Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden inhet land dat de Heere uw God u geeft. Exodus 20:12
Vraag 104. Wat wil God in het vijfde gebod?
Antwoord. Dat ik mijn vader en mijn moeder, en allen die overmij gesteld zijn, alle eer, liefde en trouw bewijze, mij aan hungoede leer en straf met behoorlijke gehoorzaamheid onderwerpe, enook met hun zwakheid en gebreken geduld hebbe, aangezien het Godbelieft ons door hun hand te regeren.
De liefde is de vervulling der wet, zegt Paulus in Rom. 13:10.Hij spreekt van liefde tot de naasten, want hij had gezegd: Zijtniemand iets schuldig dan elkander lief te hebben, want die deander liefheeft, die heeft de wet vervuld. Maar hoe kan ditgezegd worden? Moet men dan niet God, en zelfs meer dan denaasten, liefhebben? Eist de wet niet zowel de liefde tot God alsde naasten? Immers is naar Jezus' verklaring het bevel van Godlief te hebben het eerste en grootste gebod. Doch het is zovreemd niet, dat de liefde tot de naasten de wet vervult. Want,als ze wel geoefend wordt, dan geschiedt ze uit een hart dat metde liefde tot God bezet is, om Gods wil en liefde, en zo is deliefde tot de naasten het blijk en de proef dat men Godliefheeft. Daarom zegt de apostel, die Jezus liefhad: Indieniemand zegt, ik heb God lief, en haat zijn broeder, die is eenleugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, die hij gezienheeft, hoe kan hij God liefhebben, die hij niet gezien heeft? Wiedan God liefheeft, kan niet zeggen dat hij de wet vervult, tenzijhij ook zijn naasten liefheeft. Want gelijk dezelfde lievelingdes Heeren zegt: Dit gebod hebben wij van Hem, dat die Godliefheeft, ook zijn broeder liefheeft.
Dewijl we dan een ieder hebben opgewekt om God lief te hebbenin onze betrachtingen van de geboden van de eerste tafel; zowillen we dan ook aantonen hoe men de wet zal vervullen door deliefde tot de naasten, volgens de geboden van de tweede tafel derwet. Waarin eerst de verplichting der liefde van de kinderen tothun ouders geboden wordt, omdat men aan hen naast God hetallermeest verplicht is. En omdat door ouders, gelijk blijkenzal, ook allen die over ons gesteld zijn, verstaan worden, en zodit gebod de vier volgende bevelen beveiligt tegen deovertreders. Want waar de oppermachten geëerd worden, daarzullen ook de doodslagers, de echtbrekers, dieven en leugenaarsworden bedwongen.
Twee zaken moeten we hier overleggen:
I. Het voorstel van dit gebod.
II. De belofte om de onderhouding van het gebod aan tedringen.
Het heeft God naar Zijn hoge wijsheid niet behaagd alle mensentegelijk, maar uit één bloede te scheppen, en alzo de een uitde ander te doen voortkomen, opdat de een aan de ander, als zijnmedemens, met liefde zou kleven, en de kinderen aan hun ouderszouden onderdanig zijn om een goede orde in de samenleving dermensen te vestigen, en alzo Gods oppergezag over Zijn schepselenaf te beelden. Daarom zegt de grote Wetgever: Eert uw vader en uwmoeder. Niet alleen wil de Heere dat men zijn vader eerbiedige,maar ook zijn moeder. De moeder onder de heerschappij van devader staande, het gemeenzaamst met de kinderen omgaande, endoorgaans haar liefde tot de kinderen meer dan de vaderuitlatende, zal ook gewoonlijk minder dan de vader door dekinderen ontzien worden. De Heere duldt dit echter niet, maarbeveelt dat men zowel de moeders als de vaders zal eren. Dekinderen zijn toch zowel het vlees en bloed van de moeder als vande vader. De moeder moet men immers niet minder dan de vadereren, want ze heeft de kinderen in haar ingewanden gedragen, metsmart voortgebracht en ze met meer tederheid en moeite gekoesterddan de vader. Daarom wordt ook de moeder wel eens voor de vaderin deze plicht de kinderen voorgesteld. Een ieder zal zijn moederen zijn vader vrezen, zegt de Heere in Lev. 19:3. Gods gebod iszeer wijd, zegt de man naar Gods hart, daar het ook allen dieover ons gesteld zijn vaders en moeders noemt. Want in deburgerstaat zijn de overheden vaders. Eljakim, met deheerschappij in zijn hand, zou de inwoners van Jeruzalem en hethuis van Juda tot een vader zijn. Gelijk ook de oude mensen, diemen als vaders en moeders moet vermanen. In de kerk zijn deleraars vaders, bijzonder die het middel van iemands geestelijkegeboorte zijn, gelijk Paulus de Korinthiërs tot een vader was,die hen door Het Evangelie geteeld had. En in de huishouding zijnook de voorouders vaders en moeders daarom worden de patriarchende vaders van Israël genoemd. Stefanus zegt: Onze vaders vondengeen spijs. Stiefvaders en stiefmoeders worden hiervan nietuitgezonderd. Jozef, de man van Maria, wordt Jezus' vadergenoemd. Ook schoonvaders en schoonmoeders, gelijk David Saulzijn vader noemde, en Naomi noemde Ruth haar dochter. Zo zijn ookvoogden, die de zorg van eens anders kinderen op zich nemen, enals eigen aannemen, vaders. Gelijk Mordechai Esther tot eendochter had aangenomen. Voor vaders en moeders moeten ook demeesters en vrouwen over hun dienstboden worden gehouden. Gelijkde knechten van Naäman de Syriër hem hun vader noemden.
De Heere God is alleen wijs, en doet daarom geen enkel dingtevergeefs, gelijk het ook niet zonder reden is, dat Hij allen,die over ons gesteld zijn, met de naam van vader en moedervereert.
a. Want zo leert Hij ons de nauwe betrekking en verbintenisdie meerderen en minderen op elkander hebben, gelijk als vanouderen en kinderen.
b. Ook wijst God daardoor aan hoe degenen doe over anderen alsvaders en moeders gesteld zijn, met liefde en toegenegenheidmoeten regeren over de minderen, die dan ook even als kinderenmoeten gehoorzaam zijn. c. Al het gezag dat de een over de anderheeft, is voortgesproten uit de vaderlijke macht. Voordat velehuisgezinnen zich tot een geschikte samenwoning bij elkandervoegden, hebben de vaders een hoofd, de overheid, en een algemenevader verkoren, om naar zekere wetten de menigte te regeren en tebeschermen.
