Eens Christens onderrichting, dienende om hem te geleidendoor al hetgeen hem in deze wereld door Gods voorzienigheidoverkomt. Voorgesteld in 15 predikaties. Door Mr. ChristophorusLove.

Zevende predikatie

Tekst 1 Cor. 7: 30, 31.

En die wenen, als niet wenende; en die blijde zijn, alsniet blijde zijnde; en die kopen, als niet bezittende; En diedeze wereld gebruiken, als niet misbruikende; want de gedaantedezer wereld gaat voorbij.

Ter dezer tijd zal ik kort over deze twee dingen spreken.Vooreerst zal ik u tonen, wanneer uwe wereldse blijdschap onmatigis. En ten tweeden, zal ik u enige redenen voorstellen, om uwblijdschap in banden te houden.

1. Vraag. Wanneer is de wereldse blijdschap onmatig enongeregeld?

Antwoord. Dit zal ik u tonen uit deze acht stukken.

Vooreerst. Dan is de wereldse blijdschap onmatig, wanneerdezelve de Goddelijke droefheid over de zonde verhindert. Wanneerde mens van zulk een blijmoedige en vrolijke aard is, dat hijuitroept: verban de droefheid en werp de zorg weg; en dat hijnooit weer wil bedroefd zijn, noch nimmermeer ernstige gedachtenover de zonde wil hebben: zodanige blijdschap is onmatig, enzondig. De ene genade stoot de andere niet omver: wanneer dewereldse blijdschap, de droefheid over de zonde omver stoot, danis dezelve ongeregeld. Aldus was het met Belsasar, Dan. 5:2. Hijbracht zijne dagen door in vreugde en blijdschap, hij dronk uitde gouden vaten van de tempel, hij maakte een grote maaltijd voorzijne duizend geweldigen; hij was vrolijk door de wijn. Maar watwas het einde van dat alles? Gij kunt dat zien in het twintigstevers: zijn hart was verheven, en zijn geest werd verstijfd terhovaardij: zijne blijdschap was onmatig, omdat het zijn hartverharde, en hem van het treuren over de zonde verstoorde enverhinderde. Alzo riep Saul om muziek, wanneer hij zich tottreuren over de zonde had behoren te begeven. l Sam. 16. Wel numijn beminden! ziet eens in uwen eigen boezem, hoewel God utoestaat, dat gij u in Zijn barmhartigheden verblijdt, nochtansindien gij zo met vreugde en vermakelijkheden ingenomen zijt, datgij ten aanzien uwer zonden, van de droefheden de ernstigegedachten des harten afgewend zijt, dan is uwe blijdschaponmatig.

Ten tweeden. Dan is uwe blijdschap in de wereldsevertroostingen onmatig, wanneer dezelve dat gevoel en diemeedogende genegenheden, welke u met de droefheden enverdrukkingen van Gods kerk en volk behoorde te hebben, ontneemten berooft. Dit vindt u als een teken van onmatige blijdschap terneder gesteld, Amos 6: 4-6: die daar liggen op elpenbenenbedsteden, en weelderig zijn op hun koetsen: en eten de lammerenvan de kudde, en de kalveren uit het middelen van de meststal.Die op het geklank der luit kwinkeleren, en bedenken zich zelveninstrumenten der muziek, gelijk David. Die wijn uit schalendrinken, en zich zalven met de voortreffelijkste olie, maar zichniet bekommeren over de verbreking van Jozef." Hier wasIsraël wulps: zij brachten hun tijd in blijdschap envermakelijkheden door; maar zij waren niet bekommerd of bedroefdover de verbreking Jozefs. Wat is dat? Daar moet door deverbreking Jozefs de ellenden van de stam Manasse verstaanworden, omdat die stam van Jozef afkomstig was. Gelijk de tienstammen, omdat Jerobeam de eerste koning der tien stammen, uit denakomelingen van Efraim voortgekomen was, en die ene stam leedgrote verdrukkingen, onder de koning Joahaz, gelijk wij 2 Kon.13: 7 kunnen lezen. Maar de negen stammen treurden niet over hen,dat was hun zonde; en daarin was hun blijdschap onmatig. Nubeminden! gij allen, wier harten u dit tegemoet voert, dat gijvrolijk leeft in de wereld, en uwen tijd zo in blijdschap envreugde verkwist, dat het ten enenmaal alle medelijden en gevoelvan de ellenden en verdrukkingen van Gods kerk verslindt; wanneerhet, laat de goddienst en de zaak van Gods drijven of zinken, hetvolk Gods staan of vallen, u nooit beroert en ontstelt; in ditgeval is uwe blijdschap onmatig.

