1. Zo zullen wij aanmerken wat dingen dat men een zorgelooszondaar zoude kunnen voortbrengen, die nog buiten God, buitenJezus, buiten het verbond is, echter gerust en wel tevreden, omhem te overtuigen, zo van zijn eigen ellende als van denoodzakelijkheid van de Middelaar om door en in hem een verbondmet God te maken.
2. Dan zullen wij zien hoe dat iemand in overtuiging van zijnellendige en verloren staat, buiten het verbond, ja zelfs inbeweging van hoogachting en begeerte tot de Heere Jezus. echterhem niet durft gebruiken om tot hem te gaan, wat gronden dat erzijn om hem aan te moedigen en op te wekken.
3. En dan zullen, wij zien hoe een gelovige die nu reeds staatmet God in het verbond, de Middelaar best zoude gebruiken totzijn heil en zaligheid.
Wat het eerste, aangaat, namelijk wat wegen en middelen menzoude voor een zondaar gebruiken, om hem te overtuigen, datzouden deze volgende kunnen zijn.
1. Ten eersten, dat men. de zondaar zo uw moeten ontdekken,dat hij wegens Adams bondbreuk onder de schuld en heersende smetder zonde zo ligt, dat geen zaligheid ooit voor hem in zichzelfsis te wachten of te hopen, zodat het grote toeleg zou moetenzijn, om zulke te overtuigen dat zij zijn ellendig, arm,jammerlijk, blind, en naakt en aan alle dingen gebrek hebbende,en hoe minder dat hij over dezen zijnen dodelijke toestandgevoelig is, hoe ellendiger dat hij is, en hoe dodelijker, gelijkals iemand in het natuurlijke die het vuur heeft daar men insnijd en kerft, zo lange als daar geen gevoel in komt, zo is hetdodelijk, en gelijk dit waar is in het natuurlijke, zo veelmeerder in het geestelijke, zo lange als iemand geen gevoelen vanzijn ellende heeft, is hij op het allergevaarlijkste, en niemanddenke bij zich zelven, de leraren, spreken zo, maar het is slechtzwaarhoofdigheid, de mens is zo ellendig niet, zijn staat is zogevaarlijk niet, het is maar om een mens te beroeren en teontzetten, o! hij weet dat wij in geen staat zijn al zei gij nogzo veel om de zondaar zijn ellende te ontdekken zo al die is, 'tis veel groter als het met tongen uitgesproken kan worden
2. Dan zou men ook een zondaar moeten voorhouden, hoe dat hij,nog iemand buiten hem, enig schepsel in Hemel noch op Aarde instaat is om hem van zijn ellendestaat te kunnen verlossen, geenEngel, mens, ja al was het dat hij uitwendig verbeterd werd, maarzo zal nooit een zondaar gezaligd én in Gods gunste hersteldworden, daar moet genoeg gedaan worden aan de gerechtigheid Gods,die door de zonde beledigd is, en hem ontdekken dat noch God,noch zijn heiligheid en rechtvaardigheid, noch de Wet liettoelaat dat een zondaar, schoon daar nu al voldaan was, noch kannoch wil zich tot God wenden, dat, God zelf zijn hand moet neigentot hem.
3. Dan zou men ook om hem te overtuigen hem moeten aantonen,dat God naar zijne onnaspeurlijke, genade door zijne wijsheid eenweg heeft uitgevonden, dat hij een Middelaar zelfs ontdekt heeft,zijn eigen Zoon die hij van eeuwigheid daartoe heeft verordineerten aangesteld, die in de tijd gekomen is in de wereld, om te doendat daar te doen, en te lijden dat daar te lijden was, ja dan zoumen hem moeten overtuigen, hoe dat een Middelaar machtig,algenoegzaam en willig is om elk zondaar hoe groot, hoe hard, hoelangdurig, tegen hoe vele overtuigingen hij gezondigd heeft,evenwel te kunnen en te willen zaligen, en tot zijne gemeenschapte brengen.
4. Dan zou men ook moeten voorstellen, hoe hij al de waarhedendie wij daar genoemd hebben dat hij zo ellendig is, dat er moetvoldaan werden, dat daar toe een Middelaar is, dat hij nietalleen met het oog des verstands, met aandacht moet beschouwen:maar dat hij daarvan indruk en levendige aandoening moet hebben:want al wist hij al die waarheden nog zo klaar, en zij waren nietop zijn hart gezonken, hij zou geen voortgang maken. Derhalve:
a. Zo moet hij weten dat een zondaar van naturen dood zijnde,in zonden en misdaden God hem door zijn genade en geest moetlevendig maken door een boven natuurlijke kracht, dat niemand datzichzelf kan geven.