Dewijl er nu in het vader en moederschap een meerderheid enoppermacht boven de kinderen is, zo wil de Heere dat die erkendworde. En daarom zegt Hij met een vreselijke vertoning van Zijnhoogste oppergezag tot ieder kind: Eert uw vader en uw moeder.Waardoor men dan de meerderheid en de eerwaardigheid van deouders erkent met eerbied door inwendige gemoedsbewegingen, diemen door welvoegende gebaren, woorden, daden en deugden uitdrukt.Gelijk Salomo zijn moeder eerde, als hij van zijn troon opstond,haar tegemoet, zich voor haar boog en aan zijn rechterhand zette.Zo moet men ook de koning eren, gelijk Job als een vorst doorzijn volk geëerd werd, toen hij naar de poort door de staduitging, en hij zijn stoel op de straten liet bereiden. Dejongens zagen hem en verstaken zich, en de stokouden rezen op enstonden, enz. Oude mensen mag men niet smaden, maar voor degrijze haren zal men opstaan, en het aangezicht van de oudenvereren. De leraars moet men ook in ere houden, want deouderlingen die wel regeren zal men dubbele eer waardig achten,voornamelijk die arbeiden in het woord en de leer. En Paulusbeveelt de dienstboden dat ze hun heren alle eer waardig achten.
Die zijn ouders eert, zal ze ook liefhebben. De liefde is tochde moeder van die schone dochter. Het is ook het gebod der liefdedat de eer gebiedt. Gelijk ook de liefde de ouders werkelijk eertmet haar toegenegenheid tot hen uit te laten, met ze hoog teachten, hen wel te doen en hun zin te volbrengen. Het is zonatuurlijk en de kinderen aangeboren om hen lief te hebben, dathet niet nodig is hiervan iets te bevelen. Ik weet ook niet datdeze deugd ergens in Gods boek anders dan van bezijden wordtbevolen. Die vader of moeder liefheeft boven Mij is Mijns nietwaardig, zegt de Zaligmaker. Zo veronderstelt Hij dan dat eenieder zijn ouders naar de aard van de natuur liefheeft. Het zijnontaarde, verbasterde kinderen, zonder natuurlijke liefde, diemet deze deugd niet bezet zijn. Doch niet alleen moet men zijnnatuurlijke ouders, maar de overheden als vaders liefhebben.
Men mag ze niet vloeken, naar Salomo's woord. Zo moet men zedan liefhebben en zegenen.
Het volk dat zijn koning David aankleefde had hem zo lief, dathet hem met zich in de stijd tegen Absalom niet wilde wagen,opdat hij in geen gevaar kwam. De leraars, die als vrome vadersde Gemeenten met Gods Woord voeden en koesteren, moet men ookzeer veel achten in de liefde om hun werks wil. De Galaten kwetenzich hierin bijzonder tegenover Paulus. Ze zouden, ware hetmogelijk, hun ogen wel uitgegraven en hem gegeven hebben. Dat menook oude mensen, voorouders en schoonouders moet liefhebben,leert ons de Heere, als Hij het als een verfoeilijk werk laataantekenen dat de schoondochter opstaat tegen haar schoonmoeder.Ook is het de plicht van de dienstboden hun heren en vrouwen liefte hebben, en uit liefde te dienen. Men kan toch zijn heer nietdienen, die men haat en niet liefheeft, naar Jezus' woorden inMatth. 6:24.
Gelijk de liefde de eer baart, heeft de eer de trouw tot haarzuster die zich dienstbaar maakt aan de ouders, om hen niets teonttrekken. Want die zijn vader of moeder berooft, en zegt, hetis geen overtreding, die is des verdervenden mans metgezel. Hetgetrouwe kind zal met Jozef, als het in zijn vermogen is, zijnvader, zijn broeders en het ganse huis zijns vaders, tot de mondder kinderen toe, onderhouden met brood. Ook moet men deoverheden getrouw zijn. De keizer moet men geven dat des keizersis. Geeft schatting die gij schatting, tol die gij tol schuldogzijt, zegt die getrouwe apostel. Verfoeilijk is het ook als mende leraars niet getrouw onderhoudt. Zelfs Farao verzorgde zijnpriesters. Paulus wilde ook dat men de leraars zou onderhouden.En hoewel de voorouders ons zo na niet zijn als onze naasteouders, zo moeten we hen echter wedervergelding doen. Het is ookde plicht van de dienstboden, dat ze met getrouwheid zichdienstbaar tonen, zonder hun meesters en vrouwen iets teonttrekken. Goede dienstknechten worden ook getrouwedienstknechten genoemd door de Heiland.
Maar is er iets dat de kinderen past, het is in het bijzonderdat ze zich aan der ouderen goede leer en straf met behoorlijkegehoorzaamheid onderwerpen. Hun onderwijzingen moeten ze metleerzaamheid waarnemen. Salomo zegt: Mijn zoon, hoort de tuchtuws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet. Hun bevelenmoeten de kinderen met onderdanigheid, gelijk Jezus in Zijn jeugdzijn ouders onderdanig was, en hun goede straf met een billijkontzag, en met een ootmoedige lijdzaamheid verdragen. Paulusdaarop ziende zegt: Wij hebben de vaders onzes vleses totkastijders gehad, en wij ontzagen ze.
De Heere neemt de hardnekkige en onverbeterlijkeongehoorzaamheid van kinderen, door hun ouders gekastijd, zozwaar, dat hij ze door de overheid met de dood wil gestrafthebben. Maar zijn die ook vaders, die over ons gesteld zijn, alleziel zij dan ook de machten over haar gesteld onderworpen, naarPaulus woord. Ook past het dat men de leraars en de voorgangersgehoorzaam en onderdanig zij, gelijk dezelfde apostel wil. Dejonge mensen zullen ook de ouderen onderdanig zijn, naar Petrusvermaning. En de dienstknechten worden vermaand, dat ze hun herennaar het vlees gehoorzaam zijn met vreze en beven, in eenvoud desharten, als aan Christus.
