Doop dwalingen weerlegd

Een predikatie over zondag 27 van de Heidelbergse Catechismus

Johannes van der Kemp

Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, nietdie een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die eenvraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding vanJezus Christus. 1 Petrus 3:21

Vraag 72. Is dan het uiterlijk waterbad de afwassing derzonden zelve?

Antwoord. Neen het; want alleen het bloed van Jezus Christusen de Heilige Geest reinigt ons van alle zonden.

Vraag 73. Waarom noemt dan de Heilige Geest de Doop het badder wedergeboorte en de afwassing der zonden?

Antwoord. God spreekt alzo niet zonder grote oorzaak; namelijkniet alleen om ons daarmede te leren, dat, gelijk de onzuiverheiddes lichaams met water, alzo ook onze zonden door het bloed en deGeest van Jezus Christus weggenomen worden, maar veel meer, omdatHij ons door dit Goddelijk pand en waarteken wil verzekeren datwij zo waarachtig van onze zonden geestelijk gewassen zijn, alswij uitwendig met het water gewassen worden.

Vraag 74. Zal men ook de jonge kinderen dopen?

Antwoord. Ja het; want mitsdien zij zowel als de volwassenenin het Verbond Gods en in Zijn Gemeente begrepen zijn, en dat hundoor Christus' bloed de verlossing van de zonde en de HeiligeGeest, die het geloof werkt, niet minder dan de volwassenentoegezegd wordt, zo moeten zij ook door de Doop, als door hetteken des Verbonds, de Christelijke Kerk ingelijfd worden, gelijkin het Oude Verbond of Testament door de besnijdenis geschied is,waarvoor in het Nieuwe Verbond de Doop is ingezet.

Uwe oren zullen horen het woord desgenen die achter u is,zeggende: Dit is de weg, wandelt in dezelve, als gij zoudtafwijken ter rechter- of ter linkerhand, zegt de Heere tot ZijneKerk in Jes. 30:21. God heeft de mensen Zijn Wet en Woord tot eenrechte regel van geloof en leven voorgeschreven, opdat hij zijngangen daarnaar zou richten. Doch het hart des mensen is doorzijn zonde zo verduisterd, dat het hem terzijde afleidt, zodathij zijn ziel niet kan redden, nog zeggen: Is er niet een leugenin mijn rechterhand? Dient de ene zijde hem niet, hij neigt zichnaar de andere, ter rechter- of ter linkerhand. Hij wil of teveel of te weinig geloven en doen. Men ziet het in de Joden. Danrusten ze in de offeranden, alsof ze er de Heere mee kondenvoldoen voor hun strafschuld, en Hij stierenvlees at enbokkenbloed dronk. En op een andere tijd dachten ze dat het nietnodig noch nuttig was. Daarom beroofden ze de Heere in de tiendenen het hefoffer, en zeiden: Het is tevergeefs God te dienen, wantwat nuttigheid heeft het dat wij Zijn wacht waarnemen? Nietanders wandelden de Farizeeën, als ze omtrent het kleine zeerijverig en bijgelovig, maar omtrent het grote ongebonden enzorgeloos waren. De munt, dille en het komijn vertienden ze, maarhet zwaarste der wet, het oordeel, de barmhartigheid en hetgeloof lieten ze na, gelijk de Heiland hen verwijt. Doen zo ookniet onze weerstrevers omtrent de leer van de Doop, als de eenaan de Doop teveel toeschrijft, zeggende dat het uitwendige waterde zonden afwast, en de anderen te weinig, alsof ze gans geenbetrekking op de zonde had, en niet meer is dan een bloot tekenvan de belijdenis van het Christendom, en dat het nietnoodzakelijk is de kinderen der bondgenoten te dopen. De Heere,willende dat Zijn woorden aan Zijn Kerk, die recht wandelt, goedzullen doen, doet haar horen het Woord dat haar zegt: Dit is deweg, wandelt in dezelve, als de dwaalgeesten hen zoeken af teleiden ter rechter- of ter linkerhand. Geliefden, is deze Schriftniet heden in uw oren vervuld, als de Onderwijzer, naar GodsWoord, u toeroept, dat alleen Christus' bloed en Geest de zondenafwassen, en dat men jonge kinderen heeft te dopen. Want als mendeze middenweg houdt, zal men niet afwijken ter rechter- of terlinkerhand. Ge ziet dan dat twee zaken omtrent de Doop uit dezeZondag ontvouwd moeten worden:

I. De kracht van de waterdoop. Vraag 72 en 73.

II. De kinderdoop. Vraag 74.

We houden ons hier niet op met de Socinianen en Mennonieten,die het Sacrament van de Doop geheel krachteloos maken, willendede Doop slechts voor een bloot teken van het Christendom, en ookniet voor een zegel houden, tegen de natuur van de Sacramentenin, die door het Woord der belofte zegels zijn. Maar we houdenons nu alleen bezig met de Roomsen, die een al te grote krachtaan de waterdoop toeschrijven, en zeggen dat het uiterlijkewaterbad de afwassing der zonden zelf is. Waartegen wij leren datalleen het bloed en de Geest van de Heere Jezus Christus dezonden afwassen.

Opdat de staat van het geschil alleen bepleit worde, en wegeen woordenstrijd voeren, zullen we de Roomse leer in het lichtstellen, om ze beter te bestrijden. Men behoeft dat volk nietboven de maat te bezwaren en ten laste te leggen, dat het zouleren dat het doopwater in Christus' bloed en Geest veranderdwordt, gelijk het spreekt van de tekenen van het Avondmaal. Nee,dat is hun gevoelen niet. Maar ze schrijven aan het teken van hetwater en het uitwendig gebruik uit het gedane werk, zonder enigewerking van het geloof, een kracht van de afwassing der zonde ende uitwerking van de wedergeboorte toe, met de indrukking van eenonuitwisbaar teken, om de ziel tot de godsdienst bekwaam enChristus gelijkvormig te maken. Waardoor dan de zonden, die dedopeling voor zijn doop heeft, hetzij dan erfelijke, hetzijwerkelijke, geheel worden uitgewist. Ja, zo volkomen, dat nietsin hem overblijft dat hem schuldig zou maken. En dat derhalve deongedoopten niet zalig, maar naar een voorburcht der hel gezondenworden, waar ze noch met blijdschap, noch met droefheid bevangenworden. En daarom mag en moet iedereen dopen in geval van nood,als er geen priester voorhanden is. De Doop is naar hun gevoelen,van een volstrekte noodzakelijkheid. Het gebrek van de Doop kanechter worden goedgemaakt en vervuld door het Sacrament derboete, de wens naar de Doop en door de bloeddoop, dat is, hetmartelaarschap. Zo wordt de zonde voor de Doop weggenomen. Maarde zonde na de Doop begaan, laten ze over voor het vormsel, en deeigen voldoening in en na dit leven.

