De laatste maal zo spraken wij hoe een ziel die met God in hetverbond zou treden de Middelaar moest beschouwen tot zijn troosten bemoediging, nu moeten wij zien hoe iemand die nu al staat inhet verbond, hem zal gebruiken tot zijn geestelijke sterkte envoortgang in de genade.
En om dit te doen, zo zal ik deze vijf zaken doen:
1. Enige waarschuwingen gebruiken tegen Gods kinderen, hetgeenhaar belet dat zij geen genoegzaam gebruik maken van deMiddelaar.
2. Dan zullen wij het gebruik maken zelfs in alle zijne delenen leden inzien.
3. Enige zwarigheden die uit dit stuk zich zouden opdoen inGods kinderen, oplossen.
4. Tonen hoe dit een gevoeglijke stof is tot voorbereiding.
5. En dan ook dat het een stof is waar bij zich elk kanonderzoeken en beproeven, of hij recht heeft om het Avondmaal tegebruiken.
1. Wat belangt het eerste: zullen wij enige dingen aanmerkentegen Gods kinderen, en wel dit: dat zij al te veel God in hetgemeen aanmerken zonder bijzondere betrekking als drie-enig,Vader, Zoon en Geest, zo daar iets is dat Gods kinderen belet eengelovig gebruik te maken van de Middelaar, het is dit: dat zij deVader beschouwen, zonder de Zoon en dan komt God haarverschrikkelijk voor, dat zij de Zoon beschouwen zonderbetrekking tot de Geest, en dan durven zij niet tot de Middelaarkomen, wel waarom denkt gij heeft God hem in zijn Woord als eenDrie-enig God laten beschrijven? als opdat wij hem zodanig zoudenaanmerken, en hem beschouwen in zijn liefde tot de zondaren: wantomdat God drie-enig is, zo kan hij de God van een zondaar worden,en daarom zo kan een zondaar van hem gebruik maken.
2. Dit moet ik ook aanmerken tegen Gods kinderen, dat zij,schoon zij God al aanmerken als
drie-enig, niet genoeg verbondswijze handelen, dat zij zichdan een verbond representeren, gelijk het verbond was in Adam,daar zij ook zelfs moesten werken, daar het zonder Middelaar was,zij beschouwen liet niet genoeg in de Middelaar, als die de grondis van hetzelve waarop het is gebouwd, ja die de grond is waaropmen tot de Vader gaat: zodat men het verbond moet aanmerken inChristus door de Geest.
3. Ja dit dient tot waarschuwing van Gods kinderen dat zij nual handelende met de Middelaar, hem niet genoeg gebruikende inalle hun noden en omstandigheden in alles zo als hij is: 't isalsof de grootste Heiland en Middelaar op aarde alles hadvolvoerd, en nu niet meer bezig was in de heerlijkheid om zijneKerke en ook gelovige in het bijzonder te behouden en kracht. ensterkte te geven. Ja ten tweeden, in opzicht van de Middelaar, zohandelen Gods kinderen verkeerd, zij zien in het afgetrokken teveel op zijn Godheid, of op zijn mensheid, of zij beschouwen hemte veel als een rechter die vol Majesteit en heerlijkheid is.
a. Zij zien te veel in het afgetrokken op zijne Godheid, zijrepresenteren hem als de grote God die heilig en rechtvaardig is,dat is welgoed. zo liet geschied om de ziel nederig, klein enootmoedig te maken, om met eerbied en ontzag omtrent hem teverkeren, maar zo het is tot de verschrikking, tot verbazing enontzetting, zodat de ziel niet durft naderen, ziet dan eens watkwaad gij u zelfs doet, 't is waar als gij God beschouwd, zo iseen zondaar zo verre van God af dat hij nooit tot hemkomen kan, maar nu komt God en die stelt de Middelaar tussenbeiden, door wie hij de ziel recht en vrijheid geeft om tot hemte naderen, zo nu de Middelaar, zelfs alleen als de heilige enrechtvaardige God beschouwd word, zo ziet gij wel dat het iemandterug houd en verschrikt, zodat de Middelaar te beschouwen alsGod, zeer goed is om de ziel nederig te maken, en haar te brengentot eerbied maar het is, niet, wanneer het is tot verschrikkingom van hem af te blijven.
b. Somtijds zo hapert het Gods kinderen daar aan, dat zij hemte veel afgetrokken als mens beschouwen; 't is zeker hij kannooit te veel beschouwd worden in zijne schoonheid en luister,als de schoonste van de mensen kinderen, op wiens lippen genadeis uitgestort, om het hart in liefde gaande te maken, maar ditgebruikt de satan dikwijls als een list om de ziel te beroeren,dan zegt hij eens, zult gij in een mens geloven, daar u betrouwenop zetten, daar hij ver~ vloekt is die op een mens vertrouwd, inzo ene die de Joden een ergernis en de Grieken een dwaasheid is,en zo zoekt hij maar dat zij zich stoten aan zijne geringheid en daardoor worden terug gehouden om geen geloof aan hem te oefenen.Maar als nu Jezus beschouwd word als God en mens, ziet gij danwel dat de pijlen des satans geen kracht hebben, want dan zoudgij hem tegenwerpen, ik geloof niet in een mens, maar in enen dieook waarachtig God is.