Ten derden. Wanneer uwe wereldse blijdschap, uwe blijdschap inGod, en de geestelijke plichten smoort en dempt, dan is uweblijdschap onmatig. Wanneer uw lust en vermaak in het schepsel zozoet is als honing; maar toch in de gemeenschap met God, in het,oefenen van de plichten jegens Hem, en in het onvangen der genadeen geestelijke barmhartigheden van Hem, niet meer blijdschap kuntscheppen, dan er smaak is in het wit van een ei, dit is eenteken, dat uwe blijdschap onmatig is. Gelijk te zien is, Job 21:11-15. Job spreekt daar van goddelozen, " dat zij hun jongekinderen uitzenden als een kudde, en hun kinderen huppelen. Zijheffen op met de trommel en de harp, en zij verblijden zich ophet geluid des orgels. In het goede verslijten zij hun dagen; enin een ogenblik dalen zij in het graf." Hier zijn inderdaadvrolijke mensen, in genoegen verslijten zij hun dagen; maar watis het einde van dat alles? "Nochtans zeggen zij tot God:Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust.Wat is de Almachtige, dat wij Hem zouden dienen? En wat baatzullen wij hebben, dat wij Hem aanlopen zouden?" Hier zietgij, dat hun blijdschap overtollig en onmatig was, omdat dezelvehun liefde en schuldigen plicht aan God verdoofde. Alle vermaakbehoorde als een wetsteen te zijn, om ons tot onzen schuldigenplicht op te scherpen, als een medicijn om de maag, tot denuttiging van het voedsel bekwaam te maken, en niet om onzebegeerte naar de geestelijke dingen weg te nemen.

Ten vierden. Uwe blijdschap was in die wereldse troostonmatig, over welker ontbering en verlies gij u zo zeer bedroeft.Een mens treurt nooit te veel over het ontberen van enigebarmhartigheden, dan over hetgeen in welker genieting hijzichzelf te voren te veel verblijdde.

Ten vijfden. Dan is uw blijdschap in de uitwendigevertroostingen onmatig, wanneer dezelve u doet roemen entriomferen over de ellenden en verdrukkingen van anderen, welkede vertroostingen die gij geniet, niet hebben. Richt. 16: 23, 25.Gij weet, toen Simson openbaarde waarin zijne grote sterkte was,dat de Filistijnen zijn haar afsneden, en toen zijne sterkteverdwenen was, en hij gelijk een ander mes werd, dat deFilistijnen hem namen, zijne ogen uitgroeven, in koperen ketenenbonden, lieten malen in het gevangenhuis, en hem stelden tothunnen slaaf. "Toen verzamelden zich de vorsten derFilistijnen, om hunnen God Dagon een groot offer te offeren, entot vrolijkheid; als hun hart vrolijk was, riepen zij tot Simsonopdat hij voor hen spelen zou." Hun onmatige blijdschap deedhen over de ellende, van deze arme blinde man roemen en spotten.Beminden! dan is uwe blijdschap onmatig, wanneer gij deverdrukkingen van andere mensen als ene reden van uw blijdschapstelt.

