De geschiedenis van Klein Geloof

W. Huntington. s. s.

ZESDE SAMENSPRAAK

Rentmeester. Kom binnen gij gezegende des Heeren; staatgij buiten? Gij zijt welkom in de zaal des Rentmeesters en totelke maaltijd en verversing derzelve.

Herder. Dat geloof ik, anders zou ik niet gekomen zijn.De wijsheid vermeldt van de huichelaar, dat hij zegt: jet endrink, maar zijn hart stemt niet met u overeen. Daarom, wanneerik door een kennis uitgenodigd word, beproef ik doorgaans zijnhart met het mijne, want als mijn hart niet met hem is, kan ikniet verwachten, dat het zijne met mij is,.

Rentmeester. Het is waar, gelijk in het water hetaangezicht zich afspiegelt, zo ook het menselijk hart in hethart.

Eilieve, hoe zijt gij binnen gekomen?

Herder. Ik kwam er in door het verblijf van dedeurwachter.

Rentmeester. Sprak de deurwachter tegen u?

Herder. Ja, hij zag naar de herderstaf, die ik in mijnehand had en vroeg mij of ik een herder was. Toen ik hem zei datik zulks was, vroeg hij mij of ik de schapen van de bokkenonderscheiden kon. Ik antwoordde dat ik zulks hoopte. Hij zei dater velen waren, die zichzelf herders noemden, die dat nietkonden. Ik zei hem, dat ik geloofde dat er zulke waren; maar datik zo onder de kudde gewend was, dat ik geloofde, dat wanneermijne handen waren afgezet, en ik aan beide ogen blind was, ikdan nog door de reuk een bok van een schaap zou kunnenonderscheiden.

Rentmeester. Welk antwoord gaf hij?

Herder. Hij zei mij dat hem dat verwonderde, daar ikzoveel snuif gebruikte. Ik antwoordde, dat ik meer dan een neushad, want dat ik anders nooit zou geweten hebben, gelijk ik nudoe, dat al de klederen van zijnen vorstelijken Meester ruikennaar myrre, aloë en cassie uit de ivoren paleizen. (Psalm 45:8).

Rentmeester. Wat zei hij daarop?

Herder. Hij vroeg mij, met een glimlach, wien ik moesthebben? Ik antwoordde, de klerk der keuken. Hij antwoordde, dathij zulks dacht en wees mij naar uwe deur, maar terwijl ikvoortging, ontdekte ik twee deuren, vrij kort bij elkander, enwist niet aan welke ik moest kloppen. Dus ging ik naar enen oudenman toe, die aan het wieden was van het bestraatte gangpad envroeg hem welke der twee deuren naar de zaal des Rentmeestersgeleide? Hij zei dat hij niet wist, dat er enig ander bijzondervertrek voor de Rentmeester was, dan voor iemand anders. Debenedenvertrekken waren vrij voor iedereen, die er gebruik vanwilde maken. Maar als uw hart, zei hij "op een bijzondervertrek gesteld is, kunt gij naar de deur aan de rechterzijdegaan, en daar zult gij een Rentmeester vinden en een vertrek ook,juist zo smal als gij zelf zijt.

Rentmeester. De deurwachter is elke duim breed eengetrouwe, maar die oude man wordt sterk door de Hagarenenbeheerst en is een wonderlijk voorspreker voor algemene liefde,schoon ik geloof, dat hij evenveel troost in zijn hart zoukrijgen, als ik dood was, als Ezau ooit kreeg door zijn voornemenom zijnen broeder te doden. Evenwel zeg ik nooit iets tegen hem,hij gaat zijn eigen weg voort. Hij is, voor zover ik weet, reedszeven jaar bezig, dit gangpad te wieden, en het is nu evenzeermet onkruid begroeid, als toen hij eerst begon, en ik geloof nogslimmer.

Herder. Het is nutteloos ploegen op een rots; en Hijdie nooit dwaalde heeft ons gezegd dat alle moeite tevergeefs inhet werk gesteld is, die aan de steengrond ten koste wordtgelegd.

