LICHT SCHIJNENDE IN DE DUISTERNIS,

Of

Hemelse lichtstralen uit duistere woorden,

Zijnde

Enkele persoonlijke gedachten over sommige donkere passages van de Schrift

 

"Want wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is en gij doet wel dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaats". 1 Petrus 1:19

"Om te verstaan een spreuk en zijn uitlegging; de woorden der wijzen en hun raadselen.

Spreuken 1:6.

 

Uitgegeven in:

DE UITGEZOCHTE WERKEN

Van de overleden

WELEERWAARDE WILLIAM HUNTINGTON, SS (s.s.= saved sinner, gezaligd zondaar)

 

 

Volume III

John Bwennett, Three-tun passage, Ivy-lane, Paternoster-row, Londen.

1835

 

 

 

De baarmoeder des dageraads en de kinderen des lichts.

10e preek, bladzij 77; uitgave: 1796.

Vertaald W. Westerbeke

 

  

De baarmoeder des dageraads en de kinderen des lichts

"In heilige sieradiën, uit de baarmoeder des dageraads, zal U de dauw Uwer jeugd zijn." Psalm 110:3.

Deze psalm begint met de verheerlijking, verhoging en de zitting van Christus –ná Zijn opstanding- aan de rechterhand van God de Vader. "De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan mijn rechterhand, enz" vers 1.

Als de Tweede Adam, en eeuwige Vader van het uitverkoren geslacht, is Hij aangesteld tot een Erfgenaam van alle dingen. Alle dingen zijn onder Zijn voeten gezet en Hij is het Hoofd over alle dingen in Zijn Kerk. De Joden in ‘t bijzonder, die Hem ter dood brachten en Zijn regering verwierpen worden betiteld als Zijn vijanden, en daarom" wierp Hij Zijn schoen over hen;" zij werden in Zijn toorn ten ondergebracht; ze weigerden de boezem van Zijn liefde, en daarom zegt Hij: "Ik zal hen vertreden in Mijn toorn, en hun bloed zal op Mijn kleding gesprenkeld worden, en Ik zal Mijn gewaad bezoedelen, want de dag der wraak is in Mijn hart en het jaar Mijner verlosten is gekomen." Dit wordt gesproken met een zinspeling op krijslieden die dikwijls verschijnen met bebloede kledingstukken; die, als ze een opstandig volk ten onder hadden gebracht, hen kleinèren tot de meest slaafse arbeid. Dit wordt genoemd: "Zijn vijand te maken tot Zijn voetbank." Op hun overwinning verhoogd Hij Zichzelf, -evenals op een voetbank- in Naam en glorie; zoals Christus eens verheerlijkt werd door de ondergang van Farao in de Rode zee.

Dit heeft Hij ook gedaan bij de verwoesting van Jeruzalem, toen Hij het volk achterliet zonder scepter, zonder heerser, en als een synagoge van satan, zelfs tot op deze dag.

"De Heere zal de scepter uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: heers in het midden Uwer vijanden," vers 2. Een scepter is een roede, wat Zijn macht betekend. "Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde." "Gij hebt Hem macht gegeven over alle vlees, opdat Hij hen het eeuwige leven geve, die Gij Hem gegeven hebt." Deze gegeven macht vertoont Christus als Mens en als Middelaar, niet als God. Want als God is "Hij het Begin en het Einde, de Almachtige," Openbaring 1:8; en geen macht kan aan Zijn almacht toegevoegd worden. Behalve, dat Hem als God alle dingen toebehoren krachtens schepping en door Zijn Godlijk recht.

"Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn; hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten, alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem. En Hij is de Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente," Kol. 1:16, 18a. Als alle dingen zijn geschapen door Hem en voor Hem, dan zijn alle dingen Zijn eigendom krachtens Zijn natuur. Deze macht wordt daarom genoemd de scepter Zijner sterkte, het is een geschonken macht als Mens en Middelaar. En deze roede, of scepter van macht, gaat over allen en alle dingen; en wordt ontplooid:

Ten eerste, door Zijn Evangelie, hetwelk is de macht van God tot zaligheid of tot verdoeming; daarom wordt het een reuk des levens ten leven voor sommigen en een reuk des doods ten dode jegens anderen. Hetwelk uitgedrukt wordt: "Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds en met de adem Zijner lippen zal Hij de goddeloze doden". Aldus bereikt deze scepter zelfs de zielen der mensen.

Bovendien, zijn roede wordt gezien in de uitvoering van wraak op de vijanden van Zijn volk, en in hun verwoesting door allerlei wegen, vooral door oorlog. "Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid", Openbaring 19:11.

"Uw volk zal zeer gewillig zijn in de dag Uwer heirkracht," vers 3. Uw volk zijn de uitverkorenen van God de Vader, aan Christus als Mens en Middelaar gegeven. "Zij waren de Uwe en Gij hebt Mij dezelve gegeven. "Dit volk is een opstandige troep, afkerig van alles dat goed is, gekant tegen Christus en vijandig tegen God. Maar Jezus heeft gaven gekregen voor de opstandigen, opdat de Heere God onder hen mocht wonen. Deze macht wordt aangelegd om hen gewillig te maken om onder Zijn banier over te komen zich aan Zijn juk te onderwerpen, en te buigen onder Zijn scepter. Hetwelk gebeurt op de dag van Zijn heirkracht.

Er is een tijd voor ieder voornemen, een gezette tijd ten gunste van Sion, en een dag van kracht voor ieder uitverkoren vat, 'wanneer de kracht des Heeren tegenwoordig is tot genezing'. Ieder uitverkoren vat heeft zijn dag, zijn vastgestelde tijd. Als de zondaar wordt afgesneden en onderworpen wordt gemaakt, is het voor hem een dag van heirkracht. Als Christus wordt geopenbaard is het één van de dagen van de Zoon des Mensen. En als men genomen wordt aan de boezem van Zijn liefde, is het de dag van Zijn bruiloft.

"In heilige sieradiën, uit de baarmoeder des dageraads, zal U de dauw Uwer jeugd zijn".

Ik wil handelen:

1. Over de heilige sieradiën.

2. Over de dageraad.

3. Over de baarmoeder van de dageraad.

4. Over de jeugd. En ten

5. Over de dauw van de jeugd.

1. Over de heilige sieradiën.

Er zijn veel dingen die de Schrift sierlijk of schitterend noemt. Zoals een sierlijke kroon, sierlijke scepters, sierlijk van ligging, en schoon van aangezicht, van voorkomen; al deze dingen zijn van God. Doch de schoonheden in mijn tekst is een Goddelijk sieraad.

  1. Alles is hier een weerspiegeling van God en afkomstig van God.
  2. Ook zijn er allerlei delen in deze sieraden; en vandaar wordt het in het meervoud uitgedrukt, en bij wijze van onderscheiding wordt gezegd: heilige sieradiën, (Engelse vert. sieraden van heiligheid).

A.

