Een overdenking over de toestand van land enkerk

in een brief aan mijn vrienden

door Pleun Kleijn

AAN MIJNE VRIENDEN

Daar ik de laatste tijd van mijn leven vaakdenk over de gangen des levens, waaraan de gehele wereldonderworpen is, in deze tijdsomstandigheden, die wij onder Godsregering en besturing beleven, kreeg ik zo te bedenken, dat GodsWoord ten allen tijde vervuld zal worden. Waarin alles van hetbegin der schepping af beschreven is; en nadat wij moed- envrijwillig van Hem afgevallen zijn en de zonde met al haarrampzalige gevolgen wettelijk de onze geworden zijn en met al deboosheid en haat tegen en afkeer van onzen Schepper, wij nietéén antwoord zullen vinden, als wij voor de deugden Godsgeplaatst zullen worden, daar Hij ons goed en recht geformeerdheeft.

Daarin heeft Hij ons geopenbaard, zo in Wet alsin Evangelie, Zijn heiligen wil, opdat wij Hem leerden zoeken envinden en gehoorzamen; en dat geldt voor de gehele wereld.

En leert ons Gods Woord nu niet, dat in al dewentelende eeuwen, die achter ons liggen, de Heere een tijd had,dat Hij de zonden verdroeg, tot ze zó hemeltergend werden, datHij ze zwaar kwam te bezoeken, en wel in die wegen, waarin zijbedreven zijn?

Nu denk ik terug aan mijn kinderjaren, toenGods Woord als het richtsnoer van het leven, ook reeds in onsland en onze regering, werd verworpen, welks onderhouding alleenmaar rechte welvaart kan geven voor de tijd en de eeuwigheid.Toen heeft die "wandelaar" (2 Sam.12:4; die wandelaarwordt hier genomen als type van de rede) namelijk de wijsheid vanhet verdorven verstand en vernuft des menshen, zo een grotekracht gekregen, om daarmede te regeren. En de wijsheid van Godin Zijn Woord en getuigenis, is uit de regeringen, uit degerichtsplaatsen, uit de stedelijke- en gemeenteraden, uit descholen, ja uit alles, waarin een regering haar macht uitoefent,uitgebannen.

Keren wij ons nu tot de Wet der Tien Geboden,die de Heere allen volken en overheden in de hand gegeven heeft,om haar onderdanen overeenkomstig die geopenbaarde wil in de Wette regeren, om het gevallen menselijk geslacht in zijn zondigepraktijken te straffen en te tuchtigen, en om naar die mate dealgemene rust in de samenleving te handhaven, dan zien we, dat dezonden van nalatigheid de wereld en ons eigen land tot allelosbandigheid hebben geleid.

Ik denk heden aan mijn schooljaren, toen onzeschoolmeester ons vertelde, dat Hij en nog enige anderen,tegenwoordig geweest was bij de toepassing van het wrekendegedeelte van de Wet op drie mensen, welke opgehangen werden;waarbij duizenden mensen tegenwoordig waren en zulk een schrikafwierp op de consciëntie van de mensen, dat wij als kinderen,die het hoorden vertellen, met vrees vervuld werden en het beslagop ons legde.

En wat heeft nu die "wandelaar" of‘het vernuft van het verdorven verstand’ gebaard,waarvan de hele wereld nog getuigt? Zij hadden in hun dwaasheidgemeend een Vredesbeeld (Vrijheidsbeeld) uit hun vernuft tescheppen en alle geschillen en stoornissen uit dit leven weg teruimen. De gevangenissen weg, de krankzinnigengestichten weg, degeschillen tussen rijken en armen weg, kortom, alle foutenmoesten weg tussen mensen en mensen; en dat, omdat ze wijzerwaren dan Gods Woord en uit boosheid en vijandschap en groteblindheid Gods geopenbaarde wil in de Wet veracht, bespot enverworpen hadden. En als de tucht verworpen wordt, is er geenandere weg, of de zonden met zijn gruwelijke gevolgen krijgen deoverhand. Getuigen daarvan onze dagen niet duidelijk? Men hoortvan doodslag op doodslag; het is, of het menselijke levenwaardeloos is. Omdat de tucht weg is, is het beslag op deconsciëntie verhard.

Ziet men op de hemeltergende zonde van deverwaarlozing van Gods dag over de gehele wereld, ja, in landen,waar Gods Woord zo vruchtbaar is geweest: de vorst der duisterniszal wel maken, dat de wereld en ook ons land toevoer genoeg zalhebben voor nieuwe wellusten onder de toelating Gods. Zo zienwij, dat er 's zondags miljoenen in de wereld op de been zijn, enopgaan in de wellust van voetballen, waaraan rijk en arm meedoet,hetwelk de naam van kinderspel toekomt. En de cafés treuren,omdat het Opperwezen de portemonnee onder de censuur heeft gelegden nu brommen ze als een beer en beiden, caféhouder enwerkeloze, lasteren God vanwege de plaag.

En dan de hemeltergende zonde van deGodslasteringen van de Eerste- en Tweede Persoon Gods. Duizendenin onze stad en in ons land, die deze namen nooit anders op hunlippen hebben dan om te lasteren en onder een verharde gewoonteuitbraken. Komt men onder de verschillende werkzaamheden vanbedrijf of ambacht: het is of men geen goed werkman kan zijn alsmen niet gruwelijk vloekt en spot met al wat God en goddelijk is.Komt men in de schaftlokalen: bidden en danken voor ons eten iseen spot geworden. De mens is nog minder dan een hond; diekwispelstaart nog als hij eten krijgt van zijn meester.

Van het spelende kind op de straat of in hetzand hoort men in onbewustheid de zwaarste Godslasteringen en datmeestentijds in navolging van de ouders, die daarin voorgaan. Ikheb het ontmoet op mijn werk, terwijl ik mijn brood opat, in dekeuken bij burgermensen, dat de kinderen bewezen, dat ze nimmereen gebedje geleerd hadden. Zij vroegen, of ik geslapen had,terwijl ik bad, omdat ik mijn ogen gesloten had.

Dat is nu de wijsheid, die de wijsheid in Godbespot en miskent, en die nog tweeërlei beleefd wordt; de een,omdat hij wijs en geleerd is en de ander onder profanegoddeloosheid, vijandschap en boosheid tegen Gods Woord, Wet engetuigenis.

