Eens Christens onderrichting, dienende om hem te geleidendoor al hetgeen hem in deze wereld door Gods voorzienigheidoverkomt. Voorgesteld in 15 predikaties. Door Mr. ChristophorusLove.

Elfde predikatie

Tekst 1 Cor. 7: 30, 31.

En die wenen, als niet wenende; en die blijde zijn, alsniet blijde zijnde; en die kopen, als niet bezittende; En diedeze wereld gebruiken, als niet misbruikende; want de gedaantedezer wereld gaat voorbij.

Ik kom nu tot de verdere besturing van de nuttigheid dezerleer. Dat het de schuldige plicht der Christenen is, zich op hethoogst te wachten, dat zij de onmatige liefde of genegenheid totde goederen en bezittingen, die zij in de wereld door het kopenen verkopen verkregen hebben, geen plaats geven. De tweede soortvan mensen dan, tot welke ik beloofde te spreken, zijn dezodanigen, die in de wereld handel drijven, en zichzelven eerlijken rechtvaardig goederen en bezittingen verkregen hebben. Driedingen heb ik tot u te zeggen:

1. Zal ik u enige waarschuwende onderrichtingen geven.

2. Enige verbaasd makende bedenkingen.

3. Enige nuttige vermaningen, ten aanzien van uwe rijkdommen,welke gij rechtvaardig en eerlijk verkregen hebt.

Ik begin met de waarschuwende onderrichtingen

Vooreerst. Gij die in de wereld rijkdommen en schattenverkregen hebt, ik wenste, dat gij uzelf uwe vorige armoedemenigmaal herinnerde. Dit gebiedt de Heere de Israëlieten Deut.8: 1, 2. Daar zegt God tot hen: "Alle geboden die Ik u hedengebied, zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft envermenigvuldigt, en inkomt, en het land erft, dat de Heere, uwevaderen gezworen heeft. En gij zult gedenken aan al de wegen, dieu de Heere uw God deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft;opdat hij u verootmoedigt, om u te verzoeken, om te weten wat inuw hart was. En om u te weerhouden van hovaardij en hoogmoed desharten." Ik gedenk, hetgeen Plutarchus verhaalt vanAgathocles; welke (wanneer hij van een pottenbakkers zoon eenprins of vorst geworden was) altijd zijne spijzen in aardenschotelen wilde opgedist hebben, om zichzelf te vernederen, en omhem zijne geringe en slechte afkomst in gedachten te brengen,opdat hij niet hovaardig noch opgeblazen zou worden. Zo behoortgij ook, beminden! uzelf menig maal in gedachten te brengen, ente zien op uwe vorige armoede en lage staat. Het kan zijn, dat erenigen onder u zijn, welke, wanneer zij in deze stad kwamen,nauwelijks klederen aan hun lichaam, hadden, die nu in zijde ensatijn gekleed gaan, gij behoort te bedenken vanwaar gij gekomenbent. Aldus deed David, Ps. 78: 70: "En Hij verkoos zijnenknecht David en nam hem van de schaapskooien, van achter dezogende schapen deed Hij hem komen, om te weiden Jakob Zijn volk,en Israël Zijne erfenis." Dit wordt hier bij de Psalmistgewaagd als ene heilige bedenking om zijn hart te vernederen endit is de eerste onderrichting.

Ten tweeden. Indien God u door uwe nering rijkdommen gegevenheeft, zo schrijft in uwe beroep niets toe aan uwe eigennaarstigheid en vlijt, maar aan de zegen des Heeren over uweverrichtingen. De reden daar van is deze: omdat, al staat eenmens vroeg op, en laat te bed gaat, en in de wereld nog zo veelmoeite doet, en de zegen des Heeren niet heeft, zal dit allesnochtans niets baten. Deut. 8: 17, 18: "Gij zult niet zeggenin uw hart, mijn kracht, en de sterkte mijner hand heeft mij ditvermogen verkregen; maar gij zult gedenken de Heere uwen God, datHij het is, die u kracht geeft om vermogen te verkrijgen."Beminden! u moet u wachten uwe rijkdommen aan uwe eigenenaarstigheid toe te schrijven; want zonder de zegen des Heerenkan er niets gelukken. Wacht u van het roken aan uwe eigen nettenals gij in de wereld rijk geworden zijt. Hab. 1: 16. "Daaromoffert hij aan zijn garen, en rookt aan zijn net: want doordezelve is zijn deel vet geworden en zijne spijs smoutig."