Zo moet een ieder weten, dat, als God nu een zondaar levendiggemaakt heeft, hij dan genoodzaakt word om van zijn zijde met Godhet verbond te maken, dat hij met de Middelaar moet worden eenplant, ja hem tonen hoe hij tot die genereuze gemoedsdaad, enresolutie zoude mocten komen. om aan de ene zijde de zonde, dewereld, de satan haar dienst op te zeggen, en dat met dealleruiterste gewilligheid, geheel zonder te delen aan de wereld,satan of oude boelen, want dan zoude het God niet aangenaam zijn,ook voor altijd, nooit te hunkeren naar de wereld, derhalve zohij dan enige indruk heeft ontvangen van dit alles, zo zal hijook, aan de andere zijde zich moeten vergenoegen met Jezus enzich aan hem verklaren, en dat, ook met de allerhartelijkstegewilligheid, aan Jezus zelfs, hem, alleen geheel en voor altijdom zelfs kruis en lijden, en tegenstand met en voor hem tedragen, zonder achteruit te deinzen: zo, nu alle deze dingen geenbeweging kunnen maken op het hart van een zorgeloos zondaar,gelijk wij vrezen; want hij is blind, dood en ongevoelig, zozoude men hem dan nog kunnen voorhouden de, grootheid van dezonde die hij begaat; want zo een die de aanbieding Gods versmaadis een dubbelde verbondbreker, de duivelen hebben maar eensgezondigd als zij, zijn gevallen, en de genade, en zaligheid enis haar nooit voorgesteld, zo dat zij tegen. de aangeboden genadeniet zondigen, maar een zondaar levende onder het Evangelie, diezondigt tweemaal, ja duizendmaal, want hij maakt zich niet alleenschuldig aan de zonde van het werkverbond dat hij verbrokenheeft, maar hij verbreekt het verbond der genade en hoeschrikkelijk is dat. God zal nooit weer een tweede Middelaargeven om dat te helen, de Middelaar zal ook zulken naam op zijnlippen niet nemen en haar drankoffers van bloed niet offeren,zodat zulke zondaars zijn zonder God, zonder Christus, zonderhope in de wereld, buiten het verbond. zonder verzoening, en zijen kunnen ook geen gedachten krijgen dat God ooit tot hem zalnaderen, dewijl zij dat middel waar door God tot een zondaarnadert, verwerpen en versmaden, en zo zijn zij ongelukkig enrampzalig die zich aan deze grote zonde schuldig maken. Want leteens wat Paulus zegt. Hebr. 12. Indien zij niet zijn ontvlodendie de genen verwierven die op aarde Goddelijke antwoorden gaf.namelijk Mozes, hoe zullen wij ontvlieden en wat straffemeent gij zullen worden waardig geacht die de Zone Godsversmaadt, en het bloed des eeuwigen Testaments onrein acht, enhier mag ik ook zeggen, Hoe zullen wij ontvlieden zo wij op zogroten zaligheid geen acht geven, zulken zaligheid, daar alleheil voor een zondaar in is gelegen, en daarom onbekeerde,zorgeloze, en nog onverlegen, met u zelfs geruste zondaren,versmaders van Gods eeuwige liefde. Ach! dat gij nog eensontwaakte uit de strikken des satans, daar in gij gevangen ligttot u eeuwig verderf, o! gij moogt u nog laten bedriegen door desatan, en u laten ophouden dat die zou zeggen, God is genadig,het zal zo kwaad niet zijn, dat zou met Gods barmhartigheid enliefde niet bestaan: of het is nog tijd genoeg, de dingen leggennog al te veel toe, of zoude het juist zo moeten zijn, 't en komtzo nauw niet, dat is maar geveinsdheid, of de condities die zijnte zwaar, dan zoude ik moeten afstaan van mijn beste lusten, ikheb nog teveel lust tot de wereld. Jezus is mij, niet aangenaamnog beminnelijk genoeg, wees verzekert dat, zo gij zo voort gaatniemand is in staat uw ongeluk ooit te kunnen beschrijven, Voortijd en eeuwigheid, ach zondaar ik raad u met Paulus, ontwaaktgij die slaapt en staat op uit de doden en Christus zal over ulichten'. Wee, wee! u gij geruste te Zion, en gij zekere op deBerg van Samaria, uw ongeluk dat is aanstaande. Ach! dat dezedingen eens met kracht op uw hart zonken.
Maar ten tweeden, dat eigenlijk onzen voornamen, toeleg was,is om zulke onder ons te overtuigen en tegemoet te komen, diegeraakt zijn, door Gods genade indruk hebben gekregen van harezonden, en wel zien de Middelaar des verbonds, echter terugwerden gehouden. en niet durven van hem gebruik maken, om aan diete tonen dat er alle gronden zijn die haar 'moeten opwekken, endat 'er niets is dat haar kan hinderen, om dan de zulke op tewekken, zo moet ik zeggen, dat zij niet al, te, zeer verschrikten zijn over hunnen zonden en overtredingen van Gods Wet. 1.Zegge ik, hij moet niet te zeer zijn verschrikt over zijn zondenen deszelfs grootheid, doch als ik dit zegge wil ik daarmee nietzeggen dat daar geen reden zijn voor een zondaar om daar overbekommerd en ontzet te zijn. O ja! want ik verbeelde mij, zo Godhet gezicht van zonden en indruk niet matigde in zijne kinderen,en haar nu en dan liet zien een straal van zijne genade, dat zijhet niet zouden kunnen dragen, maar onder dat gezicht bezwijken.2. Als ik zeg, dat Gods heiligheid en rechtvaardigheid haar niette zeer zoude verschrikken, zo wil ik ook daar mee niet zeggendat iemand die zou beschouwen, om daar door te werden, gebrachttot betamelijke eerbied en ontzag voor God en hoe God hemrechtvaardig zoude kunnen werpen in de hel: maar ik wil alleendit maar zeggen, neemt dit niet op als een grond om u te beroerenen te ontzetten: om dat gij daar van een indruk hebt, dat gijzoudt denken ik kan of mag niet tot God naderen, maar neemt datliever op tot u voordeel, en als een blijk dat God zijne hand aanu gelegd heeft, dat hij het u ontdekt heeft daar gij te vorenzorgeloos waart, en daar geen indruk van had, en zo zoudt u dankunnen zeggen, wel wat is dat, dat God mij zo veel indruk geeftvan mijne zonden, van zijne heiligheid, en rechtvaardigheid, magik dat niet opnemen als een bewijs dat God mij aan mijn zelvenheeft ontdekt en bekend gemaakt, en zo wilde ik hebben dat diedingen niet aanmerkte om u af te schrikken; want daar legt het desatan op toe, somtijds zegt hij, het gezicht van de zonden isniet groot genoeg en als dat groot en levendig is, dan zegt hij,zoudt gij zo een zondaar, tot God, die zo heilig en zorechtvaardig is, naderen en hij verbergt dat geen dat tot troosten aanmoediging diende, en zo houd hij de ziel terug: neem indien opzicht laat u hier door niet verzetten, 't is waar gij zijtzo zondig, God is zo, maar dat gij dat ziet is een blijk vangenade en geestelijk leven in uwe ziel.