Maar hoe het water de zonde afwast, wordt niet op dezelfdewijze door de Roomse leraren verklaard. De Dominikanen willen dater het Doopwater een werktuigelijke uitwerkende kracht is, om deziel een geschiktheid toe te brengen, zodat ze in genade kanontvangen. Hiertegen stellen zich de Franciskanen, die menen dater in het water niet zo'n kracht is, maar dat God door Zijnbelofte de genade aan het doopwater zo heeft gehecht, dat allendie gedoopt worden met het doopwater, de genade van Godverkrijgen. En allen die niet gedoopt worden van de genadeverstoken blijven. Doch dit gevoelen van de Franciskanen gaat inde oomse kerk zo algemeen niet door als het gevoelen van deDominikanen. Het gevoelen van de Franciskanen is toch te Luthersdan dat het zou worden aangenomen. Want ook de Luthersen lerendat het doopwater als een Goddelijke Hand en wagen is, die degenade tot de ziel brengt.

Hiertegen leren wij, dat alleen Christus' bloed en Geest dezonden afwast, en het water alleen een betekenende enverzegelende kracht heeft van die genade. Dat de ongedooptekinderen van de bondgenoten de genade kunnen hebben en stervendezalig worden. Niet het gemis maar de versmading van de Doopverdoemt. Dat de Doop wel noodzakelijk is om zijn Goddelijkeinstelling, maar niet omdat hij de genade werkt.

Wie ogen heeft om te zien en oren om te horen wat de Geest inZijn Woord zegt, zal wel merken dat de leer van de Roomsen nietmet Gods Woord kan bestaan, gelijk de leer van de Hervormde Kerk.Want:

1. Het doopwater is lichamelijk, leven en redeloos. Daarom kanhet de genade, die geestelijk, levendig en redelijk gewerkt wordtin de geestelijke, levendige en redelijke ziel niet werken.Daarom wordt de werking der genade aan het doopwater ontzegd.Merkt aan wat de tekst zegt: De doop behoudt, niet die eenaflegging der vuiligheid des lichaams is., Johannes de Doper deDoop verklarende, zegt: Ik doop u wel met water tot bekering,maar Die na mij komt zal u met de H. Geest en met vuur dopen. Eris geen reden, waarom nu de wassing en besprenging met water meerkracht zou hebben dan ze hadden in het Oude Testament, toen zeook sacramentele tekenen waren, doch ze konden niet heiligen naarde consciëntie, maar slechts tot reinigheid des vleses, zoalsPaulus leert. Het was onmogelijk dat het bloed der stieren enbokken de zonden wegnamen, zoals dezelfde apostel spreekt.Onmogelijk is het dan ook dat het water dat doet. Het Pausdommeent dat zowel door het water de zonden kunnen weggenomenworden, als de ziekten en boze geesten door Petrus' schaduw enPaulus' zweet- of gordeldoeken. Maar dan zou er ook door de Doopzo'n ongewone wonderdaad geschieden. En vrouwen en allen diedoopten zouden wonderen doen. Werkten dan die schaduw, zweet- engordeldoeken door een werktuigelijke kracht die wonderdaden uit?Immers, die dingen deden er niets toe. Doch alleen Godonmiddellijk op het geloof en het gebed van Petrus en Paulus.Laten de Roomsen ons bewijzen dat Petrus schaduw en Paulus zweet-en gordeldoeken de genade in de ziel van die mensen hebbengewerkt, en we zullen zien of het hen enige hulp toebrengt, om tebewijzen dat het water de zonden afwast.

2. De afwassing der zonden wordt alleen door Christus' bloeden Geest gewerkt. Men moet de grote kruisgezant Paulus geloven,die het ons zegt: Gij zijt afgewassen, zij zijt geheiligd, gijzijt gerechtvaardigd in de Naam van de Heere Jezus en door deGeest van onze God. Niet anders leren Petrus en Johannes. Wordtnu de leer der apostelen niet verloochend, als men de afwassingder zonden aan het water toeschrijft? Ik meen van ja. De Roomsendenken van niet, omdat hij er Christus' bloed wil bijslepen, dat,zo zegt hij, heeft verdiend dat er zo'n kracht bij het doopwaterzou zijn. Maar dan wast Christus' bloed de zonden niet af, zoalsde Apostelen zeggen, maar het water, welks dienaar Christus zalzijn, en daartoe zal Hij zoveel geleden hebben.

3. Wat de Doop tot de afwassing der zonden doet is slechtssacramenteel, betekenende en verzegelende, vanwege het woord derinstelling en belofte, de afwassing der zonden door Christus'bloed en Geest, die er voor de Doop is en verondersteld wordt. Deapostel zegt: Abraham heeft het teken der besnijdenis ontvangentot een zegel van de rechtvaardigheid des geloofs, die (let wel!)hem in zijn voorhuid was toegerekend. Petrus wilde dat debekommerde Joden zich bekeerden, en dan gedoopt werden, omdat hende belofte toekwam. Het geloof, waardoor men de vergeving derzonden verkrijgt, werd van de kamerling vooraf vereist, eerPhilippus hem wilde dopen.

4. Wij doen hier nog bij dat er gedoopt zijn zonder de genadete ontvangen, zoals in Judas te zien is. Ook was Simon detovenaar gedoopt, maar hij was en bleef een gans bittere gal ensamenknoping der ongerechtigheid. Het water heeft hem dan zijnzonden niet afgewassen. Anderen hebben de genade verkregen zonderde Doop. Men ziet het in de bekeerde moordenaar, stervende aanhet kruis. Waarmee dan ook vervalt dat de ongedoopten niet zaligkunnen worden, en dat de Doop van zo'n volstrektenoodzakelijkheid zou zijn.

5. Willen we meer? Uit de Roomse leer volgt de grootsteonbarmhartigheid dat ze de kinderen der bondgenoten, als zeongedoopt sterven, hoewel ze deelgenoten der belofte zijn, deeeuwige gelukzaligheid ontzeggen. Ook volgt dan dat de kracht vande Doop niet kan afhangen van de goede bedoelingen van de dopers,hetwelk nochtans het Pausdom leert, of anders kan hij de krachtvan het water krachteloos maken. De gedoopten kunnen dan zeggen,dat zij geen zonden hebben, tegen 1 Joh. 1:8. En zo behoeven zezich over hun erfzonde niet te vernederen met David in Ps. 51.