Ten derden. Wees niet hovaardig op de rijkdommen die God ugegeven heeft. "Beveel de rijken," zegt de apostel 1Tim. 6: 17, "in deze tegenwoordige wereld, dat zij niethoogmoedig, zijn." De hovaardige worm broedt veelal in deharten der rijke lieden! Het is een harde zaak uw hart nederig tehouden, wanneer uw staat hoog is, en u van hovaardij terug tehouden, wanneer God u boven uwe, broederen verheven heeft. Ezech28:4, 5: "Door uwe wijsheid en door uw verstand hebt gijvermogen voor u verkregen; ja gij hebt goud en zilver verkregenin uwe schatten. Door de grootheid uwer wijsheid in uwenkoophandel, hebt gij uw vermogen vermeerderd; en uw hart verheftzich vanwege uw vermogen." Als God u in rijkdommen verheft,wacht u, dat gij uw hart niet verheft in hovaardij.

Ten vierde. Vertrouwt niet op uw rijkdommen en bezittingen,alsof zij machtig waren u voor gevaar te beschermen, en vanzwarigheden te verlossen, etc. "Des rijken goed (zegtSalomo) is de stad zijner sterkte, en als een verheven muur inzijne inbeelding." Spr. 18: 11. Matth. 19: 23. Hoebezwaarlijk is het voor degenen die op hun rijkdommen vertrouwen,in het Koninkrijk Gods in te gaan? Juvenalus kon zeggen: Uwzilver en uw goud kan u niet beschermen voor de toorn Gods.

Ten vijfden. Gij, welke grote rijkdommen en bezittingenbekomen hebt, beschouwt uzelf niet als eigenaars, maar alsrentmeesters van de menigvuldige zegeningen, en van de grotenovervloed, dien Hij u toevoegt. Beminden! God is de eigenaar vanal hetgeen bezit. "Al het gedierte des wouds is het mijne,de beesten op duizend bergen." Hij is de rechte eigenaar, ubent maar de rentmeester van uw overvloed; en daarom, indien Godu in de wereld niet een overvloed van rijkdommen gezegend heeftdat u zo vele honderden per jaar te verteren hebt, zo bedenktdan, dat gij geen eigenaar, maar een rentmeester van dezegeningen Gods zijt, zij zijn u maar gegeven voor enige tijd, endaarom, misbruikt ze niet tot overdaad en dartelheid, maar legdie aan tot de Gever en Eigenaar van dezelve, Luk. 16: 12, 13:"Zo gij dan in de onrechtvaardige mammon niet getrouw zijtgeweest, wie zal u het ware vertrouwen; en zo gij in eens andersgoed niet getrouw zijt geweest, wie zal u het uwe geven?" Zoook vs. 9: "Maakt uzelf vrienden uit de onrechtvaardigemammon."

Ten zesden. Als God u met grote middelen gezegend heeft, moogtgij ze bezitten maar laat uwe rijkdommen u toch niet bezitten."Wordt niet ijdel als het vermogen overvloedig aanwast enzet er uwe harten niet op." Uw oog, hand of tong mag daaropgezet zijn, maar gij mag er uw hart niet op zetten. Laat uw geldniet nader dan uwe handen aan uw hart komen. Een heiden konzeggen: dat hoewel hij zichzelf leende, nochtans zichzelf nietwilde overgeven aan zijne rijkdommen. Wereldse bezittingen zijngelijk ene roos in eens mensen hand, indien gij haar voorzichtiggebruikt, zal zij een langen tijd hare geur, reuk en kleurbehouden; maar indien gij ze vermorzelt en ruw behandelt, zal zijspoedig hare kleur en zoetheid verliezen. Zo ook, indien gij uwerijkdommen goed gebruikt, gij zult ze langer bezitten; maar zogij uw hart daar te zeer op zet, gij zult ze spoedig verliezen.

