De geschiedenis van Klein Geloof

W. Huntington. s. s.

NEGENDE SAMENSPRAAK

Rentmeester. Klopt, en u zal worden open gedaan. Dit isnu vervuld in enen letterlijke zin, want ik zag u aankomen, enwas aan de deur toen gij klopte; en ik hoop dat de Koning zowel uals mij gereed zal vinden, wanneer Hij Zijn laatste bezoek zalbrengen aan het Laaglandpaleis; opdat, wanneer Hij komt en klopt,wij Hem onmiddellijk open mogen doen. "Zalig zijn dedienstknechten die de heer als Hij komt wakende zal vinden".(Luk. 12: 36).

Herder. Voorzeker, Mijnheer; en er bestaat enedagelijkse zaligheid in, bereid en gereed te zijn tegen Zijnekomst, zowel als ene eeuwige zaligheid van onsterfelijkeheerlijkheid, om geopenbaard en ontvangen te worden in delaatsten tijd Zijner verschijning.

Rentmeester. Het is waar: dat het dagelijks een zegenis, die slechts door weinigen verstaan en genoten wordt.

Herder. Juist, maar wij zijn levende getuigen van dewaarheid der profetie, namelijk, dat dienstknechten, ja, geringelieden en dwazen; achter het geheim zijn. Eilieve, waar is KleinGeloof nu?

Rentmeester. De arme Klein Geloof heeftinderdaad een vreselijken tijd gehad, slimmer dan hij ooit tevoren kende. Daar hij, vele jaren lang, een droefgeestig kindgeweest was, was hij gewoon aan droefheid en bezwaardheid desharten, maar begunstigd zijnde met ene troostvolle beschouwingvan s Konings gelaat en met ene openlijke verklaring dat hij eendierbare zoon en een geliefd kind was, en nu overgelaten teworden in een nest van horzelen, en zonder zichzelf (gelijk hijdacht) enig recht op de Koning te durven toe-eigenen, zelfs nietzoveel om Hem Vader te. heten, schijnt hem zeer hard te vallen.De arme kleine knaap was zo vernietigd, dat er geen prins,prinses of dienaar in het vorstelijk paleis was of zij waren voorhem in arbeid.

Herder. En, eilieve, waar is de arme ziel nu?

Rentmeester. Hij is er weder uit en is naar buitengegaan onder de overige jeugdige prinsen.

Herder. Eilieve, hoe werd hij er uitgebracht? Was hetdoor de afkondiging van een der uitspraken des Konings, inantwoord op een van zijne eigene beden? Of was het doorbemiddeling van het Vorstelijk zaad?

Rentmeester. Ik geloof dat alle middelen gebezigd enopgevolgd werden; en ongetwijfeld keurt de Koning het gebruik vanze goed; daar zij de middelen van Zijne eigen bepaling zijn. Maarhij werd uit het horzelnest verlost door een droom. Hij droomdeop zekeren nacht, dat hij een mens zag in blinkend gewaad, hetallerglansrijkste dat hij ooit gezien had; en hij zag de gedaantevan een hand neerlaten, die dat blinkend mens nam en opvoerde inde hemelse streken, welke zich openden terwijl hij er doorging eneen zichtbare opening achterliet. De ogen van Klein Geloof volgdenhet mens en de hand welke hem vasthield na, en hij zag weldra desterrenhemel zich vaneen scheiden, door welke hij mede volgde.Daarna verscheen er een blinkende troonhemel, die zich oostwaartsen westwaarts vaneen scheidde, door welke hij heen ging, tot inde derden hemel; maar of de mens in het lichaam, of buiten hetlichaam was, wist hij niet" (1 Cor. 12: 3). Maar terwijl hijstond te "staren naar de hemel met een begerig oog, zag hijdezelfde mens weder neergelaten, bij ene grote grot in de aarde,gelijk aan de mond der zandbank, waarheen Klein Geloof gewoonwas de wijk te nemen en van waar hij onlangs door de horzelenverjaagd was.