Hoe ongerijmd deze leer der Roomsen ook is, ze willen zeechter staande houden, en menen er redenen toe te hebben omdat deH. Geest de Doop het bad der wedergeboorte en de afwassing derzonden noemt. Zo zegt de Onderwijzer. Hier wordt gezien op Titus3:5, waar gezegd wordt: Hij heeft ons zalig gemaakt door het badder wedergeboorte en vernieuwing van de Heilige Geest. En ookworden Ananias' woorden aangehaald, toen hij Paulus zou dopen,zeggende: Laat u dopen, en uw zonden afwassen. Maar wie zegt dathier van de waterdoop gesproken wordt? De doop, ja die wast dezonden af, omdat tot de Doop Christus' bloed en Geest als zijnbetekenende zaak behoort. Maar niet de waterdoop op zichzelfaangemerkt, waar het verschil over gaat, wast de zonde af. Dithebben we bewezen uit 1 Petr. 3:21. En het zij zo, de HeiligeGeest mag de waterdoop het bad der wedergeboorte en de afwassingder zonden noemen, dan volgt nog het Roomse gevoelen niet uit diespreekwijzen. Want God spreekt alzo niet zonder grote oorzaak,niet om te leren dat het water de zonde afwast, maar om, volgensde gewone sacramentele spreekwijzen, ons te leren, dat hetdoopwater door het woord der instelling een teken van deafwassing der zonden is. Want gelijk de onzuiverheid des lichaamsdoor het water wordt weggenomen, alzo ook onze zonden door hetbloed en de Geest van Christus. Ook leert ons de Heere God doorhet doopwater, dat Hij het bad der wedergeboorte en de afwassingder zonden noemt, vanwege het woord der belofte, dat het eenzegel, een pand en waarteken is, om ons te verzekeren, dat wij zowaarachtig van onze zonden geestelijk gewassen zijn, als wijuitwendig met water gewassen worden. En zo wordt met grote reden,naar de natuur der Sacramenten, aan het teken de werking enkracht van de betekende zaak toegeschreven, volgens hetgeen weleerden in de 25e zondag.

Nog meer dringen de Roomsen Johannes 3:5 op, waar deZaligmaker zegt: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest,hij kan het Koninkrijk Gods niet ingaan. Hierdoor wil detegenpartij besluiten dat men door het water wedergeboren wordt.Maar waaruit zal men bewijzen dat de Heiland daar van hetuiteindelijke doopwater spreekt? Zal iemand besluiten datChristus met werkelijk vuur doopt, omdat Johannes zegt in Matth.3:11: Die na mij komt zal met de Heilige Geest en met vuur dopen?Neen. Maar men zal zeggen dat Jezus met de Heilige Geest doopt,die in zijn werking als vuur is. Waarom dan ook niet gezegd overJoh. 3:5 dat men moet wedergeboren worden door de Heilige Geest,die in zijn werking gelijk water is, waar de H. Geest menigmaalbij vergeleken wordt? En Gods Zoon spreekt in die tekst eenmaalvan het doopwater. Zal men dan moeten zeggen dat het doopwatervan gelijke kracht is in het werken der wedergeboorte als de H.Geest? Ik weet niet dat iemand dit zou durven zeggen. Immers hetligt niet in de tekst. Maar alleen dat de wedergeboorte, door deH. Geest gewerkt en in de Doop betekend en verzegeld,noodzakelijk is.

Zo wijken de Roomsen ter rechterhand af, als zij doorover-geloof aan de Doop teveel toewijzen. Maar de Mennonieten metde Socinianen ter linkerhand, als ze de erfzonde loochenen, enaan de Doop te weinig toeschrijven, alsof ze slechts eenuitwendig teken van het Christendom is, en daarom zeggen dat mengeen kinderen moet dopen. Hoewel we niet alle kinderen, als vanJoden, Heidenen, Turken, en van ouders geboren, die uit deGemeente gebannen zijn, willen dopen. Nochtans moet men dekinderen van bondgenoten dopen. Wat we bewijzen, niet uit deoverlevering van de Kerk, gelijk de Roomsen willen, menende, totsmaad van Gods Woord, dat men er de kinderdoop niet uit kanbewijzen. Maar uit des Heeren Woord zelf, dat ons alleen maargrond geeft om de kinderen te dopen. Hieruit geeft ons deOnderwijzer veel bewijzen op:

1. Hij zegt, dat de kinderen, zowel als de volwassenen in GodsVerbond begrepen zijn. Dat dit zo is, blijkt, omdat God ZijnVerbond met Abraham en met zijn zaad heeft opgericht. Petrushierop doelende, zegt dat niet alleen de ouden, maar ook dat hunkinderen de belofte toekwam. En zo worden de kinderen met hungelovige ouders heilig genoemd. Zo moeten dan de kinderen gedooptworden. Want de Doop is een teken en zegel van het Verbond. Endaarom moesten de kinderen zowel als de oude bondgenoten in hetOude Testament besneden worden, zoals de Heere aan Abraham beval.Waarom zouden dan nu ook de Verbondskinderen niet gedoopt worden?Petrus wil, dat de oude bondgenoten, zich bekerende, zoudengedoopt worden, omdat hen de Verbondsbelofte toekwam. Dekinderen, naar Zijn onfeilbaar Woord, komt ook de Verbondsbeloftetoe. Derhalve moeten ze met hun ouders gedoopt worden.

2. De kinderen zijn zowel als de volwassenen in Gods Gemeentebegrepen, zegt de Catechismus. Dit is waarachtig. Want als deHeere beveelt in Joël 2:16 dat men het volk zal verzamelen, ende Gemeente heiligen, zo telt Hij onder de Gemeente niet alleende ouden, de bruidegom en de bruid, maar ook de kinderkens en diede borsten zuigen. Hieruit volgt dat men de kinderen, die tot deGemeente behoren, dopen moet, omdat de Doop een Sacrament is vooren tot inlijving in de Gemeente. Want toen de drieduizend op hetPinksterfeest gedoopt werden, werden ze tot de Gemeentetoegedaan.

3. Hierbij doet de Onderwijzer, dat de kinderen de verlossingvan de zonden door Christus' bloed en de Heilige Geest, die hetgeloof werkt, niet minder dan de volwassenen wordt toegezegd. Isdit niet waar? Hen komt de belofte toe. Welke belofte is waardigaangemerkt? Is het niet de belofte des Verbonds van de verlossingder zonden door Christus' bloed en Geest? De vergeving der zondenen de gave van de H. Geest, zegt Petrus. Tot bevestiging van debelofte aan de kinderen, heeft Christus ze tot Zich geroepen entot Zich doen komen, heb Gods Koninkrijk toegeëigend. Hijomarmde ze, legde hen de handen op, en zegende ze. Moeten dan dekinderen niet gedoopt worden? Mogen wij hier ook niet zeggen: Kanook iemand het water weren, dat deze niet zouden gedoopt worden,welke de Heilige Geest onvangen hebben, gelijk ook wij?