Bekommerde ziel dit moet u bemoedigen als gij eens denkt hoeGod, die u als zo heilig en rechtvaardig voorkomt, als eenvertoornd rechter zelfs een Middelaar besteld heeft om u tezaligen, ik bid u, let eens, moet dat niet tot moedgeving zijnvan een bekommerde, dat God, die zo heilig is, die ene is die deMiddelaar heeft gevonden, van eeuwigheid daar mede zijnde beziggeweest om hem te verordenen, ja dat hij het is die hem in deschaduwen heeft ontdekt en voorgesteld tonende dat er verzoeninggevonden was. en dat hij hem in de volheid des tijds heeft doenmens worden van onze natuur uit het zaad van Davids, aan debroederen in alles gelijk, dat hij hem mens zijnde, heeft doenlijden en sterven, alles lijdende en doende dat er mocht gedaanen geleden worden, en dat de Vader betuigt in dien Middelaar zijnvol genoegen te hebben, verklarende van de Hemel, als hij riep,dit is mijn Zoon in dewelken ik mijn welbehagen heb, ja nietalleen in de Zoon, maar ook in zijn offerande, zijnde genoegzaamen voldoende aan zijne gerechtigheid, 't welk hij betoond heeftals hij hem uit de doden heeft opgewekt, gevende mede als eenkwitantie, hem in de Hemel heeft opgenomen, en aan zijnrechterhand geplaatst. Zo gij nu eens dacht bekommerde ziel, ikleve in een overtuigend gezicht van mijn zonden, maar daar is Goddie ik door mijn zonden beledigd heb, en die ontdekt zelfs uitliefde de Middelaar, hij verklaart zijn genoegen in hem, en dathij wil in hem de zondaar tot de gemeenschap brengen, en zegtdaarom, zondaar, grimmigheid is niet bij mij, wie zoude mij alseen distel of doorn in oorlog stellen, dat ik tegen hem zouaanvallen, hij moest mijn sterkte aangrijpen en vrede met mijmaken, ja vrede zal ik met hem maken, mocht dat niet eenovertuigend zondaar opwekken, dat de Vader zelf van de Hemel zijnZoon aanbied en zegt, ziet daar is mijn Zoon, mijn sterkte, indien heb ik de verzoening gelegd, met zijn verdiensten ben iktevreden en voldaan, neemt hem maar aan, toon u goedkeuring inhem, omhelst hem door het geloof, neemt hem aan, en dan zult gijmet mij vrede hebben, men zou zeggen wat zal iemand terug houden.
Ja zo een zondaar eens denkt hoe dat God de ere en glorie vanzijne deugden zoekt, in alles wat hij doet. en dat God ook vanhem vordert dat hij dat ook zal zoeken, en dat God nooitluisterrijker zijn deugden ontdekt als in het zaligen van dezondaar, dat hij door zijn liefde genade, barmhartigheid,heiligheid, rechtvaardigheid, algenoegzaamheid, wijsheid en machtontdekt. en als ten toonstelt, zo zij dit eens op merken, zou zijniet moeten zeggen, heeft God dat voor? eist hij het ook van mij?en kan hij het van geen zondaar ontvangen als alleen van die, diezich naar hem wenden en in hem zoeken gevonden te worden, en datik dat doen zou zo ik het verbond inwilligde, zou dat geendrangreden zijn om zich aan God over te geven, ja zo hij eenslette dat God zegt, zie daar is mijn Zoon daar al mijne, deugdenluisterrijk in afstralen, want hij is het afschijnsel van mijneheerlijkheid, kon ik, wel meer mijne liefde aan u ontdekken, alsdat ik hem afzondere, daar stelle, hem u aanbiede en presentere,wel hoe! zult gij hem dan niet gebruiken; en zoudt gij zeggen,Heere ik zal u de eer van uwe deugden niet geven? Ach! neen nooitmeer als dat gij u tot God wend, en dat gij uw welgevallen toontaan Gods weg, en daar en is niet dat u tot verschrikking moetzijn aan de zijde Gods. 0 neen voor u niet bekommerde die de wegvoor goed keurt en Amen zegt, en zegt Heere wilt gij u in zo eenellendige te Salem verheerlijken, en groot maken? Ziet hier benik, word dan in mij verheerlijkt, dan is al wat in God is maar omhet hart uit te lokken en op te wekken, naar hem toe. Wel zielwat houd u dan nu nog terug, daar God van zijn kant zo nabij komtals hij immers kan, u zo voorkomt om u van de schroom en vrees teontheffen, en zegt in mijn liefde Amen het is mij aangenaam enwelgevallig.
Ja niet alleen is er niets aan de zijde Gods dat totverschrikking kan zijn, maar ook niets aan de zijde van deMiddelaar; daar is niet in of aan hem, of het moet het hartbemoedigen en opwekken, ik spreke tot oprechte die hunzelf nietwillen nog kunne van hem terug houden, want zorgeloze die hiereen verkeert gebruik van maken daar spreek ik niet tegen.