Het is waar, de ouders hebben dikwijls vele zwakheden engebreken. Men heeft met hen zoveel kosten en moeite. Daarbij zijnze gemelijk, ja wel goddeloos en onverdraaglijk. Maar zal mendaarom aan hen de kinderplicht weigeren? Nooit komt het meer tepas dat men ze ere, dan in zulke ongelegenheden. Denkt eens wateen zwakheden en gebreken zij in hun kinderen hebben verdragen!En zo heeft men slechts zijn oude schuld te betalen doormedelijden en geduld met hun zwakheden en gebreken te hebben. Dewijze koning zegt: Hoort naar uw vader, die u gewonnen heeft, enveracht uw moeder niet, als ze oud geworden is. Het is degoddeloze Cham zijn werk om zijn vaders Noachs gebrek en zwakheidte bespotten. Maar Sem en Jafeth bedekten zijn naaktheid. Dochhij werd er om vervloekt en hun broeders om hun deugd gezegend.Overheden, heren en leraars, als Diotrefessen, heersen soms metgeweld en zeer streng. Maar men moet met alle vreze onderdanigzijn, niet alleen de goeden, en de bescheidenen, maar ook deharden.
Hoewel het zeer natuurlijk is dat men zijn ouders eert, en debillijkheid vereist dat men God gehoorzaam is, alleen omdat Hijhet gebiedt: de Heere wil er ons nochtans als met touwen vanliefde toe trekken, als Hij een groot loon op de onderhoudingbelooft. Want Hij zegt: Opdat uw dagen verlengd worden in hetland dat de Heere uw God u geeft. De Heere, Jehovah, was IsraëlsGod vanwege het Verbond met Abraham en zijn zaad al in het OudeTestament opgericht. De Heere gaf nu aan Israël, als zijn God,het gezegende land Kanaän, waarop deze belofte ziet tot eenerfenis en bezitting. Zeker niet als Israëls enige ofvoornaamste belofte dat de Heere zijn God was en in Abrahamszaad, de Messias, alle geslachten der aarde zouden gezegendworden. In dit land belooft de Heere aan Israëls kinderen, diehun ouders eren, een lang leven. Niet dat het leven boven hettijdperk, van God door Zijn eeuwig en onveranderlijk besluitbepaald, kan verlengd worden. Want des mensen dagen zijn bestemd,het getal zijner maanden is bij God, en Hij heeft zijn bepalingengemaakt, die de mens niet overgaan zal, naar Jobs zeggen. Maariemands dagen worden verlengd, óf ten opzichte van anderen, diein hun jeugd worden weggerukt, óf ten opzichte van onzenatuurlijke krachten en verwachting. Zulke verlengde dagenbelooft nu de Heere aan de gehoorzame kinderen in het landKanaän, als in een zeer gezegend en goed land, een land vanwaterbeken, fonteinen en diepten, die in de dalen en in de bergenuitvlieten. Een land van tarwe en gerst, en wijnstokken, envijgenbomen en granaatappelen. Een land van olierijke olijfbomen,en van honing. Een land waarin Israël brood zonder schaarsheideten, en dat het niets ontbreken zou. Een land welks stenenijzer, en uit welks bergen men koper zou uithouwen. Zo getuigt deHeere God er Zelf van in Deut. 8:7-9. Ook zegt de Heere tot Zijnvolk in Deut. 11:12: Een land dat de Heere uw God bezorgt. Deogen van de Heere uw God zijn gedurig daarop, van het begin desjaars tot het einde des jaars. Ja, het was een land dat de Heerede kinderen Israëls als hun God gaf, uit en in Zijn vrije gunst,daar de Messias in het vlees zou verschijnen. Immanuëls land,waar God al Zijn geestelijke zegeningen op deed nederdalen, Zijndienst aan vasthechtte, en hen een pand van de eeuwige rust was.In dit land lang te leven was een grote zegen, maar uit dit landvroeg te worden uitgerukt, hetzij door de dood, hetzij doorballingschap, was een zwaar oordeel, gelijk het de Heere om dezonden van Israël, tot zijn bittere smart, gedreigd enuitgevoerd heeft. Derhalve moest Israël zich laten lokken omzijn ouders te eren.
Maar als God dit bevel met zo'n belofte aan Israël gaf, heeftHij ons er dan van ontslagen, naar de mening van de antinomianenof wetbestrijders? Geenszins. Paulus toont aan dat dit gebod ookde gelovigen van het Nieuwe Testament verbindt, als hij zegt: Gijkinderen, zijt uw ouderen gehoorzaam in de Heere, want dat isrecht. Eert uw vader en uw moeder, opdat het u welga, en gij langleeft op de aarde. Gelijk Kanaän Israëls bezitting en erfeniswas, is ook de gehelde aarde de erfenis der zachtmoedigen. Alles,ook de wereld, is hun eigendom, omdat zij Christus en Godseigendom zijn. Zowel als de Heere Israëls God in het OudeTestament was, is Hij nu ook de God van Zijn volk. Het is daaromnu geen mindere zegen lang te leven dan in het Oude Testament.Het is nu geen mindere straf uit het leven te worden weggenomen,dan het was in het Oude Testament. Toen waren de gelovigen, uitvrees van het land Kanaän door de dood te zullen verliezen, nietmeer door heel hun leven met de vreze des doods bevangen dan nude gelovigen. Gelijk ook Paulus niet spreekt van de vreze desdoods die de gelovigen van het Oude Testament zou bevangen hebbendoor de zorg dat ze het land Kanaän mochten verliezen. Beteregedachten maken onze kanttekenaars over die tekst Hebr 2:15. Menkan ze nazien. Mocht iemand denken: hoe is het lang leven opaarde een zegen? Ware het de gelovigen niet beter door de doodvroeg naar de