4. Nog wordt er bij gedaan, dat de kinderen van de bondgenotenvan de kinderen der ongelovigen moeten onderscheiden worden. Detegenpartij staat toe dat de volwassen gelovigen van deongelovigen door de Doop, als een teken des Christendoms,onderscheiden worden. Maar is er ook geen onderscheid tussen dekinderen der gelovigen en der ongelovigen? Ik meen van wel. Endat volgens Paulus, die zegt dat de kinderen der ongelovigenonrein zijn, maar der gelovigen heilig. 1 Cor. 7:14. Moeten ze nuniet, zowel als de volwassenen door een plechtig teken van dekinderen der ongelovigen onderscheiden worden? Geschiedde ditniet in het Oude Testament door de besnijdenis? Waarom dan nuniet door de Doop?

5. Dit bewijs is nog klaarder, als we met de Onderwijzeraanmerken, dat de Doop in de plaats van de Besnijdenis ingezetis. Dat dit zeker is blijkt, omdat de Besnijdenis, hetkinder-Sacrament, afgeschaft zijnde, noodzakelijk een ander inzijn plaats moest komen, of de voorrechten van het NieuweTestament waren minder dan die van het Oude Testament. Ook heeftChristus twee Sacramenten in het Nieuwe Testament ingesteld voorde twee gewone Sacramenten van het Oude Testament. Nu is hetduidelijk dat het Avondmaal gekomen is in de plaats van hetPascha, van welker nagerecht het Avondmaal gehouden is. Wat is ernu gereder en gegronder te denken dan dat de Doop in de plaatsvan de besnijdenis gekomen is? Paulus leert het ook in Kol.2:11-12: Gij zijt ook besneden met een besnijdenis, die zonderhanden geschiedt, in de uittrekking des lichaams der zonde desvleses, door de besnijdenis van Christus. Zijnde met Hem begravenin de Doop, in welke gij ook met Hem opgewekt zijt. DeKolossenzen, van nature zondaars uit de heidenen, doch totChristus bekeerd, waren nooit besneden. De valse apostelen wildendat de bekeerden uit de heidenen besneden werden. WaartegenPaulus zich mannelijk verzette, en de bekeerde Kolossenzen tegendie verleiders waarschuwt, opdat ze zich niet als een roof lietenvervoeren naar de eerste beginselen der wereld. De eerstebeginselen der wereld zijn de wet der ceremoniën, en bijzonderde besnijdenis, waardoor men zich verschuldigde de gehele wet tehouden. Hiervan geeft hij twee redenen. Ten eerste dat ze inChristus volmaakt en alzo hen die eerste beginselen niet nodigwaren. De andere reden is, dat ze de betekenende zaak van debesnijdenis, de besnijdenis zonder handen geschied, deelachtigwaren. Vraagden ze waarom ze dan het teken der besnijdenis nietmochten ontvangen, daar ze toch de betekenende zaak hadden? Deapostel zegt hen dat ze in de plaats van dat teken het Doopteken,dat hetzelfde als de Besnijdenis betekent, hadden ontvangen.Zijnde met Christus begraven in de Doop. Waaruit dan zeer klaarblijkt, dat de Doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is.Het is dan zeker dat de kinderen van de bondgenoten gedooptmoeten worden, overmits de kinderen van de bondgenoten onder hetOude Testament besneden moesten worden. Hierbij geldt niet datdan de kinderen juist op de achtste dag zouden gedoopt moetenworden, gelijk ze op die tijd werden besneden. Want dit was eenomstandigheid voor de tijd, die de tijd der onreinheid in veleopzichten bepaalde voor vrouwen en kinderen, hoelang ze vooronrein gehouden moesten worden. Men kan ook voor het bewijs voorde kinderdoop uit de besnijdenis niet inbrengen dat debesnijdenis slechts betekende de erfenis van het land Kanaän datniet tot ons behoort. Want de besnijdenis was een teken van hetVerbond, dat de Heere Abraham en zijns zaads God was, waarvanKanaän een bijzonder pand was, en de plaats waar Hij Zich alsIsraëls God zou openbaren. En zo was de besnijdenis, naarPaulus' beschrijving, een teken tot een zegel van derechtvaardigheid des geloofs, en daarom van dezelfde betekenendeen verzegelende kracht als de Doop.

Maar wat heeft er de tegenpartij toch tegen dat men kinderendoopt?

1. Christus heeft gezegd: Onderwijst alle volkeren, dezelvedopende. Eerst moet men de volkeren onderwijzen, en dan dopen. Dejonggeboren kinderen kan men niet onderwijzen. Men moet ze danook niet dopen, maar de Doop uitstellen totdat ze onderwezenzijn, en hun geloof hebben beleden. Wij zeggen dat de tekstspreekt van volwassenen, aankomende Joden en Heidenen, die menniet dopen mag tenzij ze onderwezen zijn en hun geloof hebbenbeleden, om er het zegen van te ontvangen. Maar daaruit volgtniet dat men geen kinderen mag dopen, doch meer dat men hen moetdopen. Overmits zij met hun ouders, die in Gods Verbond overgaanals ze zich laten dopen, in dat Verbond worden opgenomen.

2. Verder zeggen onze tegensprekers: Er is geen gebod dat dekinderen gedoopt moeten worden, Maar zal men geen vrouwen tenAvondmaal laten gaan, omdat dit nergens uitdrukkelijk bevolen is?Er is geen gebod nodig, waar zoveel redenen zijn. Het gebod isdat men de bondgenoten moet dopen, volgens Hand. 2:38-39. Hetgebod van de kinderdoop ligt in het bevel van de besnijdenis,overmits de Doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen. Ermoest een verbod zijn en redenen gegeven worden waarom hetkindersacrament afgeschaft zijnde, de kinderen nu geen sacramentmeer mogen hebben.

3. Er is geen voorbeeld van, zeggen ze, dat de apostelenkinderen gedoopt hebben. Maar is alles, tot de minsteomstandigheid toe, wel beschreven? Als er gehele huisgezinnengedoopt zijn, zoals Lydia, de stokbewaarder en Stefanus, zijn erwaarschijnlijk ook kinderen gedoopt. En wat behoeven we naar devoorbeelden te zoeken, waar wij zoveel redenen voor vinden?