1. Tot oprechte zeg ik dan om die op te wekken, Jezus deMiddelaar des verbonds, begrijpt eens dat in hem is al, watbevattelijk en niet bevattelijk is Gods woord van achteren totvoren is zo vol van die algenoegzaamheid en volheid van Jezus uitte drukken dat ik mag zeggen alle de volheid woont in hem, hierkan geen wereld, of zonde, of satan inbrengen dat aan hem ietsmankeert, of ontbreekt, want dan was hij niet volmaakt, ik zal nuniet zeggen hoe in hem een volmaaktheid is als God. Want als God,bezit hij alle volmaaktheid met de Vader en de Geest, ook niethoe in hem een volmaaktheid is als mens, dat geschied bij anderegelegenheid, maar bijzonder hoe in hem een volmaaktheid is als deverdienende Middelaar, en indien wij dit in het brede zouvoorstellen, zo zouden wij alle zijne volheden en dierbaarhedenmoeten voorstellen. dit niet alleen, maar hij is een volleMiddelaar, want hij heeft al gedaan en geleden dat er moestgedaan en geleden werden, Paulus zegt dat in hem alle volheidwoont Col..1. ja hij is niet alleen algenoegzaam wegens zijneverdiensten, maar hij is vol van genade en waarheid, en zo voldat wij uit zijn volheid ontvangen genade voor genade dieswegen,daar is dan niet bedenkelijk dat zou tegengeworpen worden datniet ten vollen in de Heere Jezus is.
2. Niet alleen is de Heere Jezus vol algenoegzaam, dat allesis in hem, maar hij is ook gewillig, en om de gewilligheid van deHeere Jezus eens te tonen, daar het toch doorgaans de kleine aanhapert.
a. Zo zullen wij zien onder wat spreekwijzen en zijn Jezus enzijn nodiging voortkomt.
b. En hoe Christus al de zwarigheden die, iemand zoukunnen inbrengen wegneemt.
c. Hoe hij zich gedragen heeft op aarden, omtrent ellendige omzijn gewilligheid te tonen.
d. Dan zullen wij zien hoe hij de grootste zondaren gezaligdheeft: vooreerst om de gewilligheid van Jezus te ontdekken, zovinden wij verscheidene spreekwijzen, somtijds zo zullen wijvinden hoe Jezus opwekkender wijze voorkomt Jes. 4 5. wendt unaar mij toe, en wordt behouden alle gij einde der aarde, daarziet gij hoe Jezus de einden der aarden opwekt om tot hem tekomen, met een bijgevoegde belofte, somtijds zal hij het doenvermanender wijze, Jes. 55. 0! alle gij dorstigen komt tot dewateren, en gij die geen geld hebt komt koopt zonder geld en eet,zonder prijs, beide wijn en melk, nu kan Christus geen meergrond geven aan een verlegen ziel die niets heeft om haar teovertuigen van zijn gewilligheid als dit, dat zij zo zou komenals zij is, kan hij haar wel krachtiger opwekken somtijdsklagender wijze, ach! of mijn volk naar mij gehoordhadden Ps. 81. kan hij wel meer doen als tonen hoe hard hethem valt niet te komen, op dien zelven nagel zal hij slaan Joh.5. gij en wilt tot mij niet komen, opdat gij het leven heeft, somtijdskomt hij voor raden der wijze, mijn naam is raad, zo gij mijom, raad vraagt, ik ben de opperste wijsheid, ik zoude uraden dat gij van mij koopt goud beproeft komende uit het vuur,en witte klederen om de schande uwer naaktheid te bedekken, zodat Jezus haar niet vriendelijker kan voorkomen, ja hij zendzelfs de leraren uit, en legt het woord der verzoening in haarmonden en zegt, dat zij zoude bidden, ja bid ze zo alsof ik zelfsdoor haar bade dat zij haar zouden laten met God verzoenen ookkomt hij voor betuigender wiize. zondaar ik heb geen lust in udood, maar dat gij u bekeerd en leeft, ja God niet hebbendemeerder boven hem om bij te kunnen zweren, zo zweert hij bij hemzelven en zegt, zo waarachtig als ik leve, ik heb geen lust in uwbederf. Zie daar hoe genegen dat Jezus is om ellendige tezaligen. Zondaar, bekommerde gelooft gij Jezus niet? Ja maar zegtiemand, daar zijn nog zo veel zwarigheden die in de weg staan.
Ten 2. Jezus neemt ook die met kracht weg, de hoofdbelofte vandat al is, Joh. 6. Al wat mij de Vader geeft zal tot mij,komen, en die tot mij komt zal ik geenszins uitwerpen, in dezebelofte zijn alle zwarigheden weggenomen die iemand ooit of ooitzoude kunnen inbrengen, want indien Jezus had aangehaald honderdduizend gevallen, en gezegd, die is zo, en die is zo, zo hadiemand nog zwarigheid kunnen maken, en zeggen dat is mijn gevalniet, of ik heb het in die omstandigheid niet, maar nu komt Jezusdat allemaal voor, en hij zegt niet een te zullen voor 't hoofdstoten, om geen waarom, dat iemand zou denken ik ben te grotenzondaar, ik heb al te langdurig gezondigd wegens te veelovertuigingen en aanbiedingen van genade, Jezus neemt met dat enewoord geen lust alles weg. Neemt nu eens dat de satan dieaan de rechterhand van Josua stond, stond om, hem weder te staan,wij ook moeten begrijpen dat dien aanklager der broederen gelijkhij staat aan de zijde Gods om een zondaar te beschuldigen en teverdoemen, en sententie te eisen, ook staat hij aan de zijde vaneen zondaar, hij zegt tot hem meent gij dat Jezus voor uw zondengestorven is, en in de wereld gekomen, hij is wel gestorven voorzondaars maar niet voor u, ziet gij naar wel verlegen, dat diteen list is van de satan. Uw Jezus is gekomen voor verlegenen, omdie te zoeken, en zalig te maken, dat zei hij zelf, Luc. 10. Letmaar op de reden van zijn, komst, de Heere, Jezus zegt niet, omde zoekende van mij te zaligen, maar om zelfs te zoeken zulke dieverloren en nog afdwalende zijn.
