eilieve, wat kunnen de oorzaken zijn datzovelen in de geboorte blijven steken, en dat anderen door detweeden zielenarbeid gaan, eer de geboorte hen duidelijk wordt?

Rentmeester. De eerste oorzaken moeten gezocht wordenin de wil des Konings, daar het is, naar dat het Hem behaagt, enegrotere of kleinere mate van Zijnen Geest te schenken. Allenverzamelen dat verborgen manna niet gelijk; sommigen vergaderenmeer, anderen minder; maar zij die veel vergaderen houden nietsover, en zij die slechts weinig verzamelen, hebben geen gebrek.Goddelijke indrukken zijn bij sommigen ondiep, bij anderen diepgaande; in het hart des enen verrijst de Dageraad en deMorgenster, bij de anderen schijnt hef licht rondom hen, en doorhen. Waar de lichtstraal zwak is, en de indruk ondiep, wordtvrees en beving geboren; er volgt ene bewustheid op, en enekracht wordt ondervonden, waaronder de zonden worden geschuwd, ende Heere met ijver gezocht. Zo heeft er ene zichtbare hervormingplaats, terwijl een langdurige arbeid het gemoed oefent, totdathet ongeloof ontdekt, twijfelingen en slaafse vrezen wordenaangebracht, en dienstbaarheid hen vasthoudt. Dezulken geloven dewaarheid en onveranderlijkheid des woords, de rechtvaardigheid,heiligheid onveranderlijkheid van hunnen Maker, en de getuigeniswelke Hij van Zijnen Zoon heeft gegeven; maar worden overweldigdmet misleidingen des harten, zodat zij de Verlosser niettroostvol kunnen omhelzen; evenwel worden zij buiten de wereld,en in enen wakenden toestand gehouden, zijn zeer onderzoekend, enzeer gewillig om te leren, en voortdurend kennis zoekende, Endikwijls vallen zulke zielen in handen van tien blindeleidslieden, eer zij er een ontdekken die een. brandend enschijnend licht is; en, daar zij geen genoegzame genade bezittenom tegen het wettische gemoed op te wegen, grijpt een blotebedrieger, of wettische leermeester, onder de invloed vanLucifer, en onder de toelating van Jehovah, hen gewoonlijk aan,door wien zij geweldig worden aangegrepen, daar zij door hemijverig zijn aangedaan. Daar de ledige en beweeglijke redevoeringvan zulk een Boanergus op het wettisch gemoed past, verwart hethen in de geboorte en brengt hen in de banden. Dus gaat zo iemandvoort totdat er onder goddelijke bearbeiding een diepere indrukwordt gevoeld en een helderder licht wordt medegedeeld aan deduistere schuilhoeken en onderscheidene verblijven van dewettische geest. In dit licht en onder zulke gevoelens wordt demisleider, bedrieger en verleider gewoonlijk ontdekt; elk woorduit zijnen mond wordt in zijn, hart opgespoord, waaruit hetontsproot; terwijl de toestand' van zijn gemoed, en de grondslagwaarop het gevestigd is, tentoongesteld worden; en zijne schoneen valse voorwendsels worden opengelegd met alle hareverachtelijke drijfveren, verderfelijke mikpunten en vreselijkedoeleinden, Van dien tijd af aan is het zwakke kind ontdekt; deKoning heeft de huichelaar geopenbaard, en zijne nakomelingschapin staat gesteld om alle dingen te onderscheiden; echter wordthij zelf van niemand onderscheiden. (1 Cor. 2:15).