Herder. Dat is een zonderlinge droom, die de ziel van KleinGeloof moet aangevuurd hebben met de innigste heiligebegeerten naar de blinkenden man, om te zien wat er van hem werd;vooral omdat hij eens zelf op de berg geweest was en iets vandeze wezenlijkheden gezien had. Verschoon mij wegens het storenin uw verhaal, Mijnheer. Eilieve, ga voort.

Rentmeester. Klein Geloof zag in zijn droom, deblinkenden man weder neergelaten en geplaatst aan de ingang energrote grot in de aarde, zoals tevoren gezegd. Niet zodra was hijdaar gezeten, in stille eenzaamheid, volgens Klein Geloofs beschouwingof hij zag onmiddellijk de aarde zich openen; een rookwolk braker uit en onderscheidene vreselijk misvormde, maar verstandigewezens met vleugelen, schenen allen in wonderlijke beweging (1Sam. 28:13). Maar een van dit raadselachtige gezelschap scheenlanger van gestalte, groter in omvang, meerder in rang,vreselijker in aangezicht, statiger van gang, gebiedender inzijne blikken en meer vooruit om te gebieden dan al de overigen.Zij schenen allen naar hem te zien en gereed om zijne bevelen tegehoorzamen. En ziet! toen deze opperbevelhebber zijne handuitstrekte en zijn staf nam, het scheen een tak te zijn van eenboom, de hanenspoordoorn genoemd, uit welker zijde een bijzonderlangen doorn groeide; ging hij naar de blinkende man, sloeg hemgeweldig op de borst en liet de doorn in de man blijven, welke,zo het scheen, door zijne klederen, huid en vlees doordrong (2Cor. 12:7); na welker ontvangst de mens bezwijmde en neerstortte.Daarna riep de opperbevelhebber er een met name Boodschapper, gafhem een riem, enigszins gelijkende op een militairen gordel vanbuffelleder gemaakt, en zond hem naar de blinkenden man, die hijbegon te slaan, eerst tegen de enen kant van zijn hoofd, en toentegen de anderen (2 Cor. 12: 7); als ware hij besloten hem vanzijne zinnen te beroven. De arme man zond toen drieachtereenvolgende beden op: "Verlos mij uit de hand van hem,die sterker is dan ik". "Laat de machtige zijn prooiontnomen worden". "Laat de wettige gevangene verlostworden". Klein Geloof was geheel aandacht bij dezeverschijning en zodra de man deze drie gebeden had opgezonden,hoorde hij ene stem uit de derden hemel, zeggende: "Mijnegenade is u genoeg; want Mijne kracht wordt in zwakheidvolbracht". (2 Cor. 12:9). Waarop de man opsprong, enuitriep: "zo zal ik dan liever roemen in mijne zwakheden,opdat de kracht des Konings m mij wone". (2 Cor, 12:9).Hierop ontwaakte Klein Geloof, en tastte naar de horzelen,maar er was er niet een te vinden.

Herder. Wondervol is de neerbuigende ontferming vanZijne Majesteit, in het onderwijzen van Zijne arme kinderen,zelfs in hun slaap: "Zonen en dochteren zullen profeteren,ouden zullen doornen dromen, en jongelingen zullen gezichtenzien". (Joël 2: 28). Wie onderwijst gelijk Hij? De Koningspreekt eens, of tweemaal", zegt Elihu, "doch men letniet daarop. In de droom, door het gezicht des nachts, als eendiepen slaap op de lieden valt, in de sluimering op het leger:dan openbaart hij het voor het oor der lieden; en Hij verzegelthun kastijding; opdat Hij de mens afwende van zijn werk, en vande man de hovaardij verberge". (Job 33:14, 15, 16). Envoorzeker Klein Geloof had er een heerlijke nacht door,gezegend met de beminden slaap, en er werd wondervol onderwijsaan hem verzegeld.

Rentmeester. Wonderlijk toepasselijk op zijn geval, endat weet Klein Geloof zeer wel; want hij kwam des morgensin de Rentmeesters zaal met zulk een hemels, gelaat, dat het mijnhart goed deed hem te zien. "De horzelen zijn allen"Zeg, Mijnheer", zei hij; "zij zijn evenals desprinkhanen in de Rode Zee gevlucht en er is niet eenovergelaten; ik hoop dat zij nooit meer terug zullen keren".Toen vertelde hij mij zijn droom.