Dat gij nu een begrip en overtuigend gezicht hebt van uweellende, dat is een bewijs dat Jezus zoekende hand reeds aan ugelegd is, want dat is het eerste, dat Jezus een zondaar ontdektaan zich zelfs, ja neemt nog eens: worden niet alle dezwarigheden weggenomen als Paulus zegt 1 Tim. Dat Christus is inde wereld gekomen om zondaren zalig te maken, en dat is eengetrouw woord en aller aanneming waardig, zo gij nu bij u zelfsdacht, en de satan maakte u wijs het is voor u niet. 0! zegttegen de satan, 't is zo niet het is ook voor mij, want het isvoor mij een getrouw woord en aller aanneming waardig, ja zijnniet alle zwarigheden weggenomen als Paulus zegt, Rom. 8. wie zalbeschuldiging inbrengen tegen de uitverkoren Gods? God is hetdie rechtvaardig maakt, wie is het die verdoemt? Christus is hetdie gestorven is, ja dat meer is die ook opgewekt die ook terrechterhand Gods zit, die ook voor ons bidt. Alsof Pauluswilde zeggen daar blijft geen beschuldiging meer over, al wildede duivel u nog zo veel wijs maken, gelooft het niet, want het isGod die rechtvaardigt, en Christus is gestorven en heeft voldaan,zo dat geen beschuldigingen meer gelden.
Ten derden: heeft Christus Jezus tot overtuiging van zijngewilligheid, zich niet zo gedragen in zijne omwandeling opaarden dat elk daar van mocht getuigenis geven waarom heeft hijanders onze krankheden op hem genomen, en onze smarten gedragen?als om dat te tonen. Zo veel kranke en ellendigen genezende,heeft Jezus wel ooit iemand afgewezen, die tot hem komen omgeholpen te worden? al waren het zelfs Heidenen die als hondengerekend werden.
't Is wel waar dat Jezus zei dat hij te Nazaret niet veelkrachten aan deed, maar dat haperde niet aan hem, maar aan haarongeloof, maar al die gewillig was van hem geholpen te worden,die genas hij, zegt bij niet Matth. 11. komt allen tot mij dievermoeid en belast zijt, ik zal u ruste geven voor uw ziele,'t wonderlijk dat een zondaar die geen recht heeft om tot Jezuste gaan. die zoude naderen en mar stoutmoedig toe treden. Enbekommerde zielen die immers recht hebben, die genodigd werden,en zegt ik durf niet, ach bekommerde! het is er zo verre vandaandat Jezus u zou wegstoten dat hij in het tegendeel u roept enalle hinderpalen die u zouden beletten uit de weg neemt, en doorzijne daden betuigt hij zelfs aan de grote zondaren, hoeontfermende en hoe gewillig hij is, zodat er, voor u nietsoverblijft, want hij neemt alles weg.
4. Jezus om zijne gewilligheid te tonen heeft de grootstezondaren gezaligd kan er wel groter zondaar bevat werden alsAdam, die niet alleen zondigde voor zich zelfs, maar door zijnzondigen het gehele menselijk geslacht heeft verdoemelijkgesteld, evenwel voor hem was ook genade en zaligheid, want zohaast hij gevallen was, zo haast richtte God een Genadeverbondmet hem op, als hij beloofde, dat het Vrouwenzaad het Serpent dekop zou vermorzelen, ja neemt eens. Manasse die zo goddeloos was,dat zijns gelijke voor of na niet is geweest. Goddelozer dan allede Koningen van Israël, en niet alleen voor zich zelfs, maar diegans Israël deed zondigen, en haar van de Heere aftrok, enafgoden deed dienen, zo dat God, zich wegens Jeruzalem om zijnzonde die hij haar hadden doen zondigen niet wilde latenverbidden, zo groot en schrikkelijk was zijn zonde, en evenwel zoheeft God aan hem genade bewezen wanneer dat hij in zijn hogenouderdom, na zo langdurig gezondigd te hebben, werd inbenauwdheid gebracht, toen vermoedigde hij zich, en toen bekendeMannasse dat de Heere God was: Ja zo gij eens aanmerkt, God de H.Geest die ook het zijne doet tot u bemoediging dat werk dat gijin u bevind, dit gericht van zonden, dat Jezus u zo beminnelijken dierbaar is, dat is van hem, hij heeft het gewerkt, hij zou dewereld der uitverkorenen overtuigen van zonde, van gerechtigheiden van oordeel, hij zoude haar doen zien haar ellende en degerechtigheid en van oordeel. Hij zoude haar doen haar ellende,en gerechtigheid van de Heere Jezus, als genoegzaam om voor Godte bestaan: bent gij dan overtuigt van uwe ellende van 's Vadersen Jezus liefde, die zelf de zondaar toeroept, en ook u, zo gaatdan toe, wat draalt gij en staat nog van verre, zegt, ik zal totde Koning ingaan, daar kan naar niets haperen als onwilligheid enwil je niet, zo gaat gij verloren, maar zegt gij ik heb wel lustom als een ellendige gezaligd te worden, langs denk weg desverbonds. wel kont gij dan wel beter doen als tot de Middelaargaan, op zijn offer het verbond maken? laat ons zeg ik met Paulusmet vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, op dat wijgenade en barmhartigheid mogen verkrijgen. t Is waar kinderenGods gij had reden om niet te durven, zo gij mocht toe gaan dooru zelfs. en zo gij aan de een zijde maar zaagt God de Vader, enaan de andere zijde u zelfs, en de Heere Jezus als in het midden,maar dar. komt de Geest, en zegt, kom ik zal uwe hand brengen inGods hand, en gij en zult dan niet beschaamt werden , door devlam van Christus' offer, o! als gij het verbond maakt, gij doethet op een volwichtig offer.