Alle Goddelijke en menselijke schoonheid bijeen genomen, is nu te zien in Christus Jezus. "Hij is de Schoonste onder de mensen en al wat aan Hem is, is gans begerig". Als we Hem aanzien in zijn Goddelijke natuur: Hij is God over allen en de Schepper van allen, en de Auteur en Gever van alle natuurlijk schoonheid die gevonden wordt in deze wereld, volgens de tekst: "Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd". "In Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk". Hij bezit in Zichzelf, in de hoogste mate, alle eigenschappen en volmaaktheden der Godheid. "Hij is het Afschijnsel van Zijns Vaders heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld van Zijn Zelfstandigheid." Zichtbare en onzichtbare dingen, tronen en heerschappijen, zijn het werk van Zijn handen. En Hij vervult de hemel en allen die erin zijn met Zijn volheid. Het licht van Zijn aangezicht maakt een eeuwige dag in de hemel. Zijn leven is daar een eindeloze Fontein en Zijn liefde een Rivier van eeuwigdurende genoegens. Nu, Hij is de Zon is van die wereld Boven, Die dáár opgaat, er schijnt, het verfraait en versiert en zo dat ongemeten uitspansel met haar hemelse bewoners verheerlijkt. Als de verschijning van een engel zo helder en glorierijk is, zodat 'Daniëls sierlijkheid in verderving veranderde en hij geen kracht behield vanwege dat gezicht'; en indien Mozes en Stefanus, toen ze beschenen werden door Zijn luister, tot afschrik voor de mensen - hetwelk niets anders is dan een afspiegeling van Hem-, wat moet Hij Zèlf dan zijn? "Hij die zijn engelen geesten maakt, en zijn dienaars tot een vlammend vuur!"

Als we Hem aanzien in Zijn menselijke natuur, waarin Hij heilig is, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaars, en hoger dan de hemelen is geworden; en waarin Hij is gekroond met glorie en eer, moeten we dan niet besluiten met de koninklijk Psalmist: "Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen, genade is uitgestort in Uw lippen, daarom heeft U God gezegend tot in eeuwigheid!" Zijn mensheid, beide in ziel en lichaam, was zuiver en vlekkeloos; de volheid van de Geest was op Hem; en al de volheid van genade en de schatten van wijsheid en kennis waren in Hem. Iedere volmaaktheid van Zijn Godheid woont in en schijnt door Zijn begenadigde, gezalfde en geheiligde mensheid.

Adam in de staat der rechtheid, Aäron in zijn versierde kleding en Salomo in alle zijn heerlijkheid, -neem hen allen samen- waren slechts schaduwen of figuren van Hem, Die de Tweede Adam is, de Hogepriester van onze belijdenis en de Vorst des Vredes. Adams onschuld heeft Hij spoedig verloren, Aärons kledingsstukken en priesterschap zijn nu niet meer, en Salomo's heerlijkheid verwelkte evenals een bloem van de veld; maar de glorie en schoonheid van Jezus kan nimmer verwelken.

Maar het mag wel opgemerkt worden, dat velen die Hem gezien hebben in de dagen van Zijn mensheid een heel verschillend getuigenis van Hem gaven. Namelijk, "Hij had geen gedaante noch begeerlijkheid; en als wij Hem aanzagen was er geen gestalte dat wij Hem zouden begeerd hebben," Jesaja 53:2. Want de harten van deze mensen waren gesloten door vooroordeel en ongeloof en de god van deze wereld had hun ogen verblind. En mensen die blind zijn kunnen geen beter rechter van schoonheden dan van kleuren zijn. Dit volk wordt genoemd: kinderen des nachts en der duisternis.

'De kinderen des lichts en des daags' zagen Hem in Zijn eigen licht; ze aanschouwden Zijn heerlijkheid, "en zagen Hem als de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid". En ik weet dat Hij ook nu nog gezien wordt, en Zijn schoonheid ook, ook zelfs in deze wereld.

Ze hadden een heerlijke glimp van Hem onder het Oude Testament. " Eén ding heb ik van den Heere begeerd, dat zal ik zoeken, dat ik al in dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren om de lieflijkheid des Heeren te onderzoeken en te aanschouwen in Zijn tempel," Psalm 27: 4.

Maar Zijn schoonheid is veel helderder onder de tegenwoordige bedeling. "Die in gerechtigheden wandelt en die billijkheden spreekt; die het gewin der onderdrukkingen verwerpt; die zijn handen uitschudt dat zij geen geschenken behouden; die zijn oor stopt dat hij geen bloedschulden hore; die zijn ogen toesluit dat hij het kwade niet aanzie; die zal in de hoogten wonen; de sterkten der steenrotsen zullen zijn hoog vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven; zijn wateren zijn gewis. Uw ogen zullen de Koning zien in Zijn schoonheid; zij zullen een vergelegen land zien." Jesaja 33:15-17. Hier vinden wij het beloofde gezicht van Hem, in al Zijn schoonheid en majesteit als Koning van Sion. Die ons redt van al onze geestelijke vijanden, Die ons overwint door Zijn vriendelijkheid en houdt ons vast, als blijde gevangenen, omdat Hij ons hart verrukt door Zijn glorie en majesteit.

Vraag het een eerstbeginnende gelovige wie pas is overgekomen uit de duisternis, wie ontkomen is aan het bederf van de wereld, aan de dienstbaarheid van de zonde, de toorn van God, de angst van de dood, en de verschrikkingen van een eindeloze ellende; en hij zal het u vertellen dat hij zijn zegel kan zetten op de waarheid van de volgende belofte: "Te dien dage zal des Heeren Spruit zijn tot Sieraad en tot heerlijkheid en de vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering dengenen die het ontkomen zullen in Israël," Jesaja 4:2. Het geloof in een gelovige vertoont Christus bij Zijn Eigen licht, in Zijn oude ondernemingen, in Zijn glorierijk bezoek wat Hij de heiligen vanouds bracht, in de omstandigheden van Zijn lijden; in Zijn zegevierende Hemelvaart en glorierijke verhoging, met al Zijn luisterrijk gevolg van overwinnende genaden, waarmee Hij voorttrekt en Zijn hoffelijke en aangename bezoeken aflegt bij arme zondaars, reeds vanaf Zijn kroning in de hemel. Voor hèn is Zijn koninklijk scepter lieflijk en Zijn herdersstaf is tot samenbinding, Zach. 11:7.

Het schitterendste en mooiste sieraad waarmee een jonge prins versierd kan worden, is een diadeem, en de edelste praal die het hoofd van een vorst kan bedekken, is een kroon. Christus, als God en mens, is dit beide jegens de kinderen Israëls. Als Hij in hun hart schijnt en Zichzelf aan hen ontdekt, dan is hun arm ziel alles te boven en zien ze de waarheid van het volgende: "Te dien dage zal de Heere der Heirscharen tot een heerlijke Kroon, en tot een sierlijke Kans zijn de overgeblevenen van Zijn volk," Jesaja 28:5. De gekruisigde Christus, wonend in de hart door het geloof, is de krans of diadeem van genade in deze wereld; dit is een proclamatie dat de gelovigen erfgenaam zijn van het toekomstig koninkrijk. En de verhoogde en verheerlijkte Christus zal hun Kroon en heerlijkheid in het toekomende leven zijn, hetwelk hun eindeloze regering in de hemel zeker maakt. "De heiligen van de hoge plaatsen zullen het koninkrijk ontvangen en zij zullen het Rijk bezitten tot in eeuwigheid, ja tot in eeuwigheid der eeuwigheden.