En waar zouden we blijven met de overtredingvan Gods geboden in zijn geheel? De verharding enongehoorzaamheid van de kinderen, die door hun ouders nog in devreze Gods Worden opgekweekt, onder de geest van onzen tijd, isgroot. Moet men niet zeggen met de ouden Smijtegelt: de meesteworden onder de Waarheid verhard en zijn als de smidshond; zijverschrikken van geen een vonk vuur meer.

En dan die verborgen hemeltergende zonde vanhet ‘twee kinderstelsel’. Wat Gods Woord voor een zegenen eer rekent, houden velen voor een schande. Hoe wordt hetgewone en natuurlijke voorttelen van het menselijke geslachtbelemmerd door de goddelooste en meest Godonterende middelen! Hettegengaan of voorkomen is geen zonde meer! Bewijst deVoorzienigheid Gods niet, dat miljoenen mensen meer niet kunnenopeten, wat Hij heeft laten groeien? Ons jongste geslacht, datten huwelijk gaat, heeft grotendeels, zowel rijken als armen,liever een speurhond aan de hand of een fiets, om haar wellustenbot te vieren, dan een kind op de schoot. De schaamteloze enzedeloze kleding van de vrouwen (met hun mannenhoofd), waarmedeons land vervuld is, is geen zonde meer.

Ik denk ook heden aan de wijsheid der wereld omalle oorlogen te voorkomen. Denk aan het Vredespaleis te‘s-Gravenhage. Korte tijd nadat het was ingewijd, heeft hetOpperwezen Zijn zwaard uit de schede gehaald en alle vuurwapensgebruikt om de inwoners der aarde gerechtigheid te leren. (EersteWereldoorlog). Wat een mensenlevens heeft dit niet gekost, welkeonder de vreselijkste ellende en pijn gestorven zijn en onder deaarde bedolven, waarvan het getal ons wellicht nooit zal bekendworden. Een oorlog, zoals de geschiedenis nog nooit geboektheeft, welke de gehele aarde in beroering heeft gezet, en de bandvan welvaart en nijverheid heeft verbroken. Waarin openbaar isgeworden, dat de Voorzienigheid het zo beschikt heeft, dat allemensen van en door elkaar moeten leven in alle takken en bronnenvan bestaan en nijverheid, waarin ieder mens een plaats inneemtvoor zijn dagelijks levensonderhoud. En was dit in al dieoorlogsjaren niet gebroken?

Wat hebben die landen, die in werkelijke oorlogwaren, hun kinderen niet moeten missen, en jonge vrouwen hunmannen onder het smartelijkste aandenken, waarin zij ze hebbenmoeten verliezen! En dan de grote ellende, die daarmee gepaardging: voor het tijdelijk bestaan in groot gebrek en armoede. Ende landen, die niet onder vuur en zwaard getuchtigd werden, wathebben die niet mede moeten lijden? Ons levensonderhoud: eten,drinken en kleding, was onder cijns gelegd door de regering. Hetbrood, dat men moest eten, zou men in gewone tijden nog niet aande dieren gegeven hebben, en dat nog met een groot tekort; zodatvader en moeder soms het nodige misten voor hun kinderen enzichzelf. En al was er geld om te kopen, er was geen eten.

Die een levendige consciëntie van de Heerehadden gekregen, hebben heel anders moeten bidden en praten danin de gewonen weg; maar de Heere heeft nog wel eens wonderengedaan door hen te helpen en te ondersteunen in hun lot en leven.

Wat werd in die tijd het leven des geloofs nietbeproefd! Als men 's morgens naar zijn werk ging, zijn vrouw enkinderen moest verlaten met een weinigje of geen eten, watmoesten zij dan hun werk doen met zuchten en bidden, de Heeredagelijks aanlopende in hun noden; en wat kreeg de Vrijmacht ende Almacht Gods dan een grote plaats in hun hart en dagelijksleven!

Waar zijn wij daarmede gebleven? "Ik hebze geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld," zegt deHeere.

En nadat het Opperwezen het zwaard weer in zijnschede heeft gestoken en de welvaart en nijverheid weer heeftdoen herleven in de jaren van voorspoed, zoals de wereld ditnoemt, waar zijn wij daarmede terecht gekomen? Wat zijn degeldbeurzen in enkele jaren na de oorlog niet vol geworden, uitalle bronnen van bestaan! 't Geld had geen waarde. De landbouwerkreeg zoveel, dat de notaris het niet meer aanvaarden kon, omdathij er geen weg mee wist om het te plaatsen. Vandaar zijn zelfsBoerenleenbanken gesticht. Wat heeft de handel en scheepvaartweer een hoge plaats ingenomen en ontzettend veel geld verdiend!Evenzo de bouwondernemers, stedelijk en landelijk. Men ziet devilla's in de plattelandse gemeenten aan elkander gebouwd en degrootste herenhuizen en villa's van het stedelijk welvaren in degezondste streken van ons land met grote getallen vermeerderd. Dewerkman is zo weelderig geworden, dat hij vèr boven zijn standen kracht is verheven in al zijn levensgangen.

Ik ben er getuige van geweest, dat, toen men inde bouwvakken het hoogtepunt bereikt had, zodat men in de lentebegon met een weekloon van fl 65,-- de patroons voor zover mijbekend is, met die 45 miljoen gulden, die de regeringuitgetrokken had voor de woningnood, uit eigen beweging en methaast de lonen opgedreven hebben tot fl 80,-- , fl 90,-- en fl100,- per week in aangenomen werk. Toen waren er bij onswerklieden, die de stad Rotterdam niet goddeloos genoeg vonden envan Zaterdagavond tot Maandagmorgen naar Amsterdam gingen, om‘s Zondags op de goddelooste wijze hun groot weekgeld op temaken; zodat ze 's Maandagsmorgens met een ledige portemonnee ophet werk kwamen, en dan de zelfden dag reeds de tabak stolen uitde zak van hun kameraads.

De cafés en gebouwen voor werelds vermaak zagmen met de grootste snelheid verrijzen. Alle zonde van hoogmoedzag men met de meeste haast opkomen ook in hen die met degrootste zonden niet meegingen. Als men eens in de gewonewerkmanswoning binnenkwam, dan vond men daar meubelen en sieradenals bij de groten der aarde. Kwam men de werkman tegen buitenwerktijd, dan zag men hem als een heer gekleed en met eenwandelstok in de hand. Verschillenden van rijk en arm gingen opin de grootsheid des levens; en de ene zonde baarde de andere inde Godvergetenheid en zondige wellusten van het leven, en datover de gehele wereld, waarvan ook de publicaties van hetbuitenland getuigden.