Ik weet wel dat het niet altijd gaat in die Levendheid, metdie vrijmoedigheid, maar daar spreek ik nu niet van, ik neme maarde zwarigheden weg, om u op te wekken, en ik zegge gij moogt omgij moet komen, gij moogt niet achter blijven, zegt niet mijnzonden zijn te groot om genade te verkrijgen, wel de zonde die,gij nu doen zoudt om achter te blijven, en dat te zeggen diezoude nog de allergrootste zijn, die gij ooit gedaan hebt: wantdan betwist gij de algenoegzaamheid, genade, barmhartigheid vande Bondgod, en van de Bondmiddelaar, is dat niet een grote enschrikkelijke zonde, en bent gij verschrikt door uwe zonde? Weldoet dan deze daar niet bij, want gij kont wel begrijpen dat ergeen groter zonden en zijn, als God en Jezus te onteren, en datdoet gij zo gij niet tot hem gaat, om als een zondaar ja als degrootste zondaar door hem gezaligd te worden.
Ja maar zegt gij, ik durf niet, zoude ik zo een geringschepsel aan de grootste God mij overgeven, en met hem komen ineen verbond, hoe zoude ik dat durven onderstaan? Wel kinderenGods, bekommerde, ik geloof dat het daar wel meest aan scheelt,laat het nu als een met wat beroering zijn, dat zal liet werkniet hinderen, en t zal God en de Heere Jezus daarom niet teminder aangenaam zijn: weet dit, daar is een tweeërlei nietdurven, de enen durft niet, en het komt voort uit niet willen:maar daar en hapert het u immers niet aan, als, u God en Jezuswerd aangeboden, en het, verbond gelijk het geschied, en daarwerd u gevraagd of gij God wel tot u deel wilde hebben? Zoud gijwel zeggen ik wil niet, ik heb geen lust aan de kennis van zijnewegen, in tegendeel, ijst en gruwt u het hart niet als dit daarin zoud opkomen? wel nu zo God u nodigt, gij zegt ik wil wel, ende Geest u prepareert wat, zal of kan u dan terug houden. o! Gaatdan al mocht gij het doen hikkende en snikkend, met een betraandeoog en bevende hand: zegt ik zal ingaan, ik wil niet langer deKrone houden van Jezus hoofd, ik wil hem ook de ere geven dat ikals de grootste der zondaren, door hem gezaligd ben, ik doe hetniet op mijn zelfs of door mijn zelfs, maar op zijn volmachtig enalgenoegzaam offer, daar leg ik mij op neer.
Nu zoude het mogelijk wel gebeuren dat er van Gods kinderenwezen zoude, die. zeggen zoude, ik heb het wel, gedaan, ik hebmij wel aan God en Christus overgegeven, maar het heeft datgevolg niet in mijn ziel, dat ik getroost, gemoedigd en gesterktwerd ik ben al even twijfelmoedig, God heeft het aan zijne zijdeniet beantwoord; wel geen nood, blijft jij maar bij die keuze,houd maar aan, zegt, Heere had ik het niet gedaan, ik zoude nogaanstonds gereed wezen om u de hand te geven, en op Jezus offerhet verbond te maken: en neemt, God die gaf liet al niet, is hijniet waard dat gij hem blijft aankleven, en op hem wachten, isGod niet Soeverein en vrijmachtig, het scheelt menigmaal aan uzelfs, vele van Gods kinderen klagen dat God haar niet ontmoet:en liet komt dikwijls hier vandaan:
Zij leren niet genoeg onderscheiden de daden van hun hart, alszij naar binnen keren, zij vinde een geest der genade, dat is eeninwendig levendig werkzaam beginsel, en. zij vinden ook eenzondig verdorven vlees, een onwedergeboren deel in haar, nugebeurd het dat soms de genade, het vernieuwt beginsel hetgeestelijk leven werkzaam is, en dat dan voor die tijd deverdorvenheden zich stille houden, en soms gebeurt het wel dat deouden mens zo werkzaam is dat zij als geen daden van geestelijkleven bespeuren, naar dat dit nu is zo zijn zij, of gemoedigd, ofbekommert, dan leggen zij met een overhoop, zij zullen zich somss avonds hartelijk, en gelovig aan 1 God opdragen, s anderendaags als de werkzaamheid weer wat over is, zijn zij zo hartelijkniet, dan zijn zij aanstonds weer geschud en beroerd, indien gijnu bekommerde nauw lette op uw hart, zo zoud gij zien, dat eenblijk van genade was, dat er vlees en geest in u is, die tegenelkander strijd voeren, want waarom bent gij zo treurig over dezonde, zo begerig naar God en Christus, is dat niet een bewijsvan uw geestelijk leven? Wanneer zij eens liet Genadeverbondbeschouwen, de Bondgod, de Middelaar, de Geest, en de goederendes Verbonds in hare schoonheid en dierbaarheid, och! zeggen zij,het is voor mij al te groot, ik ben al te onwaardig, wie zou zichzelven dit durven laten voorslaan, ik weet bekommerde, zo gij hetbeschouwd in betrekking tot u zelfs, dan is het voor u te groot,ja veel te groot om te ontvangen, maar het is niet te groot voorde Bondgod om te geven, zo gij nu eens denkt dat dat de grootheidvan de Goddelijke liefde en genade, is, zulk een grote genade aandoodwaardige te schenken, zo zoud gij wel zeggen in verwonderingen aanbidding, 't is ja voor mij wel te groot omdat ik zoonwaardig ben, maar voor God niet, hij wil het geven, hij dringthet zelfs op, hij stelt het voor, hij verplicht mij om het aan tenemen, en dan zoude het u niet alleen ootmoedig, maar ookvrijmoedig, gaat dan toe en laat u niet terug houden.