c. Gods kinderen beschouwen hem ook te veel als rechter en danzien zij op de tekst Heb. 4. daar is geen ding onzichtbaarvoor Hem, maar alle dingen naakt en geopend voor de ogen van dienGod met welke wij te doen heb: dat kan ook goed en nuttigzijn wanneer het de ziel doet net en omzichtig wandelen, om haarniet te bevlekken door zonden, maar wanneer het daar toe dient,om al weder de ziel te beroeren, dat zij denkt, wat zal dat zijn,als hij zal komen op de wolken om te richten, als ik Ook voor hemzal gesteld worden, dan is het niet goed, want hier zou men ookkunnen zeugen het geen Christus ook zei, ik ben niet gekomen omde wereld te oordelen, maar om haar te behouden, dat ziet nietalleen op zijn eerste komst in het vlees, maar ook op zijnetweede komst op de wolken, hij zal niet komen om de wereld deruitverkorene te veroordelen maar om haar vrij te spreken, wellaat dat dan u ook niet verschrikken.
d. Het hapert ook Gods kinderen somtijds hier -aan, dat zij indie verkeerde bevatting zijn, dat zij de Middelaar wel nodighebben voor haar om haar voor God te rechtvaardigen, opdat zijzouden voor God kunnen bestaan, maar dat zij hem zo nodig niethebben tot heiligmaking, dat zij gerechtvaardigd zijnde voor God,nu haarzelven moeten gaan heiligen, 't is zeker, dat dat de willeGods is, onze heiligmaking, en dat wij het ook moeten uitwerken,maar dat is den wille Gods niet, dat wij het doen in ons zelfs.Gods kinderen hebben Jezus zo wel nodig tot heiligmaking als totrechtvaardigmaking, en als het zou geschieden buiten Jezus zo ishet God niet aangenaam, want dan en deugt het ook niet, zijkunnen niet doen zonder zijn kracht en invloed.
e. Dikwijls zijn Gods kinderen in de beschouwing van Christusals de Middelaar nog wel bezig om hem tot een patroon voor haarte stellen,. maar zij denken dat het een gewrocht van haar eigengeest is hem naar te volgen, daar zij mochten denken dat hetChristus alle en is die dat door zijn dood verdiend heeft, endoor zijn Geest in hun moet uitwerken en haar zijnen beeldegelijkvormig maken. Dit hadden wij te zeggen tot waarschuwing vanGods kinderen.
1. Dat Gods kinderen moeten begrijpen dat Christus deMiddelaar, het enige fundament, de Hoeksteen en Petra is van dezaligheid niet alleen, maar ook van al hun werkzaamheid, datChristus daar en boven is de grote voorspraak bij de Vader die dezaak van zijn volk daar "ar neemt, dat Christus is deerfgenaam, in wie het God behaagt heeft alles te leggen, opdat alwat wij ontvangen dat het zoude zijn uit zijn hand, opdat wij uitzijne volheid zouden ontvangen genade, en uit hem zouden genietenal wat wij nodig hebben, zo moeten zij Christus dan aanmerken alsde zake des verbonds, de schatkist, het trezoor, het kanaal, doorwie zij alles ontvangen, want alles is van Christus, in zijnehand zijn al de goederen des verbonds, opdat hij ook in ditopzicht zoude zijn alles in allen.