Ten zesden. U we blijdschap is onmatig, wanneer dezelve nietonkuisheid en vleselijke wellusten vermengd is. Hier vandaan ishet, dat gij zo dikwijls in de Schriftuur leest van des mensenvrolijkheid met de wijn. 1 Sam. 25: 36. 2 Sam. 13:28 Luk. 5:23,24. En gelijk een zeker schrijver aanmerkt, dat hetzelfde woord,dat in het Hebreeuws vrolijk zijn betekent, betekent ook dronkente zijn. Esth. 1: 10, Gen. 43. Wanneer uw vreugde zo ver gaat alstot dronkenschap en vleselijke wellust, dan is het onmatig.

Ten zevende. Wanneer de wereldse blijdschap zorgeloosheid enongevoeligheid in Gods nakende oordelen en plagen voortbrengt,dan is het onmatig. Aldus wordt Ethiopië genoemd: de "staddie opspringt van vreugde, die zeker woont," Zeph. 2: 16. Enhier om is het, dat Ps. 2: 11 vrees en verheuging samen gevoegdis; " dient den Heere met vrees, en verheugt u metbeving." Hier vandaan is het ook, dat Absalom dezen raad aanzijne dienstknechten gaf, toen hij het bloed van Ammon doorverraad wilde vergieten. "Als gij Ammon vrolijk zult vinden,valt dan op hem aan", wel wetende dat wanneer zijn harteverheugd was, hij dan zorgeloos zou zijn. Zo ook diegenen, Amos6:5, 6: "die op het geklank der fluit zich vermaken, en dewijn uit schalen drinken." Die werden gezegd mensen te zijn,welke de bozen dag veraf stelden en zorgeloos in hunvermakelijkheden waren. Als mede zij, waarvan wij lezen in Jes.22: 12, 13: "En te dien dage zal de Heere, de Heere derheirscharen roepen tot geween, en tot rouwklacht, en totkaalheid, en tot ongording des zaks. Maar ziet, er is vreugde enblijdschap met runderen te doden, en schapen te kelen, vlees teeten, en wijn te drinken, en te zeggen: laat ons eten en drinken,want morgen zullen wij sterven." Zij willen de profeet nietgeloven, die hen voorspelde de oordelen Gods, die over hen komenzouden, maar spottender wijze zei de een tot de ander: Laat onseten en drinken, want morgen zullen wij sterven." Alzo ookJes. 56:12: "Komt herwaarts zeggen zij, ik zal wijn halen,en wij zullen sterken drank zuipen, en de dag van morgen zal zijnals deze, ja groter veel treffelijker." Zij vreesden geengebrek noch verandering in hun staat; deze hun zorgeloosheidverklaarde dat hun blijdschap te uitnemend en onmatig was.

Ten achtsten. Wanneer de mensen tot de wereldse blijdschap envermakelijkheden lopen, om de ellenden en verschrikkingen vanhunne consciënties te stillen en te verworgen.