Aldus hebben we een glimpje gezien van de schoonheid van Zijn lieflijk aangezicht. Maar dit is niet alles, want ze moet gevoeld, zowel als gezien worden, want Zijn schoonheid wordt weerspiegeld bij Zijn volk, de luister ervan schijnt in hen en verspreidt Zijn glorie en sierlijkheid over hen. "Verzadig ons in de morgenstond met Uw goedertierenheid zo zullen wij juichen en verblijd zijn in al onze dagen. Verblijdt ons naar de dagen in dewelke Gij ons verdrukt hebt, naar de jaren in dewelke wij het kwaad gezien hebben. Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden en Uw heerlijkheid over hun kinderen," Psalm 90:15-17. Hier is genade, verheuging en blijdschap. Hier wordt gebeden voor Gods wederbarend en vernieuwend werk, dat het gezien mag worden over Zijn knechten; en Zijn glorierijk licht en waarheiden, ja de Geest van God en van glorie –waar daarna om gevraagd wordt in dit gebed-, dat het gezien mocht worden aan de kinderen van Zijn knechten met alle geestelijke gaven, iedere luisterrijke genade en noodzakelijke giften voor de ziel. "En de loffelijkheid des Heeren onzes Gods, zij over ons".

Deze schoonheid is niet de opsmuk van een hoer, noch de kunstmatig schoonheid die bestaat in "gekleed te wezen in purper en scharlaken en versierd met goud en kostelijk gesteente en paarlen," Openb. 17:4. Deze opgesmukte tooi is de enigste schoonheid waarmee de hoer van Babylon uitgedost is, wat allemaal streng verboden wordt voor de Kerk van God, 1 Petrus 3:3.

B.

Nu, wat betreft de verschillende delen van deze schoonheid des Heeren, die op Zijn Kerk gelegd is, ze houdt het volgende in:

  1. In een verlicht verstand en in een goed overwogen oordeel, waar de Heilige Geest is als een Geest van oordeel, voor hen die ten oordeel zit. "Mijn oordeel was een mantel en een vorstelijke hoed," zegt Job.
  2. In een vrolijke, hemelsgezinde gestalte, de oprechte uitdrukking van vergeving en vrede in het geweten en van een levendig hoop in de hart. "Uw stem is zoet en uw gedaante is liefelijk".
  3. In een nederige, zachtmoedige en lage zielsgestalte, die oprecht is. "Het versiersel van een stille en zachtmoedige geest die kostelijk is voor God".
  4. In de voeten geschoeid te hebben met de bereidwilligheid van het Evangelie van vrede; wandelend met God, Die vrede voor ons besteld heeft; wandelend in Christus Die onze Vrede is; en onderhoudend de enigheid van de Geest door de band des vredes. "Hoe schoon zijn uw gangen in uw schoenen, gij prinsendochter," Hooglied 7:1.
  5. Het bestaat in de glorierijke kleren van de mantel der gerechtigheid, hetwelk is het bruiloftskleed en de bedekking van Gods Geest; en bekleed te zijn met nederigheid; wat ons ontslaat van het wettisch juk van dienstbaarheid en van de juk van onze eigen overtredingen. "Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion, trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad! Maak u los van de banden van uw hals, o gevangen dochter van Sion," Jesaja 52:1, 2.
  6. Het bestaat in de toepassing van de vrije zaligheid aan de ziel, waardoor de arme zondaar is verlost van schuld en vuil, dood en toorn, en waarin hij stand houdt tegen al de aanvallen van zonde, satan, en de zondaars; want ze zijn allen tegen hem. "Want de Heere heeft een welbehagen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen versieren met heil," Psalm 149:4.
  7. Een ander deel waarin de schoonheid van de Bruid ligt, is in haar oog, en in haar halssnoer. Het oog betekent het oog des geloofs wat altijd kijkt naar Jezus. Haar halssnoer betekent de leringen van Christus, hetwelk is 'de verborgenheid des geloofs in een rein geweten', door welke aaneengesmede en harmonisch ketting van waarheid en beloften van het nieuwe verbond, wij bij het Hoofd blijven. Die band van het Verbond verenigt Christus en zijn leden samen, zoals de hals het menselijk lichaam verenigt. Het woord van waarheid en de oog van geloof, zijn de ogen en de halssnoer van de Kerk. "Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid; gij hebt mij het hart genomen met één van uw ogen, met één keten van uw hals," Hooglied 4:9. O, hoe prijst de Heere dit aan! "Zijt getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens". En wat betreft de leer der waarheid: "Houdt dat gij hebt, opdat niemand uw kroon nemen". "Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaart hebt, zo zal Ik u ook bewaren uit de ure der verzoeking". "Doet de poorten open, opdat het rechtvaardige volk inga, hetwelk de getrouwheden bewaart".
  8. Tot het sieraad die nu in Christus en in Zijn Kerk gevonden wordt, behoren ook al de heilige verborgenheden van de oude tabernakel en tempel; het geheim van de ark, het verzoendeksel, de gouden tafel, de toonbroden, de gouden kruik met manna, Aaron's staf, de kandelaar, het heilige vuur, wierook, de cherubim, de koperen zee, en zelfs de Schechinah, met de wolk bij dag en het vuur bij nacht in de woestijn. Christus is onze Ark waar de wet in verborgen ligt; ons Verzoendeksel waar wij toekomen; de gouden tafel is het gelovig hart van een Evangeliedienaar, waarin Christus is, die op Hem leeft en Christus voortbrengt als het Brood des levens; de gouden kruik is een vat van genade; het manna is de vertroosting van de Geest; Aaron's staf is de Kerk van Christus in Zijn hand, de kandelaar is de Kerk handhavend het licht der waarheid; het heilige vuur is het woord en de Geest; wierook zijn de geestelijke gebeden; de koperen zee is de wedergeboorte; de Schechinah de glorie van de Heere die over ons opgaat; ons eeuwigdurend Licht, onze God en onze glorie; de wolk bij dag is de gunst van de Koning der koningen; het vuur bij nacht is de eeuwige liefde van God, hetwelk nimmer verkoeld jegens ons ofschoon onze liefde wél jegens Hem. Al deze dingen waren het sieraad van de oude tabernakel en tempel. "Majesteit en heerlijkheid zijn vóór Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom," Psalm 96:6.
  9. De tempel was gebouwd van de cederen van Libanon, waarom die de naam van Libanon draagt. "Doe uw deuren wijd open o, Libanon, opdat het vuur uw cederen vertere!" Zach. 11:1. Een verschrikkelijke profetie was dit voor de Joden! De deuren van de tempel gingen vanzelf open, volgens Josefus, en spoedig daarna zetten de Romeinen al het cederwerk in het vuur. Maar de geestelijk glorie en schoonheid was enige tijd tevoren van haar geweken en was overgegaan op de Evangeliekerk, zoals de oude profetie zegt: "En uw poorten zullen steeds openstaan; ze zullen des dags noch des nachts toegesloten worden, opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen en hun koningen tot u geleid worden. De heerlijkheid van Libanon zal tot u komen, de dennenboom en de beuk en de busboom tegelijk en om te versieren de plaats Mijns heiligdoms; en Ik zal de plaats Mijner voeten heerlijk maken," Jesaja 60:11,13. Zo hebben we gezien dat alle de geheimen, glorie, schoonheden, sterkte, en de eer van de oud tabernakel en tempel nu gevonden worden in het Evangelische Sion. Niet alleen het houtsnijwerk van de cederen maar ook dat van de den, de beuk en de busboom. Hun altijddurend groen is een afspiegeling van het leven van de heiligen en hun frisse en groene belijdenis, zowel als het houtsnijwerk wat nimmer zal vernield of verbroken worden door bijlen en hamers. Hier is sieraad voor as en de vreugdeolie voor treurigheid en het gewaad des lofs voor een benauwde geest. "O, hoe groot zal zijn goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid wezen! Het koren zal de jongelingen en de most zal de jonkvrouwen sprekende maken," Zach. 9:17. Laat deze schoonheid van Israel, dit geheel aangename Sieraad, aanschouwd en overwogen worden zoals de Geest van God Hem heeft laten verkondigen door de oude heiligen en overweeg en aanschouw Hem schijnende met al Zijn glorie en majesteit in Zijn geliefde bruid, en dan is het geen wonder dat Hijzelf haar prijst, zoals Hij zegt: "Gij zijt schoon, Mijn liefste, gelijk Tirza;" ja, gij zijt de schoonheid zélf, beide volmaakt en eeuwigdurend. "Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende".