2. Om gebruik te maken met Christus zo moeten zij weten, datzij staan in de gemeenschap met Christus door de, Geest in't geloof, want anders, wat nuttigheid is 't zo men weet dat inChristus alle de volheid woont, zo wij in, hem geen deel hebben,dieswegen zo heeft God een verbond gemaakt dat de uitverkorenemet hem gemeenschap hebben zouden, gemeenschap met zijn persoon,met zijn namen, met zijne ambten. met zijn naturen, met zijnestaten, met zijne goederen, schatten en rijkdommen, een,gemeenschap, daar God aan zijne zijde de knoop door de geest, enaan de zijde van de uitverkorene de knoop legt door het geloof,zodat zij Christus en Christus de hare is, en alles wat hijheeft, uit kracht van die gemeenschap, daar recht toe hebben, datdit nuttig en nodig is om te weten, blijkt:
a. omdat alles wat Christus had dat had hij niet alleen voorzichzelf, maar voor zijn uitverkorene, en zij bezitten alles methem, in zijn gemeenschap, zodat het geen van Christus gezegd wordin meerder maat, dat hebben zij in minder maat, hier vandaan zohebt gij in Gods woord al die overvloedige spreekwijzen, die degemeenschap met Christus uitdrukken; bij voorbeeld: dat zij derGoddelijke natuur deelachtig, worden, dat Christus is demenselijke natuur deelachtig, haar vlees en haar benen, dat zijeen geest met hem zijn, dat hij is de Boom en zij de takken, hijde Wijnstok en zij de ranken, hij het Hoofd en zij de leden, hijhet Fundament, de Hoeksteen, zij stenen op hem gebouwd,uitmakende een huis, hij de Koning zij de onderdanen, hij deHeere, zij knechten en dienstmaagden, hij de Bruidegom en Man,zij de bruid en het wijf, nu kunt gij wel begrijpen, dat wanneereen arme slavin met een Koning in de huwelijken staat komt, datzij door het huwelijk deel krijgt aan al wat de Koning heeft, aanzijn Eer, Troon, Kroon, Rijkdommen, zo word zij gesteld in hetbezit van al dat des Koning is, en dat, is de grootheid van Godsgoedheid dat een armen zondaar in 't huwelijk met Christuskomende, zij daar door deel aan alles heeft, opdat zij, zoudekunnen zeggen in wederzijdse gemeenschap, mijn liefste is mijn enik ben zijn.
b. In dat opzicht hebben zij grond om van hem, gebruik temaken, en van alle zijne goederen en volheden, zij ka men tot hemen tot al wat hij bezit als tot haar. tot haar, eigen goed waaraan zij recht hebben, niet in stoutmoedigheid, maar innederigheid uit kracht van zijn gemeenschap hebben zij alleszodat Christus erfgenaam zij mede erfgenamen met hem zijn.
e. Daar uit zo vloeit, al de troost en verkwikking voor deziel, want wat troost heeft iemand buiten Christus en zijngemeenschap, dan is hij zonder God buiten het verbond, zonderhope in de wereld, maar zich verzekerende in Christus te zijn zohebben zij troost en verkwikking voor hun ziel.
In de gebruikmaking des Middelaars, moet de gelovige ziel zichdat gedurig herinneren dat er geen gebrek in haar is, hoe grootdaar Christus als geen volheid toe heeft om het te vervullen, endat er ook niets in Christus is daar zij als verenigd met hem,geen recht en gemeenschap toe heeft opdat blijk dat Christus eenalgenoegzame en volkomen zaligmaker is.
Maar laten wij nu het gebruikmaken zelfs eens inzien, hiermoeten wij zien voor eerst:
1. Hoe gebruik te maken van Christus in alle de kwaden die onsdrukken.
2. Hoe van hem gebruik te maken, tot verkrijging van allegoederen, en Godzaligheid, al
wat de ziel nodig heeft tot het leven en gelukzaligheid.
Vooreerst, hoe wij de groten Middelaar gebruiken moeten tegende kwaden die ons drukken, daar hebben wij een schuld der zonde,een smet, kastijdingen van Gods hand, gebreken, geestelijkverlatingen, een vrees des doods, en het oordeel, tegen dit allesin Christus is een schild door het geloof in de genade.
1. Wij moeten Christus gebruiken tegen onze schuld daar hebbenwij een rechtvaardig en heilig God, een vloekende wet, eenveroordelend geweten, een aanklagende satan. In opzicht nu vanGod de Vader die als Rechter voorkomt, Want al hoewel hij haardoor het geloof rechtvaardigt in Christus, en vrijspreekt van dezonden, en dat zij in zekerheid met hem wandelen, zo is hetechter waar dat zij vele zonden en schulden hebben, en wanneerdat God haar die te binnen brengt dat zij met David moetenuitroepen: zo gij Heere de ongerechtigheden gadeslaat, Heerewie zal bestaan? Treed niet met uwen knecht in het gericht, wantniemand die leeft zal voor uw aangezicht rechtvaardig zijn. En metJob moet hij zeggen: Zo gij met mij wilt twisten niet eenuit duizend zal ik u antwoorden. Daar komt de gewapendeMajesteit Gods wel eens in het oog, zodat zij zeer bevende wordt,zal nu een Christen daar van ontslagen worden, hij gaat tot Godin de Middelaar, en hij zegt tot hem als tot die Heilige Rechter,zijt gij lankmoedig over mij en ik zal u alles betalen, niet inmijn zelven: maar in Christus mijn Middelaar, met wie ik door hetgeloof gemeenschap heb, zo kond gij mij rechtvaardigen, in hemzijne zonden verzoend, doet het dan om zijnen wille, dan grijptzij God op zijn naam als barmhartig en genadig, op zijn deugdendie voldaan zijn, op zijn verbond, op de beloften, op deMiddelaar, hebt gij hem niet gesteld tot verzoening door hetgeloof? Zijt gij in hem niet voldaan? Is de schuld niet betaalddoor hem? Doet het dan om zijnentwil, en dat is zo gezegend voorde ziel dat zij opnieuw de toespraak wel eens krijgt, zoon ofdochter Zijt goedsmoeds de zonden zijn u vergeven, ik gedenk uwezonden niet: zo gebruikt zij Christus tegen de schuld.