Herder. Klein Geloof zal zichzelf bedrogen vinden. Dehorzelen zullen hem weder omringen: het is het licht van desKonings aangezicht en Zijne tegenwoordigheid, die hen op devlucht jaagt en terwijl Hij genoten wordt, zullen de horzelenverborgen blijven; maar, wanneer de Koning vertrekt, zullen zijwederkeren, ofschoon misschien niet op zulk ene geweldige wijze.

Rentmeester. Ik laat het voor Klein Geloof, omdatzelf te ondervinden. Om op zulk ene wijze tegen hem te spreken,terwijl hij in zijne eerste liefde verkeert, zou zijn hart brekenBovendien, terwijl zijne genietingen zo sterk zijn, zou hij uniet geloven, als gij hem zulks zeide, Deze jeugdigen verwachtenal hun dagen door te brengen in openlijke gezichten en in eenbranden van heilige liefde in hun zielen gedurende de ganse wegnaar het paradijs, dat hun berg nooit bewogen zal worden, nochhun vertroostingen ooit verminderen. Zo spreken zij en zo gelovenzij. En wat mij betreft, ik houd er niet van, hen tegen tespreken, want ik geloof dat al de kinderen des Konings veel meerzouden genieten van Zijne Majesteits tegenwoordigheid dan zijdoen, als zij meer getrouw waren in hun hofbezoeken, meerberustend op des Konings goedertierenheid, beter doorlezen in deoude oorkonden en meer vurig aan de ivoren troon.

Herder. Het is waar: de schapen zijn nooit veilig danonder de hoede van de Opperherder; evenmin kan het Vorstelijkzaad veilig zijn, dan onder de bescherming van Zijne Majesteit.

Rentmeester. Dit is de raad, die ik Klein Geloof gaf.Ik raadde hem aan zijns Vaders oorkonden te doorlezen, eengetrouw bezoeker der vorstelijke kapel te zijn, dicht bij depersoon van Zijne Majesteit te blijven, Zijn aangezicht teprijzen en altijd Zijne gunstbewijzen met dankbaarheid teerkennen. En hij schijnt mijn raad op te volgen: hij overdenktzijne tegenwoordige gelukzaligheid, is zeer leerzaam en belooftene goede vertoning te zullen maken, als hij in het vervolgbestemd werd, om enig gedeelte der bezittingen van ZijneMajesteit te besturen. Evenwel, al de kinderen des Koningsondervinden niet slechts ene geestelijke geboorte, en hunfeestdagen, maar ook een speentijd.

Herder. Speentijden moeten komen. Wij hebben onzetijden, om de lammeren te spenen, en het is algemeen, enige vanhen, als zij eerst van de ooien afgenomen worden, te zienwegkwijnen en dun en mager worden; maar, nadat zij aan grazigeweiden gewoon zijn geworden, nemen zij beter toe als toen zijalleen steunden op de ooien.

Rentmeester. Het staat te beoordelen of het zo zou zijnen dat de kinderen des Konings het spenen zowel behoeven als delammeren. "Het pasgeboren kindeke begeert de oprechte melkdes woords, opdat hij daardoor groeien mag". Maar terwijldit het geval is, wordt niets dan hun gemak in acht genomen. Ditis des Konings overvloed besteden, maar niet des Konings vijandenonderhouden,. Hierin zijn de genietingen en de vertroostingen dergenade, maar weinig aanwas in kennis. Lof gaat vooruit, maar hetgebed is bijna geheel weg; want terwijl de beker overvloeit,wordt datgene wat behoefd wordt, zeer licht gesteld.

Herder. Eilieve, zendt gij ze naar buiten om te spenen,of speent gij ze thuis?