Ik ben bijna mezelf verloren in deze schoonheid van heiligheid; ik moet het laten rusten en ga verder naar de dageraad, of de morgen.

II

  1. De morgen betekend soms de geestelijk opstanding van een arme ziel na veel maanden tasten en strompelen op de donkere bergen van Horeb en Sinai, temidden van de donkerheid en duisternis, zodat we er uit zien evenals 'een lederen zak in de rook,' Psalm 119:83. Maar al onze inspanning om daar een weg tot God en de hemel te vinden is arbeid in de lucht geweest. De verlossing hiervan is inderdaad een gezegende morgen en dat weet mijn ziel zeer goed. Geen wonder dan dat de arme verloren ziel uitgelokt wordt om te zien naar Hem 'Die het Zevengesternte en de Orion maakt en de doodsschaduw verandert in de morgenstond'.
  2. De morgen betekend soms de herstelling van de ziel in liefde, vrede, en blijdschap na een lange en bedroefde nacht van geestelijk verlating. "Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheidleven; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich".
  3. Bovendien, de morgen betekent het begin van ons eindeloos licht en glorie in de hemel, waarvan de dageraad aanvangt voor ons als Christus opgaat en in onze ziel schijnt. "Die overwint zal Ik de Morgenster geven". Dit licht des levens, verheuging en troost is een onderpand en voorbode van de eeuwigdurend dag in de hemel. "Zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden en de oprechten zullen over hen heersen in die morgenstond". Dat betekent, als Christus geopenbaard wordt uit de hemel om de doden op te wekken, zullen de rechtvaardigen schijnen als de zon in het Koninkrijk des Vaders tot in alle eeuwigheid." Maar de goddeloze doden zullen niet opstaan dan 1000 jaar ná de rechtvaardigen.
  4. Het begin van de schepping van de wereld wordt de morgen genoemd. "Waar waart gij toen Ik de aarde gronde? Toen de morgensterren te samen vrolijk zongen en al de kinderen Gods juichten! Job 38: 4,7.
  5. Maar letterlijk betekent de morgen het eerste deel van de dag, als de opgaande zon de dag doet aanbreken. Hierbij wordt de Kerk van God vergeleken. "Wie is zij die er uitziet als de dageraad, schoon gelijk de maan, zuiver als de zon, verschrikkelijk als slagorden met banieren?" Hooglied 6:10. Deze viervoudige openbaringen van de Kerk moge betekenen de verschillende gedaanten die zij gehad heeft in de onderscheiden tijdperken van de wereld.

A.

  1. In de baarmoeder van de dageraad openbaarde Christus het heilig Sieraad. Adam en Eva waren typen van Christus en Zijn bruid; De boom des Levens was een andere representatie van de Zaligmaker De boom van kennis van goed en kwaad, was een figuur van onze gevallen staat. Want niets dan een geringe kennis van hetgeen goed was werd overgelaten en dat nog maar nauwelijks; en niets dan kwaad kwam in ons en door ons. De hof van Eden was een figuur van de Kerk, zijnde Gods huishouding en wandelplaats van genoegens. En zij draagt de naam van Eden tot op deze dag. Al de planten daar, door God geplant, vertegenwoordigen de bomen der gerechtigheid, die allen geplant werden door de dezelfde hand; maar Hij plukt alle anderen uit.
  2. Na de val verscheen het heilig sieraad in: de boom des levens; in het zwaard dat de weg daartoe bewaakte; in de cherubim; in de offeranden die geofferd werden; in de openbaring des Heeren als Rechter en Redder van onze eerste ouders; in de klederen waarmee Hij hen bedekte; in de aankondiging van het beloofde Zaad; in het vermorzelen van Satans kop; in het lijden van de verzenen; in de verlossing uit Satans macht die daaruit voorkomt, in de vijandschap die door de genade van God gezet werd tussen de kinderen van God en die van de duivel, hetwelk spoedig begon toen Abel genade kreeg, maar Kain vertrouwde in dode werken. In alle deze dingen verscheen het heilig sieraad zelfs vanaf de baarmoeder des dageraads. Vanaf deze tijd tot de wetgeving wordt van de Kerk gezegd: "dat zij er uitziet als de dageraad".
  3. De gehele Godsdienstoefening en toewijding van de heiligen was zuiver, eenvòudig en geestelijk. De leerstellingen en geboden van mensen, de menselijke tradities, de aandrang waarmee ze voorgeschreven worden, de valse pen van de schriftgeleerden; bijgeloof, en eigenwillige godsdienst; ceremonies en een gedaante van Godzaligheid, hadden toen niet zo veel overwicht dan ze nu hebben. Het is waar, dat nu en dan een van deze dingen onder hen inkroop, maar ze hadden de canon van de Schrift niet om die te verdraaien, zoals nu. Echter, sommigen vielen in de hoogste verwaandheid, maar waren spoedig ontdekt; zodat ze weldra uitgeworpen werden, evenals Kaïn, die door God zelf geëxcommuniceerd werd. De zonen van God -in naam- die huwden met de dochters van Kaïn, werden vermaard in goddeloosheid, maar werden veroordeeld door de Zondvloed. En onder de weinige uitverkorenen die bewaard werden in de ark, was nog een Cham die voor een jaar ontkwam, maar later met Kanaän vervloekt werd en veroordeeld wegens dubbele slavernij.
  4. Naderhand werd Abraham en zijn uitverkoren vrouw tot de Kerk toegebracht en veel besnedenen met hem. Maar toen Hagar de meesteres, prinses en moeder van ons allen wilde worden en haar zoon de onrechtmatige erfgenaam van de belofte, werd de wáre erfgenaam en de wáre meesteres van de tent, tot een spot en belaching van hen die afkomstig waren uit de tenten van Cham. Al dit gespot met Sara en Izaäk was uitlachen en spotten met God, voor welke onbeschaamdheid en hoogmoed zij beiden verbannen werden op bevel van de Allerhoogste.
  5. Naderhand worstelde Ezau vanaf de baarmoeder, liep, jaagde, kookte en schreeuwde voor de zegen en was vast besloten zich op zijn grond te handhaven ten kostte van zijn broeders bloed. Zodat Jacob van de Kerk weg vluchtte om zijn leven te sparen. En de God van zijn leven ging met hem. En door dat middel bracht hij er twéé meer in de huishouding des geloofs, namelijk Rachel en Lea; indien óók niet een van de twee dienstmaagden die het huis van Israël bouwden. Met die dienstmaagd bedoel ik Bilda niet, want zij bedreef incest met Ruben. Ik mocht ook Melchizedek, Thamar, enz. genoemd hebben, maar ik ga hen voorbij.