hemel te gaan? Doch het lang leven op aarde wordthier niet gesteld tegenover het eeuwige leven, maar tegenover dedood. Het leven is op zichzelf een zegen, niet alleen voor eengoddeloze, die zolang hij leeft van het verderf bevrijd is, Godsgaven en de tijd en de middelen tot zijn bekering geniet. Maarook is het lang leven voor een godzalige een zegen, want hetleven is zoet. Alles wat leeft vreest voor de dood. Stierven alde rechtvaardigen in hun jeugd, wat zou er dan van de wereldworden? Wie zou ze in de hand houden en bekeren? Maar degodzaligen, lang levende, kunnen voor anderen tot bekering zijn,en God verheerlijken onder degenen die op aarde leven, waar hijhierna geen gelegenheid voor zal hebben. Daartoe geeft ook deHeere aan Zijn gunstgenoten een lang leven, gelijk Hiskia toonde.Toen de Heere hem had gezond gemaakt en genezen, zegt hij totZijn lof: Want het graf zal u niet loven, de dood zal U nietprijzen, Die in de kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niethopen. De levende, de levende zal U loven, gelijk ik heden doe.De vader zal de kinderen Uwe waarheid bekend maken. In de hemelzal men dit meer doen, doch men zal daar tijd genoeg hebben. Dehemel zal de gelovigen niet ontvallen, noch verminderd worden.Door het vertoeven op aarde leven de goddelozen lang in hunonbekeerlijkheid. Dit is hen dan geen zegen, maar een vloek. Wanteen zondaar honderd jaar oud zijnde, zal vervloekt worden. Sterfteen godzalige vroeg, het is voor hem een langer leven dan dat vaneen oude goddeloze die toch levende gestorven is. God neemt Zijnkinderen wel eens vroeg weg, om hen van het kwaad, dat Hij overhun geslacht wil brengen, te bevrijden. En zo worden zeweggeraapt voor het kwaad, gelijk de jonge Abia, Jerobeams zoon.Ook wordt een goed en wenselijk lang leven beloofd. Want deWetgever zegt in Deut. 5:16 en Paulus uit hem in Ef. 6:3: Opdatuw dagen verlengd worden, en het u welga. Ook moet men weten,dat, als God tijdelijke zegeningen belooft, dat die gewoonlijkonder voorwaarden gedaan worden, en zo dat gehoorzame kinderenlang zullen leven, zo het de Heere tot eer en hen tot zaligheidzou zijn. Ruimer mag men toch de lichamelijke beloften nietuitmeten.
Het woord dat we hiervoor in de Hebreeuwse tekst vinden,betekent ook: Opdat zij uw dagen verlengen, namelijk de vader enmoeder, die tot verlenging van de gezegende dagen der kinderenvele teerhartige zorg dragen, voor hen bidden, hen onderwijzen enhen zegenen. Wat zij meer zullen doen als de kinderen hen eren.Wat moesten dan de kinderen zich tot hun plicht niet inspannen,dewijl toch hun zegen grotelijks van de ouders afhangt.
Deze belofte moest temeer dringen, omdat dit gebod is heteerste gebod met een belofte, gelijk de apostel getuigt. Maar hoekan hij dit zeggen, daar het tweede gebod ook een belofte heeft,en nochtans vóór dit gebod gaat? Doch het is wel te verstaanals men aanmerkt dat hij niet zegt: Het is het gebod dat eerst envóór alle geboden een belofte heeft. Maar hij zegt: Het is heteerste gebod. Want het is het eerste en ook het voornaamste gebodvan de tweede tafel, waarin de vijf volgende hun grond en krachthebben, en zo is men bijzonder verplicht dit gebod teonderhouden, wil men niet losbandig de volgende overtreden. Ofwil men het zo nemen dat het vijfde gebod voor de anderen gebodende eerste belofte heeft, het is dan ook waar, niet ten opzichtevan de eerste, maar van de tweede tafel. Ook is deze beloftebijzonder gepast tot deze plicht van het eren der ouders, maar debelofte van het tweede gebod ziet op de onderhouding van al degeboden der wet, want daar zegt de Wetgever: Ik doebarmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben, en Mijngeboden onderhouden. Daar God dan alleen dit vijfde gebod metzo'n gepaste belofte sterkt, zo moeten dan de kinderen hun ouderseren, willen ze van de belofte niet ontzet worden.
Nog meer: Paulus dit gebod verklarende, en aandringende, zegtdat het recht is dat men de ouders gehoorzame. En is het nietrecht en billijk? Want God gebiedt het, die men om Zichzelf moetgehoorzamen. Alle volkeren hebben het ook recht en billijkgeoordeeld en bevolen. Het is ook natuurlijk billijk, des mensennatuur ingeschapen. Ja, wat kan er billijker zijn, dan dat men demeerderheid en de opperheid van de ouders boven zich erkenne? Vanhen heeft men toch alles, en aan hen is men naast God allesschuldig? Er is dan niets onnatuurlijker, dan dat men de oudersniet eert. En die het niet doen staan gebrandmerkt dat ze zondernatuurlijke liefde zijn.
De Onderwijzer doet hier nog een beweegreden bij, en bijzonderdaartoe, opdat men gedrongen worde met de zwakheden en gebrekenvan de ouders geduld te hebben, aangezien het God belieft onsdoor hun hand te regeren. Zodat wij de ouders moeten eren om Godgehoorzaam te zijn. Daarom zegt Petrus: Zijt alle menselijkeordening onderdanig om des Heeren wil. Als God ons dan door zulkezwakke en gebrekkige ouders wil regeren, zo mogen wij over henbiet misnoegd zijn en ons aan hen niet onttrekken.