Rentmeester. Sommigen worden naar buiten gezonden om teworden gespeend, gelijk Jozef die naar Egypte werd gezonden, Lotnaar Sodom, David naar Gath, en de discipelen werden vanJeruzalem naar al de vier windstreken verstrooid (Hand. 8: 4).Zij werden gespeend, en toen naar buiten verstrooid, opdat zijminnen mochten zijn, om anderen te voeden en te koesteren. Zijdie zelf aan de melk gewoon zijn geweest, weten hoe zij deborsten moeten zuigen voor de kinderen. (Hebr. 5: 12, 13). Enwanneer dezulken gespeend worden en gebracht tot het leven opvaste spijzen, hun zinnen geoefend hebbende tot het onderscheidentussen goed en kwaad (Hebr. 5:14), dan versterken zij anderen methetzelfde voedsel. Wanneer de borst weggenomen is, worden deoorkonden onderzocht en kennis verzameld. Vandaar de vraag en hetantwoord op dezelve: Wien zou de Koning dan de kennis leren? enwien zou Hij het gehoorde te verstaan geven? De gespeenden van demelk, de afgetrokkene van de borsten?" (Jez. 28: 9).

Herder. Kinderen die de borsten zuigen, zijn nooitbuiten gevaar. Zij zijn ook vreesachtig, beangst en verschriktvan elke zaak, als hun genietingen voorbij zijn: en dit blijktduidelijk uit Klein Geloof, want het geluid van devleugels der horzelen joeg hem zelf in de muil van de hond.

Rentmeester. Wat gij zegt is waar: zij zijnvreesachtig; en zwak ook, want die melk gebruikt, is eenkindje". Het zogend kind is het gelukkigste terwijl het deborst heeft, maar het gespeende kind loopt het best, als hetgedwongen wordt op de voeten te staan. De eerstgenoemde beeft,als de borst teruggetrokken is voor een horzel, de laatste isniet verbaasd voor een adder. "Het gespeende kind zal zijnehand steken in het hol van een basilisk. Zij zullen niet schadennoch verderven op Mijnen ganse heiligen berg". Maar waarom?Omdat de aarde vol zal zijn van de kennis des Heeren, gelijk dewaterenden bodem der zee bedekken. "Wanneer zij van de melkgespeend zijn, groeien zij in bevindelijke kennis; en de Koningnoemt deze dienaars herders naar Zijn eigen hart, die Zijnefamilies weiden zullen met wetenschap en verstand", (Jer. 3:15).,

Herder. Klein Geloof zou een scheef gezicht opzetten,als hij dit gesprek van ons aanhoorde: hij, zou veel van onsverschillen in die zaken.

Rentmeester. Dat zou hij inderdaad. Hij heeft degeliefkoosde fles aan zijn mond, en ik ben van hem verzekerd, dathij er het beste gebruik van zal maken, ook zal hij er niet lichtvan scheiden. "Hij zuigt, en wordt verzadigd van de borstender vertroosting: hij zuigt uit, en verlustigt zich in overvloedin Sions heerlijkheid". (Jez. 66: 11).

Herder. "Waarlijk het licht is zoet", zegt deWijsheid "en het is den ogen goed de zon te aanschouwen,maar indien de mens vele jaren leeft, en zich verblijdt in dieallen, zo laat hem ook gedenken aan de dagen der duisternis, wantdie zullen velen zijn". (Pred. 11:7, 8). Eilieve, moet KleinGeloof in het paleis gespeend worden? Of moet hij naar buitenworden gezonden?

Rentmeester. Ik weet het nog niet: ik denk echterthuis, dan zal ik werk genoeg hebben en tienmaal meer geduldbehoeven, dan ik ooit heb bezeten, want die kinderen zijnondragelijk lastig op speentijden en zo gemelijk, korzelig, enknorrig, dat zij zichzelf en anderen tot last zijn, en hoe meerzij er tegen worstelen, hoe slimmer zij worden. En zij weten nietvan waar hun gemelijkheid komt, zij wijten uit jammerlijkeervaring, dat hun vertroostingen vervlogen zijn; maar uit welkenhoek hun gemelijkheid komt, weten zij niet, evenmin geloven ziju, zo gij hen zulks zegt. Dus is het het beste om hen dat zelf telaten ontdekken, enigen weinigen doen dat, maar velen zelfs totop het laatste niet.

Herder. Ik veronderstel dat de wet ene hand in hetspenen, heeft: is het niet zo?