Wanneer de mens ene overtuiging in zijne consciëntie beeft,dat hem over enig groot kwaad, dat hij in zijn leven gedaanheeft, ontstelt en bezwaart, en hij dan tot zijn blijdschap envermakelijkheden loopt, of zich tot vrolijk gezelschap begeeft,om zijne zwarigheden af te schudden, dat bewijst, dat zijneblijdschap onmatig is. Aldus vertoonde Saul een blijmoedige enonkuise geest. 1 Sam. 16:15: Wanneer "een boze geest van deHeere hem verschrikte;" dat is: wanneer bij enige schuld enschrik op zijne consciëntie bad, toen gebood hij zijne knechtenhem enen man uit te zoeken, die spelen kon, om voor hem tespelen. Maar hij had beter gedaan, op zijn knieën in het gebedte gaan, dan om enig spel te roepen, en tot vleselijkevermakelijkheden te lopen om zijne zwarigheid af te weren. Alduswas het met die afgodendienaars, welke hun kinderen aan de Molochopofferden: zij hadden muziekinstrumenten, maar tot welk einde?Het was vooreerst om het geschrei hunner kinderen te verdoven, enten tweeden om hen tot vreugde en blijdschap op te wekken, opdathun consciënties hen niet zouden verschrikken over zulk eenwrede moord als de offerande hunner kinderen. Welnu beminden!wanneer ene predikatie op uwe ziel gewrocht, en u totlevendmaking aangeraakt heeft, en dat het Woord Gods met krachtop u gekomen en krachtdadig op u gewrocht heeft tot ontdekking enovertuiging van uwe zonden, indien gij dan kunt lopen tot uweblijdschap en vermakelijkheden, tot het gezelschap, en dekomediant spelen, of dergelijke, om de gedachten aan uwe zondente verstrooien, en om de schrik en beroerte van uwe consciëntiete verbannen en af te leiden, dit is een teken, dat uweblijdschap onmatig en zondig is; voorwaar dit is eerder de weg omde beschuldigingen van uw geweten te vermeerderen, dan ze gerustte stellen. De pelikaan slaat het vuur met hare vleugelen, omhetzelve daarmede uit te blussen, maar in plaats van het vuurdaardoor uit te blussen, ontsteekt zij het te meer en verbrandtzichzelf; desgelijks doen diegenen, welke door het wereldsvermaak en blijdschap, de wroeging der consciëntie, zoeken teversmoren. Aldus heb ik zeer kort deze acht stukken afgehandeld,in welke ik u getoond heb, waarin des mensen wereldse blijdschapover de uitwendige vertroostingen onmatig is.

Ik heb alleen nog een tweede zaak te verhandelen, en dan zalik u ene korte nuttigheid geven, en alzo eindigen.

II. Welke redenen kunt gij ons voorschrijven, om onze wereldseblijdschap over de uitwendige vertroostingen in banden te houden?

Antw. Ik zal u vijf geven.

Vooreerst. Bedenkt, dat gij beter dingen hebt, om er u in teverblijden, dan enig ding hier in de wereld. U hebt betervoorwerpen om er uwe ziel met blijdschap aan over te geven;namelijk: de verzoening met God, de gemeenschap van Christus, deverzekering van de vergeving uwer zonden: uwe rechtvaardigmakingdoor de verdiensten van Christus, de heiligmaking van uw natuurdoor de Geest van Christus. Gij hebt uwe verkiezing, roeping,verlossing, heerlijkmaking. Gij hebt al deze voorwerpen ofgronden, om u tot blijdschap te verwekken, en om uw vermaak daarop te vestigen. Zou iemand zich in legpenningen verheugen, indienhij er zo veel stukken goud voor in de plaats mocht hebben? Ofzou iemand zich vermaken of verheugen in zo vele keisteentjes,indien hij daar parels voor mocht hebben? Of zal iemand zich meteen keisteen verblijden, die een diamant heeft? O, mijnebeminden! gij hebt dingen van meerder waarde dan enig ding indeze wereld om er u in te verheugen. Er is een veel groteronderscheid tussen de dingen van de hemel, de eeuwigebarmhartigheden, en deze uiterlijke vertroostingen hier beneden,dan er is tussen koper en goud, tussen keisteentjes en parels,tussen de zon en ene kaars. En daarom bedenkt, ik heb een God,Christus, de hemel en de gelukzaligheid, vergeving, verzoening,heiligmaking, rechtvaardigmaking, verlossing en heerlijkmaking.Ik heb dit alles om er mij in te verheugen en te verblijden, enwaarom zou ik mij dan zo zeer in de dingen van deze wereldverblijden? De discipelen van Christus dachten bij zichzelf ietste zijn, en waren opgeblazen, omdat zij duivelen kondenuitwerpen, en wonderen doen; maar Christus zei tot hen:"Verblijdt u niet, dat de duivelen u onderworpen zijn; maarverblijdt u veel meer, dat uwe namen geschreven zijn in dehemelen." Luk. 10: 20. Hoe meer iemand met de achting enbedenking van de hemelse blijdschap ingenomen is, des te minderzal hij de aardse achten en waarderen. Hoe hoger u staat, hoeminder u de dingen beneden ziet. Zal iemand zich in het licht vaneen kaars verblijden, wanneer hij de zon in haar volle krachtziet schijnen? Het is een regel onder de godgeleerden, gelijk bijde medicijnmeester: dat wanneer een mens door zijn neus bloedt,om het zelve te stoppen en ene afleiding des bloeds te maken, eenader zullen openen. Zo ook de weg om u te bewaren om in dewereldse blijdschap onmatig te zijn, is: ernstig te overleggen ente bedenken welk een grote reden u hebt tot geestelijkeblijdschap en verheuging, en dit zal uw blijdschap over wereldsevoorwerpen verminderen en afleiden. De weg om alle verdrukkingennaar de rechte voorwerpen te wenden, is ze te weerhouden al tezeer op het ongelijk te zien. Vreest God, en gij zult de mensniet vrezen. Bemint Christus, en gij zult het schepsel nietteveel beminnen. Weent over uwe zonden en verdorvenheden, en gijzult niet teveel over uitwendige ellenden treuren. Verblijdt u inde geestelijke dingen, en zult u niet te zeer over de tijdelijkeverheugen.