Toepassing
Zeer schandelijk hebben de Farizeeën dit gebod zoekenkrachteloos te maken als ze zeiden: Zo wie tot vader of moederzal zeggen, het is een gave, zo wat u van mij zou kunnen tennutte komen, en zijn vader of moeder geenszins zal eren, dievoldoet. Alsof de kinderen gans geen verplichting aan hun oudershadden, maar als zij hen of de Heere iets tot een offergave(korban) ten nutte van die ouders toebrachten, dit eenwonderlijke gunst was, die de ouders aan de kinderen dankschuldig maakte. Maar mannelijk weerstond hen de Zaligmaker inhet aangezicht, omdat ze zeer te bestraffen waren, overmits zijGods gebod zo krachteloos maakten door hun inzettingen. Nietbeter maken het de Roomsen, als ze de kinderen ontslaan van deverbintenis aan hun ouders. Want ze leren dat de kinderen tegende wil van hun ouders in een klooster mogen gaan, zich tot eenhuwelijk mogen verbinden, ja alle gehoorzaamheid aan hun oudersmogen weigeren, en zelfs hen verjagen zo de Roomse kerk hen voorketters verklaart en in de ban doet. Maar is er wel iets dat deRoomse kerk meer voor anti christisch verklaart, en dat de pausis de mens der zonde, de zoon der verderfs, die zich tegenstelten verheft boven al wat God genoemd, of als God geëerd wordt,alzo dat hij in Gods tempel zit, zichzelf vertonende dat hij Godis, volgens 2 Thess. 2:3-4? Want hij maakt zich boven God groot,als hij Gods schepsels ontslaat van de verbintenis aan de Heereen Zijn wet. Billijk hebben onze vaderen zich aan zijnaangematigde en geroofde heerschappij onttrokken, om zich aan deHeere alleen naar Zijn wet te onderwerpen en Hem te gehoorzamen.Maar zijn ook de Overheden als vaders te erkennen, kwalijk doendan de Mennisten dat ze het Overheidsambt voor de christenenafkeuren, als hen niet voegende, noch met het nederigeChristendom niet kunnende bestaan. Maar zijn de hoge machten nietdoor God ingesteld? Daar is immers geen macht dan van God; en demachten die er zijn, die zijn van God verordineerd naar Paulus'leer in Rom. 13:1. Heeft de Heere al niet voor de val deheerschappij ingesteld? Niet alleen had de mens de heerschappijover al het redeloze, maar de man heeft al de heerschappij overde vrouw van de Heere verkregen, Gen. 3:16. Men denke niet datdit van de zonde voortkwam, dewijl het vloeide uit de scheppingvan de man naar Gods Beeld, en van de vrouw naar het beeld van enuit en om haar man, zoals de apostel leert in 1 Kor. 11:7-10.David was een groot koning, nochtans ook zeer nederig, gelijk hijzich vertoont. Jozef van Arimathea was een vroom en nederigchristen, hij schaamde zich niet de gekruisigde Christus tebegeren van Pilatus, en Hem in zijn nieuw graf te leggen. En hijwas echter een eerlijk raadsheer. Noch Christus, noch Zijnapostelen hebben de Overheden, als de bekeerd werden, geraden datze hun ambt zouden neerleggen, zomin als zij het de vaderenhebben geraden dat zij hun vaderschap zouden afstaan.
De wet is bovendien ingekomen, zegt de evangelieprediker,opdat de misdaad te meerder worde. Maar is dan de wet zonde?Leert zij de zonde? Dat zij verre. Maar zij ontdekt de zonde,zodat ze meer gezien en de zondaar daarover meer vernederd wordt.Want door de wet is de kennis der zonde. En waartoe wordt door dewet de zonde meerder? Het is opdat de genade veel meerovervloedig wordt. Zullen we dan dit gebod voor ons nuttig maken,we hebben onze daden te leggen en te vergelijken bij het vijfdegebod, om onze schandelijke afwijkingen met verootmoediging tebeschouwen, opdat men uit verlegenheid met begeerte om verzoeningen heiligmaking tot Christus, het einde der wet vliede.
Komt dan vrienden, ik heb u nu de eis van het gebodvoorgehouden, laat mij dan ook uw overtredingen eens beschouwen.Kunt gij allen met meer waarheid dan die Overste, die tot Jezuskwam, en voor Hem op de knieën viel, zeggen: Al deze dingen henik onderhouden van mijn jonkheid af? Laten de daden van uwkindsheid, jongelingschap en hogere ouderdom spreken.
1. Waar en wanneer heeft men in u die werkelijke achting eneerbied voor uw ouders gezien? Zijn ze niet vele malen van uonbeleefd, stout en onbeschaamd bejegend en veracht, alsof zeminder waren dan gij zijt? Zeker, het is onder ons niet beter danonder de Joden, die vader en moeder licht achtten. Niet betergedraagt men zich omtrent de Overheden. Men veracht deheerschappij, men is stout, men behaagt zichzelf, en men schroomtniet de heerlijkheden te lasteren, gelijk de mensen die het meestgestraft zullen worden in de dag des oordeels, waar Petrus vanspreekt. Wij beleven dat zware oordeel, dat God over Zijn volkvoorzegt in Jes. 3:5, dat de jongeling stout is tegen de ouden,de verachte tegen de eerlijken. Zelfs de leraars, hoeonberispelijk ze zich ook houden, worden onder smaad gebracht. Dehuichelachtige spotachtige tafelbroeders zullen over hen met huntanden knersen, gelijk David in zijn tijd klaagde. Laten deleraars hun gevoelens, belangen en dagelijkse ongerechtighedenvan nabij eens ontdekken en tegengaan, zullen die bozen dan nietals Epicurese en Stoïcijnse filosofen uitroepen: Wat wil dezeklapper zeggen? En wat zijn de dienstboden niet trots. Hoe bitsen met verachting bejegenen ze hun meesters en vrouwen! Waarlijkniet anders dan of ze Ismaëlieten waren, kinderen van Hagar, diehaar vrouw verachten.
2. En hoe hebt ge u omtrent de liefde tot vader en moedergedragen? Hebt ge niet dikwijls uw afkeer van uw ouders getoond?Zijn ze u ook niet in de weg, en niet tot een last geweest? Enmisschien nog wel, zodat ge wenst naar hun dood, opdat ge watmeer uit de band mocht springen, en hun goederen erven. Zo toontmen ontaard en zonder natuurlijke liefde te zijn. Dat men deOverheden zou moeten liefhebben, komt niet eens in het hart op.Men haat en vloekt ze, gelijk Sichems burgers Abimelech. Nietbeter doet men de leraren. Ze haten in de poort degene diebestraft, en hebben een gruwel van dien, die oprecht spreekt,zegt de Heere, in Amos 5. Rechte Achabs, die de profeet haten,omdat hij over hen niets goeds profeteert, maar kwaad. En waarzou men nu zo'n knecht vinden, die uit liefde tot zijn heer hemvoor altijd zou willen dienstbaar zijn, gelijk de Hebreeuwseknecht?