Rentmeester. En zo zal die arme oude ziel het eindelijkbevinden, want het is ten beste slechts ogendienst, Hij begeeftzich altijd in het gezicht der ramen en ziet tussenbeiden op, omte zien of iemand uit de familie zijne vlijt opmerkt, nietoverwegende dat de Koning let op de deugdelijkheid van het werk,en de overgebogenheid des harten, niet op de beweging deslichaams. Evenwel droomt hij dwaas over het beweren van 'sKonings gunst door dezen vruchtelozen arbeid, terwijl de Koninggeen welgevallen heeft, behalve in het werk Zijner eigene handen,in de harten Zijner kinderen, en in de getrouwheid en liefde vanZijne onderdanige dienaren. Ik dacht gisterenavond, dat ik mijniet herinner ooit een hond bij u te hebben gezien. Het is enezeldzame zaak een herder zonder hond te zien.

Herder. Het is een duidelijk bewijs, dat gij uwe ogenniet veel rondom u hebt geslagen, want ik geloof dat ik zeldenlang achtereen zonder hem ben, schoon al te zeer tegen mijn wil,want ik haat hem met een volkomen haat en ik geloof dat hij mijevenzeer haat als ik hem.

Rentmeester. Kunt gij hem dan niet opsluiten?

Herder. Neen, en gij evenmin. Ik heb hem gedreigd,bestraft, ik heb beproefd hem dood te laten hongeren, en hemdikwijls verjaagd, maar toch kruipt hij mij achterna en dat zalhij blijven doen in spijt van mij, zolang ik één schaap teweiden, of kracht heb om mijnen herderstaf te dragen,

Rentmeester. Ik geloof dat hij nu en dan insluipt omene dode beet, in vochtige jaargetijden, wanneer het bederf onderde kudde komt; anders zou men nauwelijks kunnen denken, dat hij uzo op de voet zou volgen, als hij niets voor zijne moeite kreegdan zulk ene behandeling,

Herder. Hij volgt niet voor niet. Als een schaapafdwaalt, heeft hij er zeker enig bloed uitgezogen eer hetterugkeert en als een der ooien zich met enig ander geslachtvermengd, dan valt de misgeboren vrucht aan Smut ten deel en dewolf in schaapskleding wordt gewis een prooi voor zijne tanden.Al de muilezels, de halfslachtige, of misgeboorten, zijn Smutslekkerste spijs en hij verbreekt zekerlijk hun beenderen, eer zijop de bodem van zijn hok komen. Het is een waar zeggen:"Honden eten honden", Menige hond die tegen de herderheeft geblaft, verliet de schapen en is, tot zijn uitbraakselweergekeerd zijnde, door Smut verscheurd.

Rentmeester. Het is te betreuren, dat zulk eenverslindend dier toegelaten wordt vrij rond te lopen, want, staathij op, zo is men zijn leven niet zeker, (Job 24: 22).

Herder. Hij is geketend, maar de ketting is zo lang,dat hij over de gehele hoeve kan rondlopen, ja, schapen van deweiden des Konings, die nabij de uiterste grenzen zijn van desKonings gebied (maar niet buiten hare grenzen), hebben hem binneneen paar voeten van hen af, ontdekt en dat met zulk een geweld,dat, als hij de laatste schalm van zijn ketting uitgelopen had,hij de vollen afstand van een boogschot terugsprong, alleen doorde ruk van zijne ketting; en de arme schapen verschrikt,verwilderd en bevende achterliet, zodat zij vele dagen achtereennoch rustig eten, noch drinken konden.

Rentmeester. Waarom smeekt gij de Koning niet hemgevangen te zetten?

Herder. Velen hebben het begeerd en er naar verlangd,doch de Koning zegt dat Hij hem weldra, duizend jaren lang zalgevangen houden, en een zegel op hem drukken'(Openb. 20: 2, 3),maar nu nog niet.

Rentmeester. Het is ongetwijfeld, om aan zeker doel tebeantwoorden, dat het hem toegelaten wordt te woeden, gelijk dathij dat doet, want het is zeker, dat de Koning niets tevergeefsdoet,

Herder. Ik heb soms wel gedacht, dat als het niet omSmut was, de schapen meer zouden rondzoeken en afdwalen dan zijnu doen. Maar als zij dat vreselijk, brullend geblaf gehoord ende kracht zijner tanden gevoeld hebben, zullen zij gewis destrijd gedenken. (Job 41: 8).