Is nu het Opperwezen niet kennelijk op aarde ombillijk en rechtvaardig Zijn Wet van wedervergelding te brengen?Is het geen raadsel, dat de productie der aarde, waarvan zelfs dekoning wordt gediend, zó groot is, dat de inwoners van de wereldhet niet kunnen opeten, en er toch grote armoede geleden wordt?Wij krijgen brieven van onze familie uit Zuid-Afrika en Amerika,welke berichten dat de opbrengsten van het land zo bijzondergroot zijn, maar geen prijs opbrengen; zodat de landbouwers zoarm zijn, dat zij de pacht niet kunnen betalen, ja, dat zelfskleine en grote landheren het moeten opgeven. Hooggeplaatstepersonen, als dokters en meer anderen, moeten onderhouden worden,door het Rode Kruis of door liefdadigheid. Ook in ons land.

Welgestelde ouders, die voor enige jaren hunvilla's hebben laten bouwen uit hun welvaren, dat zij in enkelejaren hebben verkregen, worden door hun kinderen, die in 'tzelfde bedrijf werkzaam zijn, machteloos arm gemaakt. Detuinders, die rondom onze steden hun bedrijf hebben, om de stedenen het buitenland te voorzien en te onderhouden, treuren enkwijnen met hun broeikassen, waarmede zij zo vele jaren gestredenhebben tegen Gods wetten der natuur. Want God heeft elk gedeeltevan de aarde zó geschapen, dat het zijn eigen producten zouvoortbrengen, wat Hij met geen kunst of dwaas vernuft van de menswil zien nagemaakt. En omdat men ook in deze de rechte smaakverloren heeft, n.l. dat God Zijn natuurwetten geschonken heeft,om iedere landstreek van de aarde zijn eigen zaad envoortbrengselen te schenken naar die natuurwetten waarin Hij hetgeschapen heeft; maar ook dit is geen zonde meer. Wil Hij ditnagebootst hebben?

Ziet men op de kleinhandel en groothandel, hoevele miljoenen zijn er in weinige jaren ingekomen! Wat alfabrieken zijn er gesticht! Wat een grote magazijnen en winkelszijn er verrezen, bijzonder manufacturen- en kleding magazijnenen winkels. En was het nu maar tot verkoop van goederen om onzezondige en goddeloze schaamte te bedekken; maar neen, het is,ieder in zijn stand, om de hoogmoed en de weelde van Parijs in tedrinken als water; alles, om ons nog verder af te voeren van GodsWoord, weg en instellingen. En wat een groot aantal winkelsworden thans wekelijks niet in onze steden gesloten.

Blijkt uit dit alles niet, dat God met ons integenheden wandelt en op ons de wet der wedervergelding toepast?En onder dit alles ziet de mens niet om naar Dien, Die hem slaat,maar lastert God vanwege de plagen.

Ziet men op de scheepvaart, met hoe vele grotezeeschepen zijn de zeeën, die de landen scheiden, vermeerderd,evenzo de rivierschepen, en dat alles om rijk te worden en het inde wellusten van het vlees uit te leven. Als men een schip hadkunnen bouwen om de hele wereld in te slokken en te bergen, menzou het niet nagelaten hebben, en dat ten koste van zijn naasten,omdat elke zondige begeerte en wellust een strekking heeft om dehele wereld te bezitten. En dan zou het zeker nog niet goed zijn,dewijl eigenliefde en zelfvoldoening, dat monster der zonde, allemensen gevangen heeft en houdt, en alleen uitgaat naar geld, eeren aanzien, om dat te verkrijgen; en dat van de werkman af tot dehoog geplaatste persoon in deze wereld toe. Zonder de genade vande bekering of wedergeboorte heeft dit de heerschappij in en overde mens.

En ziet men nu naar de zeehavens in de gehelewereld, en bijzonder in ons land, dat mede een grote bron vanbestaan is voor ons land: voor miljoenen guldens liggen erwerkeloos en waardeloos. Hoe veel schippers, die eigenaar zijngeheel of ten dele, hebben hun schip slechts tot woonhuis enmoeten, verarmd als zij zijn, door de gemeente- of staatssteunonderhouden worden. En hoe staan de crediteuren niet machteloosom hun krediet en daaruit hun rente te verkrijgen! Als zij zeverkopen, dan brengt het hun het gestorte kapitaal op de schepenniet op, omdat ze waardeloos en onbruikbaar geworden zijn. ZouSalomo's spreuk ook in deze niet gelden: "De roede is voorde rug der zotten"; omdat men Hem, die alleen te vreezen is,niet erkend heeft, maar onze eigen wellusten hebben gevolgd engezocht."

En ziet men op de grote en kleine bonden enverenigingen: hoe staan ze alle te waggelen als een dronken man!Neemt b.v. de Wereld-vredebond, die dagelijks en wekelijksvergadert, om dat Vrede-beeld dat men wil formeren uit dewellusten van het vernuft en bedorven verstand, om n.l. allegeschillen tussen volken en volken weg te nemen. En dit alles inde miskenning van God. Men leest in niet één verslag, dat deVrijmacht of Almacht Gods geraadpleegd wordt, terwijl Gods Woordons leert, dat er zonder kennis Gods een kennis der zonde is. Enwaar dit nu gemist wordt, kan er ook geen vreze Gods zijn, omdatdit een vrucht daarvan is. Zonder dit kan er nooit een rechtereformatie zijn of bestaan.

Ik denk hierbij aan Van der Groe, dien in zijnleven zoveel is te zien gegeven, zowel waarin hij leefde als hettoekomende, dat plaats zou grijpen, welke ons erbij bepaalt, waarde wijsheid en de miskenning van God terecht zou komen. Leest diepredikatie over Openb. 3:10: "Omdat gij het woord Mijnerlijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure derverzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken,die op de aarde wonen."

Nadat hij zijn hoorders bestraft en bemoedigdheeft in de bewaring van degenen, die het woord Zijnerlijdzaamheid bewaard hebben, herhaalt hij tot tweemaal toe inzijn toepassing, dat die zo wonderbaarlijk zou zijn, dat alleverstand of wijsheid hierbij zal verstommen. Het is de moeitewaard dit te onderzoeken, dewijl ik denk, dat wij er midden inzijn en verkeren.