3. Wat is het tegenwoordig geslacht trouweloos. De kinderenmenen dat het hen vrij staat de ouders te beroven, doch als zeerverderfelijk door Salomo aangetekend. Ouders te onderhouden, enhen wedervergelding te doen, naar Paulus' vermaning, is veelkinderen zo vreemd, dat ze met de Farizeeën menen dat de oudersgeen nut van de kinderen moeten verwachten. Eerder zal men ze totlast van de goederen der armen laten komen, dan dat men zeondersteunen zou. Of heeft men daarvoor teveel schaamte, man zalze dan nog een stuk of brok toeduwen, maar hoe liefdeloos ensmadelijk! Kan men de Overheden de tol en schatting beroven, alshet maar geheim kan blijven, men maakt er geen zwarigheid over.Leraars hebben in deze provincie wel geen klagen, maar hoe hetelders gaat, en ze hun dienst moeten doen met zuchten is genoegbekend. Het zou jammer zijn als men alle dienstboden voortrouwelozen uitkreet, maar is het niet genoeg bekend dat sommigenzich niet getrouw betonen door traagheid en achteloosheid overhetgeen ze te verzorgen hebben? Ja, sommigen zijn daartoe welvervallen, dat ze hun meesters of vrouwen ontroven, gelijkOnesimus, doch hij bekeerde zich. Och, dat alle trouwelozedienstboden eens zo gelukkig zochten te worden!
4. Men moet zich aan der ouders goede leer en straf metbehoorlijke gehoorzaamheid onderwerpen. Maar had ge hunonderwijzingen in uw jeugd in acht genomen, zoudt ge nu nietwijzer zijn? Maar ge hebt ze in de wind geslagen. Wat waart gestug tegen hun bevelen en vermaningen, zodat ze genoodzaaktwerden u te kastijden. Och of ze het meer gedaan hadden! Dedwaasheid zou misschien u niet zo gebonden gehouden hebben. Enals ze het al deden, wat werd ge toornig, je meer verhard. Denkaan uw jeugd, opdat ge die heidense gruwel, de ongehoorzaamheidaan de ouders, zien en beschaamd moogt worden. Wat is men ook deOverheden ongehoorzaam! Wat rijst er al in de boezem tegen haarop! Durfdet ge het bestaan, en vreesdet ge niet voor haar straf,niet minder dan Korach stond ge met zijn vergadering tegen haarop. Aan der leraren leer en straf moet ge immers met behoorlijkegehoorzaamheid u onderwerpen. Ze zoeken toch niet het uwe, maaru? Maar wat heeft men er al tegen? Men zegt tot de zieners, zietniet, en tot de schouwers, schouwt ons niet wat recht is. Spreektot ons zachte dingen, schouwt onze bedriegerijen. Wijkt af vande weg, maakt u van de baan; laat Israëls heiligen van onsophouden. Jes. 30:10-11. Doet men zo aan zijn ouders, Overhedenen leraars, het is dan een wonder dat de dienstboden ook zowederstrevig en tegensprekende zijn, tegen hetgeen de apostelzegt in Titus 2:9. Er zijn nog dienstboden die gehoorzaam zijn,maar het is niet uit gehoorzaamheid aan de Heere, maar naarogendienst om mensen te behagen.
5. Doet men zo als de ouders, Overheden, leraars en anderenwel gesteld zijn, men kan dan wel denken hoe het toegaat als erzwakheden en gebreken bij hen zijn. Zullen dan niet de kinderen,de onderdanen, de toehoorders en dienstboden, alsof ze van Chamsnakroost waren, daarmee spotten en het aan anderen overdragen, envader en moeder, en allen die over hen gesteld zijn verachtelijken hatelijk maken?
Men kan dan wel zien, met opgraven behoeft men het niet tezoeken, hoe dat het komt dat de huisgezinnen en gemeenten zozondig en onfatsoenlijk zijn, ja, dat er een zwart kleed vanwereldsgezindheid, verdorvenheid en geesteloosheid op de kerkligt. Of meent ge dat ge hierin onschuldig zijt? Ge weet immersbeter. Het is u wel bekend dat ge alles wat God hierin van uvordert in gehoorzaamheid aan Hem niet volbracht hebt. Ik zeg hetnog eens: Denk aan uw daden in uw jeugd en kindsheid. Beeldt uniet in omdat het in uw kindsheid geschied is, dat het daaromgeen zonde zou geweest zijn.
Toen stond ge al onder de Wetgever. Laat u ook niet voorstaan,omdat uw ongerechtigheden lang voorbij zijn, en gij ze vergetenzijt, dat ze daarom ook bij de Heere vergeten en vergeven zijn.David, een man naar Gods hart, die op de Heere vertrouwde vanzijn jeugd af, gelijk hij zelf zegt in Ps. 71 was in zijnmannelijke tijd nog over de zonde zijner jonkheid bezwaard.
En zo ge tot nog toe onbekeerd en met God niet verzoend zijt,zo is heel uw leven buiten God en zondig geweest. En al diezonden liggen nog op u. En ge moet denken, dat de Heere ze inlevendige gedachtenis houden en ze u verwijten zal, gelijk Hijdeed aan Juda en Israël, als Hij zei: De kinderen van Israël ende kinderen van Juda hebben van hun jeugd aan alleen gedaan watkwaad was in Mijn ogen.