4. Ook willen ze niet dat men kinderen doopt, omdat ze de Doopniet verstaan. Maar we moeten de kinderen niet dopen omdat ze hetverstaan, gelijk de ouderen en volwassenen, maar om de redenentevoren uit Gods Woord gegeven. En het is genoeg dat ze door huminlijving in de Gemeente in staat gesteld worden om het daarna teverstaan, gelijk hun ellende en verlossing, die ze ook nog nietverstaan. De kinderen in het Oude Testament verstonden debesnijdenis niet, nochtans moesten ze besneden worden.

Eer we hiervan afstappen, moeten we nog twee bedenkingenvoorstellen en ophelderen. De eerste is, of al de uitverkorenkinderen, van bondgenoten geboren voor hun doop het eerstebeginsel en het zaad der wedergeboorte, bij wijze van eenvermogen, deelachtig worden? De vraag gaat niet over uitverkorenkinderen uit heidenen en anderen geboren, doe geen bondgenotenzijn. Want een ieder staat toe, dat zij in hun kindsheid met hunouders nog vervreemd zijn van het leven Gods. Maar de vraag gaatover uitverkoren kinderen die uit bondgenoten worden geboren. Erzijn zeer geleerde en godzalige mannen die menen dat al diekinderen voor de Doop het beginsel en het zaad der wedergeboorte,bij wijze van een vermogen, deelachtig worden. En dat dit zaadder wedergeboorte in velen voor lange tijd onder de kluiten vande begeerlijkheden der jonkheid en des vleses bedekt en bedolvenblijft, totdat het door een werkelijke bekering uitspruit en zichlevendig vertoont. De grond waarop deze mannen hun gevoelenvestigen is, dat de wedergeboorte in de Doop verzegeld wordt, enalzo voor de Doop daar wezen moet. Hierbij doen ze nog hetgeenPaulus zegt: Dat de kinderen der bondgenoten heilig zijn. En datGod hem van zijn moeders lichaam af had afgezonderd, en geroependoor Zijn genade. Waarom dan ook van de doopouders in hetDoopformulier geëist wordt, te bekennen dat de kinderen inChristus geheiligd zijn, en daarom als lidmaten van zijn Gemeentebehoren gedoopt te wezen. En indien de uitverkoren kinderen ditvoorrecht niet hebben boven de de uitverkoren kinderen van devervreemden van Gods Verbond, dat er dan helemaal een onderscheidis tussen de kinderen van de bondgenoten en heidenen. Om onzegedachten hierover te uiten, moeten we zeggen, dat zeker enigekinderen met de geboorte de wedergeboorte op een verborgen wijzeverkrijgen. Wil men het niet erkennen in Obadja, Achabshofmeester, in Jeremia, de profeet, en in anderen die er in hunjeugd blijken van geven? Nochtans blijkt het onwedersprekelijk inJohannes de Doper, die met de Heilige Geest is vervuld gewordenvan zijns moeders lichaam af. Deze zaak is ook hier onmogelijk,zomin als het onmogelijk is dat een eerstgeboren kind hetvermogen heeft van te redeneren en te zondigen, en zeker met enin Gods Beeld zou geboren zijn, zo vader Adam staande wasgebleven. Maar dat zo alle uitverkorene kinderen der bondgenotenvoor de Doop zouden wedergeboren worden, is niet te geloven,omdat zij dan ook al in hun jeugd, met het toenemen van hetgebruik der rede naar hun vatbaarheid, enige blijken zouden gevendat in hen een goed beginsel was, zowel als ze blijk van hunredelijkheid en zondigheid gaven. Was het zo niet met Abia,Jerobeams kind, en met Timotheüs? Wie de voorbeelden van vroegbekeerde kinderen, nu opnieuw vermeerderd en in druk gegeven,gelezen heeft, zal met kracht des Heeren lof verkondigd zien uitde mond van zulke kinderen. Wie kan het zich wijsmaken dat eenmens, die dit eerste beginsel der wedergeboorte in zijn zielbezit van zijn jeugd af, daarvan de minste blijk niet geven zal,maar zich in alle boze stukken overgeven tot het laatst van zijnleven, en dat dan eerst dat zaad door een dadelijke bekering zouuitspruiten? De moordenaar, aan het kruis bekeerd, was een kindvan Joodse bondgenoten (want die in die tijd het Joodse land metoproer en moorden vervulden waren de Joden die niet onder demacht van de Heidenen wilden bukken). Wie zal nu kunnen gelovendat die man, zolang zijn leven met gruweldaden doorbrengende,enig goed beginsel in zijn gemoed heeft omgedragen? Hier moet menmet de Zaligmaker zeggen: Uit de vrucht wordt de boom gekend. Degoede mens brengt goede dingen voort uit de goede schat zijnsharten, en de boze mens brengt boze dingen voort uit de bozeschat. Matth. 12:33-35.

Het is wel zo, dat de doop de wedergeboorte veronderstelt enverzegelt. Maar niet altijd als er reeds zijnde, maar alstoekomende. En dat de gedoopte uitverkoren kinderen derbondgenoten de wedergeboorte zeker zullen deelachtig worden. Ditzal ons zo vreemd niet voorkomen, als men in acht neemt dat deSacramenten niet alleen de tegenwoordige, maar ook de toekomendegenade verzegelen. Al de goederen van het Genadeverbond worden debondgenoten verzegeld. Echter bezitten ze al die goederen niet inde tijd, wanneer zij verzegeld worden. Het is waar, ze worden vanhet volkomen recht op al die goederen verzegeld, maar daarombezitten ze die goederen niet op eenmaal. Zo moet men ook zeggenvan die kinderen, dat ze allen de wedergeboorte niet deelachtigzijn als ze gedoopt worden, maar dat ze van hun recht op dezelve,en dat zij ze zullen verkrijgen, verzegeld worden door de Doop.Om dit wel te verstaan moet men weten dat God ze met hun ouders,zonder hun weten, in het Verbond aanneemt als Zijn uitverkorenenen door Christus verlosten. Volgens dit Verbond wordt hen deverlossing door Christus' bloed en de H. Geest, die het geloofwerkt, toegezegd, zoals de Onderwijzer zegt. En zo eigent deHeere ze Zich voor Zijn kinderen, gelijk Hij ze zo noemt in Ez.16:20. Om dit nu te verzegelen worden ze gedoopt, en verkrijgendaarna de wedergeboorte en het geloof, waardoor ze in het Verbondwerkelijk ingaan en op het zegel met de vraag van een goedeconsciëntie dringen en pleiten om al de genaden des Verbonds bijGod te verkrijgen.