Herder. Het is zonderbaar dat de mens zo ver kan zijnin de hoogmoed, zo onversaagd in opstand, zo geneigd totbedriegen en bedrogen te worden, dat hij volhardt in openlijkevijandschap van majesteit, waarheid en geweten en zich zelveblootstelt aan eiken pijl uit Jehovah's pijlkoker (Hd. 13: 10,Deut. 23: 32). Dit alles moet ongetwijfeld ontstaan uit enenafschuwelijke oorlog tussen het. gemoed van de oproerling enzijnen formeerder; welke, onder de tussenkomst van ene onfeilbarebemiddeling, in eeuwige verwoesting moet uitlopen. KleinGeloof kan. nooit ten volle bedrogen worden, want hij bestaatin de rommelende: ingewanden der onsterfelijke liefde; noch zalde Vader der barmhartigheden en de fontein der vertroosting,zijne zwakke broederschap als wezen laten, of toelaten dat zijnuitverkoren geslacht misleid, verdorven en ten prooi overgelatenwordt aan de voorwerpen van Zijnen rechtmatige haat. Hij heefteen wee over de wereld uitgesproken uit oorzaak van deergernissen (Matth. 18: 7); en heeft een bevel gegeven aan elkenlandvoogd, heerser en dienaar in Zijn rijk, dat zij zoudentoezien dat zij niet een van deze kleinen verachtten (Mathh. 18:10), die door goddelijk vertrouwen op Zijnen arm leunen; en heeftzelfs verklaard dat hun engelen in de hemelen altijd hetaangezicht Zijns Vaders zien (Matth.'18: 10). Het staataangetekend dat de bergen die de stad Dothan omringden, bedektwaren met vurige wagens en paarden der onsterfelijke Majesteit,ten einde enen enkelen afgezant te beschutten (2 Kon. 6:17) enzij worden, om zijne standvastigheid in het geloof "wagenIsraëls en zijne ruiteren" genoemd (2 Kon. 13:14). Als eenkampvechter, te vergelijken bij. een oorlogswagen en eenstrijdpaard,' zo verzorgd en beschermd wordt, welke verzorging enbescherming moet Klein Geloof dan hebben, die altijd ingevaar is en die, als zijne vlagen van twijfelzucht hemovervallen, noch strijden, noch vluchten kan? Amaleks naam werdonder de hemel uitgedelgd (Deut. 25:19), en zijn uiterste was tenverderve (Num. 24: 20), om het uitwerpen van alle vrees, en hetafsnijden van alle zwakken en vermoeiden der Israëlietischestammen (Deut. 25: 18), die door nationale aanneming kinderen desKonings waren, welk misnoegen moeten zij dan over zich halen, diearbeiden om hen te verleiden, te bedriegen en te misleiden, diedoor wedergeboorte Zijne nakomelingen zijn! En als zij hen nietkunnen bedriegen, dan verachten, haten, bespotten en vloeken zijhen, gelijk geschreven is: "Wee mij, mijne moeder! dat gijmij gebaard hebt, een man van twist, en van krakeel de ganselande! Want een iegelijk van hen vloekt mijl" (Jer. 15: 10).Als de schutsengelen van die kleinen, Jehovah's aangezichtaanschouwen,. dan weten zij zekerlijk hoe Zijn gelaat tot hengericht is; en ik ben zeker dat deze vogels der lucht deszondaars vloek zullen dragen, en die gevleugelde boodschapperszouden het woord te kennen geven (Pred. 10: 20). En als dezeparadijsvogels het niet doen, zal Klein Geloof het wèl doen;want hij is een vogel, hij is ene duif (Hoogl. 2: 12); en weldrazal hij zijne vleugels bekomen; want ofschoon hij tussen rijenstenen gelegen heeft, zo zal hij toch worden als vleugelenener duif, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met degeelheid van uitgegraven goud (Ps. 68. 14). Deze zullen de zaakzeggen, want als zij Klein Geloof vloeken, vloeken zij deKoning zelve.

