Briefwisseling tussen Noctua Aurita en Philomela in het Koningsdal

William Huntington

Briefwisseling tussen Noctua Aurita (de luisterende Steenuil) en Philomela (de zingende Nachtegaal) in het Koningsdal

"De zangtijd genaakt", Hooglied 2:12.
"Het gedierte des velds zal Mij eren, de draken en de jonge struisen", Jesaja 43:20.

 

 

Voorbericht

Geliefde Vriend!

Vele zo niet alle brieven, gezien, en gelezen hebbende die tussen U en mijn waarde zuster gewisseld zijn, zo is mijn gedachte, dat zij zeer nuttig konden zijn voor velen, als zij in het openbaar verschenen! Wanneer ik bedenk en acht geef op het licht, de ondersteuning en de hulp die ik uit de brieven over het geloof ontving, zowel als uit uw andere geschriften, en tevens let op de levendige getuigenissen van vele zielen, die in hun droefheid, duisternis en handen het nut daarvan hebben ondervonden, vraag ik U beleefd uw goedkeuring over het openbaar maken van dezelve. Ik ben er ten volle van overtuigd, dat de inhoud er van tot de ware en levende weg leidt. De grote menigte belijders in onze dagen zijn, voor zover ik er over oordelen kan, totale vreemdelingen van het pad der wedergeboorte. Er zijn er slechts weinige die het nauwe pad tot het leven bewandelen, en daarin de liefde Gods ondervinden; en nog minder, die de weg voor anderen kunnen opnemen, en wier bediening niet die der letter, maar die des Geestes is. En zo het mij voorkomt zijn er nog wel in de duistere hoeken des lands, die uitgebrek aan kennis dreigen om, te komen. Zij zoeken naar waarheid, maar omdat zij niemand hebben die hen daarin voorgaat, blijven zij dienaangaande zonder kennis. Daarom hoop Ik dat de Voorzienigheid hen deze brieven mag doen toekomen welke onder Gods zegen, hen licht over hun staat mogen schenken. En ik ben er zeker van, dat Hij daartoe vele van Uw andere geschriften gebruikt heeft. Ik geloof dat er in deze brieven sommige nieuwe en bijzondere dingen voorkomen.

Daarom verlang ik er zeer naar, ze in druk te zien. Ik ben nu enkele jaren met mijn vriendin bekend geweest. Toen ik haar eerst leerde kennen, stond zij zeer hoog voor haar zelf, het zij hoe het zij. Maar toen de Almachtige mij wondde, en mij uit de overvloed van mijn hart deed spreken, was haar vertrouwen spoedig ten onder, en ik geloof dat haar vertrouwen altijd op haar zelf was geweest. Toen dit nu ontworteld, was, greep de koning der verschrikking haar aan, even als hij nog velen doen zal, die even als zij, denken dat zij sterk en verzekerd zijn. Maar de eerstgeborene des doods zal die sterkte spoedig verslinden, en nu worden zij door de honger verteerd. Ik ben ooggetuige van haar droefheid onder de geest der wettischheid geweest, en daar bleef zij twee of drie jaar onder. Evenzo, zoals U wel bekend is, was ik getuige van haar gelukkige bevrijding, waarin zij zich lange tijd verheugt.

Nu wachtte ik op haar afdalen van de berg der verheerlijking. Zij is nu enige tijd in het vuur der beproeving geweest, maar ik geloof van harte, dat zij de loutering doorstaan zal, en er als goud uit zal komen. Tegenwoordig wandelt zij zeer standvastig, nederig, zachtmoedig en. laagjes weg, en schijnt zichzelf te beschouwen als iemand die Hem aanschouwt, die onzichtbaar is. Zij is de eerste vrucht voor de Heere, te Achaja; ten minste zij was de eerste, die openbaar God de eer gaf. Zij was een vreemdeling, maar zij is gereinigd, zoals ik waarlijk geloof. En daar er nu vele belijders staan waar zij eens stond, en anderen door wettische gebondenheid in duisternis en droefheid verkeren, hoop ik, dat door het openbaar maken van deze brieven de eerste mogen ontwaken, en de laatste mogen bemoedigd worden. Dat zij voor sommigen een waarschuwing, voor anderen tot sterkte en bemoediging mogen zijn. Dat zij velen tot jaloersheid verwekken. en voor anderen mogen gezegend worden tot troost der zwakken en kleine kinderen. En daarop zie ik, als ik U dit verzoek doe.

En als zij in het openbaar verschijnen, zal dit het ernstig verlangen en de bede zijn, van

Uw in waarheid liefhebbende vriend