Tekst 1 Cor. 7: 30, 31.
En die wenen, als niet wenende; en die blijde zijn, alsniet blijde zijnde; en die kopen, als niet bezittende; En diedeze wereld gebruiken, als niet misbruikende; want de gedaantedezer wereld gaat voorbij.
Wij komen nu om te spreken over diegenen, welke in de wereldbezittingen of rijkdommen verkregen hebben, doch op oneerlijke enonrechtvaardige wijzen, met valse gewichten en naaten, of doorenige andere zondige en onbehoorlijke wegen. Tot de zodanigen alsdeze, zal het de moeite waard zijn, inzonderheid in zulk enevolkrijke vergadering, om deze ure op dit laatste stuk dezernuttigheid door te brengen. Het kan zijn dat er dezen dag enigedingen gezegd kunnen worden, hetgeen de gemoederen van sommigenonder u mag treffen.
In de vervolging van dit stuk zal ik deze drie zakenbehandelen.
1. Zal ik u tonen, wat voor tekenen er kunnen gegeven wordenvan een mens, die zijne goederen onrechtvaardig verkregen heeft.
2. Zal ik aan de zodanigen enige waarschuwende raadgevingen enonderrichtingen geven.
3. Hen enige verschrikkende bedenkingen voor ogen stellen.
Aangaande het eerste. Welke tekenen er kunnen gegeven wordenvan een mens, die zijne goederen onrechtvaardig verkregen heeft?Ik zal u drie noemen, als:
Vooreerst. Gij kunt wel vooronderstellen, dat zulk een menszijn goederen oneerlijk verkregen heeft, welke spoedig velegoederen verkregen heeft; als de mens van een bedelaar spoedigeen rijk man wordt. Hiervan hebt gij een treffend gezegde, Spr.28: 20: "Die haastig is om rijk te worden, (zegt Salomo) zalniet onschuldig, wezen." En daarom is er een vloekbijgevoegd, Spr. 20: 21 "Als een erfenis in het eerstoverhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden."Plutarchus gewaagt van een treffend gezegde in het leven vanSylla, dat een raadsheer van Rome tot Sylla sprak, en Menanderzei: "Een rechtvaardig mens wordt niet spoedig rijk." 1Tim. 6: 9, 10: "Doch die rijk willen worden," dat is:al te vroeg en al te spoedig, "vallen in verzoekingen en inde strik."
Ten tweeden. Gij kunt vooronderstellen, dat een mens zijnemiddelen door oneerlijke winst verkregen heeft, als er niemandvan dezelfde nering met hem ook rijk wordt. Wanneer iemand zijnenering waarneemt en daardoor grote middelen verkrijgt, en eenander van dezelfde stijl niet half zo goed kan leven,niettegenstaande hij wel zo veel moeite doet als de andere, enzijne inkomsten wel zo groot zijn als de zijne; dat is een teken,dat hij enige verborgen ongerechtigheden in zijne nering gepleegdheeft; vergelijk Spr. 22: 2 met 29: 13, de arme en de rijke, ende arme en de bedrieger. Dit is een regel die Seneca heeft: hetis waarschijnlijk, zegt hij, dat die mens zijne rijkdommenoneerlijk en onrechtvaardig verkregen heeft, die schatrijk is.
Ten derden. Wanneer een mens rijkdommen verkregen heeft, doorwegen, die door God verboden zijn, zoals valse waren te verkopenmet valse gewichten, valse maten, of met valse woorden, die enigevan deze wegen in zijnen handel gebruikt, welke God verbiedt, diekrijgt zijn middelen oneerlijk.
Zo veel zal dienen aangaande het eerste stuk. Ik kom nu tothet tweede; namelijk: welke waarschuwende regelen enonderrichtingen er kunnen gegeven worden, aan de zodanigen alsdie, welke hun rijkdommen en bezittingen oneerlijk verkregenhebben? Ik zal u drie geven.
Vooreerst. Neem dit tot uwe waarschuwing, en laat het uweconsciënties niet vergenoegen, noch denk niet dat het uweonrechtvaardige winst zal, dat gij, hetgeen gij in uw levenonrechtvaardig en goddeloos verkregen hebt, na uwen doodgodsdienstig en milddadig zult besteden en gebruiken.