En nu de verharding, die men onder dit allesziet en hoort. Waar men gaat of staat, in boot, spoor of tram,overal hoort men niet anders dan gesprekken over de ellende vande tijd; een brommen als de beren. Maar er is geen opzien totHem, Die ons om onze eigen zonden komt te slaan en te kastijden.Het is een wonder, als men onder die grote menigte er eens eenontmoet met een week hart en inkerend licht, om zijn eigen zondente kennen en te belijden. Die toch zijn alleen de gelukkigsten,want dat geeft onderwerping in de slagen en de kastijdingen.

Ik geloof, dat, als wij onze eigen zonden mogengaan zien, opmerken en mogen gaan "mijnen" alswettelijk de onzen, dat wij dan Gode recht en gerechtigheidzullen toekennen, en Hem vrij gaan verklaren, en een slaand Godlief krijgen; en dat dit alleen ons een zwijgende mond en eenzwijgend hart kan schenken te midden van al de oordelen, waarmedede Heere de inwoners van de wereld komt te straffen. Maar omdatwij niet anders zien dan een algemene verharding en verbittering,vrees ik een grote vreze, dat de aarde hare inwoners zal gaanuitspuwen. 0, Nederland is bezig zijn wetten te veranderen indezen nood, om het hoofd boven water te houden, om niet teschande te worden en te verdrinken onder Gods ongenoegen,bijzonder in zijn invoer- en uitvoerrechten. leder land heeft eengroot aantal werkelozen, waarvan de meesten brullen als eenleeuw.

En ziet men op de Trusten en grotekapitaalvormingen en vennootschappen, die in onze leeftijd in hetleven zijn geroepen: al heeft dit nog zo’n mooie schijn omoneerlijke concurrentie te voorkomen, in de wortel der zaak ishet niets anders dan machtsmisbruik, om al wat kleiner is dangroot te overweldigen én teniet te doen.

Ik heb het in mijn leven gadegeslagen, dat hetmachtsmisbruik zich zover had uitgestrekt, dat om enigevissersmensen, die tijdens het stil liggen in de visserij hunbrood verdienden met matjes te breien als handwerk voor hunbestaan, er machines gebruikt zijn, met medeweten van defabrikanten, om hen geheel ten onder te brengen. Maar hetOpperwezen heeft dit zwaar bezocht. De Heere heeft de grotefabrikanten met grote achteruitgang geslagen. Dergelijke gevallenzijn meer te noemen. Dat is de vrucht van alle machtsmisbruik vangrote kapitaalvorming.

Zouden wij niet veilig mogen besluiten, datalle bonden en verenigingen, waarvan de vreze Gods de leidingniet heeft, niets anders kan uitwerken dan persoonlijke enalgemene ondergang, gewogen in de weegschalen van het Heiligdom?Dit heeft de uitkomst over de gehele wereld geleerd op alleterreinen van het leven, vanaf de groten der aarde in hunlevensbeschouwing tot in de groepen van de kleinste werkkringen,waar de persoonlijke vrijheid uitgesloten wordt. En al dezebonden zien niet, dat ze juist zichzelf aan de ketting leggen enslaven maken van hun geoorloofde vrijheid.

Ik denk heden aan Openb. 13 :17, waar wijlezen: "En dat niemand mag kopen of verkopen, dan die datmerkteken heeft, of de naam van het beest." Wijzen allebonden en verenigingen er niet op, om ons daartoe te brengen metal die wereldovereenkomsten betreffende alle bronnen van bestaanen nijverheid? Ligt dit niet in de leiding en bedoeling van deWereld- of Volkenbond, al zijn ze er zelf blind voor? Degeldkwestie, niet het minst de oorlogsschulden, geeft een grotevertraging.

En nu ziet men, dat het Opperwezen heilig spotmet al dat dwaze gevoel van nietige stervelingen, en de zonderechtvaardigheidshalve straft met de zonde. Het is openbaar, datelk land zijn politie- en militaire macht nodig heeft om zijnonderdanen in bedwang te houden. Het zal wederhoudende genadeGods zijn als niet ieder land zijn eigen inwoners zal doden, waarjuist in dezen tijd de boosheid en wraak van des mensen boze enzondige natuur naar boven komt. Ja, ik zeg nogmaals, alswederhoudende genade van de Heere het niet voorziet, waar zal heteen eind nemen? Nergens hoort of ziet men, dat er een bukken voorGod is, noch door overheden, noch door onderdanen. Gods Woordleert ons, dat de zonde van bedrijf en nalatigheid bij overhedenen machten begint, omdat die de onderregeerders zijn onder deOpperregeerder. En als die de tucht inhouden en Gods Wet gaanverlaten en verbreken, is niets anders te wachten dan alleuitbreking van de zonde, waar de ene zonde de andere baart.

Maar als de Heere overtuiging gaat schenken,brengt Hij de mens op die plaats, waar wij Hem verlaten hebben.Mochten we eens waardig geacht worden, zo het met des Heeren eeren welbehagen kon bestaan, zowel overheden en machten alsonderdanen, om met een waar schuldbesef onze goddeloze en blindewapenen, waarmede wij tegen onszelf en God strijden, in televeren, dan zou de Heere uit al dat kwade nog wat goeds kunnenvoortbrengen.

Ik hoor mijne vrienden in mijn oor fluisteren:Wij hebben u nog niets horen zeggen van Gods volk in hetbijzonder; hebt alleen gesproken over de wet der wedervergeldingvan de nationale hemeltergende wereldzonden, en niets laten horenvan de zonden van Gods volk, daar de Waarheid ons leert,"dat het oordeel van Gods huis of Gods volk begint".

Verschoon mij in deze. Dat ik u hierin niettegenspreek, is, opdat de wereld geen bedekking zou zoeken in dezonden van Gods volk en hen niet zou lasteren of naschreeuwen,dewijl de wereld er toch niets van verstaat, waarin de zonden engebreken van Gods volk beleefd en doorleefd worden.

De tekst, door u aangehaald, dat het oordeelvan het huis Gods begint, vind ik ten allen tijde bewaarheid indezen tekst, Openb. 2 : 4 en 5: "Maar Ik heb tegen u, datgij uwe eerste liefde hebt verlaten. Gedenkt dan, waarvan gijuitgevallen zijt, en bekeert u, en doet de eerste werken; en zoniet, Ik zal u haastelijk bijkomen, en zal uwen kandelaar vanzijne plaats weren, indien gij u niet bekeerd."