Rentmeester. Ik geloof dat er geen gevaar voor hen is,zolang de schapen op 's Konings paden blijven, maar als zij doorde heg kruipen, zal de slang hen bijten (Pred. 10: 8), als Smutzulks niet doet. Een heggenkruiper kan voor Smut niet bestaan,veel minder voor de Opperherder. Niemand is zo heftig, dathij hem durft op te wekken: Wie dan is in staat om voor Mij tebestaan?" (Job 41: 10).

Herder. Gewis zullen zij de goedertierenheden desKonings prijzen, die ene zichtbare verlossing van Smutondervonden hebben met de huid hunner tanden. (Job 19. 20).Sommigen zijn zo verdraaid in hun ingewanden, zo in hun spierenverwrongen, in hun keel gesmoord en in hun hersens verward, dathun hoofden een tijd lang schenen te draaien als een tol. Smutkan ze scheuren. (Luk. 9: 42) binden, (Luk. 13: 16) worgen, (Job7: 19) en verbijsteren, (Ps. 88: 16). De zodanigen zullen gewis,wanneer zij behoorlijk gekleed en op hun rechte plaats zijn, zichnauw aan de voeten van de Oppersten Herder vastklemmen. Eilieve;hoe is het met Klein Geloof? Is hij gelijk aan het zwijn?Is hij nog in de poort?

Rentmeester. Neen, het is Klein Geloof binnenkortvergund een gesprek en een vertroostend gezicht van 's Koningsaangezicht te genieten. De laatste keer, dat hij aan de poortgeperst werd, was hij zo naar van de buikpijn en het hartbranden,dat hij zijne gewone plichten niet kon verrichten, hij was zoverward en verbijsterd, dat zijne geliefkoosde vormen hem lastigen nutteloos waren en dat wel zodanig dat hij ze geheel en alvoor de mollen en vleermuizen wierp en het waagde te smekenzonder smeekschrift en te lopen zonder krukken, uitroepende:"Mijn hoop is van de Koning vergaan. Ik ben afgesneden vanmijn deel! 0, dat ik het aangezicht des Konings konaanschouwen"

Herder. Dat is de beste stap die Klein Geloof ooitgenomen heeft. Zij blijven nooit lang in de poort, die op dezewijze te werk gaan. De Koning verheft de bedelaar uit de drek, omte doen zitten bij de vorsten (1 Sam. 2: 8), en er smeken er geenmet ernst, dan diegenen welke doordrongen zijn met de boze pijldes gebreks; ook pleiten er geen met meer welsprekendheid danzij, die door het hartbranden er henen gedreven zijn. In dezenzin maakt het hart eens, wijzen zijnen mond, verstandig en zal opzijne lippen de leerling vermeerderen. (Spr. 16: 23). Inwanhopige gevallen geraken Klein Geloof's menselijkeregels en wettische vormen en vleselijke samenstellingen, oudehofgewoonten en onsamenhangende plechtigheden uit het gebruik enuit de mode,

Rentmeester. Het is waar, er bestaat geen genaken totkonings tegenwoordigheid, voor dat deze spinnenwebbenafgeborsteld zijn. En zo heeft Klein Geloof hetondervonden, want zodra zijn verzoek verhoord werd, viel zijnnauw vest af en de poort, die uit de gevangenis leidde, opendezich van zelf voor hem, (Hand. 12: 10).

Herder. Hij moet ene vreemde vertoning in detoegangzaal gemaakt hebben, veronderstellende dat hij en ik kongekomen zijn met zijn voorschoot van vijgenbladeren en zijnhoofd, met stof bedekt (gelijk het hoofd van enen bestuifdenmolenaar), door zolang over de zandbank te slenteren en tetuimelen.

Rentmeester. Waarlijk ene vreemde vertoning! Maar zulkefiguren zullen. nooit in 's Konings tegenwoordigheid verschijnen,Zij, die daar verschijnen, moeten opwaken, opwaken uit hunliefelijke dromen, hun sierlijke klederen aandoen, zich uit hetstof schudden, zich losmaken van de banden van hunnenhals, en uitkomen uit de gevangenis, (Jez. 52: 1, 2) eer zij hetaangezicht des Konings met vreugde kunnen aanschouwen.

Herder. En vond Klein Geloof toegang tot detoegangzaal? Geleidde de kwekeling van de zwarte roede hem zo,dat hij nabijheid en toenadering tot des Konings tegenwoordigheidvond?