Zo zag de Kerk van God er uit in de morgen van schepping, evenals de dageraad, in het eerste aanbreken van haar licht van genade en glorie en aanbad God in het sieraad van heiligheid. En de Kerk in de dag van het Evangelielicht is een evenbeeld en navolger van die Kerk, wanneer God in Geest en in waarheid wordt aangebeden, zoals toen. Daarom wordt van Christus gezegd dat Hij de Persoon is van wie Adam een voorbeeld was. Christus priesterschap is niet naar de ordening van Aäron, maar naar de orde van Melchizedek, naar welke orde Hij tot in eeuwigheid geheiligd is. In Abrahams lenden betaalde Levi de tienden; en de vader van de gelovigen, die de beloften had, is gezegend door Melchizedek, die meerder was, beide in waardigheid en in ambt. Want de ene was een koning der gerechtigheid, de ander een prins; de ene was priester van de Allerhoogste God, de ander profeet. De eerste kréég de titels, de ander betaalde er voor; de eerste zegende in God naam, de ander kreeg die in het geloof. Vandaar is het dat wij geboden worden om op Abraham onze vader te zien, en niet op Mozes; en naar Sara die ons gebaard heeft en niet naar de Joodse synagoge, in haar toestand van maanlicht.

Maar wij moeten op Abraham en Sara zien, omdat hun Godsdienst een voorbeeld van de onze is, en niet naar hen die onder de wet verkeerden, omdat onze roeping, geloof, rechtvaardiging, zegening, beloften en aanbidding zijn zoals bij hen. Ik bedoel ons geloof heeft het sieraad van heiligheid en is niet doortrokken noch besmet met eigenwillige godsdienst, of schoonschijnende vorm van Godzaligheid, maar het is zoals het hunne was.

Doch de opmerkelijkste zaak van alles is, dat God, als de Verbondsgod Zijn eeuwige Naam en Gedachtenis al openbaarde aan de Kerk in deze morgenstaat. "Ik ben de God van Abraham, de God van Isaäk, en de God van Jacob; dat is Mijn Naam tot in eeuwigheid en Mijn Gedachtenis van geslacht tot geslacht. En die zegen en het gezegend zaad dat beloofd werd aan Abraham, zijn dezelfden die nu aankomen, door het geloof, uit de onbesnedenen. Dat zal reiken tot alle generaties en duren tot aan het einde van de wereld, want het is aan Abraham en aan al zijn mystieke zaad beloofd voor eeuwig.

2

De volgende openbaringsvorm van de Kerk is, "dat ze schoon is als de maan," die zijn licht ontleent van de zon, maar heeft geen hitte; ze heeft veel vlekken maar geen volkomen helderheid; ze is nimmer in dezelfde stand, altijd toenemend en afnemend. Waardoor de Kerk wordt vergeleken vanaf de Wetgeving tot de komst van de Zoon van God. Vooral vanwege de Joodse feestdagen en vastentijden die ingesteld waren met het verschijnen van de nieuwe maan totdat het wáre Licht van de Zon der gerechtigheid opging, -niet langer het ontleende licht van de maan,- Die het leven en de onsterfelijkheid aan het licht bracht en totdat de dag aanbrak, die de schaduwen deed vlieden. De nationale Kerk van de Joden, -die Gods volk waren door nationale adoptie, zoals God gezegd had tot Farao: "Israël is Mijn zoon, Mijn eerstgeborene-," had evenals de maan, weinig of geen hitte, maar was vol vlekken. Hun licht werd ontleent aan de letter, niet van God schijnend in het hart; ze hadden een gedaante van kennis uit de wet, niet de kennis van Hem Wiens volmaakte liefde alle vrezen uitwerpt; ze namen toe en namen altijd weer af.

Maar God had een bijzondere schat in deze akker, een overblijfsel in deze rol van nationale geslachten; enkele vruchten aan de opperste tak van deze olijfboom; een paar goede vijgen in deze hof; Toen kwam de nalezing na de oogst: enige trossen druiven met een zegen er in, aan deze verbasterde en verwilderde wijnstok, die zoveel wrange vruchten droeg. Een heilige zaad in deze afvallende eikeboom. Een os en een ezel, -ik bedoeld de apostelen- werden uitgezonden van Jeruzalem, -toen dat stad laag werd in de laagte, Jesaja 32:20-; die de Zaligmaker het licht der wereld en de zout van de aarde noemt.

3.

De volgende openbaringsvorm van de Kerk is "zuiver als de zon." Zij begon dit schijnsel te vertonen zodra "de Opgang uit de hoogte haar bezocht," toen degenen die in de duisternis wandelden een groot Licht zagen en over degenen die gezeten waren in de schaduw des dood een Licht scheen. De Kerk in deze heerlijke staat was verlicht met kennis, ervaring, reinheid, lering, discipline, en aanbidding. En ze is sindsdien meer of minder zo gebleven. De Kerk in die heerlijke tijd wordt uitdrukkelijk genoemd: "een vrouw bekleed met de zon, en de maan onder haar voeten", de schaduwachtige bedeling van de oude Kerkstaat onder de wet was onder haar voet en een kroon van 12 sterren op haar Hoofd. Dat is, een kroon van liefde en goedheid, van kennis, geestelijke deugden en glorie. De 12 sterren zijn die heldere lichten, ik bedoeld de 12 apostelen, door wie Christus het Licht des levens in de heidenwereld wordt verspreidt en verdeelt.

4.