Aldus heb ik afgehandeld deze waarschuwende onderrichtingen,ik zal u nu enige verbaasd makende bedenkingen voorstellen.

Vooreerst. Gij die in de wereld grote middelen verkregen hebt,hoewel op ene heerlijke wijze, bedenkt nochtans, dat God in deuitdelingen zijner genade, de zegeningen des eeuwigen levensgewoonlijk eerder aan dg arme en geringe lieden uitdeelt, danonder de rijken en lieden van grote bezittingen. 1 Cor. 1:26, 27: "Want gij ziet uwe roeping broeders! (zegt de apostel,)dat gij niet vele wijzen zijt naar het vlees, niet velemachtigen, niet vele edelen;" hij zegt niet enigen, maarniet velen. Rijke godzaligen zijn gelijk sterren van de eerstegrootte, schaars aan het firmament; "maar het dwaze dezerwereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou,en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren opdat Hij desterken zou beschamen. En het onedele en verachte der wereldheeft God uitverkoren." Zo ook. Jak. 2: 5: "Hoort, mijngeliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezerwereld, om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen desKoninkrijks?" Het is zeer opmerkelijk, dat onder de zevenkerken van Azië, de armste kerk de beste was, en de rijksteonder hen de slechtste: de kerk van Laodicea was de slechtste vanal die kerken, want zij was lauw, noch koud, noch heet. Ennochtans zegt de tekst: "Dat ze rijk en verrijkt gewordenwas, en geens dings gebrek had." Openb. 3: 17. De kerk vanSmyrna, welke een van de beste kerken was, Openb. 2: 9, daarvanzegt Christus: "Ik weet uwe armoede, doch gij zijtrijk." Hoewel zij uiterlijk arm waren, waren zij nochtansinwendig rijk. God besteedt gewoonlijk zijne genade aan de armen,meer dan aan de rijken; en daarom, dit mag u ene verbaasdmakendebedenking zijn. Gelijk God voortijds tot de offeranden geringe enarme mensen verkoos. Hij verkoos de leeuw en de arend niet, deleeuw zijnde de koning der beesten, en de arend de koning dervogelen; maar de Heere verkoos het lam en de duif; arme, slechte,geringe en onnozele schepselen, niet zo edel, noch zo geacht alsde leeuw en de arend. Alzo ook in zijne verkiezing tot de genadeen de heerlijkheid, verkoos Hij het lam en de duif, dat is: armeen geringe lieden, liever dan mensen van grote rijkdommen enbezittingen in de wereld.

Ten tweeden. Bedenkt, dat in de eerste prediking en plantingdes Evangelies, het ene wondere zaak was voor een rijke, Christuste omhelzen, en Hem na te volgen. Matth. 11: 6: "De armenontvingen het Evangelie;" zij waren het, welke Christusomhelsden. Alzo ook Joh. 7: 48, als de dienaars en de soldaten,die kwamen om Christus te vangen, Hem hoorden spreken, werden zijovertuigd, en zeiden: "Nooit heeft een mens gesproken gelijkdeze." De Farizeeën antwoordden ben: "Zijt ookgijlieden verleid? Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd,of' uit de Farizeeën?" Als of zij wilden zeggen, Het is uhelemaal niets waard. Matth. 27: 57 wordt gezegd, dat Jozef vanArimathea, zelfs ook iemand was die Christus volgde. Het wordtverhaald als ene bewonderenswaardige zaak, dat Jozef die een rijkman was, Christus zou volgen. Markus zegt, dat hij zichverstoutte, en tot Pilatus ging, Mark. 15: 43. Maar Johanneszegt: "Hij was heimelijk een discipel van Christus, uitvrees voor de Joden." De armste en geringste soort vanmensen, de arme visserlieden, ontvingen het meest van allen hetEvangelie.