Rentmeester. Dat heeft zij: maar zij kunnen nietbegrijpen hoe ene goede wet hun boze natuur in beweging brengt,ene heilige wet hun onheilige verdorvenheden ontdekt en ene wetdie liefde gebiedt, toom in het menselijk hart kan werken. Maarzo is het en zo hebben de wijste mensen het bevonden en deeenvoudigste kindertjes het gevoeld; hetzij zij het geloven ofniet.

Herder. Er wordt in de oude oorkonden gezegd: "Enhet kind werd groot, en werd gespeend; toen maakte Abraham eengroten maaltijd op de dag als Izak gespeend, werd". (Gen.21: 8). Het gezelschap had een feest, maar de arme Izak had eenvasten; zij hadden een feestmaal, maar hij werd gespeend.

Rentmeester. Het was de gewoonte, in die Oosterselanden, om op zulke tijden een feest te houden en het wordt totin het paleis opgevolgd. Maar ik veronderstel niet dat Izakgevast heeft en evenmin vasten de erfgenamen dier belofte op dedag van het speenmaal. Izak had een ander toebereid voedsel en zoheeft het al het zaad des Konings. De melk wordt op de feestdagweggenomen, maar er wordt in andere spijze voorzien: "eenvette maaltijd, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol merg;van reine wijnen die gezuiverd zijn". (Jez. 25: 6). Enterzelfder tijd wordt het deksel, het bewindsel des aangezichts,verslonden (vers 7). Grote zaken worden dan gezien en vastespijze, voor mannen van volwassen ouderdom geschikt, wordenopgedist en zij hebben een schitterend feest en bevinden dezespijze voedzamer dan melk, die hen somtijds slechts enige weinigeuren bijblijft: maar ene goede maaltijd van vet en merg is gelijkaan de koek, die door de engel gebakken was, in de kracht waarvanElia ging veertig dagen en veertig nachten" (Kon. 19:6, 8).Zij bevinden hun gemoed versterkt, hun voeten schijnen op vastengrond te staan, de vastigheid van het verbond der genade wordtbeschouwd en bewonderd, hun roeping en verkiezing wordt hunvastgemaakt en zij blijven enigen tijd in een gelijken toestanden verwachten zo tot het einde te zullen blijven. Maar eerlangverminderen die vertroostingen en dan is het tien tegen een ofgerustheid en ongevoeligheid overmeesteren hen, hetwelk zijnimmer vermoeden, waaronder zij des Konings afkeuring enmisnoegen ondervinden en uit welke sluimerkoorts zij gewoonlijkopgewekt worden door geestelijke ijverzucht, waartoe zij wordenopgewekt door jeugdige bekeerlingen.

Herder. Dan veronderstel ik dat zij weder verlangennaar de borst, want het zijn de jonge prinsen en prinsessen, dieuit de borst verzadigd en verlustigd worden, die hen totjaloersheid verwekken.

Rentmeester. Het is waar, maar het is de gerustheid enongevoeligheid waarin zij vervallen, die hen aan het woeden derjaloersheid blootstelt. De volwassene erfgenaam der belofte, aanwie het huishouden gevestigd is, ziet dikwijls met een oog vanmedelijden op een vrolijk kindje, omdat hij weet wat speentijdenbetekenen.

Herder. Maar ik veronderstel, dat zij, na zo bitterlijkbeproefd te zijn, weder enige vergunning met de borst bekomen;doen zij niet? Ik heb dikwijls gezien hoe ene tedere moeder,nadat zij haar kroost gespeend had, als het hevig om de borstkwijnde, het kind opnam, en weder zoogde, "Kan ene vrouwhaar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over de zoonhaars buiks? dat kan zij: (zegt de Koning) echter zal Ik nooitSion vergeten, noch haar zaad!"

Rentmeester. En wanneer een kind zo kwijnt, strijkt demoeder een weinig bittere aloë over de borst; totdat, na verloopvan tijd, het kind weigert die aan te raken. En inderdaad, hetVorstelijk zaad wordt dikwijls zo behandeld: hun vertroostingenworden door bitterheid vervangen. "Het hart kent hare eigenebitterheid, en een vreemdeling moeit zich niet met zijnevreugde". Ik heb het goede vergeten", zei er een, uitoorzaak van de bitterheid die er voor in de plaats kwam"gedenk aan mijne ellende en mijne ballingschap, aan dealsem en gal; mijne ziel gedenkt er wel terdege aan, en zij buktzich neder in mij (Klaagl. 3: 17, 19, 20).