Rentmeester. Ja, en nimmer werd iemand van hetvorstelijk zaad met een aangenamer onderhoud begunstigd, noch meteen hartelijker ontvangst bij Zijne Majesteit, noch metbeminnelijker omhelzingen van genegenheid, teerheid, liefde, dande arme, kreupele, waggelende, weifelende, twijfelende envrezende Klein Geloof, zeggende: Js Klein Geloof Mij nieteen dierbare zoon? Is hij Mij niet een troetelkind? Is hij nietde zoon Mijner liefde, en de zoon van Mijne belofte? Geef aan devrouwen uwe kracht niet, mijn zoon, noch uwe wegen aan datwat Koningen verdelgt". (Spreuk. 31: 3). Hetwelk ene zachteberisping was voor zijn aankleven aan Hagar en het geheimeindringen van de Hagareense dames en tevens een duidelijkbericht. van zijn gemachtigd recht tot de troon der HemelseMajesteit, hetwelk gemakkelijk getrokken kan worden uit hetlaatste gedeelte van des Konings allergenadigste toespraak. Geeftaan de vrouwen uwe kracht niet, noch uwe wegen aan dat watKoningen verdelgt. Het is dus duidelijk dat de weg derHagarenen gewis zal verderven. Maar, als Klein Geloof geentoekomstige erfgenaam was geweest, ofschoon het hem als een mensverdelgd kon hebben, kon het hem evenwel niet verdelgd hebben alsenen Koning.

Herder. Het is waar. Maar worden er geen inzettingen ofoude oorkonden van het rijk op zulke tijden gelezen, om eenonkundig onderdaan, een ontevreden kind, of een misleidekoningsgezinde te overtuigen van zijne dwalingen, teneinde hem inzijn volgend gedrag te waarschuwen, te ontdekken en te besturen?

Rentmeester. Gewis. Er werd overluid ene oude oorkondeafgekondigd bij de samenkomst van Klein Geloof. door eenvan de wapenkoningen, genoegzaam om hem van zijne dwalingen teovertuigen, gelijk geschreven is: Jij maken listig enenheimelijke aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uweverborgene. Zij hebben gezegd: Komt, laat ze ons uitroeien, datzij geen volk meer zijn, dat des naams Israëls met meer gedachtworde. Want zij hebben in het hart te zamen beraadslaagd; tegen Uhebben zij een verbond gemaakt. De tenten Edoms en derIsmaëlieten, Moab, en de Hagarenen, Gebal, en Ammon, en Amalek,Palestina, met de inwoners van Tyrus. Ook heeft zich Assur bijhen gevoegd; zij zijn de kinderen Lots tot enen arm geweest. Doethen als Midian, als Sisera, als Jabin, aan de beek van Sison. Dieverdelgd zijn te Endor, zijn geworden tot drek der aarde. Maakthaar en hare Prinsen als Oreb en als Zeeb en alle hare vorstenals Zebak, en als Zalmuna, Die zei: Laat ons de schone woningendes Konings voor ons in erfelijke bezittingen nemen. Mijn Koning,maakt ze als een wervel, als stoppelen voor de wind, vervolgt zealzo met uw onweder, en verschrikt ze met uwen wervelwind".(Psalm 83).

Herder. Dit moet een snijdend verhaal voor KleinGeloof zijn, het moet zijne vroegere dwaasheid diepdoorploegen en de grens van zijne twee oren openleggen. (Hoz. 10:10).

Rentmeester. Dat deed het, maar het gelaat des koningswas zo zichtbaar in Zijne gunst, en Zijne zielroerende taal zoaandoenlijk en aanmoedigend voor Klein Geloof, dat hetonmogelijk was de schitterende glans van zijn gelaat te bedekkenof te verdonkeren, hetwelk zo zichtbaar bleek bij dit hofbezoek.

Herder. De gunstige blikken van Zijne Hemelse Majesteitzijn wondervol aangenaam, verrukkend, verlevendigend envernieuwend; dit weet ik uit zalige en gelukkige ervaring; maaroverdenkingen over zijn vorige daden van ontrouw zijn hemdikwijls een tegenwicht.