Ten derden. Bedenkt, dat waar iemand door zijnen overvloed enrijkdommen in de wereld beter werd, en daarentegen ene menigtezijn die door dezelve minder worden. Daarom laat u deze bedenkingverbaasd maken. Salomo zegt, Pred. 5:12. "Er is een kwaad,dat krankheid aanbrengt, hetwelk ik zag onder de zon, rijkdom vanzijne bezitters bewaard tot hun eigen kwaad." Beminden! waarde rijkdommen één mens beter maken, daar maken zij er duizendminder.

Ik herinner wat ik gelezen heb van Pius Quintus, die vauzichzelf verhaalt: Dat, toen hij een man van een geringen enlagen staat in de wereld was, hij een zeer goede hoop op dezaligheid had; maar tot Kardinaal verheven zijnde, begon hijhieraan zeer te twijfelen, maar daar na wederom hoger verheven,en tot paus gemaakt zijnde, begon hij ten enenmale daaraan tewanhopen. Zijn verhogingen in de wereld deden hem erger en ergerworden. Mogen niet sommigen van u ook waarlijk klagen, toen ikarm en in een lage stand was, gedacht ik gedurig om in mijnhuisgezin te bidden, om Gods Woord te horen en te lezen, en degeboden van God waar te nemen, maar nu ik rijk geworden ben, nugaat mijn huisgezin zonder gebed, en mijne wereldse werkzaamhedenverhinderen en houden mij van de dienst des Heeren, van hetlezen, horen en bidden, beide in het openbaar en in het bijzonderterug; ik ben nu veel slechter, dan toen ik arm was, en ik heb deHeere kwaad vergolden voor al Zijn barmhartigheden. Eerveranderen de lieden hun manieren, terwijl zij in rijkdommentoenemen, zij nemen af in genade. Gods volk is gewoonlijk in destaat der verdrukking, beter dan in voorspoed. Dus zult gijbevinden, dat David veel beter was, toen hij door Saul vervolgdwerd gelijk een veldhoen op de bergen, dan toen hij op de troonzat. En daarom wordt er gezegd 2 Chron. 17:3 "Dat Josafat inde vorige wegen zijns vaders Davids wandelde;" het schijntdat zijn laatste wegen zo goed niet waren. Vele lieden in hunlaatste dagen, wanneer zij oud en rijk worden, worden zelf doorhun rijkdommen bezeten, en het kan zijn dat dezelve in hun hartenzijn, wanneer in hun handen niets is, daarom bedenkt eens ernstigbij uzelf, of uwe eerste dagen in de wereld niet uwe beste waren,en uwe laatste en rijkste niet uwe slechtste. Er wordt van dekinderen van Israël gezegd, dat zij beter waren onder deslavernij in Egypte, waar zij aan alle dingen gebrek hadden, danin het land Kanaän; want toen werden zij hovaardig en vergatende Heere, en daarom geeft Mozes hen zo'n waarschuwing, Deut.8:7-15.