Ja daar komt de vloekende en beschuldigende wet die roept omwrake, om straf, ik heb, zegt zij, overtreden: maar daar tegen isJezus ook een schut en scherm, zij kan niet ontkennen dat zijschuldig is, een overtreder derzelve tegen alle de geboden Gods:maar zij gaat tot God en zegt: Vader gij hebt uwen Zoon gesteld,opdat hij de eis der wet zou voldoen, de wet was krachteloosgeworden voor het vlees: maar daarom hebt uwen Zoon gezonden inde gelijkheid des zondigen vleses, opdat hij de zonde zoudeveroordelen in het vlees, en het recht der wet vervullen; hijheeft de vloek gedragen; daar komt ook de satan dien aanklagerder broederen, die plaatst zich aan de rechterhand gelijk aanJosua de Hogepriester, haar beschuldigde als onwaardig hetPriester ambt te bedienen, hier is nu geen middel als Christus degrote Middelaar te gebruiken, die zijn kop vermorzeld heeft, zijnmacht benomen, zijn geweld dat hij had teniet gedaan, hem onderzijne voeten heeft. Wat, doet nu de ziel die gebruik maakt vanChristus? zij loopt en vliedt tot hem als die sterker is als diensterken, zij schuilt bij hem, haar oog is op hem, en dan wordtook tot hem gezegd, de Heere schelde u gij satan, de Heereschelde u, wanneer de consciëntie haar komt beschuldigen enzegt, alle dage zondigt gij met gedachten, woorden en werken,daar heb ik gezondigd in Godsdienstplicht, en die zo nietverricht als het betaamde, met dat het hart met die indruk,daarin mijn wandel niet teer en zuiver bewaard, hoe zal zij datnu weder te boven komen, als met tot Christus te gaan en tezeggen, laat u bloed dat ten goeden gestort is voor zondaren, mijtot vertroosting zijn, mijne consciëntie reinigen.
2. Niet alleen moeten wij Christus gebruiken tegen de kwadendie ons drukken, in opzicht van de schuld der zonden, maar ooktegen de smet, het is de smet der zonden die de ziel onreinmaakt. 0 wanneer God dit op het hart drukt, hier over moet eenChristen versteld en verbaast staan, dat hij zo onrein, zo boos,zo besmet is, dan moet hij wel eens zeggen, geen duivel uit dehel is bozer en zondiger als mijn hart is, daar is geen zonde hoegruwelijk, zo God mij niet bewaarde, daar ik niet toekomen zoude,ach ik ellendig mens wie zal mij verlossen van het lichaam dezesdoods, maar hier komt weer het gelovig gebruik van Christus; deziel ziet niet alleen dat Christus gekomen is om de zonde weg tenemen, maar ook om de ziel te reinigen van de heersende smet, 1Joh. 1 het bloed van Christus zijn Zoon, reinigt ons van alleonze zonden: ja dat hij ook zijn Geest verworven en haar toegezonden heeft opdat hij de heiligmaking uitwerken zou en gedurigmet de ziel medewerken, zodat zij door de zonde niet al te zeerverzet werd, wel bedroefd, wel beschaamd, wel biddende, welnederig en klein: maar ziende op Christus, zo zegt de ziel gijzijt rein geboren, opdat ik van mijne onreinigheid, waar in ikgeboren ben zoude gezuiverd worden, gij hebt uzelfs rein bewaard,opdat ik van mijne zonden, die ik dagelijks doen zou, zoudegereinigd worde, gij hebt u bloed gestort, uw geest verworven,opdat ik niet te veel zoude verschrikt zijn, wegens de veelheidder zonden, maar bij u om kracht en sterkte gaan tegen de zonde.