De volgende openbaringsvorm van de Kerk is: "schrikkelijk als slagorden met banieren;" hetwelk beide strijdvaardigheid betekent, waarin de nationaal Kerk van de Joden dikwijls verscheen. Maar het overblijfsel naar de verkiezing van genade onder hen werd nimmer in zo'n ontzagwekkende gedaante aangetroffen, want zij waren zo verborgen in Elia's dagen dat zij niet bekend waren en daarom de "verborgenen" werden genoemd; of een op zichzelf staand gezin; als een eenzame mus op het dak; roerdompen in de woestijn; steenuilen in de wildernis; een zeer klein overblijfsel, zwak en onmachtig. Zonder dit kleine overblijfsel was de Joods Kerk als "Sodom en Gomorra" geworden.

Deze strijdvaardige en militaire verschijning van de Kerk heeft tot nog toe nimmer plaats genomen in de wereld, ofschoon er een voorbode van gezien werd in de dagen van keizer Constantijn 313. Daarom is het profetie van een singuliere openbaring die nog toekomstig is, die zijn aanvang zal nemen wanneer de getuigen, die lang geprofeteerd hebben, met zakken bekleed, hetzelve afgeworpen hebben en op hun voeten staan, en als 'een wolk van getuigen' voor Christus zullen worden. Als de koningen van de aarde bekeerd worden, en tot de glans van Sion opgaan, en hun hart omgewend hebben om de hoer te haten, haar vlees te eten en haar met vuur verbranden. Als de fiolen van toorn worden uitgegoten op de Antichrist, en op de hoer van Babylon, door een leger van heiligen op witte paarden, met de Koning der koningen en de Heere der heren aan hun hoofd, Openbaring 18,19. Wanneer de eeuwige Majesteit zal verschijnen in Zijn gewaad en zal overwinnen door Zijn zwaard. Dan zal het geopenbaard worden voor allen die de Voorzienigheid of genade, rechtvaardigheid of genade kunnen lezen, "dat op Zijn kleed en op Zijn dij deze Naam geschreven is: Koning der koningen en Heere der heren". Want dit wordt hen geleerd door Zijn onbegrensde Almacht en rechtvaardig oordeel.

Dàn zullen de koninkrijken van deze wereld worden 'de koninkrijken van onze Heere en van Zijnen Christus'. Dàn zal Hij de Antichrist in de oosten [Mohammedanisme] en in het westen [Roomse machten] ten onder brengen, beide ziel en lichaam, wortel en tak. De ene door het Woord van Zijn bediening en de ander door de kracht van Zijn zwaard. Dan zal het grootste koninkrijk onder de gehele hemel gegeven worden aan de heiligen van de hoogste plaatsen. Een Rijk groter dan van Babylon, de Meden en Perzen, de Grieken, of de Romein; want Hij zal heersen van zee tot zee en van de rivier Eufraat tot aan de einden der aarde. Dan zullen allen die in de wildernis wonen zich vóór Hem neerbuigen en Zijn vijanden zullen het stof lekken.

Nu zal alle macht en alle autoriteit van de goddelozen neer geworpen worden en die koningen zullen regeren die gekomen zijn tot het Licht van Sion en tot de glans die haar is opgaan; want zij zullen voedsterheren en hun koninginnen zoogvrouwen zijn voor de Kerk. Ja, alle koningen zullen hun glorie en eer in Sion brengen.

O, wat een tijd moet dit zijn als alleen de heiligen op de tronen zitten en niemand dan heiligen in de raad. "Als de opzieners vreedzaam zullen zijn en de drijvers rechtvaardigen". Als Christus de onderdrukker zal verbrijzelen, 'wanneer er geen geweld meer gehoord zal worden in het land, verstoring noch verbreking in uw landpale, maar uw muren zult gij heil heten en uw poorten lof'! Dan zullen de koninkrijken van deze wereld het Koninkrijk van Christus worden en alleen de heiligen zullen op de troon zitten. Want het volk en het koninkrijk wat Hem niet zal dienen zal vergaan, ja die koninkrijken zullen geheel verwoest worden. Ja, de koningen zullen hun goud en hun zilver, hun glorie en hun eer in Sion brengen en al hun gewin zal geheiligd worden voor de Heere van de gehele aarde, want Hij zal de God van de gehele aarde genoemd worden.

O, kon mijn hand vrede houden met mijn hart! Kon mijn pen lopen als mijn gedachten! O, kon ik beschrijven wat ik zie en uitdrukken wat ik gevoel! Doch, helaas! Ik kan niet beschrijven wat ik kan denken; ik kan niet uitdrukken wat ik wel kan zien en kan triomferen in de toekomstige welvaart van ons geestelijk gezin!

Ofschoon ik een van de meest verschrikkelijkste nachten vóór ons zie, die ooit de horizon van de berg Sion bewolkt heeft, sinds de dageraad van onsterfelijk Licht de eerste stralen op haar nederschoot.

III.

Getoond hebben dat de Kerk wordt genoemd of vergeleken bij de dageraad, en haar morgen beschreven hebbend, en ook haar staat onder het maanlicht van de wet, haar staat van het zonlicht onder het Evangelie en haar ontzagwekkende openbaring en zegevierende staat die nog toekomstig is, zal ik voortgaan om enige gedachte voor te dragen over de baarmoeder van de Kerk, hetwelk vergeleken wordt in mijn tekst met de baarmoeder des dageraads.

De baarmoeder van de dageraad is de duisternis die de lucht van het halfrond bedekt voor onze ogen evenals de buik van een vrouw het kind verbergt. Als de zonnestralen voortkomen, die de dag doet voortkomen en het daglicht regelt, dan opent en ontsluit de donkerheid der duisternis een weg, en zo breekt de dag door met de zonnestralen. Dit wordt het aanbreken van de dag, of de dageraad genoemd. Doch wat is de baarmoeder van de Kerk? Sommigen hebben gezegd dat het de Kerk zèlf is, omdat de heiligen overtuigd en wederom geboren worden uit het onvergankelijk zaad van Gods woord. Maar enkelen zijn wedergeboren buitenom de Kerk, zoals ik en enkelen zijn ontijdig geboren zoals Paulus. De buik is niet de Kerk zelf.

Het zou misschien gezegd kunnen worden dat de Middelaar de buik van Sion is, omdat Hij de Silo genoemd wordt, wat betekent de rust waarin het kind is gehuld; omdat wij waren verkoren in Christus, verborgen in Hem en God ons het Leven gaf in Hem, vóór de wereld was geschapen. Deze dingen zijn waar; maar Christus wordt de Man van de Kerk genoemd en de eeuwigdurend Vader van het gezin, in Wie zij lagen in embryo, nog geen bestaan hebbend, van eeuwigheid.

Noch het voornemen van God in de verkiezing, noch Zijn besluit van voorverordinering van aanneming tot kinderen is de buik van de Kerk Want dat wordt genoemd de verborgenheid des Heeren en de verborgen dingenen zijn voor de Heere onze God, maar de geopenbaarde voor de uitverkoren in hun krachtdadige roeping; dàn is het geheim van de Heere aan de rechtvaardigen geopenbaard.