Rentmeester. Dat zijn zij. Maar dit was het geval niet metKlein Geloof. De rimpels en die diepe groeven van Sinaï, diediep in zijn gelaat waren gegrift, werden' onzichtbaar, zijnewangen werden vol en rond, zijn gelaat opgebeurd, enelevendigheid, vlugheid en vrolijkheid bleek zichtbaar op zijngelaat, zijn hinkende, of zwakke tred was onmerkbaar, er werdlevendigheid zichtbaar in zijne armen en in al zijne leden, zijngang was geheel veranderd, zijne spraak verwisseld, zijn gedragen omgang werden aangenaam en zijne gesprekken verwonderlijkonderhoudend. In het kort, wij wisten nauwelijks of wij hem "KleinGeloof in de zandbank", of "de schoonheid vanIsraël op de hoogten" moesten noemen.

Herder. De oude voorspelling werd in arme Klein Geloofverwezenlijkt., "Zijn vlees zal frisser worden dan hetwas in de jeugd, hij zal tot de Koning ernstig bidden, die in hemeen welbehagen nemen zal, en zijn aangezicht met gejuichaanzien". (Job 33. 25, 26).

Rentmeester. Dat deed hij en een blijder onderhoud enliefelijker ontvangst, zo als Klein Geloof genoot, hebbenweinigen ondervonden.

Herder. Wat zegt Klein Geloof nu over de klederen vanKoos, Thomas, Karel? beschouwt hij zijne gevangenisklederengeschikt voor zulk een hofbezoek? of als om in een hofgewaad testaan voor zijne Hemelse Majesteit?

Rentmeester. Hij heeft nu echter zijne klederen aan, enhij schijnt er grotelijks mede verheugd te zijn. De eerste nachtsliep hij in het statiebed bij de Koning en de Koningin, en hadzestig helden daarom heen. De volgenden dag ging hij naar hetwijnhuis en zat onder des Konings banier. De daarop volgenden dagwerd hij in de vorstelijke tuinen geleid en was onder deappelboom gezeten.

Herder. Dat zijn waarlijk rustdagen voor KleinGeloof en als iets, onder de zon de zandbank en het Hagareenskasteel uit zijn hart en hoofd verdreef, dan zou men denken datdeze dingen het gedaan zouden hebben.

Rentmeester. Valse schuilplaatsen en toevluchten derleugenen verschijnen doorgaans in hare ware kleuren en, gerakenbuiten gunst, als wezenlijkheden ontdekt en genoten worden. Ikzal horen wat hij straks zegt, maar op dit ogenblik is hij drukbezig, want de Koning heeft een zijner dienaren, Mr. Verlichtinggenoemd, gelast om een der verrekijkers des Konings te nemen ende hoogte van Sion met Klein Geloof te beklimmen en hemeen vergezicht over derzelver hoogte. te geven, ten einde hem hetrijk van Zijne Majesteit in de Laaglanden, ook zijn eigenvorstendom en de benedenste grenzen van het hemelrijk te tonen.

Herder. Dat zal zijn scheelzien genezen. Het is tientegen een, als hij ooit na dezen tijd meer twee wegen tegelijkziet, want zijne ogen moeten gezalfd zijn met 's Koningsogenzalf, eer hij de onzichtbare dingen kan zien. (Openb. 3:18).

Rentmeester. Schele ogen en stekeblinde ogen zijn opdeze wijze genezen geworden; maar zij werden nooit en zullennooit op ene andere wijze genezen worden, en ik geloof datKlein Geloof er reeds iets van gevoelt; want ik zag hem deberg opklimmen zo vlug als een vogel met zijne kroon ophet hoofd en tot op zijne voeten bekleed. De dienstknecht had hemaan de hand vast en vele van de vorstelijke familie zagen hem nuen juichten in zijnen tegenwoordige voorspoed.

Herder. Wat moet de dienaar aan Klein Geloof laten zien?

Rentmeester. Ik kan het niet juist zeggen. Hetvorstelijk zaad krijgt doorgaans een gezicht van Sinaï enHagar's kasteel, want deze dingen kunnen nooit in hun wezenlijklicht gezien worden, dan op de berg. De berg Sion wordt hen aande vier zijden getoond, de schoonheid van hare ligging, harefondamenten, vestingen, forten, torens, bolwerken en paviljoenen;het paleis des Konings en de ivoren troon; het dal Baka en derivier des levens; Jacobs ladder en Israëls reizen, de geelkoperen s lang en hetgeen er door afgebeeld wordt. Zij krijgenook een gezicht op de donkere bergenen een blik op de bovenstestreken.