Herder. De ziel die "uit de Geest geboren is"wordt vervuld met onuitsprekelijke vreugde en is volheerlijkheid. Onder de vruchtbare werkingen van de HeiligenTrooster, wordt elke genade ingeplant; het nieuwe schepsel, dathet grondbeginsel der genade uitmaakt, is gevormd, en in deeerste liefde der heiligen is elke gelaats- en wezentrek van hetbeeld der tweeden Adams zichtbaar, even uitdrukkelijk als hetbeeld van de Goddelijke werkmeester in de eersten Adam aanwezigwas, toen hij geschapen werd. De klei was lijdelijk in de handvan de Goddelijke Pottenbakker, terwijl Adams vorm op het wielstond; en de sterk gewapende is uit het hart des zondaarsuitgeworpen en elke verdorvenheid ligt er bewegingloos in, aisJehovah het vat des toorns tot een vat der barmhartigheid vormt(Rom. 11: 23) en hem Formeert "voor zichzelf, omZijnen lof te vermelde." (Jez. 43. 21). Er wordt enewonderlijke kalmte in de ziel gevoeld, en niets dan wareheiligheid in de ziel ontdekt, terwijl dit wederbarende,vernieuwende, hervormende werk in stilte voortgaat. Ja, elkegeestelijke aanraking aan dit nieuwe werk gegeven, legt degelovige onder zulk een gevoel als hij niet kan beschrijven nochvermelden. Maar, schoon er ene Goddelijke natuur ontvangen is (2Petr. 1: 4), blijft er ene vleselijke natuur; een nieuw schepselwordt er geschapen, maar het oude is niet ten onder gebracht;Israël is in het land, "maar de Kanaänieten zullen onderhen wonen: zij werden overgelaten om Israël te beproeven".Wonderbare verborgenheid! "Deelgenoten van Jehovah'sheiligheid". (Heb. 12: 10) en echter belast met Adamsverdorvene natuur! (Rom. 7:24). Deze oude inwoner zal elken warenIsraëliet beproeven, en genade moet beproefd worden.

Rentmeester. Wat gij gezegd hebt is waar, en deveiligheid van de staat van een heilige wordt hem duidelijk, doorde krachtige gevoelens, welke hij ondervindt, en door deverandering, welke is teweeg gebracht. Het is ene Goddelijkekracht: dit is de zwakst gelovige duidelijk, daar zij macht heeftover de stugheid van de menselijke wil, de werkingen des satans,en de bewegingen der zonde en is niet minder dan het rijk, hetgebied of de regering der genade, of van het Koninkrijk Gods,hetwelk niet bestaat in woorden, noch, in uitwendige pracht, maarin ene kracht welke, zonder tegenspraak, geheel Goddelijk is.Maar gelijk gij terecht aangemerkt hebt, genade moet beproefdworden; ja zelfs elke genade en niets beproefd de genade van eennieuwgeboren erfgenaam meer dan hem van de borst te spenen.Ongeloof van binnen, opstand van buiten en terugtrekkingen van detegenwoordigheid des Konings beproeven het geloof. Diepe armoedebeproeft de lijdzaamheid en overvloedige volheid beproeft dematigheid. Wrede bespottingen, verwijtingen en beledigingen,beproeven de zachtmoedigheid; heersende dwalingen enverwerpelijke ketterijen zullen de wortel der zaak beproeven; deweelde zal de liefdadigheid beproeven; vermaak, schone strikkenen genietingen zullen de oprechtheid der liefdetoetsen;voorgewende huichelaars, halfhartige belijders, menselijketoejuichingen en mensen behagende predikers zullen de getrouwheidbeproeven; terwijl elke aanklevende zonde, welke om deheerschappij dingt, de trouw van het hart zal toetsen, of schoonterzelfder tijd de heiligen dikwijls dienstbaar zijn, om hetheersende beginsel der)genade te ontdekken. Het woord des Heerenbeproefde Jozef, en hetzelfde Ongeschapene Woord zal elkeerfgenaam der belofte, beproeven. Maar wanneer de Koning hem inhet vuur toetst, zit Hij er als de louteraar bij, en als Hij erhem inbrengt, zal Hij er hem ook doorbrengen.