Izaäk is een voorbeeld van ons allen, Gal. 4:28. Nu, zoals Izaäk was, zijn wij ook. En waar heeft hij gelegen? Wel, in Sara's buik. Zeker, maar hij lag al in de baarmoeder des dageraads vóór hij aldaar gelegd werd. En dat wil zeggen: hij lag in de belofte van God:

Sara zal een zoon hebben en Abraham zal een zaad krijgen. En ik geloof dat Izaäk al in de belofte lag, 40 jaar [ = 30 jaar, vert.] vóór zijn conceptie. Ismaël werd geboren naar het vlees, -doch Izaäk naar de belofte-. U leest van een kind des buiks, en de zoon van haar buik. Maar wij zijn kinderen der belofte, zoals Izaäk was. Sions nakomelingen zijn geestelijk. En wat kan de oorzaak zijn van haar arbeid en barensnood, haar verwachting van een gezin, als er geen geestelijk gezin aan haar is beloofd? "Want gij zult uitbreken ter rechter- en ter linkerhand en uw zaad zal de heidenen erven. En zij zullen de verwoeste steden doen bewonen. De kleinste zal tot duizend worden en de minste tot een machtig volk. Ik de Heere zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen". Hierin lagen ze. En zal Ik dergelijk beloften aan Sion doen en ze aan hen niet vervullen? Zal ze arbeiden in hoop en verwachting en niets dan wind baren? Zal er geen verlossing op de aarde gewerkt worden? Zal Ik die genereer voortaan toesluiten en zal uw hoop vergaan en al uw verwachting afgesneden worden? Zal Ik brengen tot de geboorte en geen kracht geven om te baren? Zal Ik dergelijk beloften aan u doen en niet vervullen? Zal Ik Die genereer voortaan toesluiten? Zegt uw God. Zullen de kinderen verwekt worden, kwijnen en daarna sterven in plaats van voortgebracht worden? Neen; Ik die leven gaf om voort te brengen, zal hen liefde geven om de vreze uit te werpen. "Eer zij barensnood had heeft zij gebaard", Jesaja 66:7. Vóór de apostelen begonnen om de Kerken te stichten en zij begonnen te arbeiden in hoop van uitbreiding, verscheen een groot aantal kinderen in de wereld. "Eer zij smart overkwam, is zij van een knechtje verlost". Dat betekent van een krachtige mannelijke nakomelingschap, van jonge krachtige mannen, die de goddelozen overwonnen en in wie het Woord Gods bleef.

IV.

Ik ga nu verder en overweeg wie de jeugd is, die uit de baarmoeder van de dageraad voortkomen.

De jeugd die uit de baarmoeder van de dageraad voortkomt, die zo talrijk is als de druppels van de dauw, schijnt te moeten komen op een toekomstige tijd. Wanneer het Pausdom zal ontdekt worden door het licht van des Heeren komst en gedood zal worden door de adem van Zijn lippen. "Want de aarde zal vol zijn van de kennis des Heeren zijn, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken". Wanneer er een dergelijk wonder zal verricht worden als nimmer werd gehoord, dan wanneer God het openbaart. "Wie heeft ooit zulks gehoord? Zou een land kunnen geboren worden op een enige dag? Ja, het gebeurde bij de schepping, toen God het beval. "De aarde brenge levende zielen voort naar haren aard". Maar zal een volk kunnen geboren worden op een enige reize? Ja, want "de koninkrijken van deze wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus". Als het geestelijk zaad van Abraham als de sterren van de hemel in menigte zullen zijn en als het zand aan de oever van de zee, wat ontelbaar is. Nu, dat dit een belofte is die toekomstig is, blijkt in mijn tekst en in de gehele psalm waaruit die is genomen.

"In heilige sieradiën, uit de baarmoeder des dageraads, zal u de dauw uwer jeugd zijn".

Maar waarom worden ze dan jeugd genoemd, daar er van de geestelijke familie gezegd wordt dat ze bestaat in zuigelingen, kleine kinderen, jong mannen, en vaders? Wel, omdat die natie zal geboren worden op een enige dag. De volheid der heidenen en de roeping en wederaanneming van de Joden vallen samen. Want als de aarde op één dag voort zal brengen en indien een natie op eenmaal zal geboren worden, als de minste tot duizend al worden en de kleinste tot een grote natie en als God dit zal verhaasten op Zijn tijd, dan kunnen we niet denken dat daar een oud man in het geloof zal zijn van 1000 jaar noch een vader van tienduizend. Waaruit duidelijk blijkt dat het gezin voornamelijk zal bestaan, indien niet geheel, uit jeugdigen. Want zo zegt de Geest: "In plaats van uw vaderen zullen uw zonen zijn. Gij zult hen tot vorsten zetten over de ganse aarde," Psalm 45:17. Nu, de nakomelingen van de baarmoeder des dageraads wordt jeugd genoemd. Deze tekst bedoelt niets anders dan kinderen. De geboorte van dit gezin zal over de hele wereld zijn, "want Gij zult Uw zonen tot vorsten zetten over de ganse aarde". Dit moet zijn als het grootste Koninkrijk onder de hele hemel aan de heiligen der hoge plaatsen zal gegeven worden en ze zullen het in bezit nemen en beide, koning en onderdanen zullen heiligen Gods zijn. Koning zullen voedsterheren en koninginnen uw zoogvrouwen zijn, uw opzieners vreedzaam en uw drijvers rechtvaardigen. Als zij hun zwaarden zullen slaan tot spaden en hun spiesen tot sikkels. Als de volkeren geen oorlog meer zullen leren, want er zal een veelheid van vrede zijn zolang als de maan zal schijnen.

Maar iemand zal vragen waarom de baarmoeder van de Kerk op die tijd genoemd, of vergeleken wordt bij de baarmoeder van de dageraad? Ik antwoord: Toen de Kerk voortkwam in 't begin van de wereld, na de schepping, spoedig nadat de morgen sterren hun hymne van de schepping bezongen hadden, Openbaring 4:11, begonnen spoedig daarna de gezangen van genade, toen de Kerk voor het eerst begon te lichten. Daarvan wordt gezegd:"Toen begon men de Naam des Heeren aan te roepen".

Onder de wet, werd de Kerk vergeleken bij de maan, toen werden ze genoemd: "minderjarige kinderen in dienstbaarheid, onder voogden en verzorgers, onder een tuchtmeester, [schoolmeester, Eng. Vert.] "en zijn besloten geweest tot op het geloof dat geopenbaard zou worden". In deze staat wordt gezegd dat ze tasten als een blinde naar de wand en wensten dat de dag aanbrak en de schaduwen vlieden.

Maar toen Christus, 'de Opgang uit de Hoogte' hen bezocht en de dageraad van de Evangeliedag begon te lichten, toen droegen de heiligen een naam die paste bij hun moeder, die er zuiver als de zon uitzag. Toen droeg haar gezin een andere naam, een naam die ze nooit tevoren gedragen had. Door Christus Zelf worden ze genoemd: kinderen des lichts, en God de Vader der lichten en van de Kerk wordt dan gezegd dat ze bekleed is met de zon. En dus zijn haar kinderen, zegt Paulus, allen kinderen des lichts, en des daags; niet van de nacht noch van de duister.