Gods kinderen wilden wel dat in haar zoiets was, dat evenredigwas, in de weegschaal kon gelegd worden, met Gods genade enChristus liefde, dat is, och zeggen zij, is God zo een genadigeGod, bied hij zoveel aan, is Jezus zoveel liefde en ontferming,wil de Geest zoveel doen, bied God mij zoveel genade en heil aan,wat mochten er levendiger uitgangen des harten zijn, sterkerbewegingen van liefde tot God in Christus, als zij dat nu eensvinden dat het hart zo levendig, is, dan is 't wel, dan is 'talsof zij beter geschikt waren om met God in het verbond tetreden, dan gaan zij toe, maar gaat dat weer over, dan leggen zijwij neer, dan twijfelen zij, wie weet of het wel oprecht isgeweest, ziet gij nu wel dat hier nog een worsteling in ligt, vanhet Werkverbond, daar de natuur toch zo toe genegen is, en daarvandaan komt dikwijls zo veel onvrijmoedigheid, en donkerheid inde ziele, ik weet wel gij zult zeggen, is er niet anders van doenals gewillig te zijn, en de Middelaar bekwaam te erkennen, welwie zou dat niet doen.
a. Wel bekommerde zondaar, heugt u zo een tijd niet dat. gijniet wilde, en als het u werd voorgehouden, dat gij weigerde enafkerig waart, en wel zoud gezegd hebben ik heb geen lust nogwelgevallen aan dien weg, ja als gij zat onder de aanbieding vanhet woord dat u hart daar tegen aandruiste.
b. En als God u nu al enig gezicht en indruk gaf, is er nietal veel te doen geweest eer gij tot tot die hoogte kwam, om uvoor God en Christus te verklaren, en door zijn dienst, enafstand te doen van uwe zonden, en aan de weg waren er niet veelhoogten neder te werpen, Ging het wel zo gemakkelijk? was er nietveel tegenstand van de duivel, wereld en zonden, die u terughielden? heeft het u niet al menige zuchtingen en tranen gekost?zoud gij dat wel durven ontkennen? wel zo dat zo is, doet gij dangeen zonden, dat u de dag der kleine dingen veracht, en zoverkeerd handelt. Derhalve, laat u dan niet langer schudden enterug houden om God de hand te geven. Nu mochten wij nog tonenhoe een gelovige de Middelaar des verbonds zal gebruiken zijnganse leven door, in alle tegenheden tot zijn dood toe, doch datis zo groot een ruimte dat wij het liever eens bijzonder, zullenverhandelen. Nu om te sluiten, nog een woord, voor eerst zozullen wij zeggen. dat dit een stof is rect gepast op hetavondmaal; want is het niet de grootste Middelaar Jezus, als diensteen waar op zeven ogen zoude zijn die wij daar als gelegd zienop de Bondstafel? word Jezus niet in het Avondmaal voorgesteldals van eeuwigheid verordineerd om Middelaar te zijn als in dertijd in de wereld gekomen, wordende vlees, zijne, broederengelijk, als zijnde verbroken voor de zonden, en zijn bloedvergoten zo zien wij hem als voor onze ogen, in de tekenengekruisigd en gestorven. Ten tweeden, zo wij dit eens brengen totovertuiging van onbekeerde, is het niet een gepaste stof, wantzulke die zullen maar onbeschaamd gaan aan het Avondmaal, en nogdoor onze waarschuwing, nog door de waarschuwing van andere, zichdaar van laten afzetten of te rug houden, en zulke gaan zonderkennis of indruk te hebben van alle hare ellenden af van deMiddelaar, zonder geloof, of liefde in en tot hem, en gelijk zijsteunen en zorgeloos zijn op hare belijdenis dat zij lidmatenzijn van de Kerke, zo ook oin dat zij ten Avondmaal gaan, engelijk liet waar was in de ouden dag dat die niet een Jood wasdie het in het openbaar was, en liet teken der besnijdenisontvangen, had, maar die, die het in het verborgen was, en debesnijdenis des harten tot God in de geest had, zo is het ook nuwaar dat die niet een Christen is. die gedoopt is, die tenAvondmaal gaat, maar die deel aan Christus heeft, zijnde zijnezalving deelachtig, gij mocht gaan ten Avondmaal. maar het is tedenken, Christus de Gastheer zal komen aan zijn tafel, en zijnaanzitten, de gasten zal bezien, dat hij u ziende zonderbruiloftskleed zal zeggen, vriend hoe zijt gij hier gekomen? bindhem handen en voeten en werpt hem in de buitenste duisternis, welik bidde u zondaar! hoe zult gij ook behagen, zo gij geen deelaan Jezus hebt, de Middelaar in wien gij God alleen kond behagen,deswegen stoute, onbezonnen zondaren ziet toe wat gij doet, Godlaat hem niet bespotten, nadert toch niet want gij hebt geenrecht, gij zult gemakkelijk zeggen, hoe zullen wij het weten ofwij geen recht hebben? zoud gij ons wel proeven kunnen geven?