Herder. Denkt gij dat hij een vergezicht van hetparadijs zal bekomen?

Rentmeester. Alle de kinderen des Konings worden hierinevenzeer begunstigd. Sommigen hebben de hogen troonhemel zienopenen en het tweede voorhangsel zien scheiden, terwijl in eneheilige vlam van onsterfelijk licht onuitsprekelijke dingen zijngezien en gevoeld. Dit is aan sommigen vergund, teneinde hen teversterken en te vervrijmoedigen in toekomstige strijd enbeproeving, opdat zij te voren het verblijf mochten zien waarnaarzij zochten, en tot het genot waarvan zij door vurige beproeving,geschikt gemaakt moesten worden.

Herder. Dat is waar, Mijnheer; en zulken wordengewoonlijk daarna hevig beproefd, teneinde hun gemoed inevenwicht te houden, anders zouden hun verrukte zielen met zulkeen onmatig verlangen naar het hemelse rijk smachten, dat het henonvatbaar zou doen zijn voor strijdende zaken. Mijn tijd isverstreken, en ik moet heengaan, want ik wil geen vijand billijkeoorzaak geven om kwaad van mij te spreken, als ik het kanbeletten.

Rentmeester. Zult gij het overige gedeelte der weekbezig zijn?

Herder. Nog al druk, daar de scheertijd aanbreekt, enik de schaar geslepen en de pennen klaar moet krijgen.

Rentmeester. Hoe dikwijls scheert gij ze per jaar?

Herder. Onze bepaalde scheertijden zijn viermalen 'sjaars.

Rentmeester. Ik dacht dat de herders met hun schapendezelfde regel in acht namen, die de hoveniers met hun heggen inacht nemen om ze eens in het jaar te snoeien.

Herder. Korte wol is de beste voor deze soort vanschapen. Bovendien ben ik genoodzaakt ze te scheren; teneindemijzelf te kleden. Als ik de schaar slechts eens in het jaarmoest gebruiken, dan zouden zij met wol overladen en ik zonderdekking zijn.

Rentmeester. Eilieve, valt al de wol u ten deel?

Herder. 0 neen, slechts de besnoeiingen, hetwelk eensoort van offer is, de eerstelingen van de beschering derschapen, kwamen de Leviet toe. (Deut. 18: 4). Die de kudde weidtzal eten van de melk der kudde". (1 Cor. 9. 75). En hij, diede kudde weidt, heeft recht op. een gedeelte der wol. De klachtwelke tegen de valse herders ingebracht. werd, is, dat zij etenvan het vette, en zich bekleden met de wol, het gemeste slachten,maar de schapen niet weiden" (Ezech. 34: 3).

Rentmeester. Ik veronderstel dat de Opperherder eengroten voorraad verkrijgt, want het wordt van Mesa, de grotenschapenhandelaar gezegd, dat hij opbracht aan de Koning vanIsraël honderdduizend lammeren en honderdduizend rammen met dewol. (2 Kon. 3: 4).

Herder. Mijn groten schapenmeester vergadert van nietsminder voorraad dan van de wol die van de kudde komt, want het isbekend dat, bij heet weder, als de vliegen werken en een derschapen met maden geplaagd en grillig geworden is, dat hij deschaar genomen en er de gehele vacht afgeknipt heeft, het dier inde volgenden winter weinig of "geen deksel had tegen dekoude". (Job 24: 7). Bovendien beschouwt geen boer er zichslecht aan toe, wanneer de wol der schapen de uitgaven desHerders dekt, want de mesting, welke hij bekomt door het kooien,veroorzaakt overvloedige vruchtbaarheid; zodat hij zijne rekeningmaakt met de vruchten van de grond, en in de schapen der kudde,

Rentmeester. Ik versta u. De schapen, de lammeren, ende mest welke voor des Konings akkerbouw is, behoren allen aan degroten Schapenmeester en de wol evenzeer, welke Hij naarwelgevallen geeft en wegneemt, maar de offeranden, en deafkortingen der wol, zij komen u toe. Maar waarom zegt deWijsheid hem, nadat zij de herder aanbevolen heeft "naarstigte zijn om het aangezicht der schapen te kennen en het hart op dekudde te zetten", dat "de lammeren zullen zijn totzijne kleding ?" (Spr. 2q: 23, 26). Ik veronderstel dat zijde wol der lammeren bedoelt.