Rentmeester. Ongetwijfeld zullen zij. En de middelen,die zij bezigen, om de zwakke kleinen te verschrikken, zijnverachtelijk ook. Zij weten dat kinderen gewoonlijk genoegenscheppen in muziek en gezang; daarom pogen zij hun gemoederen testrelen en te lokken, of te stillen, door instrumentale en vocaleklanken. Orgels, doedelzakken, lieren, violen worden bespeeld,onder een schoonschijnend voorgeven van de dingen van ZijneMajesteit te verheerlijken, te eren en te strelen; terwijl hetbestemd wordt om aan hetzelfde doel te beantwoorden, waarvoor hetleger des Konings gebruikt werd in de vlakten van Dura, enkel omhet gemoed te vermaken en te verrukken, totdat eerbewijzentoegebracht werden aan de satan, aan de grillen des konings, enaan het gouden beeld dat hij had opgericht. Spotters wordengebruikt om te zingen, en fluitspelers om te strelen, teneindehen van de gids hunner jeugd af te trekken, en het Verbond vanhunnen Alregeerder uit hun gedachten te verdrijven. ZijneMajesteit neemt geen welgevallen in degenen die op het geklankder luit kwinkeleren, en zich, zelve muziekinstrumentenbedenken (Amos 6. 5), maar, zegt integendeel. "Doe hetgetier uwer liederen van mij weg ook mag ik uw luitenspel niethoren". (Amos 5:23). Ja zelfs zwervende landlopers,worden dikwijls uitgenodigd of gehuurd, om geveinsde lofzangentot Zijner Majesteits verachting te zingen; want het is voor Hemmeer verwerpelijk dan het bulken van enen stier, of het huilenvan enen hond. De Koning keurt geen muziek goed, behalveinnerlijke klanken. Het zingen met genade, en een zoet geluid inhet hart te maken, bekomen Goddelijk welgevallen en aangekondigdegoedkeuring: "Toon mij uwe gedaante, laat Mij Uwe stemhoren: want Uwe stem is zoet, en Uwe gedaante is liefelijk".(Hoogl. 2. 14). Klein Geloof heeft de gevolgen van hetvaderlijk misnoegen ondervonden door het toegeven aan devoornoemde verlokkingen; en anderen hebben hun liederenverwisseld voor wening en knaging, en knersing der tanden (Matth.13: 42). De muzikanten "en speellieden moeten plaats makenen uitgeworpen worden ook, voor dat de Koning de doden opwekt.(Matth. 9: 24, 25).

Herder. Gebruikt Zijne Majesteit gestrengheid overzijne kinderen en is Hij bijzonder opmerkzaam op hun gedrag?

Rentmeester. Hij gebruikt vaderlijke gestrengheid overhen die ondeugend zijn, en is zeer nauwlettend op hun gedrag; enniets mishaagt Hem meer, dan hen van de weg te zien afdwalen. Hijheeft een weg voor hen verhoogd en toebereid en heeft er al destruikelblokken van weggenomen (Jez. 57: 14), opdat zij zich daarzouden verlustigen en veilig wandelen; en de weg is zo effen, enzo afgebakend met steenhopen der getuigenissen, handwijzers enbakens, dat zelfs de dwaze niet zal dwalen, als hij daaropwandelt. Maar zo zeker als Klein Geloof ooit uit deweggeraakt is, hetwelk dikwijls het geval was, merkt de Koninghem op, volgt hem na, slaat zijn pad gade, volgt zijn spoor (Job13: 27), en, eer Klein Geloof het bemerkt, ligt hij metzijne voeten in de stok (Job 33: 1 l).

Herder. Arme kleine knaap! Dat moet voor hem eenvreselijke straf zijn; men zou denken, genoeg om zijn hart tebreken!

Rentmeester. Het wordt tot dat einde gedaan; want"een verbroken en verslagen hart is ene zaak, welke deKoning nooit zal verachten" (Psalm 51:19). Maar wat KleinGeloof het meeste smart is, dat de jeugdige prinsen enprinsessen gelast worden om hem te gaan opzoeken, want de stok istot dat einde kort bij de weg geplaatst.

Herder. Ik veronderstel dat zij gelast worden om devreselijke straf die uitgeoefend is te gaan zien, ten einde hente weerhouden door grote vrees over zovelen, als deze dingenhoren en zien" te brengen. En het moet Klein Geloof grotelijkssmarten, en hem tot jaloersheid verwekken, de overigen van hetVorstelijk zaad in de ruimte te zien lopen, terwijl hij 'wordttentoongesteld als een toonbeeld dat gekluisterd ligt. Eilieve,hoe ziet hij er uit, en hoe gedraagt hij zich terwijl hijgevangen zit? Spreekt hij, tot zijne broeders en zusters?