Ten tweeden. Indien gij door onmatige blijdschap in deuiterlijke vertroostingen bewaard wilt zijn, bedenkt dan, datniets hier beneden uw blijdschap waardig is. De wereld is degenegenheid van een godzalige niet waard; en daarom zegt Amos,kap. 6 "Waarom zijt gij blijde over een nietig ding?"De wereld is als niets. "De gedaante dezer wereld gaatvoorbij." 1 Cor. 7:31. Zij is de blijdschap eens Christensniet waar. Hand. 25: 23, wordt gezegd, toen Agrippa tot het hofdes kwam om Paulus te veroordelen, "dat hij met grote prachtkwam." Maar in de grondtekst staat: "dat hij met enkelefantasie kwam." Alle eer, rijkdommen en pracht der wereld,zijn maar enkel inbeeldingen, en de blijdschap der Christenen,zeer onwaardig.

Bedenkt, dat hoe meer gij u in enige uitwendigebarmhartigheden verblijdt, des te minder zult gij u in de Goduwer barmhartigheden verheugen. Hoe meer gij u in uwvertroostingen verblijdt, des te minder zult gij u in de God uwervertroostingen vermaken. En daarom, de onmatige blijdschap in devertroostingen, is niet minder dan roverij; u berooft God van watHem van rechtswege toekomt.

4. Bedenkt, dat gij uwe barmhartigheden verwoest, door u teveel over dezelve te verblijden. Gij verwekt God om datgene wegte nemen, over hetwelk gij u zo zeer verheugt. Ik kan zeergeschikt uwe blijdschap over uw barmhartigheden, bij een ruikerin uwe hand vergelijken. Nu, gij weet, wanneer gij de ruikerzachtjes hanteert, en nu en dan daar eens aan ruikt, ze zal degehelen dag vers en vriendelijk, en geurig blijven; maar als gijze in uwe hand verbrijzelt, en gedurig aan haar ruikt, ze zal deste spoediger sterven en verdorren. Zo ook, hoe meer gij u in dewereldse dingen verblijdt, des te spoediger zullen zij u verzakenen verlaten; maar indien gij ze zachtjes gebruikt, en u matig indezelve verblijdt, en zulke genegenheden niet toedroeg, gij zoudtdezelve meer genieten, en langer bij u bewaren.

5. Bedenkt, indien gij u te veel verblijdt in diebarmhartigheden, welke gij geniet, dat gij u zeer zult bedroevenen uitermate treuren, wanneer God ze eens van u weg zal nemen.Indien gij niet zodanige gespeende genegenheden van de wereldwilde leven, dat de vertroostingen daarvan maar mochten zijn alsde handschoen aan uwe handen, dan zoudt gij daar, zonder enigegrote zwarigheid, van scheiden; maar indien gij de wereld zoliefhebt en de vertroostingen derzelve zo vast aankleven, als hetvel aan uw vlees, gij zult er niet van scheiden dan met eenwereld van smart en een wereld van pijn en zwarigheid. En nu hebik gedaan met deze tweede vraag, nog een woord tot toe-eigening,en dan zal ik besluiten.