Op deze wijze zijn ook de kinderen heilig. Niet door eenwerkelijke heiligheid, welker eerste beginselen alleuitverkorenen kinderen der bondgenoten met de geboorte zou wordenmeegedeeld. Dit wil Paulus net zo min als dat de ongelovige mandadelijk en werkelijk zou geheiligd worden door de gelovigevrouw, en de ongelovige vrouw, door de gelovige man. Maar dit isde zaak, dat de kinderen uit zo'n huwelijk, dat heilig magaangegaan worden, geboren in het Verbond, ook daarin heiliggerekend en geschat worden uit kracht van dat Verbond, dat hen deheiligmaking toezegt die de Middelaar voor hen verworven heeft.Want Hij is ook de kinderen des Verbonds geworden totheiligmaking. En zo zijn die kinderen heilig, gelijk deuitverkorenen die nog verstrooid en niet tot een vergaderd, Godskinderen zijn, gelijk ze zo genoemd worden in Johannes 11:52.Hieruit kan men het dan ook gewaar worden, hoe van de doopoudersgeëist wordt te bekennen dat de kinderen in Christus geheiligdzijn. En zo was ook Paulus van zijn moeders lichaam aanafgezonderd. Hij doet er wel bij: En geroepen door Zijn genade,maar dit was hem niet geschied van zijn moeders lichaam af, wanttoen was hij voor de roeping nog niet vatbaar, maar daarna, toenGod Zijn Zoon in hem openbaarde. Als men de zaak zo verstaat,ziet men dat er een groot onderscheid wordt gemaakt tussen deuitverkoren kinderen der heidenen en der gelovige bondgenoten.Want deze worden boven die anderen grotelijks bevoorrecht, daarze in hun kindsheid in het Verbond worden opgenomen, en er vanverzegeld, de ouders grote hoop gegeven van de zaligheid van diekinderen, en die kinderen opwassende, kunnen de Heere op hetverzegelde Verbond pleiten met David, als hij in Ps. 22:10-11zegt: Gij zijt het immers die mij uit de buik hebt uitgetogen.Die mij hebt doen vertrouwen (of in zekerheid gesteld) zijnde aanmijn moeders borsten. Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af.Van de buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God. Je, de Heerezegent voor hen de middelen der genade, waaronder ze geboren enopgevoed worden, en leert hen van hun jeugd aan.

De andere bedenking die we willen ophelderen, is, hoe deouders en doopgetuigen verplicht kunnen worden te bekennen dat dekinderen in Christus geheiligd zijn? Overmits zij dit van hunkinderen niet kunnen weren, en de uitverkoren kinderen, die ¢fhet beginsel der wedergeboorte deelachtig zijn, ¢f nogdeelachtig zullen worden, verre de minste zijn in de kerk. Velentoch worden geroepen, maar weinigen uitverkoren. Maar er wordtniet gevraagd of men niet bekent dat alle, en of dit en dat kindin Christus geheiligd is! Maar alleen wordt gesproken van dekinderen in het algemeen, de kinderen der Gemeente, die deuitverkoren kinderen zijn, die er de Heere onze God toe roepenzal, naar Petrus' woord in Handelingen 2:39. Waartoe? Opdat zegeroepen worden, de ouders en getuigen, om hun kind, als hetopwast, te onderwijzen. Gelijk ze daartoe ook verbonden worden,als ze het kind ten doop aanbieden. Ja, godzalige ouders hebbenhet voor hun kinderen, uit kracht van Gods Verbond, met hen enhun zaad gemaakt, in hoop te verwachten. Is het niet voor ditkind, het zal dan zijn voor hun navolgend geslacht. En daaromkunnen we op dat verzegelde Verbond voor hun kinderen de Heereaanspreken en er op pleiten.

Toepassing

Geliefden, zijn deze ophelderingen van die bedenkingen u nietklaar genoeg om er in te berusten, ge zult echter het wanbesefvan de Roomsen omtrent de kracht van de waterdoop, en derMennonieten omtrent de kinderdoop niet goedkeuren, maar moetenveroordelen. Doch hoevelen zijn er onder ons, die, hetzij ze hetweten of niet weten, zich niet anders gedragen alsof ze nooitonze waarheid gehoord hadden, maar onder onze tegenpartijderswaren opgevoed? Want:

1. Doen velen gelijk de Roomsen omtrent de Doop? Dit blijktimmers:

a) Omdat ze de Doop voor hun kinderen als volstrektnoodzakelijk houden, en daarom zozeer en meer daarop gezet zijn,dan op de wedergeboorte en de afwassing der zonden. Daaruit komthet dat men op ongelegen tijden de Doop door zijn kinderen zalzoeken. Sterft het kind, zonder dat het gedoopt kon worden, menis er zo over bekommerd, alsof het nu niet zalig kan zijn. En leter op, maakt ge wel zoveel werk en bekommernis omtrent de ellendevan uw kind, dat het van nature een kind des toorns is, gelijk deanderen? Gelijk de apostel spreekt in Ef. 2:3. Zijt ge el zogezet op de wedergeboorte, de afwassing der zonden, derechtvaardigmaking en heiligmaking van uw kind als op zijn Doop?Hoe weinigen kennen en behartigen de betekenende zaak van de Doopdaar ze zich ondertussen vergapen en vergeten in het uitwendigeteken. Het blijkt nog meer dat Roomse gronden het hart bezetten.

b) Omdat men gerust en onbekommerd is als het kind slechtsgedoopt is. Men denkt, nu is het wel, alsof het nu geen zondenhad, en in de genadestaat is. Alsof de Doop door het verrichtenvan die handeling, het gedoopt zijn, gelijk de Roomsen spreken,de zonden had afgewassen, zonder dat men enige waarachtigewerkzaamheid betoont omtrent de doop van het kind. Want hebt ge uvoor de doop wel eens voor de Heere voor uw kind afgezonderd? Inde doop uw kind aan de Heere in het Verbond overgegeven? Ne dedoop ernstig en Hem dikwijls aangelopen, dat Hij het uit hetverzegelde Verbond wil begunstigen? Dit kennen velen niet, het ishen vreemd. Ze hebben dit nooit gezien noch opgemerkt in anderen.Ja, zo'n ernst, en dat men zijn knieën boog, zou men voor Roomsen onbetamelijk houden in het Hervormde Christendom. Maar welknut verkrijgt het kind, dat ge het zo zorgeloos en alleenlichamelijk laat dopen? Kan de uitwendige Doop uw kind behouden?Die is immers niet meer dan een aflegging van de vuiligheid deslichaams?