3. Daar zijn ook menigmaal uitdrukkingen en tegenheden voorGods kinderen meer als de wereld wel weet; verdrukkingen vanbuiten door vervolging, hoon en smaad van de wereld haaraangedaan, hier moet de ziel Christus gebruiken als die al deverdrukkingen die haar overkomen heeft geheiligd, zelfs gedragenin zijn lichaam, en voor haar geleden heeft, als Borg enMiddelaar, zodat zij hun niet vreemd moeten houden, dewijl hijhaar hoofd haar daarin is voor gegaan, en een dienstknecht isniet meerder dan zijn Heere, indien zij hem vervolgd hebben, zozullen zij ook haar vervolgen, b. zij moeten hemgebruiken, als die het vervloekte van al die tegenheden heeftweggenomen, zodat het gene haar zoude neerwerpen, en doenkleinmoedig zijn, het hun moet opwekken, zo zij zien op Christus,en dat moet haar te meer in ernst en in gezetheid voor God en zindienst doen wandelen. 0 ja, Christus aan te merken als die aanhaar zijde staat, die haar in 't midden van al de verdrukkingenbemoedigd, vertroost, en naar het hart spreekt, en zegt, hebtmaar moed ik ben met u, hoe menigmaal is het gebeurt dat zij alsbezwijkende waren, en op Christus zagen, ondersteund werden. Jaten derden, Christus staat onder haar kruis, onder het lijden,het is niet tevergeefs in Gods woord aangetekend dat wanneer deeersten Martelaar en bloedgetuige Stephanus gedood werd, dat hijzag de Zoon des mensen Staande aan Gods rechterhand, als diegereed stond zijne, ziel zo aanstonds op te nemen in deHeerlijkheid, waarom hij ook zei Heere Jezus ontvangt mijnengeest, zo staat hij ook aan de rechterhand van alle zijnekinderen die sterven, om hare ziel tot hen te nemen inHeerlijkheid.
4. Gods kinderen hebben veel gebreken en zwakheden waardoorzij gedurig afwijken van God, niet alleen haar gebreken als zijop zichzelf zien zouden: maar als zij zien op alle haar daden diegoed zouden zijn, zodat zij moeten zeggen, al wat ik doe heeftgijn zoetigheid verloren wegens het zondigen en gebrekkelijkedaar het mede vervuild is, mijn bidden dat mij het beste zoudezijn, mijne godsdiensten, ik heb niet een deugd of werk die ikzoude durven aantekenen goed te zijn, of in de weegschaal desHeiligdoms zoudt durven leggen zodat een Christen moet zeggendaar blijft niet als onreinigheid van de Hoofdschedel tot devoetzool toe, het is allemaal onrein en melaats en waarom behaagthet God dat in zijne kinderen te laten overblijven. O 't is omdatwij zulke afgodische mensen zijn, dat wij zo veel op onszelfzouden vertrouwen, maar nu zo 't enenmaal zondig zijnde en wijdat ziende: zouden zeggen, ik ben bemorst en onrein en alle mijnedaden bevlekt, en ik kan niets doen dat, goed en God naam is inmijzelf, maar zo daar iets is, ik moet zeggen, niet ons o Heereniet ons maar uwen name zij alleen de eer; maar hoe zal nu de,ziel zich hier tegen stellen, om niet moedeloos te worden, alsdat gij tot Jezus loopt de groten Heiland, en met Hiskia bid: 0Heere! gij die goed zijt, dat verzoening in het bloed van deHeiland over mijne heilige dingen en beste werken.
5. De ziel kan ook komen in verdrukking in het duisterinwendig naar de ziel, en geestelijke, verlating, dat het methaar is schrik van rondom, waar zij haar wendt God ontdekt zichniet in zijn liefde, hij verbergt zijn aangezicht, de vijand valtop haar aan, in zijn kracht en list, hij bespringt haar van allekanten, hoe zal zij het hoofd opbeuren, als dat zij denktChristus is mijn hoofd en Koning met wie ik gemeenschap heb, enop het nauwste verenigt ben, die heeft het ook ondergaan, hijheeft het ook geproefd.
Wel mocht iemand denken, is dat dan genoeg, waarom moetenzijne kinderen het nog proeven? Ja het is genoeg, maar zij datbevindende, moeten zien de grootheid, en onbegrijpelijkheid vanJezus' liefde, opdat zij zouden kunnen zeggen, heeft Jezus datgedaan om mijnentwil, wat is zijn liefde niet groot, ja omdatJezus dat gedragen heeft zo heeft hij daar van het vervloekteweggenomen, en hetgeen ik draag dat zijn geen eigenlijkestraffen, maar Vaderlijke tuchtigingen, en deswegen ik weet geenbeter raad als te doen zoals het Jezus deed.
In het midden van dat als zo zei hij, mijn Vader, mijn God, omook met hem het geloof op God te vestigen, op hem in het duisterte vertrouwen, staat te maken op de belofte, ja gebruik te makenvan Christus, te zeggen: o! Heiland, viel het u zo bang, daar gijGod was, daar gij geen zonden had daar gij het leed als Borg, gijkond dan eens zien hoe zwaar het mij valt die een zondig mensben, en waarom hebt gij het ondergaan als opdat ik niet zoudeverzocht worden boven vermogen, opdat gij uitkomst zou geven. Jahier mede kon zij haar hoofd opbeuren als zij denkt, gelijk aanhet lijden van mijn Heiland een einde kwam, en hij zijnglorierijk aangezicht opbeurde, zo zal ook al het lijden met mijeens eindigen, en ik zal ook het hoofd opbeurende, in triumfzegepralen.