Ten vierde. Bedenkt dit beminden! dat uw rijkdommen enbezittingen in de wereld, hoewel nog zo wettig en eerlijkgewonnen, u toch onder ene grotere zwarigheid leiden om in dehemel te komen, dan andere mensen; dit ziet gij Matth. 19: 23,24, alwaar Christus tot de jongeling zei, indien bij volmaaktwilde zijn, dat hij dan alles moest verkopen wat hij had, en aande armen geven; toen ging bij bedroefd weg, want bij had velegoederen. Toen zei Jezus tot Zijne discipelen: "voorwaar ikzeg u, dat een rijke bezwaarlijk in het Koninkrijk der hemelenzal ingaan. En wederom zeg Ik u: het is lichter dat een kemel gadoor het oog van ene naald, dan dat een rijke inga in hetKoninkrijk Gods." Op welke harde voorwaarden kan een rijkmens hopen in de hemel te gaan? Sommigen zijn van gevoelen, dathet woord, hetwelk hier door kemel overgezet wordt, eigenlijk eenkabel betekent, en Mr. Perkins is ook van dit gevoelen, want zegthij: hoewel een kabel niet door het oog van ene naald kan gaan,zoals hij is, nochtans indien gij de kabel ontlost of ontdraait,dan is er mogelijkheid om dezelve daardoor te krijgen. Zo ook,indien de mensen zichzelf van de wereld ontlossen, en metgespeende genegenheden aan hun rijkdommen en bezittingen leven,dat is de weg voor hen om in de hemel te komen. De hemel wordtvergeleken bij een statig paleis, met ene nauwe poort. Deuitdrukking toont aan de grote zwarigheid voor rijke lieden om inde hemel in te gaan. Markus en Lukas stellen het voor met enemedelijdende uitdrukking: "Och! hoe moeilijk" etc.Maar, zegt Christus: "Dat bij mensen onmogelijk is, is bijGod mogelijk." De rijkdommen der wereld zijn verwarrende enaanlokkende ijdelheden, en brengen u onder te grote zwarigheid,om in de hemel te komen, en het is honderd tegen een, of zijzullen u verwarren en verstrikken.

Ten vijfde. Bedenkt, dat gij, aan wie God in de wereldrijkdommen en bezittingen gegeven heeft, aan meerdereaftrekkingen, verstoringen en kwellende zorgen of bekommernissenonderworpen zijt, dan arme mensen; want indien zij maar voedselen kleding hebben, dan hebben zij geen reden om over hun armoedete klagen, omdat zij van die bekommernissen en zwarigheden vrijzijn, welke de rijken somtijds hebben. Wie zou zijden kousenbegeren, indien hij onder dezelve een artijk in zijne benen moesthebben? en voorwaar, de artijk is een ziekte, die gewoonlijk derijke lieden volgt. Wie zou een satijnen wambuis of een purperkleed begeren, indien hij onder hetzelve een melaats en ongezondlichaam moest hebben? zo is het dan eter voor u arm te zijngelijk gij zijt, dan rijkdommen en daar bij zo vele zwarigheden,ellenden en verdrukkingen te hebben. Hoort eens wat de apostelzegt, 1 Tim. 6: 9, 10: "Doch die rijk willen worden, vallenin verzoekingen en in de strik, en in vele dwaze en schadelijkebegeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf enondergang. Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad,tot welke sommigen lust hebben, zijn afgedwaald van het geloof,en hebben zichzelf met vele smarten doorstoken." En Pred. 5:11: "De slaap des arbeiders is zoet, maar de zatheid desrijken laat hem niet slapen." Kap. 2: 26: "God geeft dezondaar bezigheid, om rijkdommen te verzamelen en tevergaderen." Hij ontmoet grote droefheid en zwarigheid waarvan een arm mens vrij is; en daarom worden de rijkdommen bijdoornen vergeleken; gij kunt ze nauwelijks met uwe handenaanvatten, of zij zullen u steken en wonden. Een rijke heeftgedurig drie grijpvogels op zijn hart levende, grote zorg in hetverkrijgen, vrees in het bewaren, droefheid in het scheiden; endit verhindert zijne rust. Het is aanmerkelijk, dat hetzelfdewoord hetwelk in het hebreeuws koophandel betekent, ookzwarigheid te kennen geeft, om ons te kennen te geven, datdiegenen, welke zichzelf in de wereldse zaken verstrikken, groteangst, zwarigheid en kwelling zullen ontmoeten.

Ten zesden. Bedenkt, dat uwe rijkdommen veeltijds de kracht ende werkingen van het Woord Gods op uwe zielen verstikken. Matth.13:22 wordt gezegd van de doornachtige aarde, "dat deverleiding des rijkdoms het woord verstikt, en onvruchtbaarmaakt." Kan het koren groeien in een doornhaag? Evenmin kanhet Woord vrucht scheppen in een hart, dat met wereldse zorgenopgevuld is.