Ik denk heden 42 jaar terug, toen ik met Godsvolk omgang kreeg. Ik was geheel blind voor de uiteenzetting vanonze geloofsleer en de daaruit voortvloeiende kerkelijkegeschillen. De stokouden en hun vaderen leerden ons, dat zij uithun erfenis verdreven waren, die hun vaderen met hun bloedbetaald en verkregen hadden, bestaande in onze waregeloofsleer, die alleen maar een mensen recht zalig kanmaken. Hoe zij en hun vaderen de eerste liefde hadden verlaten enom hun eigen zonden cijnsbaar waren geworden onder hun vijanden;waar de liefde het middel is waardoor God bij Zijn volk blijft enZijn volk bij Hem; waardoor alleen de vrede met God persoonlijken gemeenschappelijk bewaard wordt; wat alleen Gods volkvrijmoedigheid geeft in leven en in sterven.

Wij lezen in 1 Kor. 13 : l-8: "Al warehet, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en deliefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal of luidende schelgeworden. En al ware het, dat ik de gave der profetie had, enwist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het datik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niethad, zo ware ik niets. En al ware het, dat ik al mijne goederentot onderhoud der armen uitdeelde; en al ware het, dat ik mijnlichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefdeniet, zo zou het mij geen nuttigheid. geven. De liefde islankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; deliefde handelt niet lichtvaardig; zij is niet opgeblazen; zijhandelt niet ongeschikt; zij zoekt zichzelf niet; zij wordt nietverbitterd; zij denkt geen kwaad; zij verblijdt zich niet in deongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid; zijbedekt alle dingen; zij gelooft alle dingen; zij hoopt alledingen; zij verdraagt alle dingen; de liefde vergaatnimmermeer."

Hier hebben we de eigenschappen van de liefdeGods in Christus Jezus, als het gewrocht van de Heiligen Geest inZijn volk, vervat in onze Geloofsleer. Hieruit kunnen wij vooronszelf door het licht des Geestes zien, met medeweten van onzeconsciëntie, waarin wij onze wandelingen hebben. Wanneer wij onshieraan toetsen, zal het blijken, hoe vèr wij deze lief deverlaten hebben, of hoe zij in velen van ons verkoud is geworden.Tevens zal openbaar worden onze vruchtbaarheid of onzeonvruchtbaarheid voor onszelf en voor onze naasten, want dievruchten kunnen niet verborgen blijven. Hierin vruchtbaar tezijn, is het sieraad voor Gods Kerk; dat zijn de vruchten vanonze evangelische heiligmaking, om als zonen en dochteren uitongedwongen liefde God en onze naasten lief te hebben; die gevenons een dagelijkse vrijmoedigheid tussen de Heere en onze ziel enalzo wordt de vrede van onze consciëntie met de Heere bewaard.Hierdoor blijft de troon der genade onbewolkt in onze dagelijksegebeden en blijven wij gemeenzaam met de Heere ook onder allebeproevingen, verdrukkingen, bestrijdingen en aanvechtingen, diede hand der Voorzienigheid over ons brengt ten goede; om de driehoofdvijanden van Gods volk, onze eigen verdorven natuur, devorst der duisternis en de boze en verleidende wereld, -die nogdagelijks ons toeroept: komt tot ons over,- door bidden enzuchten cijnsbaar te houden in onze zielen, dagelijks smekende:"lijd ons niet in verzoeking", en biddende om de krachtvan de Heilige Geest, opdat zij nimmer over ons de overhandkrijgen mogen.

En nu is het mijn overtuiging, dat,wanneer wij deze vijanden licht gaan achten en wij verachteren inwaakzaamheid, wij ook verachteren in gebeden en smekingen tègenhen. Die vijanden zijn altijd wakker en wakende, om de vrede vanGods volk en Kerk te verstoren, van binnen en van buiten; omdatdat slangenzaad met een eeuwige vijandschap is bezet tegen hetzaad der vrouw. En als wij daartegen niet blijven waken enbidden, zullen ze ons gevangen nemen, eerst van binnen, om onseen ongedode zonde en de lief de daartoe, die ons aankleeft, voorogen te houden en ons te verkrachten, door ontelbareverzoekingen, waaraan wij onderworpen zijn in dit leven.

De mens komt soms in strikken, waarover hijnooit gedacht heeft. Wat in het begin geoorloofd voorkwam, blijktbij de uitkomst zeer gevaarlijk te zijn. Ik denk, dat ieder zijnhoofd- of natuurzonde heeft, maar dat meestentijds Gods volk zijneerste liefde kwijtraakt door de algemene zonde waarnaar hetgehele menselijke geslacht uitgaat, bestaande in het liefhebbenen najagen van geld, eer en aanzien. Dat houdt de gehele wereldin ellende en beweging; en als Gods volk nu door hetzelveverkracht wordt en er te veel van gaat begeren en liefhebben,raken zij de liefde Gods kwijt of zij verkoelt. Want de liefdeGods en de liefde tot geld, eer en aanzien, kunnen niet samenleven. En verlaten wij daardoor God en Zijn liefde, dan verlaatHij ons. Wereldsgezindheid neemt dan zeker de plaats in vanhemelsgezindheid. Wij komen ongetwijfeld in het dorre te wonen.Wij worden cijnsbaar aan onze vijanden.

Een groot aantal voorbeelden hebben wij in hetvolk Israël. Als zij uit kracht van wereldsgezindheid in wereldgelijkvormigheid met de heidense volkeren gingen leven naar hungoddeloze en zedeloze levenswijze, kwamen zij God te vertoornen,en hun eigen zielen te verontreinigen en te verderven, en werdentenslotte cijnsbaar onder de heidense volken en afgoden. Watheeft de Heere hen vaak bezocht met de zwaarste straffen enkastijdingen van de wet der wedervergelding! Wat wisten devijanden, dat, als Israël zijn God verlaten en Zijn inzettingenverworpen had, Hij niet voor hen streed, maar hen soms langentijd overgaf om hun eigen vruchten van Godsverlating te moetendragen onder de zwaarste ellende.

Blijven deze voorbeelden van Gods Woord nietten allen tijde de waarschuwingen voor Gods volk? Vandaar, datonze vaderen ons verteld hebben, dat zij uit de erfenis, de wareen innerlijke Geloofsleer, die zij en hun vaderen verkregenhadden ten koste van hun leven, verdreven zijn. De vijandenhebben het gewonnen om onze Geloofsleer te verdrijven uit Kerk enStaat, en een vrijheid van godsdienst in te voeren om alleverderfelijke ketterijen toe te laten. Wat heeft de ruimte envrijheid van de pers een stroom van allerlei Godslasterlijke enGodontkennende geschriften ingevoerd, die ons geslacht indrinkenals water, om te strijden tegen Gods Woord en het tot leugen temaken! Wat een vrijheid tot zondigen op alle terreinen deslevens, waaronder Gods volk, voor zover zij nog een levendeconsciëntie hebben, nog dagelijks moeten zuchten, in hungezinnen, in steden en dorpen, op het land en op het water!