Rentmeester. Hij: ziet er uit gelijk een diefgewoonlijk is, wanneer hij gevonden wordt (Jer. 2: 26); want"het gelaat Zijns aangezichts getuigt tegen hem," (Jez.3: 9). Maar hij zegt weinig alleen "zien zij zijneontzetting, en, zijn bevreesd". (Job 6: 21).

Herder. Ik veronderstel dat Klein Geloof in vroegeredagen dikwijls in de stokgezeten heeft?

Rentmeester: Niet dikwijls. De Koning heeftonderscheidene manieren van kastijden, en de voornaamste straf,die op Klein Geloof toegepast werd, is wat men noemt"drukken aan de poort".

Herder. Drukken aan de poort! Eilieve, wat is dat?

Rentmeester. Er staat vlak voor het Paleis een poort,welke de enge poort genoemd wordt (Matth. 7: 13). Aan delinkerzijde is een donker hol, of tent (Job 18:16), en terrechterzijde is een ruime zaal (Ps. 31: 8), welke degezichtszaal, de plaats der audiëntie is, waar personen ensmeekschriften worden ontvangen, en waar de Koning zijnaangezicht toont. Aan deze poort is Klein Geloof maanden'achtereen gestraft, met een begerig oog naar de aangezichtszaal,en met vrees en beving naar het zwarte hol ziende. Ongeloof enslaafse vrees dringen hem naar de ene zijde voort, en uitgesteldehoop maakt zijn hart krank van heilig verlangen naar het andere;zodat hij in een strijd tussen beiden is, en nochtans durft hijniet te klagen noch te murmureren, uit vrees voor het zwarte hol.Maar wat hem het diepste verwondt is, dat hij dikwijls diebeklaaglijke stem aan zijne linkerzijde vernomen heeft. Ik benbesloten, en kan er niet uitkomen". (Psalm 88: 9). En aan deandere zijde ziet hij er velen verheugd in en uit de gelaatskamergaan, hetwelk zijnen toestand verergert.

Herder. En, eilieve, waarover kan Zijne Majesteitmisnoegd zijn, dat Hij hem zo lang aan de enge poort laatblijven?

Rentmeester. De Koning wil al Zijne kinderen van Hemafhankelijk doen zijn in elke zaak, en tegelijk nederig voor Hem;want dat kind, hetwelk het nederigste is, "is het grootstein Zijn ganse rijk" (Matth. 18: 4). Maar Klein Geloof drong,door het vroeger spelen met Hagar's kinderen, diep in de geest,en zoog diep de verborgen beginselen in, van hetgeen valselijkvrije wil genoemd wordt; hetgeen inderdaad de misdaad enondergang van Absalom, de zoon van David, was, want het is eenonverantwoordelijke twist om opperheerschappij, welke, in dehoogsten zin van liet woord, aan niemand behalve aan eentoegestaan wordt; en, in de laagsten zin, aan niemand, behalvedoor gemachtigd recht en macht, hetwelk: altijd bezeten moetworden door des Konings vergunning, onder Zijn toezicht, doorZijn bevel en in Zijnen naam uitgeoefend, met een vertrouwen opzijnen Schepper, wijsheid en arm, en tot de eer van Zijnenpersoon, gelijk die welke aan Hem verantwoordelijk zijn vooralles wat in de hemelse zaken verkeerd is. En het was dezemisdaad die het verderf had kunnen zijn van hem, die de verlorenzoon genoemd wordt; die "het deel dat hem toekwam eiste, enaftrok naar een ver verwijderd land", dat is, ver van deKoning, opdat hij als onafhankelijk, voor zichzelf mochthandelen; dat hem ten laatste vernederde als de zwijnen, hemblootstelde aan de pijlen van gebrek, en hem een voorsmaak op dehals deed halen van het omkomen door het eeuwig verderf.