Beminden! het kan zijn, dat deze ontwakende bedenkingen, welkeik u, aangaande de rijkdommen, voorgesteld heb, velen van u naarhuis doen gaan niet een voornemen, om nooit rijk te worden, of omnooit naar enen groten staat in de wereld te trachten; maar gijmoet mij niet kwalijk verstaan, en hieruit besluiten, dat hetzonde is rijk te zijn; het is gevaarlijk rijk te zijn, maar geenzonde, het is een strik en aanvechting, en daarom is het uwschuldige plicht zorg te dragen, beide hoe gij uwe rijkdommenverkrijgt, en hoe gij ze gebruikt.

Ten tweeden. Omdat er een gevaar in de rijkdommen is, werpdaarom uwe rijkdommen niet weg, verkwist dezelve niet ijdel nochonnut, en werp de zegeningen des Heeren niet van u weg. Gelijkverhaald wordt van Crates de Thebaen, welke van zijne rijkdommenzei: ik verderf u, opdat gij mij niet zoudt verderven.

En dit brengt mij tot het derde stuk, welke ik beloofde teverhandelen, namelijk u enige nuttige onderrichtingen envermaningen te geven, wat gij doen moet om de zegen Gods over uwerijkdommen te hebben, en dezelve beide daardoor te bewaren en tevermeerderen.

Vooreerst. Omtuint uwe bezittingen met genade, verkrijgtgenade om met uwe goederen te vermengen, en verkrijgt de warerijkdommen met uwe wereldse rijkdommen, - dit is de weg om die tebewaren en wel aan te leggen. De Psalmist zegt, Ps. 112: 13:"Welgelukzalig is de man, die de Heere vreest, die grotenlust heeft in Zijne geboden. Zijn zaad zal geweldig zijn op deaarde, in zijn huis zal have en rijkdom wezen." Toen GodSalomo gebood, dat hij van Hem eisen zou hetgeen hij wilde, 2Chron. 1: 2, eiste hij geen rijkdommen, maar wijsheid enwetenschap, en een verstandig hart. Toen zei God tot Salomon:"omdat dit in uw hart geweest is, en gij geen rijkdom,goederen, noch eer, noch de ziel uws haters, noch ook vele dagenbegeerd hebt, maar wijsheid en wetenschap voor u begeerd hebt,opdat gij mijn volk mocht richten," daarom zei God:"wijsheid en wetenschap is u gegeven; daartoe zal Ik urijkdom, en goederen en ere geven, dergelijk geen koningen, dievoor u geweest zijn, gehad hebben, en na u zal dergelijke nietzijn." Beminden! gij behoort eerst het Koninkrijk Gods enZijne gerechtigheid te zoeken, en alle andere dingen zouden utoegeworpen worden. De weg om uw rijkdommen te bewaren en tevermeerderen, is genade in uwe harten te. verkrijgen.

Ten tweeden. Gebruikt een deel van uwe inkomsten totgodvruchtige en Christelijke gebruiken, tot bevordering van degodsdienst, en doet het in uw leven. Spr. 3: 9, 10: "Vereerde Heere van het goed, en van de eerstelingen van uweinkomsten" (dat is) geef ze tot godvruchtige gebruiken, welwat dan? "zo zullen uwe schuren met overvloed vervuldworden; en uwe perskuipen van most overlopen." Tot een tekenvan dankbaarheid aan God voor Zijn zegen, leg dan een deel vanzijne inkomsten aan tot Zijne eer, tot goede en godvruchtigeeinden.