En onder dit alles is Gods volk machteloos alseen Simson in de gevangenis van de Filistijnen!

Nadat wij uit onze erfenis verdreven zijn omonze eigen zonden, vanwege het verlaten van de liefde derwaarheid en van onze Geloofsleer in Kerk en Staat door onzevaderen; waar zijn wij daarmede terechtgekomen? Zouden wij nietkunnen zeggen: ‘evenals Israël in Babel, verstrooid in dehonderd zeven en twintig landschappen?

Ik heb mijn vaderen horen vertellen, dat, toende eerste kerk der Afgescheidenen gebouwd werd hier te lande, ernog zo’n algemene indruk en een levendig besef was van diebreuk onder het volk, dat de hoorders, die van weerszijdenelkander tegemoet kwamen op weg naar huis, elkander afvroegen, ofer ook nog een zegen gevallen was onder de predikatie, ja zelfsde predikanten van weerszijden aan de hoorders. Ik wil hiermeezeggen, dat die breuk toen nog meer tot smart dan tot vijandschapwas onder elkander.

Vele predikanten die de Geloofsleer in hunharten in kinderlijke vreze hadden, zijn gescheiden en enkelezijn in onze Moederkerk gebleven, om de leer der vaderenkrampachtig vast te houden.

Toen kwam die verdere verstrooiing in delandschappen, de verdeeldheid werd steeds groter, terwille van degeloofsleer. Denk aan Ledeboer, Van Dijke en Bakker; aan Van deOever, Klinkert en meer anderen in ons land. Hoeveelonderscheiden namen heeft onze geloofsleer niet gekregen in delaatste jaren, teveel om op te noemen. En dat alles, omdat men almeer die vruchten des geloofs, die eigenschappen der liefde (1Kor. 1.3) in de praktijk komt te missen. Vele benamingen zoudenuitgeschrapt kunnen worden in die verstrooiing en verdeeldheid,die niet van elkander verschillen in onze geloofsleer. Als men indeze liefde mocht terugkomen.

Hoevelen, die ik gekend heb, zijn onder ditalles met de oude godzalige schrijvers in huis of in eenhuiselijk gezelschap terechtgekomen, waaronder men waardigechristenen vond in genade en gaven, hoewel er slechts enkelenwaren, die navolgers van hun leven, zijn geweest. Onze eersteouders, die dit gedaan hebben, daarin heeft de Heere nog vaakgesproken in hun leven en hun oefeningen; maar het lateregeslacht, dat dit in vormen- is gaan nabootsen, heeft ons geenvoorbeeld ter navolging nagelaten. Ik heb het vaak ontmoet datdes Zondags twee of driemaal in huisgezelschappen een predikatiemet haast werd gelezen, en rest van de dag doorgebracht werd metwereldse gesprekken of het lasteren van de gebreken van denaasten. Mijn overtuiging is, dat de vruchtbare bijeenkomsten,vroeger en ook nu, zouden bestaan in de herkauwing van depredikatie, die wij ‘s zondags gehoord hebben.

En ziet nu de grote verstrooiing in onze dagen,waarin wij met ons geslacht zijn terechtgekomen. Waar zouden weeindigen, als we alle verdeeldheid moesten opsommen van deverschillende kerken, die de zelfde geloofsleer belijden? Het iseen en al twist en nijd; een vereten en verteren van elkander.Hieruit blijkt duidelijk, dat de rechte eigenschappen van deliefde des geloofs gemist worden. Vanwaar komen al die twisten envechterijen anders dan van de wellusten van onze zondige hoogmoedvan ons vlees? Met een Simon de Tovenaar, is er een zoeken om watgroots te wezen.

Zouden we boven de meeste nieuwe kerken nietkunnen plaatsen:" door twist ontstaan?" En dat geentwist over de gronden van onze Geloofsleer, maar over dedagelijkse gangen van ons karakter en humeur. Daarin heeft devorst der duisternis zijn behagen en strooit zijn zondig zaad, omzo mogelijk weer een scheiding te geven in de kerkelijkesamenleving. Zó gaat men weer een nieuw gebouw zetten. Hetzijmen nu zelfstandig blijft of aansluiting zoekt bij een anderekerkengroep, men gaat zijn eigen weg. Men kiest een nieuwekerkenraad, en, zo men zelf geen ouderling wordt, worden vaakzulken gekozen tot ouderling, die geen andere gaven bezitten danom een gemeente te ontstichten en te verwoesten; die hun eigenleer niet verstaan noch verdedigen kunnen.

Toch is onder al die werken van het vlees endoor de betovering van de satans, iedere partij nog van mening,dat zij Gods gunst nog aan hare zijde heeft; en durft nog tespreken van Godsontmoetingen, terwijl men elkander vereet enverteert en het hoofd omdraait voor elkaar bij het passeren. Elkepartij vergeeft zich haar eigen zonde van scheuring en meent inhet gelijk te staan. Hebben wij ons in dit alles nietverachtelijk en bespottelijk gemaakt bij de wereld? Openlijkspreekt de wereld het uit: ‘dat zijn nu die mensen die onsten voorbeeld moesten strekken in leer en in leven! Staat menhier niet als een Simson voor de Filistijnen?

Dit alles vindt zijn oorzaak in het verlatenvan de eerste liefde. Uit alles blijkt, dat de werken des vleseszegevieren en men leeft in ongerechtigheid. Iedere partij, dienog vasthoudt aan onze ware Geloofsleer heeft eigen weg gezocht,ook in het bouwen van een Theologische School, om daarpredikanten te kweken. Ook diegenen, die onder ons geweest zijn,die de Heere onmiddellijk, buiten studie om, met een hemelseroeping geroepen heeft om Zijn uitverkoren Kerk te dienen, om alseen middel gebruikt te worden om zondaren in dit leven te roepen,opdat zij getrokken zouden worden uit de macht der duisternis totZijn wonderbaar licht -ik denk aan Van Dijke, Bakker en meeranderen- hebben hun eigen predikers en sprekers geteeld. En dat,wat overwegend uit de vruchten openbaar is, tot twist, nijd entweedracht, tot een vereten en verbijten van elkander; en niettot ere Gods en uit liefde Gods en gemeenschap tot elkander.