De nuttigheid die ik daarvan maken zal, zal zijn bij wijze vanwaarschuwing, in vier of vijf stukken.

Vooreerst. Is het zo, dat het de schuldige plicht derChristenen is, zich te wachten om in hun wereldse blijdschaponmatig te zijn, bewijst dan de Christenheid zo veeleer, door tedoen blijken, dat zij ene groter heerschappij en gezag over uwgenegenheden voort, dan enig ding daar benevens in de wereld.Laat de christenheid zo ver door u verheerlijkt zijn, als uweliefde te hebben; en dat uwe blijdschap, droefheid en al uwegenegenheden daardoor geregeld worden.

Ten tweeden. Hebt nooit geen vooroordeel tegen de godsdienst,als of die een vijand ware, of enigermate ene verwoesting van uwewereldse blijdschap, want zij roeit uwe blijdschap niet uit, maarregelt het. Zij is geen wiedmes om uwe blijdschap uit te roeien,maar een snoeimes om dezelve te matigen en te recht te stellen;och! huisvest daarom geen harde gedachten van de godsdienst.

Ten derden. Neemt dit tot uwe waarschuwing aan, gij die eenChristen zijt! verklein toch de godsdienst niet aan de wereld, omuzelf die geoorloofde blijdschap en troost, die God u gegevenheeft, te benemen, en welke Zijn Woord u toestaat, namelijk in debarmhartigheden en zegeningen dezes levens. Een Christen, diezijn hoofd laat neder bangen, zijne lippen in trekt, tranen inzijne ogen heeft, droefheid in zijn hart, en geen zorgvuldiggezicht noch troostelijk woord te vertonen, die verkleint en legtene ergernis op de godsdienst; en daarom beneemt uzelf degeoorloofde blijdschap in de schepselen niet, welke God utoelaat. Ik denk aan hetgeen Calvijn zegt, dat, dewijl hij zulkeen zorgvuldige bedroefde, en zo treurachtige man was; dat depapisten zijn godsdienst niet wilden omhelzen.

Ten vierden. Wacht u desgelijks voor te grote vreugde. Gelijkgij u moet wachten voor ene droevige mistroosting, zo moet gij uook wachten voor lichtvaardigheid van de geest, voor te groteblijdschap. U moet als het ware een haar in tweeën kloven, nochte droevig noch te blijmoedig zijn.

Ten vijfden. Wacht u om ooit in de wereldse blijdschap envermakelijkheden te lopen om de zwarigheid van uw gemoed teverdrijven en weg te stoten, gij die zulke snode hulpmiddelen enongeoorloofde middelen gebruikt om uwe consciënties gerust testellen en de schrik van uw gemoed weg te weren. Het is degereedste weg om u eerder te bezwaren en ongerust te stellen, danom uw gewetens te bevredigen. U die uzelf in de droefhedenbegeeft tot vrolijkheid en tijdverdrijf menende daardoor dezelveweg te drijven, gij vergroot en vermenigvuldigt ze veeleer.Evenals de pelikaan, waarvan verhaald wordt, dat zij van naturevoor het vuur vervaard is, waarom de herders gewoon zijn enigekolen vuur bij het nest neer te leggen; het arme dier maakt eengeflikker met zijne vleugelen, mende daardoor het vuur uit teblussen maar het ontsteekt daardoor en slaat in vlam; en doordeze middelen verbrandt zij haar nest en zichzelf. Zo ook voorons, tot wereldse vreugden en tijdkortingen te gaan, om dedroefheid en benauwdheid onzes gemoeds uit te blussen, is eengerede weg om eerder onze droefheid en smart te vermeerderen, dandie weg te nemen.