2. Anderen zien in de Doop niet dieper dan de Socinianen enMennonieten. Want sommigen merken de Doop niet anders aan dan eenburgerlijke of kerkelijke gewoonte. Een bloot teken van hetChristendom, en om plechtig het kind zijn naam te geven. Nooitzouden ze hun kinderen laten dopen, tenzij ze gezien hadden datanderen het deden en het mooi staat. Is dit niet waar? Want zomen meer in de Doop zag, zou men dan geen betere doopgetuigennemen dan men menigmaal neemt? Men maakt geen keus vanverstandige godvruchtige mensen, die van een nauwgezet levenzijn, en bekwaam en hartelijk zijn om hun plicht omtrent dekinderen te doen, waarvoor ze zich plechtig verbinden. Maar menlet slechts of het bloedvrienden, en of ze van vermogen engulhartig zijn om een flinke doopgave te geven. En hoe stelt menhet kind voor als men het ter doop brengt? Is het zedig enstemmig gekleed? Neen, maar alsof men het voor de wereld zouinwijden en inlijven, omhangt men het met ik weet niet wat voorgewaad. En daarmee verschijnt men voor het aangezicht van God ende Gemeente, tot ontering van de Naam des Heeren en van de doop.Vrienden, zo ge wist wat de doop was, en wat er daaromtrent tedoen is om het kind van de wereld af te zonderen, het God in hetVerbond op te dragen en het te laten verzegelen, zoudt ge dan zovoor Gods aangezicht verschijnen? Zeker niet. Het ontzag voorGod, voor de Gemeente en voor Zijn verborgenheden, ja de liefdevoor de ziel van uw kind zou u van zo'n ijdelheid weerhouden. Ja,toont men niet dat men met de Mennonieten gelooft, dat de Doopvan de kinderen niet erg noodzakelijk is, als men zo gemakkelijkde Doop van kinderen uitstelt zonder reden. Immers, zondergewichtige redenen. De doopgetuigen, die sierlijke klederen of dedoopplaats zijn niet bij de hand. Dan en dan kan men het weldoen. Het kind zal daarom niet verdoemd worden, zo denkt men.Maar is het Gods instelling niet waar Hij ons aan verbindt? En zohet kind door uw verzuim zonder Doop sterft, moet dat u nietbezwaren en doen denken dat ge in dit opzicht Gods instelling enraad verworpen hebt, dat ge uw kind niet hebt laten dopen?

3. En hoe doen de meesten omtrent hun eigen Doop en van hunkinderen? Men lette eens op het gedrag van ons gedooptChristendom. Gij die gedoopt bent, denkt ge wel ooit aan uw Doop,wat die inhoudt en waartoe hij aan u bediend is? Hebt ge hem welproberen te verstaan, dat door de Doop u geleerd is uw zondigeonreinheid en verdoemelijkheid? Dat de Drie-enige God u in hetVerbond opgenomen en al Zijn genade verzegeld heeft en dat gedaartoe door uw doopouders Gode zijt opgedragen? Dat ge daarinplechtig verbonden zijt geworden, om alles buiten de Drie-enigeGod te verlaten en te verloochenen, en Hem alleen geheel lief tehebben en te dienen? Hebt ge u nu aan die verbintenis, voor ugeschied, gehouden? En daartoe u werkelijk overgegeven om tezeggen en te schrijven: Ik ben des Heeren? O, hoe weinigenverstaan en behartigen dit! Omdat men gedoopt is, is men gerusten zorgeloos. Men leeft als een ongedoopte heiden. Men heeftvergeten de reiniging van zijn vorige zonden. De besmetting derwereld was men uitwendig sacramenteel ontvloden, maar men wikkeltzich wederom in dezelve. Men laat zich overwinnen. En zo is menin zijn laatste erger dan in zijn eerste, zoals Petrus spreekt.Wat doet ge, die u zo gedraagt, anders dan het Verbond van Godverbreken, en in het openbaar te betuigen, dat ge u aan deverbintenis, die uw ouders en doopgetuigen voor u met de Heeregemaakt hebben, niet wilt houden? Wat denkt ge, zou de Heere dieverbondsbreuk niet wreken, en al die verbondsvloeken over detrouweloze verbrekers niet brengen? Zekerlijk. Leest het zelf inLev. 36 en Jer. 11. En om nog dit te zeggen, ouders en anderendie kinderen ten doop hebt aangeboden, hebt ge het wel verstaanwat u toen is voorgehouden en afgevraagd? Hebt ge ook uw beloftengehouden, met uw kinderen te onderwijzen, en te doen onderwijzen?Wat zouden velen doen? Ze wisten zelfs niet wat ze deden toen zehet kind ten doop brachten en op de gestelde vragen antwoordden.Zo ge uw plicht had gedaan, zouden uw kinderen zo onkundig,ongodsdienstig, wederhorig, wereldsgezind en woest zijn? Immersdan zou er Christelijkheid en zedigheid in gezien worden. Maar nuhoort men niet de taal Kanaäns uit de mond der kinderen, maar detaal van die van Asdod. Zie Neh. 13:23-24. De kinderen openbarenbuitenshuis hoe en door welke ouders ze binnenshuis wordenopgevoed. Wat moet er van het volgende geslacht worden? Door welkvolk noch kerk noch burgerschap, wil bestuurd worden. Ouders endoopgetuigen, wast zullen de kinderen, welker ziel ge zoverwaarloosd en mishandeld hebt, tot uw smart in de grote dagtegen u opstaan, en zich over u beklagen! Hoe zal de Heere GodZich over u beklagen, dat gij Zijn kinderen, die ge Hem gebaarden opgedragen had, aan Hem ontrukt en aan de wereld hebtopgeofferd! Ge kunt het zien in Ezech. 16:21-21. Als een stotendeos iemands zoon of dochter gestoten had, moest het niet alleen opde os verhaald worden, maar ook op zijn heer, als hij hetvoorheen wist dat zijn os stotig was. Hoeveel te meer zal deHeere het dan verhalen op de ouders en doopgetuigen, dat zij dezielen van hun kinderen, zoveel in hen is, van het verderf nietafhouden? Heeft de Heere God zware oordelen over Eli, verder eengodvruchtig man, over zijn huis en gans Israël gebracht om zijnzorgeloosheid omtrent zijn kinderen? Wat zal dan de Heere Godniet brengen over hen die zelf goddeloos zijn, en hun kinderengoddeloos en voor de hel opvoeden?

Och, dat ieder dit op zijn ziel binde, om hierin een goedeverandering te maken. Geliefden, neemt toch daartoe deze mijnvermaningen ter harte.

1. Zoekt toch de natuur van de doop eens te verstaan. Leest enherleest keer op keer het Formulier van de Doop. Wat die betekenten waartoe ge verbonden zijt. Opdat ge leert hoe ge uw doop teverwerken hebt. Kunt ge het niet verstaan, beklaagt het dat gezoveel dagen in uw onwetendheid, tot zoveel nadeel voor uzelf enuw kinderen hebt doorgebracht omtrent deze gewichtige zaak. Enlaat u onderrichten om het van anderen te leren wat ge zelf nietweet en nochtans moet weten. De leer der dopen is het beginselvan Christus' leer, naar Paulus' zeggen in Hebr. 6:1-2. Enverstaat ge deze niet, hoe zult ge de andere en hogereverborgenheden, voor u noodzakelijk, verstaan?