6. Ja Gods kinderen ondervinden dikwijls ook bestrijdingen vande satan, de God dezer eeuw, die zal haar in haren wandel gedurigzoeken te beroeren, dan met haar tot zonden te brengen, dan eensmet atheïstische gedachten haar te werpen, dan om haar teschudden over haren staat, zodat zij menigmaal in zijn zeefkomen, en hij haar zift als de tarwe, en God zal door zijnheilige toelating de satan wel eens loslaten.
Wel hoe zal nu de ziel dat wederom te boven komen? als in degemeenschap met Christus; want geen verzoekingen zijn zo grootdie Christus zelfs niet in zijn lichaam heeft geproefd enondergaan, ziet dat eens, als de satan Christus verzocht Mat. 4,hij durfde hem betwisten zijn eeuwig zoonschap, of hij wel deZoon Gods was; want hij zei de, zo gij Gods Zoon zijt, werpt uzelven neerwaarts.
Is 't dan wonder dat hij het Zoonschap van Christus durvendeaantasten ook Gods kinderen betwist of zij wel zonen en dochterenzijn, zullen zij dat te boven komen als in de aanmerking, datChristus heeft getriomfeerd, zo zal ik ook triomferen in hem, jade satan durfde Christus tot atheïstische gedachten, zoekendehem tot afgoderij te brengen, als hij zegt, dat hij voor hemneervallen zou en hem aanbidden, tot atheïstische gedachtenomtrent de Voorzienigheid Gods, om te zeggen ben ik verkoren hetzal wel gaan, en ben ik niet verkoren ik zal toch niet zaligworden, zo doet de satan, hoe zullen zij dat nu te boven komen?als dat zij zien op de vurige pijlen die de satan op Christusschoot, zijn wederom gestuit op zijn borst, zonder enigszins tebenadelen of enige kracht te doen en zo kan de ziel denken, zozal het ook met mij zijn, omdat ik met Christus sta in ene nauwegemeenschap, zo zullen ook zijne pijlen op mij geen vat hebben,want Christus is mijn schild achter Wie ik schuil, ja hij heeftde duivel en de wereld overwonnen, zodat haar macht benomen is.
7. Gods kinderen hebben ook te strijden met de vrees desdoods, en het is niet te zeggen wanneer zij dat eens beschouwen,hoe eng zij gewoonlijk dan zijn, als zij eens denken, wat zal datzijn als ik dat lieve paar ziel en lichaam vaneen scheide, en dathet lichaam zal worden gelegd in het stof en tot een prooigegeven aan de wormen, wel wat zal naar hier weder nuttig zijn,als dat zij denkt dat Christus niet onder de dood is gebleven, inhaar macht en geweld, maar dezelve heeft overwonnen, en zo kanhij wel eens triomferen over de dood, en zeggen: de dood isverslonden tot overwinning, en als hij nu al eens denkt, ik weetdat ik naar de dood met mijn ziel zal werden opgenomen inheerlijkheid, maar hoe zal het eens gaan met mijn lichaam? Welomdat Christus is opgestaan zo zal ik ook opstaan, en hij zalniet rusten voor dat hij volkomen de laatsten vijand de dood zalhebben teniet gedaan ten laatsten dage.
8. Menigmaal hebben Gods kinderen te worstelen met schriktegen het oordeel, als zij eens denken wat zal het zijn alsChristus als Rechter zal komen op de wolken, en ik ook voor deRechterstoel zal staan om het vonnis te ontvangen, maar zijkan gebruikmaken en ziende op Christus, zeggen, hij die mijnHeere, mijn Koning, mijn Hoofd, mijn Middelaar is, hij is die mijhier met zijne gerechtigheid bekleed heeft, en gemaakt heeft datik in het gericht bestaan kan wegens alle beschuldigingen, diezal mijn Rechter zijn, en hij zal zeggen tot mij, omdat hij ietsvan hemzelf in mij ziet, omdat hij mij bekleed heeft met zijnegerechtigheid, en omhangen met zijne heiligheid, leggende vanzijn heerlijkheid en glans op mij: komt gij gezegende des Vadersbeërft dat Koningrijk, het welke u bereid is van de grondleggingder wereld.
Zie daar hoe een gelovige ziel Christus gebruikt tegen alle dekwaden die hem drukken.