Hieruit blijkt het dat de buik van de Kerk in de tijd die nog toekomstig is, een baarmoeder des dageraads zal zijn en haar nakomelingen kinderen des lichts en des daags, in een edele zin. Haar hoeders zullen oog aan oog zien. Het licht van de maan zal zijn als het licht van de zon en de licht van de zon als de licht van zeven dagen als de Heere de breuk van Zijn volk zal verbinden en de wonde waarmee het geslagen is zal genezen. Dan zullen de leraars van de heiligen niet langer verborgen zijn in een hoek, maar hun ogen zullen hun leraars zien.

Nu, dat deze tijd nog toekomstig is, blijkt uit het verband van de Psalm waaruit mijn tekst is genomen. Eérst zullen alle afgodische koningen, Paapse, Turkse en Heidense afgezet worden. "Hij zal koningen slaan ten dage Zijns toorns," Psalm 110:5. Ten tweede zal het oordeel uitgevoerd worden over heidenen tot hun dood; en Hij zal verslaan die het hoofd is, de satan, in de Paapse, heidense en Mohammedaanse landen.

"Hij zal recht doen onder de heidenen, Hij zal het vol dode lichamen maken. Hij zal verslaan die het hoofd is over een groot land," vers 6. Hetwelk mij leidt te overwegen:

V.

De dauw van de jeugd, die uit de baarmoeder van de dageraad voortkomen zal.

Ik denk hiervan, dat het niet zozeer het groot aantal van de heiligen uitdrukt, ofschoon ze soms vergeleken worden bij sterren, bij het zand en hier bij de dauwdruppels. Hoewel het in dat opzicht wáár mag zijn, denk ik toch dat hun bloeiende staat en de overvloedig verfrissing bedoeld wordt met de dauw, meer dan hun aantal.

Soms zoeken de armen en nooddruftigen naar water, maar er is niets. Op een andere keer spreken de dienaars van satan zoveel dwaling, dat "ze de ziel van de hongerige ledig laten, en de dorstige drank doen ontbreken." Dan komt er hongersnood, niet naar brood noch naar water, maar om het woord van de Heere te horen. Op die tijden belooft de Heere dat Hij hen zal verhoren en dat Hij, de God van Israël, hen niet zal verlaten, maar zal water gieten op de dorstige en stromen op het droge.

In hoofdzaak vertoont de dauw de bloeiende staat van de Kerk op die tijd, waarop deze profetie zinspeelt. Als het eeuwig Evangelie zal gepreekt worden, ontdaan van menselijke vormen en niet vervalst door menselijke verzinsels, menselijke tradities en vleselijke ceremonies. Als de zuivere leer van Christus zal druppen als de regen, en druppelen als de dauw. Als er geen klacht zal zijn over lauwheid, droogheid en onvruchtbaarheid. Als de zon van vervolgingen hen niet meer zal steken bij dag, noch de maan van wettische godsdienst bij nacht. Als Sions muren heil genoemd worden en haar poorten lof.

In die dagen zal de Heere Israël zijn als de dauw; zij zullen ten leven voortbrengen als koren en bloeien als de wijnstok en zijn wortel uitslaan als de Libanon. Hetwelk alles uitdrukt de aangename, zuivere bevochtiging van genade en de overvloed ervan. Als de harde harten verzacht worden, de onvruchtbare ziel verlevendigd, de versmachtende ziel verfrist, de zon van vervolgingen, en de vlam van vleselijk lusten gedoofd worden. En beide, de dorsvloer van des Heeren oogst, en het vlees van des Heeren schapen nat gemaakt worden door de dauw van hemelse genade. Richt. 6:37-40.

De dageraad, genoemd in mijn tekst, de buik ervan, het ontelbare zaad, de universele ondergang van de goddelozen, de uitgestrektheid van het Evangelie, de wonderbaarlijk uitbreiding van Sion, en de universele roeping van haar gezin, worden allen genoemd in de 72ste Psalm.

Het eerste daarin is dat het gericht toevertrouwd wordt in de hand van Christus, en de tenuitvoerlegging van alle gerechtigheid bij Hem: "O, God geef de koning Uwe rechten en Uw gerechtigheid de Zoon des konings," vers 1.

De volgende bijzonderheid is de rechtvaardiging van zijn volk en de wraak over hun onderdrukkers, uitgevoerd door het rechtvaardig oordeel Gods aan hen. "Zo zal Hij Uw volk richten met gerechtigheid en Uw ellendigen met recht," vers 2.

Daarop volgt de bevrijdende publicatie van het volbrachte werk op de berg Calvarië en de lieflijke verzoening en prediking van vrede en toegerekende gerechtigheid op alle klein heuvels van Sion, of in alle kleine kudden schapen van de Overste Schaapherder. "De bergen zullen den volke vrede dragen, ook de heuvelen, met gerechtigheid," vers 3.

Het volgend deel van Zijn werk in deze toekomstige tijd is een recht oordeel uitvoeren, ten gunste van de armen van geest, om verlossing te proclameren voor hen die de behoefte van zaligheid gevoeld hebben. Maar wraak te oefenen en eeuwige verdoemenis aan alle vuile overtreders, bedriegers en onderdrukkers. "Hij zal de ellendigen des volks richten, Hij zal de kinderen des nooddruftigen verlossen en de verdrukker verbrijzelen," vers 4.

Als dat gebeurd is, zal de hele wereld Hem vrezen en alle geslachten zullen delen in Zijn regering, totdat er geen tijd meer zal zijn. "Zij zullen U vrezen zolang als de zon en maan zullen zijn; van geslacht tot geslacht," vers 5.

En nu komt de dauw van Zijn jeugd genoemd in mijn tekst: "Hij zal neerdalen als een regen op het nagras; als de droppelen die de aarde bevochtigen; in Zijn dagen zal de rechtvaardige bloeien en de veelheid van vrede totdat de maan niet meer zij," vers 6, 7.

Dit alles ziet op de tijd als de koninkrijken van deze wereld de Zijne zullen geworden zijn, van het ene einde van de wereld tot het andere; zoals er volgt: "Hij zal heersen van zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde. De ingezetenen van dorre plaatsen zullen voor Zijn aangezicht knielen en Zijn vijanden zullen het stof lekken. Ja alle koningen zullen zich vóór Hem neerbuigen, alle heidenen zullen hem dienen," vers 8-11.

Ik moet nu dit onderwerp besluiten, gezegd hebbend wat ik kan van de schoonheden van de Heere Jezus Christus. Van zijn schoonheid op Sion gelegd door Zijn openbaring aan haar, van de schoonheid van heiligheid in de aanbiddingen van de heiligen en van de geheimen ervan. Van de baarmoeder des dageraads, van de jeugd en van de dauw van genade die aan deze jeugd zal verschijnen en van de heerlijkheid van deze kinderen des lichts, die uit de baarmoeder des dageraads voort zullen komen.