2. Ontwaakt eens uit uw inbeelding dat de waterdoop u enig nutdoor zichzelf heeft toegebracht. De inbeelding, dat de doop u toteen Christen heeft gemaakt, houdt u zorgeloos en verderft uwziel. Daarom, weet dat de Doop, die een aflegging van devuiligheid des lichaams is, u niet behoudt. Maar dat ge moetwedergeboren zijn, zult ge zalig worden. Hoort het de mond derWaarheid met een dubbel voorwaar bevestigen. Voorwaar, voorwaar,zeg Ik u, tenzij iemand wederom geboren wordt, hij kan GodsKoninkrijk niet zien. Daarom, wees toch ernstig, opdat ge moogtwedergeboren worden.

3. Geeft u nog aan de Heere in het Verbond over, daar ge,zodra ge geboren waart, door anderen in zijt overgedragen. Houdtu aan die verbintenis voor u gedaan, en vernieuwt ze nog inwaarheid en oprechtheid, zodat ge zegt en schrijft: Ik ben desHeeren, zoals van het besprengde volk voorzegd wordt in Jes.44:5. Wilt ge u onttrekken en in uw snode zorgeloosheid enzondigheid blijven, pronkt dan niet langer met de Christennaam,maar legt hem af. Komt voor de predikstoel, en verklaart voor hetAangezicht van God en de Gemeente, voor wie ge plechtig zijtgedoopt en verbonden, dat ge u aan dat Verbond en dieverbintenis, die uw ouders en doopgetuigen voor u gemaakt hebben,en daarop u doen dopen, niet houdt, maar die herroept. En dan zalmen zien of ge van ons of van ozne vijanden zijt. Maar gruwt gehiervan, houdt u dan aan het gemaakte en verzegelde Verbond, omer alle genade uit te ontvangen en het waardig te gedragen. Zohoudt men zich met alle Joden aan het woord dat anderen voor onsin de verbondmaking aan de Heere hebben gegeven. En men komt inde vloek en in de eed. Dan zou het doopzegel, zo dikwijls door uontheiligd, u nog een zegel en ontwijfelbaar getuigenis zijn, datge een eeuwig Verbond der genade met God hebt, gelijk hetDoopformulier spreekt.

4. Als de doop wordt bediend, laat er uw aandacht en opmerkingdienaangaande mee bezig zijn. Dan moet men uit de vergaderingniet weglopen, noch her en derwaarts zien. Er geschiedt toch ietsGoddelijks. Een kind wordt in Gods Verbond overgegeven, en inZijn Naam verzegeld. Men moet dan nauwkeurig luisteren wat doordes Heeren dienaar in Zijn Naam wordt voorgedragen enafgevorderd. Ons gebed moeten we hartelijk bij het gebed van deGemeente voegen. Bedenk dan dat ge op dezelfde wijze gedooptzijt, en waartoe Zich de Heere aan u heeft verbonden, en gij aanHem. Zo zoudt ge uw Doop keer op keer vernieuwen, en er eennieuwe genade en verwakkering door verkrijgen, om uw harten metJosafat in de wegen des Heeren te verheffen.

5. Laat toch uw werkzaamheden veel en hartelijk omtrent deDoop van uw kinderen gaan. Het zij u toch niet om het even welkemensen ge over uw kinderen tot doopgetuigen stelt. Maar zie omnaar vrome mensen, die weten wat ze doen, en volvaardig zullenzijn om het welzijn van de zielen van uw kinderen te behartigen.Gaat niet met uw kind heen, tenzij ge er de Heere over gesmeekthebt. En draagt het dan de Heere op. En geeft het aan Hem over,zoals Hanna haar zoon Samuël deed. Laat uw verbintenis aan deHeere voor het kind oprecht, en met een volkomen hart zijn. Dochdat ge dan ook uw beloften volbrengt, om het kind van de wereldaf te zonderen, en afgezonderd te houden. Het op te voeden in delering en vermaning des Heeren. Zo vermanen u Paulus en Salomo.Zo hebben ook de heiligen gedaan, als Abraham. David, de moederen grootmoeder van Timotheus.

Vaders, zijn uw kinderen uw eigen vlees en bloed niet?Moeders, hebt ge ze niet in uw ingewanden gedragen? Hebt ge zeniet hartelijk lief? En alles wat ge hebt, is het niet voor hen?Is de minste jammer die hen overvalt voor u niet ondragelijk?Zoudt ge ze dan voor de hel opvoeden, en niet voor de hemel? Gemoogt uw plicht niet nalaten. Ook gij niet, die als doopgetuigenover dit of dat kind hebt gestaan, want gij allen hebt u daartoeplechtig verbonden.

6. Kinderen, die al zover gekomen zijt, dat ge enig begrip vanGods verborgenheden kunt maken, en u goed en kwaad weet. Begintoch al vroeg de Heere te kennen en te zoeken. Gedenk aan uwSchepper in de dagen uwer jongelingschap. Eer dat de kwade dagenkomen, en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik hebgeen lust in dezelve, gelijk Salomo u zegt in Pred. 12:1. Zohebben gedaan Abia, de zoon van Jerobeam, Obadja, Achabshofmeester, David, Jeremia, Johannes de Doper, Timotheus enanderen. Geen groter zoetigheid is er voor kinderen dan dat zehet juk des Heeren in hun jeugd dragen. Ge wilt immers niet inhet verderf lopen?

Ge zijt tot des Heeren dienst door uw Doop verbonden. Daarom,weest uw ouderen gehoorzaam. Wacht u voor de begeerlijkheden derjonkheid. Onttrekt u van woeste kinderen. Voegt u tot depredikaties en catechisaties. En weest verzekerd dat het u nooitberouwen zal. Zo zoudt ge met David de Heere, om gunst teverkrijgen in uw ongelegenheid en ouderdom. kunnen dringen. LeestPs. 22:10-11 en 71:17-18. Zo zouden we, naar Paulus' zeggen inEf. 4:13. komen tot de enigheid des geloofs en der kennis vanGods Zoon, tot een volkomen man, tot de mate der grootte dervolheid van Christus, om, gelijk hij nog zegt in 1 Kor. 13:11-12,teniet te doen hetgeen eens kinds is, en niet meer te zien dooreen spiegel in een duistere rede, maar van aangezicht totaangezicht. En niet meer ten dele kennen, maar gelijk we gekendzijn.

Amen.