Nu zouden wij ten tweeden moeten, zien, hoe Christus tegebruiken tot het goede en de bevordering in de genade, om toe tenemen en voort te gaan, en daarin moeten wij zien hoe Christus inzijn Persoon, natuur, in zijn ambt en staten, in zijn volheden enalgenoegzaamheden, hoe hem te gebruiken om, hem te stellen toteen voorbeeld, met een woord, met een gedurig afzien van onseigen, en van al wat in ons is, en een gedurige toekeer totChristus en alle zijne volheden en zalige algenoegzaamheden, totheil, troost, en blijdschap van onze ziel
1. In opzicht van Christus namen, die moeten wij aanmerken:
a. Zo als die zijn, en zo als hij die draagt voor zichzelf.
b. Het gebruik dat een ziel daar van te maken heeft tot haarnut en blijdschap.
Vooreerst: aan Christus zijn alle heerlijke namen gegeven; ikzie nu niet zo zeer op zulke die betreffen zijn wezen, als weldie gene die. het meest tot verkwikking van zijn kinderen zijn,en dan mag ik zeggen dat in Hemel, of op Aarden niets is dat totverkwikking, beveiliging, beschutting, of bekering strekt daarChristus niet bij vergeleken word.
Als God, zo draagt hij alle heerlijke en voortreffelijkenamen, want daar is geen naam die God bezit die hij niet heeft,hij is Jehova, de Wezenaar die is dat hij is, de vervuller vanalle zijne beloften, de Jah, de betamelijke, die alles met zijnekinderen doet dat betamelijk en met zijne deugden overeen komendeis, de El-giboor, de sterke God. die machtige en zalige Heere, deEl-schaddai, God de algenoegzaam, niet alleen voor zichzelf, maartot vervulling van al het gebrek zijner kinderen, en al die namendraagt de Middelaar, opdat Gods kinderen die beschouwende daarvan haar gebruik zoude, maken tot haar geestelijke sterkte.
Bijzonder de naam van Zone Gods de enige en geliefde Zoon, eennaam waardoor hij een is met de Vader, hebbende als Zoon hetzelfde wezen en bestaan. en deel aan alle des Vaders goederen,een naam daardoor een gelovige ziel alle troost, verkwikking enblijdschap in is, zo dikwijls als zij daar aan denken; want zozij hem beschouwen als de Zoon Gods, zo beschouwen zij haar zelfsin de gemeenschap met hem, als zonen en dochteren, ja hij is alszoon erfgenaam des Konings.
Maar bijzonder moeten wij letten op de namen die hij draagt,als de Messias, de Middelaar, de Borg, besteller van alles, enhier zouden wij kunnen spreken van zijne eigen namen JezusChristus, daar alle verkwikking in is opgewonden, wat moet datniet een troost zijn voor ene ziel, als zij ziende hare zonden inhaar grootheid, denken kan, ik heb een Middelaar wiens naam isJezus, Zaligmaker, die gekomen is in de de wereld om zondarenzalig te maken, en zo is de naam als enen olie die uitgestort is,ja merkt en zie hem aan als Christus de gezalfde des Vaders, dievan God zelf is verordineerd om Middelaar en Borg te zijn; watzwarigheden kunnen daar dan voor de ziel in zijn? want dan kanzij door hem gaan tot de Vader, en met hem als die de Vader zelfsheeft verordineerd, en bekwaam gemaakt, en de volheid in hemgelegd.
Ja als onzen Heere zo kunnen zij op hem zien als haren Heere,en zeggen: mijn oog is op u, en uwe is op mij, om mij teverzorgen, te bewaren, te beschutten, gelijk een heer zijneknechten en dienstmaagden doet, beschaduwen zij des Middelaarsnamen die hij draagt, die afnoeming van aardse en hemelse dingen,van hemelse dingen het aangename en schaduwachtige dat, in hemveel meer als in dat alles is.
Bij levende dingen die redeloos zijn, bij een Leeuw die sterkis, fors overwinnende, bij een Lam dat zachtmoedig is, als eenLam is hij ter slachting gelegd, bij de Tabernakel, de Tempel,het Wasvat, de Altaar, de Ark, 't Verzoendeksel, en waartoe meer,als om te tonen dat hij onzen Tabernakel, onzen Tempel, onsWasvat, onzen Altaar, onze Ark, ons Verzoendeksel is.
Bij menselijke dingen, die afkerende wapenen zijn, een Zwaard,en Pijl, een Boog, een vurige Pijl, bij beschermende wapenen,haar Schild, haar Beukelaar, haar Rondas.
Ja daar zijn geen Helden ooit zo beroemd in het woord door hunheldendaden die zij hebben uitgevoerd, of Jezus wordt daarbijvergeleken, daar zijn geen Mozessen zo groot, geen Josua's, geenGideons, Jefta's, geen Davids, geen Daniëls, daar hij niet meebenaamd word, en dat allemaal om te tonen dat zij geenheldendaden hoe groot konden doen, of dat hij het nog oneindigovertreft, hij word ook vergeleken bij al wat schoon en heerlijkis, onder de mensen, niet alleen een mens, maar de schoonste vande mensenkinderen, een mensen zoon, een man bij uitnemendheid, deman van Gods volk, de Heere, de Bruidegom, alle lieve namen diehem gegeven worden om de ziel tot hem uit te lokken.