Misschien zult ge zeggen: Ik weet dat het slecht genoeggeweest is, maar wat zal ik nu doen? Het is toch zo, en het isniet over te doen, en daarmee naar de oude gewoonte van uw zwareen menigvuldige zonden afzien. Maar vrienden, zo wordt ge van uwzonden niet ontslagen. En daarom staat er eens bij stil enluister wat ik u te zeggen heb, opdat ge u verootmoedigt, met Godverzoent, en veranderd moogt worden. a. Zeer gruwelijk zijn uwzonden. Want ze zijn begaan tegen de hoge God; tegen Zijnnadrukkelijk bevel, en wel tegen het eerste gebod van de tweedetafel, tegen Zijn belofte en liefde, waarmee Hij u wilde lokken,en die ge versmaad hebt; tegen het natuurlijk recht. En hebt ookgetoond, dat ge ontaard, verbasterd en onnatuurlijk zijt. b. Gezijt door deze zonden vervloekt, en allen die het horen enaanmerken moeten het toestemmen. Vervloekt zij die zijn vader ofmoeder veracht. En al het volk zal zeggen: Amen, volgens hetvloekregister dat van de berg Ebal voor gans Israël moest wordenuitgeroepen. c. Ge hebt reeds lange tijd het leven verbeurd. Wanthet lange leven is maar alleen beloofd aan de kinderen die hunouders gehoorzamen. Ge leeft nog, maar het is u geen zegen. Wantde Heere is nog uw Verbondsgod niet. De Heere verzadigt u in uwdagen met bitterheden om uw jeugdige en tegenwoordigeongerechtigheden. Zeggen we dit uit bitterheid en om u te doenwanhopen? Het is waar dat we wensen dat een ieder mocht zeggen:Het is buiten hoop, het leven zijner hand niet meer vinde, maarziek worde. Doch het is niet uit bitterheid, of om u alle hoop opvergeving en zaligheid af te snijden, maar om u te behouden ennaar de goede en heilzame weg te sturen.
Wilt ge dan van uw verderf bevrijd worden:
a. Trekt u dan uw ellende met ernst aan. Hieromtrent zoonverschillig te zijn is dodelijk voor u. Daarom weent en huiltover uw ellendigheden die over u komen. Och, dat ge met Efraïmover de zonde uwer jeugd, als verbaasd op de heup klopte!
b. Dat er echter geen Kaïns verschrikking zij, om u van deHeere af te drijven, maar dat ge met een ootmoedige vernederingen belijdenis uwer gruwelen van uw jeugd aan tot op deze dag toe,tot de Heere komt, gelijk Israël zich tot de Heere bekerendezei: Wij liggen in onze schaamte, en onze schande overdekt ons;want wij hebben tegen de Heere onze God gezondigd, wij en onzevaders, van onze jeugd aan tot op deze dag.
c. Weet dat Christus, Gods Zoon, ook voor zulke zondenafgesneden is uit het land der levenden, en dat Hij ook dit gebodvolbracht heeft, toen Hij Zijn ouders onderdanig was. En ditalles daartoe, opdat Hij aan Gods gerechtigheid zou voldoen enhet verbeurde leven verwerven. Want Dien, Die geen zonde gekendheeft, heeft God voor ons zonde gemaakt, opdat wij zouden wordenGods gerechtigheid in Hem, gelijk Paulus leert.
d. Wees nochtans niet te voorbarig om dit op u toe te passen,maar onderzoekt eens of Hij u ook tot Zijn gerechtigheid roept enze u aanbiedt. Ja, wees verzekerd, dat Hij u daartoe nodigt engereed is om u al Zijn verdiensten mee te delen. Wendt u naar Mijtoe en wordt behouden, al gij einden der aarde, roept Hij ook totu. Vlucht dan naar Hem toe. Neemt Hem aan, en rust niet voordatHij uw ziel met Zijn gerechtigheid begunstige. Hoort wat Hij vanonze tijd voorzegt in Jes. 45:24: Men zal van Mij zeggen:gewisselijk in de Heere zijn gerechtigheden en sterkte, tot Hemzal men komen. En zo zou voor u Christus het einde der wet totrechtvaardigheid zijn.
Die nu hun toevlucht tot Hem genomen hebben, moeten de wet enalzo ook dit gebod gebruiken tot een regel van een dankbaarleven. 1. En daarom, verwondert, verblijdt u en prijst Hem, datHij u zo'n lange tijd in het leven bewaard heeft, totdat het Zijntijd der minne voor u geworden is. Hoort er David tot de Heereover uitroepen: Het leven heeft hij van U begeerd, Gij hebt hethem gegeven: lengte van dagen, eeuwig en altoos. Reeds lang hadHij u kunnen wegnemen door een schandelijke dood. Uw vonnis wasal van oude dagen geschreven en wel in Spr. 30:17: De ogen, diede vader bespotten, of de gehoorzaamheid der moeder verachten,die zullen de raven der beek uitpikken, en des arends jongenzullen ze eten. Doch de Heere heeft er u van verschoond. 2. Laatnu Gods liefde en gunst over u, u bewegen om naar Zijn bevel uwvader en moeder, en allen die over u gesteld zijn, te eren meteerbied, liefde, trouw, gehoorzaamheid en geduld. Doch dat hetgeschiede in erkentenis van hun oppergezag over u, van God aanhen gegeven. Alle ziel zij de machten over haar gesteld,onderworpen, zegt de apostel. Zo ook in gehoorzaamheid aan deHeere. Niet naar ogendienst, als mensenbehagers, maar alsdienstknechten van Christus, doende Gods wil van harte, Dienendemet goedwilligheid de Heere, en niet de mensen. Doet het ook inalles. Dezelfde apostel zegt: Gij kinderen, zijt uw oudersgehoorzaam in alles, want dit is de Heere welbehaaglijk. Watechter niet moet geschieden als het bevel van hen die over onsgesteld zijn, strijdt tegen Gods bevel. Men moet zijn ouders welgehoorzaam zijn, doch in de Heere. God moet men meer gehoorzaamzijn dan de mensen, zeiden de apostelen. Men mag vader en moederboven Jezus niet liefhebben. Liever moet men zijn vader en moederhaten. Zie hier een goed voorbeeld van in de Levieten. Ook moetmen hen niet gehoorzamen in bevelen, die tegen de eis van derkinderen ambt strijden. Salomo, hoezeer hij ook zijn moedereerde, wilde echter niet naar haar horen, toen ze voor Adoniasprak, die oproer in zijn hart voedde. Van deze plicht zijn ookde kinderen ontslagen in huwelijksplichten. De huwelijkswet is:De man zal zijn vader en moeder verlaten, en zijn vrouwaanhangen, en zij zullen tot een vlees zijn. Hoewel de getrouwdekinderen aan de goede raad van hun ouders plaats moeten geven.Bijzonder is het de plicht der kinderen, niet dan met medewetenen de wil van hun ouders het huwelijk aan te vangen. God heefthet recht aan de ouders gegeven, om vrouwen voor hun zonen tenemen, en hun dochters aan mannen te geven. Abraham nam het opzich en vrouw voor zijn zoon Izak te bezorgen. En Simson verzochteen vrouw van zijn ouders.