Herder. De Wijsheid weet dat de lammeren de eerstenzijn met hun offers en de bereidvaardigste van allen om zichte laten scheren, want de opperste Herder "draagt delammeren in zijnen schoot" (Jez. 40: 11), zodat zijverzekerd zijn het warm te hebben. Dientengevolge vertrouwen zijniet in, noch kleven aan de wol. Maar als zij eens de schootverlaten, geven zij zich tot de wol en dan kan de Herder hetgehele jaar doorgaan en alle soorten van weder, hagel, regen,wind of sneeuw, zonder een vriese jas aan zijn lijf. Men leestvan een der beste Herders die ooit de herderstaf droeg dat hij"honger, koude en naaktheid" leed. (2 Cor. 11: 27).

Rentmeester. De meeste lieden die schapen hebben,merken hen op de scheertijden. Tekent gij ze ook, wanneer gij zescheert?

Herder. Sommigen leveren volstrekt geen wol op, anderenintegendeel voordelige vachten. Wij zetten onze bijzondere merkenop die beiden, om ze te onderkennen en Grote Herders Heere zetZijn merk ook op dezelve.

Rentmeester. Wat is het rechte eigenaars merk? zeg mijzulks, bid ik u, opdat ik in staat gesteld mag zijn het tekennen, als ik er een zie, dat het draagt.

Herder. Het merk van de Opperherder is inwendigemagerheid, of wat genoemd wordt hartkwijning. Dezulken worden vanbinnen nooit vet. De grote Herder is even spaarzaam met het groenals zij zijn met hun wol. Hij geeft hen in de voedertijden nietmeer, dan zij in de scheertijd geven. Geen wol, geen gras. Ik washongerig en gij hebt mij niet te eten gegeven, naakt en gij hebtmij niet gekleed". En Zijne verklaring tot dezulken is: Ikzal u niet meer weiden; wat sterft dat sterve en wat afgesnedenis, dat zij afgesneden". (Zach. 11:9). Maar Hij zegt:"dat Hij de slachtschapen zal weiden, zelfs de ellendigender kudde". (Zach. 11; 7),.

Rentmeester. Ik weet, dat er geschreven is: "Diespaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien en die inzegening zaait zal ook in zegening maaien". (2 Cor. 9: 6).De woorden der Wijsheid worden bevestigd: de milde wordengezegend, en de gierigaard sterft van honger. "Daar is eendie meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek".(Spr. 11: 27). knip echter niet te kort af, noch handelt op uwscheerfeest gelijk de gierige Nabal deed; die een feest hield alseen koning en echter weigerde David te verlossen, die des Koningsschoonzoon was.

Herder. De belangeloosheid van de herder, zowel als degetrouwheid des rentmeesters, zullen zekerlijk aan het lichtgebracht worden.

Rentmeester. Zult gij aanstaande Vrijdag vrij zijn?

Herder. Ik tracht altijd rekeningen af te betalen,nadat de scheertijd voorbij is, zodat ik niet in staat zal zijnver van de tent af te gaan., maar ik zou zeer blijde zijn u daarte zien.

Rentmeester. Ik zal overvloedig tijd voorhanden hebbenzolang Klein Gelool's feestviering voortduurt en al deprinsen en prinsessen zullen hem uitnodigen, terwijl zijnevreugde overvloedig voortduurt. Sommigen zullen hem onderhoudentotdat hun eigene etenskasten leeg zijn en hij zal anderenfeesten verschaffen, totdat hem geen een penning overgelatenwordt en dan zal mijn werk weder aankomen, zodat gij er oprekenen kunt, dat ik u een bezoek aan de tent zal geven. Tot dan,vaartwel. De Opperherder Israëls zij uw gids en hoede!

Herder. De Heere des Huisgezins zij met de Rentmeesteren dan zal hij met bescheidenheid handelen, aan ieder een deelspijze ter bestemder tijd geven en heersen in gerechtigheid.