Herder. Uwe opmerking is waarlijk juist, "dat degrondbeginselen van de vrijen wil valselijk zo genoemdworden"; want het is niets dan stugheid: zij zijnstijfhoofdige opstandelingen, geen vrije werkers. Het is eenbrutaal weerstaan van de wil van hunnen Schepper, en kan bij debeesten opgemerkt worden. Ik heb lammeren eigenhandig opgevoeddie, wanneer, zij schapen geworden waren, hun horens tegen mijbezigden, en het zelfs waagden mij te stoten; en tot het uitersteweerstonden, als ik trachtte ze met de herderstaf te vangen entegen te houden hetwelk mij ene afbeelding was, dat iedereenbeestachtig is, die de Goeden Herder durft te weerstaan, gelijkdeze mij deden. Maar ik heb weldra opgemerkt dat de hond Smut, opbevel des Konings, onder hen gezonden werd, die hen aangreep bijde oren, en hen sleepte over veld en weide, omheining, kreupelbosen plaats, en over elke heg, sloot, greb, en laan door de heleboerderij.

Rentmeester. Het is waar; en niets ziet er meerverachtelijk uit, noch is meer veroordelenswaardig, dan datschepselen hunnen Schepper en Eigenaar weerstaan (Rom. 9:19),terwijl zij door de duivel gevangen zijn genomen tot zijnen wil(2 Tim. 2. 26). Maar zo is het, zij voeren krijg tegenEerstgenoemde, maar zijn genoodzaakt zich te onderwerpen aan delaatste.

Herder. Maar, eilieve, mijnheer, is die straf van hetdringen aan de poort niet een streng iets?

Rentmeester. Zeer streng. De gewaarwordingen daaronderzijn enigszins gelijk die, welke veroorzaakt worden door een nauwvest; hij worstelt hevig; en hoe meer hij worstelt hoe meer hijgekneld wordt. Hij is gelijk een der ouden die de Koning niet kongenaken door het gedrang.

Herder. En dan de andere kinderen hun hofbezoeken tezien brengen, en, blijmoedig in en uit te zien gaan, moet eneverschrikkelijke vernedering zijn. bovendien durf ik zeggen dater in de grote zaal een ruim onthaal is; en dan zo gedrongen teworden, en tevens uitgehongerd te zijn, zulks moet ongetwijfeldde ellende vermeerderen.

Rentmeester. Er is daar een goed onthaal, en dat weet KleinGeloof; maar die daarin gaat moet inwendig arm zijn, dat KleinGeloof weet, en hem door de Koning zelf gezegd is: "Hijzal de ellendige in zijn ellende vrijmaken. Alzo zoude Hij ook uafgekeerd hebben van de mond des angstes, tot de ruimte, onderwelke geen benauwing zoude geweest zijn; en het gericht uwertafel zoude vol vettigheids geweest zijn" (Job 36: 15, 16).Dit is des Konings volstrekte en onveranderlijke verklaring

Herder. Ik moet gaan lopen. Ik heb vele opzienersgezien die zich meer bemoeien met op mij te letten, d" inhet bedenken van hun eigene zaken; en als zij mij op de bepaaldeuren van de arbeid afwezig vonden, zouden zij tot mij zeggen evenals Farao tegen, de Hebreeën: "Gijlieden gaat ledig, lediggaat gij, daarom zegt gij, laat ons gaan en laat onsofferen". (Exod. 5: 17).

Rentmeester. Waar zult gij morgen avond zijn, nadat gijgedaan hebt met voederen en opsluiten?

Herder. Na het voederen en opsluiten kunt gij zekerzijn, mij op het teken der harp, twee of drie uren, lang, bij debeken der wilgen te vinden. (Jes. 15: 7; Psalm 131: 2). Rentmeester.Ik versta u, vermoeiing en uitputting moet die soort vanwerkzaamheid volgen maar de Koning geeft spijze aan de spijzigeren verklaart dat zij die drenken zelf gedrenkt zullen worden, Defontein des levens zal weder ontspringen. Ik zal u daar opzoeken.De beste der zegeningen vergezellen de Herder en de kudde.

Herder. En mag dezelve eeuwig rusten op de Rentmeesteren het huishouden Breng mijne groet over aan Klein Geloof.