Niet, dat ik een volkomen of volmaaktekerkstaat zoek. Als men Gods Woord recht leest en onderzoekt, danzal men zien dat, toen de Heere op een bijzondere wijze Zijnbediening heeft gegeven in de handen der Apostelen en dagelijkstoedeed tot de gemeente, er zonden en gebreken waren. Leest b.v.1 Cor. 5. Als dat in onze dagen voorkwam, zou de wereld overeindstaan. Maar de Apostelen hebben geleefd onder de beproeving vande Waarheid en niet in de verlating van de liefde of onder dekastijding en verlating van de Waarheid voor zichzelf.

Moet men nu niet zeggen, dat men stellenderwijsonze Geloofsleer overwegend in ons land heeft overgehouden envèr van de praktijk af is? En dat niemand uitgezonderd. Hoeverder de Geest Zich onttrekt, hoe donkerder het wordt en hoemeer het wild gedierte uit zijn holen komt. En wat een grote enalgemene blindheid is er onder dit alles! Omdat ons geslacht derechte smaak van de Waarheid verloren heeft, loopt alles doorelkaar. Ons land is vervuld met reizende sprekers en predikanten,die de beurzen leeg preken, de hoofden in de war en het hartverhard en gevoelloos maken. De meeste hoorders bestaan uit zulkemensen, die met allen wind van leer omgevoerd worden; dieevenals die van Athéne, hun tijd tot niets anders besteden danom wat nieuws te zeggen en te horen; en de Korinthe-breukuitleven: "ik ben van Paulus; en ik van Apollos; en ik vanCéfas"; waarin uitkomt, dat men nog zo vleselijk is en nogmelk van noode heeft. Die de meeste drukte maken, als zij depredikant hebben verlaten, brengen vaak uit, dat zij niet danvleselijk geluisterd hebben en slechts met het verstand werkzaamzijn.

Eens ontmoette ik in de elektrische tram hierter stede een gezelschap van zulke hoorders, die veel drukte enbeweging maakten onder elkander. Eén van de oudsten zei tot mij:‘gij moest dien man eens gaan beluisteren’; en eenander zei: ‘gij moet dien prediker eens gaan horen, als gijer niet te hoogmoedig voor zijt’. Ik antwoordde hentenslotte: ‘gij hebt geen van allen goed geluisterd’.Hiervan moest ik de reden opgeven. Ik verhaalde hun toen, dat erdestijds eens vier hoorders bij de avond predikatie geweest warenen Bakker hadden beluisterd, welke handelde over derechtvaardigmaking in de consciëntie uit Zondag 23. Toen dievier hoorders de predikant verlaten hadden om huiswaarts tekeren, zei één van hen tot zijn medehoorders: ‘gij moetmijn vrouw en kinderen maar van mij groeten; ik verlaat u; het isvoor mij voor eeuwig kwijt en verloren’. Maar de volgendemorgen mocht hij met een geredde ziel thuiskomen. Die man hadonderweg niets geen drukte gemaakt. Hij was zo in de banden, dathij niet spreken kon. Hiermede was die drukte in eens afgelopen.Was dat geen gelukkig hoorder?

Ik denk aan de tijd, toen ik nog in deschoolbanken zat en aan mijn jongelingsjaren, toen Dr.Kuyper zo'n grote beroerte in ons land heeft gebracht, en destrijd is begonnen met de vijanden onzer leer op kerkelijk enpolitiek gebied. Velen van Gods volk had hij in het begin mee.Miljoenen guldens heeft hij uit de beurzen gehaald voor eennieuwe reformatie in Kerk en School en voor vele Christelijkeinstellingen, zonder te trachten onze leer in onze Moederkerk enopenbare scholen te herstellen. Toen de eerste pogingen misluktenom zijn vijanden te overwinnen in Kerk en politiek, is hij eenjuk aan gaan trekken met ongelovigen en bijgelovigen, juist metdiegenen, die onze vaderen op de brandstapel hebben gebracht. Endat onder de politieke dekmantel, dat Rome nader was dan de rodevijanden; alsof de politiek van het geestelijke of geloofslevenafgescheiden zou zijn en niet onderscheiden. En wat kan hetpolitieke leven afwerpen als het niet in de vreze Gods bestuurdwordt? Onze dagen zijn hiervan de zichtbaarste bewijzen, wantGods Woord leert ons dat, waar de rechtvaardige heerst, juichthet volk, maar waar de goddeloze heerst, zucht het volk. Hetheeft in ons land niets anders uitgewerkt dan wantrouwen aan GodsWoord en aan de onderhouding door Gods Voorzienigheid. Duizendenmensen zijn vervoerd tot alle goden van allerlei verzekeringen.Hierin wordt openbaar, dat de mens zonder bekering ofwedergeboorte op een onbekenden god kan vertrouwen.

Ongeloof, rede en natuur hebben hen hierin totgebonden slaven gemaakt in hun gescheiden staat van God, waarinalle mensen ontvangen en geboren worden. Hiervoor is men evenwelblind. Men ziet niet het juk, dat aangetrokken is met Rome, diein zijn geloofsleer nog lager is dan de heidense zedenkunde; diedwaalt in zijn doop, in zijn avondmaal, in zijn paapse mis, inzijn vagevuur, in zijn consciëntiegeld, in zijn aanbidden van deheiligen en in zoveel andere bespottelijke leerstellingen meer.

Ik zeg Dr. Kuyper na, dat de persoon van deleer moet onderscheiden worden. Ook onder de Roomsen heeft menwat men noemt eerlijke, eerbare mensen. Maar 't geldt hier hunleer, die alleszins verderfelijk is, die miljoenen mensenverleidt. En wat is er nu overgebleven van de geloofsleer van Dr.Kuyper? Een groot gedeelte Rooms en een ander gedeelte bedekt ofopenbaar Remonstrants. En indien genade het niet komt tevoorzien, sterven de meeste belijders met een bedrogen enslapende consciëntie. Wij komen bedrogen uit met de belijdenisvan de Papist en de Remonstrant, met zijn hele of gedeeltelijkevrije wil; waar de strijd met hen gaat over de leer van volkomenvoldoening of de ten dele verzoening van de offerande vanChristus. Hierop zal ik niet verder ingaan.