Maar wat zal nu het gebruik zijn, dat de ziel daar van makenzal.
1. Dat zij moet denken dat Jezus niet een van alle die namentevergeefs draagt.
2. Dat al wat in die namen in haar kracht waarachtig is, datdat nog veel meer en waarachtiger in haar kracht in Christus is,dat zij naar de aard van hare noden gebruikt, bij voorbeeld vindtde ziel zich verduisterd te zeggen, O! Heiland, verlicht gij mijals een zon, bestraalt mij, vindt zij zich koud, verwarmt mij alseen zon, vind zij haar aangevallen door de vijanden, weest gijmij tot een schild, vind zij zich weerloos en machteloos, weestgij mij tot een rotssteen om daarin te wonen, om gedurig daarinte gaan, vindt zij zich ellendig door de zonden, melaats enbesmet, weest gij mij tot een medicijnmeester om mij te genezen,vind zij zich verlaten, gij zijt mijn man, Heere en Koning, vindzij zich daar liggende neergeveld door de vijand, gij zijt eenzwaard, een pijl, weert hem af, en red mij uit de mond van dienhelse leeuw als dien sterken held, vind zij zich hongerig endorstig, wees mij tot een fontein., vind zij zich gejaagd door devijand, weest mij tot een schuilplaats, tot een hoog vertrek,vind zij zich schuldig, weest gij mij tot een verzoendeksel, vindzij zich amechtig, wees gij mij tot een schaduw om onder teschuilen, en zo kan de ziel vau dat alles naar de aard van harenoden gebruik maken en hoe gemeenzamer dat men dit kan doen, hoeaangenamer dat het voor de ziel is.
Maar de tweeden: wij zeiden ook dat wij Christus moestengebruiken in betrekkingen tot zijn persoon en naturen.
1. In opzicht van zijn Goddelijke natuur, dat is nuttig totsterkte en steunsel voor het geloof; want zo Jezus geen God waszo hadde hij onze Middelaar niet kunnen zijn, dan zou hij onsniet hebben kunnen verlossen, dan had zijn bidden niet volwichtiggeweest, maar omdat hij God is zo kan hij de Zaligmaker zijn, endit te beschouwen is nuttig voor de ziel, om, dat zij weet datzij haar vertrouwen niet stelt op mensen, op iets dat geen Godis, maar op hem die de waarachtige God en het eeuwige leven is.
2. In opzicht van zijne menselijke natuur, 't is waar wijkennen Jezus nu niet meer naar het vlees als staande onder de wetom die te volbrengen en die te gehoorzamen, maar wij kennen hemnaar als in de Hemel- verheerlijkt, en in dien opzicht moeten wijvan hem gebruik maken als die eens zullen aan Christus'verheerlijkt lichaam gelijkvormig werden gemaakt, hetgeen nietmoet werden verslaan op zijn Luthers; want die zeggen, datChristus menselijke nature overal tegenwoordig is, en zoude degelovige Christus gelijkvormig zijnde, ook overal tegenwoordigmoeten zijn, hetgeen onmogelijk is, en strijdig tegen Gods woord,maar wij zullen hem gelijk zijn in heerlijkheid, is dat nietwonderlijk te denken? Christus die mijn vlees en bloed heeftaangenomen is nu reeds in de Hemel, en zo is er al een gedeeltevan mijn vlees, daar, als een bewijs en onderpand dat ik daarkomen zal, omdat ik met Christus verenigd ben, en zo kan zijChristus' menselijke natuur gebruiken tot troost en bemoediging,en een onderpand van haar aanstaande heerlijkheid.
3. Zij moeten van hem gebruik maken als de Middelaar diezichzelf heeft voor borg aangeboden, om alles te dragen en tedoen, dat daar te dragen en gedaan mocht werden, hij is deuitwerker, de verkondiger, de aansteller, de toepasser van deverzoening, die het ratificeert, en de verzoening bekend maakt,zodat God hier een Middelaar ontdekt, die verbergt heeft, en eenMiddelaar die zichzelf verborgen heeft, ja hij is het die degerechtigheid verkondigt een grote gemeente, die in welke God dewereld was verzoenende, en die de verzoening heeft geratificeerd,dewijl hij is opgestaan van de doden en als de grote Hogepriesterzit aan Gods rechterhand, waaraan het bleek dat hij volkomenvoldaan had, ja hij is de Middelaar, de Petra, het fundament.