a. Gij moogt niet naderen, gij hebt geen recht, zo gij nognooit met u zelven, in uzelf, over uzelf zijt verlegen geweest,denkende mijn God wat zal het met mij nog worden, ik ben nogbuiten God, buiten Jezus, en het verbond, wat zal voor mij dedood en de eeuwige verdoemenis niet vreselijk zijn, daar ikgeleefd heb onder de aanbieding van genade, kent gij dit nogniet, is u dit nog nooit op u hart gezonken, en hoe dat wegensuwe zonden voor God verdoemelijk en schuldig zijt, zo dat gijverlegen en beschaamt zijt geworden over u zelfs, ik zou welvragen wat doet gij ten Avondmaal, tot wat einde gaat gij daar?
b. Is Jezus dien groten Middelaar, als de enige weg om in Godsgunst te komen, u nog nooit dierbaar en beminnelijk geweest, zodat gij zei, nu weet ik hoe een heilig God, de God van eenzondaar kan werden door de Middelaar, en zag gij de macht,algenoegzaamheid en gewilligheid, van den Middelaar, zo dat dereden was waarom hij aan uwe ziele dierbaar werd, om dat gijzaagt dat hi het alleen was, die u tot Gods gemeenschap konbrengen, en dat hij ook genoeg was.
4. Heeft dat dubbele gezicht zo van de Middelaar als van uzelven, u opgewekt om tot hem dadelijk heen te lopen, om als eenverlorene in hem gevonden te zijn, is u hart werkzaam geweest,hongerende en dorstende, begerende, verlangende, uitziende naarhem om in hem gevonden te worde, was dat u dagelijks werk, ikvrage niet hoe gij het deed, met wat vrijmoedigheid., en of gijdurfde, maar of gij het deed vrijmoedig of onvrijmoedig.
Heeft dat zo een wonderbare verandering in u gebracht, dat gijVan partij verandert zijt, en moet zeggen ik liep te voren tot dezonde, tot de wereld en haren dienst met mijn vol genoegen, maarzo gereed als ik daar heen liep, zo loop ik nu naar God enChristus, en zo aangenaam en beminnelijk is mij God en zijndienst, en gemeenschap, zo deze dingen niet in u zijn, in min ofmeer maten en trappen, nadert niet aan de tafel; gij zoudt maarzijn een gast zonder Bruiloftskleed.
Maar gij bekommerde kleingelovige, vind gij dit in u, zegtgij, zo ellendig ben ik en nog duizendmaal meer, als ik bevatten,of uitspreken kan, dat heeft God mij doen zien, dat zie ik nogdagelijks.
Ik achte niemand zo hoog als Jezus en de weg van de vrijegenade, hij is mij begeerlijk, alleen begeerlijk, wel u diegelooft is hij dierbaar, en wat is u gehele leven anders, is hetniet een gedurig uitzien, begeren, verlangen, zuchten naar Jezus,om maar deel in hem te mogen hebben, en in zijn verdiensten, watzijn de tocht van uwe ziel, gaat het niet al uit naar Jezus, uweliefde, blijdschap, vergenoeging, verwondering, hebt gij u niethartelijk aan hem gegeven en zo gegeven, dat gij uwe oudebeloften hebt opgezegd, en uw oud verbond verbroken verbindende uom voor God te leven met een opzet des harten u daar voorverklarende, ja zegt gij dat laatste vind ik zo niet, Jezus ismij wel dierbaar en beminnelijk, en ik heb mij wel aan hemgegeven. maar de zonde die zijn nog zo werkzaam in mij, en derust en gezetheid voor Jezus nog zo weinig; wel kinderen Gods ikvraag niet wat dat heersende of kwellende zonden zijn? ik geloofja dat de zonde zich gedurig nog werkzaam vertoont, maar hoe bentu daar omtrent gesteld, ziet gij die aan als vriend of vijand,woud gij wel iets liever als dat de zonde meer gedood waren, enhaar kracht benomen, gaat gij daar om niet naar Jezus om bij hemkracht en sterkte te halen? en doet u wel iets meer wee als datgij ergens in tot oneer van God zijt, is dat dan niet een bewijsvan genade, en geestelijk leven? en daarom klein gelovige zieldie zo bedeest zo onvrijmoedig zijt.
1. Laten de rommelende ingewanden van een barmhartig. Godopwekken, om tot hem te lopen, werpt u in zijne armen.
2. Laten de rommelende ingewanden van een barmhartigHogepriester u lokken, die zo ontfermende en medelijdende is;want als gij met een oog naar hem ziet, zo ziet hij er met tiennaar u, als gij met een voet naar hem gaat, zo loopt hij met tienvoeten naar u, hij zal u tegemoet komen, het is een Goddelijke,eeuwige, ontfermende liefde daar hij u mede voorkomt, die zogroot is, dat zij het verstand te boven gaat, hij nodigt u ookweder aan zijne tafel, daar zal hij staan en zeggen, ziet daarmijn bloedplassen daar ik u mede reinige, die ik om uwentwilgestort heb, ik, ik ben het die uwe overtredingen uitdelgt, en ikgedenk uwer zonden niet, God de Vader zal daar ook staan, zijneliefde u aanbiedende, en zowel als de Vader van de verloren zoon,als gij nog van verre staat, u tegemoet lopen, en omhelzen, jahij wacht u om genadig te zijn, bent gij dan gewillig, komt staatop, komt staat op, kom tot u zelfs, zegt het is waar ik hebgezondigd, maar bij u is verzoening in het bloed van de Middelaartot hem, en in hem zoek, ik gevonden te werden, en ik durfzeggen. zo gij zo komt tot God de Vader zal hij u in gunstaanzien, Jezus zal u omhelzen in zijne liefde armen, de Geest zalu ondersteunen en u alles geven, gaat dan toe, en hebt gijgezondigd wij hebben een voorspraak, een Hogepriester bij deVader, namelijk Jezus Christus de rechtvaardige, die eenverzoening is geworden voor de zonden en ook voor de uwe. Amen.