Waar zou het heengegaan zijn met ons volk, alsde hand der Voorzienigheid geen mensen in onze Regering gebrachthad, die dien band of die keten verbroken hadden, Rooms enzogenaamd Gereformeerd? Ik weet, dat die mensen niet al hetzuiver belijdende volk in ons land achter zich hebben, die tegendie (uitoefenen van 2 ambten zoals o.a. Ds. Kersten) twee ambtenkijken, n.l. het kerkelijke en politieke, als strijdend tegenGods Woord. Ik voor mij zou ook hiertegen geprotesteerdhebben, ten ware ik bij de vluchtenden David gebracht werd, alsvluchtende voor de vijanden Sauls, als een type van Gods Kerk,hoe David moede en mat en hongerig bij de HogepriesterAbjathar is aangekomen en van de toonbrooden gegeten heeft, dieniemand mocht eten dan de Hogepriester alleen. En hoewel dezetekst is gebruikt door de Groten Meester tegen de Farizeeën,toen deze Zijn discipelen bestraften, omdat zij aren plukten opde sabbat, en Hij hen deze geschiedenis van David voorhoudt omZijn jongeren te verdedigen, toch zou ik zeggen: als het om deere Gods mag gaan en onze Geloofsleer, dan heb ik voor mijdaarvan geen last, al waren zij er nog burgemeester en politiebij, n.m. in tijden van nood.

Ik zou hen willen voorhouden, wat Luther eensaan Melanchton schreef, toen in liet jaar 1530 Melanchton zogeschokt en met slaafse vreze bezet was. Aan het einde van zijnbrief lezen wij: "Ik voor mij zoude liever met Christuswillen vallen, dan staande blijven met de keizer."

Elk gelovige heeft een strijd op aarde, maardie de grootste plaats innemen om tegen het rijk des duivels testrijden, ontmoeten de meeste vijanden. Zij hebben in grote matevoorkomende, achtervolgende en onderhoudende genade nodig omstaande te blijven in de strijd. Eigen vrienden worden in hetlaatste soms de grootste vijanden. De meeste van degenen, die dereformatie slechts in het hoofd hebben, in het vleselijkverstand, zonder ware bekering en vernieuwing des harten, hebbenvaak grote haast en zijn vol ijver voor de goede zaak; maar zodrabeproeving of verdrukking komt, verkeren zij in vijanden,waarmede men vaak bedrogen is uitgekomen. Onze GodvrezendeVorsten zagen meer op het gebed van een rechtvaardige dan op eengroot leger in de strijd, omdat God wel eens wonderen deed op hetgebed.

Maar ik vrees, dat God om dit alles Zijn toornniet afkeren zal, omdat de verharding des harten over hetalgemeen zo groot is. God is als met de wan in de hand op dedorsvloer van Zijn Kerk, om het kaf van het koren te scheiden.

Hoeveel belijders van de Kerk zijn metbedrijfsleven aan het einde. De financiën zijn gebroken en demiddelen van bestaan hebben opgehouden. Zij staan nu op degrens van hun belijdenis. Zullen zij de god van staat of gemeentetoevallen, in de wetten, die over hun bedrijf en leven gaan?

Niet alleen de werkgever, maar ook de werkmankomt op de proef. Altijd heeft hij druk over bekering en genadegesproken. Maar nu komt men in een weg tegen onze natuur. Er restniets anders (tenzij God het verhoedt) dan te schande te wordenen om te komen.

Is dit niet een wan voor een belijdend mens?Zijn er hier niet velen, die over de streep zijn gegaan, die hunbelijdenis in hun leven verloochenden?

Velen, van Gods volk leven met hun noden ondereen verbergend God. Nochtans horen wij, dat de Heere hier en daarin ons land nog wonderen doet op het schuldbelijdend gebed van deZijnen, als zij Hem smeken in de bijzondere noden van de tijd.Over die noden gaat het 't meeste, ook bij Gods volk.

Wij hebben nog geen directe vervolging om onzebelijdenis te verduren, d.w.z. om die belijdenis staande tehouden met ons leven en onze dood. Maar de indirecte vervolgingis er wel. Hiervoor zijn we echter blind, zodat het nietopgemerkt wordt. Is het niet altijd gebleken, als de wereld ofeen land in de smeltkroes gebracht wordt, dat het gaat om hetlevende kind? Herodus en Pilatus zullen altijd goede vriendenworden, als de Waarheid vervolgd of zo mogelijk uitgeroeid moetworden.

Onze vaderen hebben hun leven mogen afleggenonder de beproeving van de Waarheid. Maar als wij het zoudenmoeten doen, vrees ik, dat het zou zijn onder de kastijding omonze eigen zonden. En dan zegt David: "Kastijdt Gij iemandom der ongerechtigheid wil, zo doet Gij zijn bevalligheid smeltenals een mot."

Ik denk heden aan een nog in leven zijnd oudchristen van ruim tachtig jaren, die vanaf zijn achttiende jaargrote en vele bemoeienissen des Heeren heeft beleefd. (JanGeense). Hij vertelde mij, dat hij vóór het uitbreken van deoorlog op een graf stond te spreken en toen het ongenoegen Godszo laag op de aarde zag komen. -Niet dat hij wilde profeteren;daarvan is hij afgekeerd, omdat daarin zo vaak gedwaald wordt.-En is dat ongenoegen Gods niet openbaar geworden? ‘Ennu’, zei hij, ‘profeteer ik weer niet, maar ik geloofzo zeker als ik hier op mijn stoel zit, dat ik het niet behoef tebeleven, maar als men een jaar of vijftien verder is, dat deHeere een derde deel van de wereld zal verdoen en er huizengenoeg leeg zullen staan’.

En nu, mijn brief is wat lang geworden. Waarzouden wij eindigen? Mochten wij eens met Ledeboer leren bidden:"Leert ons eens vergeten, dat wij bekeerd zijn". Dateen ieder van ons in zijn eigen gangen eens een zaligmakendschuldbesef mocht geschonken worden, om onze verstandhoudingtussen de Heere en onze zielen recht te kennen, om onderverootmoediging onze eigen zonden te kennen en te bewenen. Danzullen wij een kastijdend God lief krijgen en daarmede tot Hemgebracht worden, om door Hem gereinigd, verzoend en geheiligd teworden Dan zullen we weer onze werken uit de eerste liefde gaanbeleven, waarin alleen de ware vrede van onze consciëntiegeproefd en gesmaakt wordt.

"Wij hebben God op 't hoogst misdaan,
Wij zijn van 't heilspoor afgegaan,
Ja, wij en onze vad'ren tevens.
Verzuimden alle trouw en plicht,
Vergramden God, de God des levens,
Die zoveel wond'ren had verricht".

Einde.