Ten derden. Geef een deel van uwe inkomsten over totoefeningen der liefde, tot onderstand van de nood der armen, Spr.11: 24: "Er is iemand die uitstrooit, die noch meertoegedaan wordt; en een die meer inhoudt dan recht is, maar hetis tot gebrek." Een gierige inhouding strekt tot armoede.God kan de goederen, welke wel verkregen zijn, indien zij kwalijkbewaard worden, wel wegblazen. De werken der barmhartigheid,wanneer zij voorzichtig geschieden, zijn nooit ene verhindering,maar eerder een bevordering van 's mensen uitwendige inkomsten.Gelijk in andere gaven het goede gebruik van dezelve eneverhoging brengt, zo ook in deze. 2 Cor. 9: 10, noemt de apostelde werken der liefde "gezaaid zaad." Geen akker is zovruchtbaar om in te zaaien, als de arme ledematen van Christus.Geen zaad beter dan barmhartigheid. Geen koren zo bekwaam als demilddadigheid. Toch moet gij met beleid geven; Ps. 112: 5:"Een wijs mens is barmhartig, maar hij beschikt zijn zakenmet recht." Gij zoudt voorzichtig zijn, en bemerken hoeveelgij behoorde te geven naar uwe macht en uw vermogen, en nietmeer. En wanneer, en aan wie gij moet geven, niet blindelings aaneen ieder, aan alle bedelaars, die langs de straten lopen, zonderenig onderscheid; maar aan die arme lieden, die hun beroepwaarnemen, en indien zij machtig zijn, alle moeite aanwenden omdoor de wereld te geraken; aan de zodanigen welke heilig engodsdienstig wandelen. Indien gij zo geeft, kan ik u verzekeren,dat gij op het einde van het jaar nooit armer zult zijn, of tenminste aan het einde van uw leven niet. Maar een gierig mens tezijn, is de weg om een arm mens te worden.

Alle dingen kwalijk verkregen, worden spoedig verloren. Zoook, de dingen die kwalijk bewaard worden, zullen niet langduren. Indien gij Gods zegen over uwe bezittingen wilt hebben,zijt dan teer en meedogend van gemoed over de armen, en geef nietalleen aan diegenen, welke van u bidden, maar zoekt en verneemtwaar de armen zijn, geef hen onderstand, en help hen. "Eenmilddadige," (zegt de profeet Jesaja, kap. 32: 8),"beraadslaagt milddadigheden, en staat opmilddadigheden." Gij behoort te zoeken waar de man is, diegij het meest goed moet doen met hulp en bijstand. "Werp uwbrood uit op het water, en na vele dagen zult gij het wederomvinden." Pred. 11: 12 Het is een algemeen spreekwoordomtrent vruchteloze bevelen; wij zeggen gewoonlijk: "Ikmocht alzo lief mijn geld in het water gesmeten hebben."Hoewel het zo mag schijnen, dat gij uw geld zo goed als in hetwater gesmeten hebt, zult gij het nochtans vinden. God zal het uwel vergelden, eer het jaar ten einde is, met een goede winst,voor alles wat gij aan de armen gegeven hebt om Christus' wil. Endaarom, zijt niet gierig aan de armen; geef niet alleen een stukbrood voor uwe deur, opdat uw buurman het zien zal, maar geef inhet verborgen als u niemand ziet, en geef hen, die uwe liefdemeest nodig hebben, dit is de weg voor God om uwe rijkdommen tezegenen en te vermeerderen.

Ten vierden en ten laatsten. Gij, die door God in uwebetrachtingen gezegend en in uwe bezittingen vermeerderd zijt,neemt steeds uw beroep consciëntieus en naarstig waar. Als God utot hiertoe gezegend heeft, gebruikt nu dan geen onrechtvaardigenoch valse middelen, om nog meer middelen te verkrijgen maarneemt steeds uw beroep eerlijk waar, "want een naarstigehand maakt rijk, zegt Salomo, en in alle smartelijke arbeid isoverschot, maar het woord der lippen strekt alleen totgebrek." Spreuk. 10: 4; 14: 23.

En zo heb ik deze twee delen afgehandeld. Eerst sprak ik enigedingen tot diegenen, welke kopen en verkopen, en nering in dewereld doen, en nochtans nauwelijks het jaar ten einde kunnenbrengen.

En nu heb ik enige dingen gezegd tot degenen welke kopen enverkopen, en grote rijkdommen en bezittingen in de wereldverkregen hebben, en dat met recht en eer.

Deze namiddag zal ik u een uur doorbrengen met het spreken totdiegenen welke in de wereld rijkdommen en bezittingen verkregenhebben, doch oneerlijk en bedrieglijk.