Maar als hier de kinderplicht omtrent de ouders geboden wordt,dan wordt de plicht van de ouders omtrent hun kinderenverondersteld, Want de geboden van de wet moeten in al hun ruimtegenomen en wederkerig verklaard worden. B.v. de mannen wordtgeboden geen overspel te doen, niet te doden enz. zoals in deHebreeuwse tekst kan gezien worden, maar dan worden ook devrouwen gedoeld. Paulus ons dit gebod verklarende, leert ook datde ouders omtrent hun kinderen, en de heren omtrent hundienstknechten hun plicht hebben te betrachten. Dat de Wetgeverechter hier de plicht van de ouders, die niet zozeer in het erenals in het liefhebben van hun kinderen bestaat, niet uitdrukt, isomdat ze natuurlijk en door hun ingewanden tot die liefdegedrongen worden. Allen die met de naam van vader en moedervereerd worden, zijn verbonden om zich wel te gedragen omtrent dekinderen en degenen waarover zij gesteld zijn.
1. Ouders moeten behoorlijk zorg voor hun kinderen dragen,zodat ze gevoed en van het noodzakelijke voorzien worden. Die dezijnen en voornamelijk zijn huisgenoten niet verzorgt, die heefthet geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige, naar hetwoord van Paulus. Hij leert ook dat de ouders voor de kinderenschatten moeten vergaderen. Bijzonder hebben ze hun ziel, hetedelste deel, tot Godsvrucht en zaligheid te bewerken. En daaromhen naar hun vatbaarheid in Gods verborgenheden te onderwijzen,en ze te vermanen naar Salomo's raad en naar Paulus' bevel. Zodeden Abraham en David. Hiertoe zijn ook verbonden schoonouders,voogden, doopouders en grootouders. Doch het onderwijs moet methet Godzalig voorbeeld van de ouders gesterkt worden, gelijkJozua zei: Ik en mijn huis zullen de Heere dienen. Doch omdatnaar Salomo's woord, de dwaasheid in het hart des jongen isgebonden, en de roede der tucht die ver van hem zal wegdoen, zoeist het de liefde dat men hem met tuchtiging vroeg zoeke. Godbracht over het huis van Eli een verschrikkelijk oordeel, omdathij zijn zonen niet eens zuur aanzag, als ze zich haddenvervloekt gemaakt. Doch het moet niet te streng zijn om ze tevertoornen en te tergen, opdat ze niet moedeloos worden. Maarniets helpt de kinderen, tenzij de Heere alles zegent. En daarommoeten ouders voor hen bidden, gelijk Abraham en Job deden.
2. Overheden moeten naar de raad van Jethro kloeke mannenzijn, Godvrezend, waarachtige mannen, de gierigheid hatende. Hunhoogheid mag men niet verhovaardigen, noch tot hoogmoed opblazen,gelijk de Heere van Israëls koning beveelt. Haar volk moeten weliefhebben, gelijk van de hoofdman te Kapernaüm getuigd wordt.En met Julius vriendelijk zijn. Ze hebben zorg te dragen dat deonderdanen in vrede, nering en welvaart bloeien, opdat ze eengerust en stil leven mogen leiden in alle Godzaligheid eneerbaarheid.
Waartoe de onderdanen voor haar ook moeten bidden, gelijk deapostel wil. Salomo's regering was daartoe zeer gezegend. Voorhaar onderdanen te bidden is ook de plicht der overheden, naarSalomo's en Hiskia's voorbeeld. Recht en gerechtigheid moeten ze,zonder de persoon des mensen aan te zien, met een heilig ontzagen beven voor de Heere handhaven. Josafat zei tot de rechters:Ziet was gij doet, want gij houdt het gericht niet de mensen,maar de Heere, en Hij is bij u in de zaak van het gericht. Nudan, des Heeren verschrikking zij op u. Neemt waar en doet het.Want bij de Heere onze God is geen onrecht, noch aanneming vanpersonen, noch ontvanging van geschenken, enz. Bijzonder zullende overheden Gode welgevallig zijn, als ze Gods kerk teerhartigverzorgen, naar de voorzegging die van haar gedaan is in Jes.49:23. Doch daarvan hebben we gesproken in de 31e Zondag.
3. Leraars hebben ook toe te zien dat ze als vaders hungemeenten voeden en regeren. Maar dit hebben we ook geleerd inZondag 31. 4. Meesters en vrouwen moeten God danken dat ze zelfniet dienstbaar behoeven te zijn, maar van dienstboden gediendmogen worden. Daarom hebben ze toe te zien dat ze hun dienstbodenniet te streng behandelen, door hen teveel te laten doen, en mette weinig loon te geven, of hen te bits en met bedreigingen toete spreken. Hoort Paulus dit tot u zeggen: Gij heren, doethetzelfde bij hen, nalatende de dreiging; als die weet dat ook uweigen Heere in de hemelen is, en geen aanneming des persoons bijHem is.
Ziet wat Hij zegt in Kol. 4:1. Wilt, naar Salomo's wijze raad,al de feilen van uw dienstboden niet aanmerken. Ge moet wat doorde vingers zien, ge hebt zelf zware gebreken. En als ge Godzonder gebreken volmaakt dient, zoekt dan, maar niet eerder,volmaakte dienstboden. Zoekt vooral naar dienstboden die de Heerezoeken te dienen, gelijk David wilde gediend zijn van die in deoprechte weg wandelen. Onderwijst, vermaant ze, en geeft hen tijdom de Heere te dienen, inzonderheid op de dag des Heeren. Wantvoor dienstknechten en dienstmaagden is de sabbat zowel gegevenals voor u, en hun ziel is de Heere zo dierbaar als de uwe.
Indien zo allen en een ieder in het bijzonder, hetzij dankinderen die onder eens anders macht staan, hetzij dan ouders endie over anderen gesteld zijn, hun plicht deden, wat zouden wijeen gezegende huis, kerk en burgerstaat hebben. Zo zou men mogenzeggen met David: Welgelukzalig is het volk hetwelk het alzogaat. Welgelukzalig is het volk, welks God de Heere is.
Amen.