Herder. Ik moet vertrekken! Wat vervliegt de tijd snelin goede gesprekken! Het is hoog tijd om de schapen te voederen.

Rentmeester. Wanneer zult gij weder vrij zijn?

Herder. Bijna dagelijks, van twaalf tot vier uur; maarvoor een geruime tijd niet des avonds, want de dagen beginnen tekorten, en de "avondschaduwen neigen zich" (Jer. 6. 4),en op zulke tijden worden wij zeer veelvuldig door wilde dierengekweld: avondwolven, (Zeph. 3: 3), en listige vossen (Ezech. 13:4) kruipen telkens te voorschijn. Lammeren zijn in het midden vanwolven altijd in gevaar; en er wordt ten allen tijde grote zorgen waakzaamheid van de herders gevorderd, maar meer bijzonder optijden als deze.

Rentmeester. Ik geloof, dat er geen levend schepsel isdat meer vijanden heeft dan een schaap; evenmin is er geen wild,woest of verslindend dier, dat in het bos omzwerft, of hethoudt er van om er op te azen.

Herder. Het is waar; echter is er geen soort vansprakeloze schepselen op de aarde, dat zo nuttig is als zij zijn,noch enige soort waaraan zoveel. zorg wordt besteed. Voor geenkudde wordt zo gezorgd als voor kudden schapen. Moesten al deeigendommen van Zijne Majesteit overzien worden waar de veeteeltbekend is, dan zou men tien herders, valse of ware, tegen éénoppasser van ene dier gaarde en twintig herders tegen eenboswachter vinden. De meeste lieden die de Hemelse Oorkondengelezen hebben, vormen zich enig idee van des Konings.gehechtheid aan de schapen. Zij zien dat de naam in de hemelaangenomen is, zelfs door de groten Koning. Cherubijnen enSerafijnen hebben ook des Konings, kudde bezocht en bewaakt, ende grootste lieden die ooit in de Laaglanden verschenen zijn,hebben dezelfde bezigheid gehad. Diensvolgens hebben duizenden denaam en het ambt des herders aangenomen, die nimmer een schaapzagen, voordat zij het, gelijk de rijke man in de hel, inAbrahams schoot zagen en duizenden daarenboven, die zowel schapenals bokken zagen, maar nooit in staat waren, de ene van de anderete onderscheiden.

Rentmeester. Ik geloof zulks. Evenwel zal de Koning, devalse herders scheiden van de ware en de schapen van de bokken,wanneer Hij komt om het openbaar te maken, dut er éénschaapskooi en een herder is. Maar hoe komt het te pas, dat gijin de winter meer dan in de zomertijd door deze wilde dierengekweld wordt?

Herder. Zij worden avondwolven geheten, omdat zij hetschemerlicht beminnen, Een woeste nachtzwerver haat de zon, zoerg als een vleermuis of een uil. Zolang de zon aan de hemel is,kunnen deze dieren maar weinig kwaad uitvoeren, hetzij bij dag ofnacht; zij hebben zulk een onverdraaglijke afkeer van het licht,maar zodra de zon van de horizon wijkt, het wintergetijde naderten de avonden lang worden, dan beginnen zich al de dieren deswouds te bewegen, zij liggen slechts in hun holen tot de avond.Indien zich de gelegenheid opdeed, zou het mij genoegen doen u inde vlakte van Sichem te ontmoeten, daar ik niet gaarne ver van deJacobsbron ben, wanneer de dieren des wouds te voorschijn komen.

Rentmeester. Als de tijd het veroorlooft, en deVoorzienigheid mij bestuurt, zal ik u daar bezoeken. Tot dan, maghet Schild der Hulpe, en het Zwaard der Voortreffelijkheid, met uzijn en, dan zult gij nooit het gebrek kennen aan een beveiligendof verdedigend wapen.

Herder. Ik dank u voor uwen zegen en, door de hulp vanHem die ons in alle waarheid leidt en alle geestelijke dingen inonze herinnering brengt, zullen mijne smekingen in uwe ellendenzijn.