Vele lieden zijn genegen te denken, dat wanneer zij hun ganseleven onrechtvaardige en bedrieglijke handelaars geweest zijn,indien zij maar, wanneer zij komen te sterven, hetgeen zijonrechtvaardig verkregen hebben, tot goede einden kunnengebruiken of besteden, als tot beschikking om gasthuizen ofkerken te bouwen, dat zal dan wel genoeg zijn, en daarmede Godvoor al hun onrechtvaardigheid genoeg gedaan hebben; maar hetgaat zo niet. God zal niet tevreden zijn met zulke offeranden.God heeft geen lust aan ene offerande die met geweld verkregenis. "Ik de Heere heb het recht lief," (zegt God, Jes.61: 8) "Ik haat de roof in het brandoffer." En het iszeer rechtvaardig, dat de Heere, Deut. 2,4: 18, een uitdrukkelijkbevel gaf, dat zij tot het altaar "geen hoerenloon, nochhondenprijs zouden brengen." De Heere kon niet verdragen dathet geld, hetgeen het loon van ene hoer was, of de prijs van eenhond, Hem tot ene offerande zou geofferd worden. En daarom, gijdie u kwelt, hetgeen gij met onderdrukking, geweld en bedrog,verkregen hebt, tot goede gebruiken besteedt, o bedenkt, dat hetde Heere niet zal welgevallen. Dit is de eerste onderrichting.
Ten tweeden. Haast u tot teruggave. Indien gij zalig wiltworden, geeft dan dengenen terug, hetgeen gij hem verongelijkthebt. God wil liever, dat gij het aan degenen teruggeeft, welkegij onrecht gedaan hebt, dan dat daar mede gasthuizen zoudtbouwen, of hetzelve tot een ander godvruchtig of milddadiggebruik besteedt. Indien ik iemand, (zegt Zacheüs) iets doorbedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder." Luk.19: 8. Sultan Selymus, toen zijn raadsheer hem zei, van de grotenrijkdom, (die hij van de Perzische kooplieden genomen had) tebesteden aan enige notabele gasthuizen, tot onderstand van dearmen, gebood de stervende Turk, hetzelve liever aan de eigenaarterug te geven. Toen Henricus de derde, koning van Engeland, aande monniken van mindere ordens een pak zond, om hen daar mede tekleden, toen zonden zij het met deze boodschap weer terug:"Dat hij geen aalmoezen behoorde te geven van hetgeen hij dearmen onrechtvaardig ontnomen had; noch dat zij de gruwelijkegift niet willen aannemen." Ziet Lev. 6: 4.
Ten derden. Wanneer uwe consciëntie u aanzegt dat gijonrechtvaardig gehandeld hebt, rechtvaardig dan uzelf niet in deloop van oneerlijke winst. Dit was die grote zonde van Efraïm,Hos. 12: 8, 9: "In de hand van een koopman is enebedrieglijke weegschaal, hij bemint te verdrukken. Nog zegtEfraïm: Evenwel ben ik rijk geworden; in al mijnen arbeid zullenzij geen ongerechtigheid vinden, die zonde is." Hijrechtvaardigde zichzelf, niettegenstaande de bedrieglijkeweegschaal in zijne hand was. Maar doet gij zo niet; want al doetgij het, God zal u nochtans niet rechtvaardigen. "Zou Ikrein zijn (zegt God, Micha 6:11) met een goddeloze weegschaal? Enniet ene zak van bedrieglijke weegstenen?" Neen, geenszins,Ik zal het niet doen, zegt de Heere.
Ik ga nu voort, en zal u nu enige verschrikkende enverbaasdmakende bedenkingen voorstellen. O allen gij! welke uwerijkdommen onrechtvaardig en oneerlijk verkregen hebt, laat utoch deze zes verschrikkelijke bedenkingen ter harte gaan!
Vooreerst. Bedenkt, dat de rijkdommen, die kwalijk verkregenzijn, in het gezicht van God niet anders dan roverij zijn,niettegenstaande ze op een weg van koopmanschap en nering, in dewereld verkregen zijn. God ziet het aan als roverij, als of gijeen dief waart, en dezelve uit iemands huis, gestolen had, ofzijnen beurs genomen had. Ps. 62: 11: "Vertrouw niet oponderdrukking noch op roverij, en word niet ijdel, als hetvermogen overvloedig aanwast." Onderdrukking, en roverij iseen en hetzelfde. Zo ook Spr. 21: 6, 7: "Te arbeiden omschatten met ene valse tong is ene voortgedreven ijdelheiddergenen, die de dood zoeken. De verwoesting der goddelozen zalhen doorsnijden, omdat zij weigeren recht te doen." Derijkdommen, met ene valse tong verkregen, of een diefstal met detong, wordt bij God roverij genoemd, en hoewel wij het zo nietrekenen, acht God het nochtans niet anders, dan dat gij een mensberoofde, of zijne beurs bestal.
En daarom beminden! het is zeer opmerkenswaardig, dat hetgeenGod Exod. 22: 1-3 vereiste terug te geven, voor de goederen welkegestolen waren; dat dit door Zacheüs gegeven werd, voor dedingen welke hij onrechtvaardig verkregen had, hoewel hij dezelveniet gestolen had. Exod. 292: 1: "Wanneer iemand enen os ofklein vee steelt, en slacht het, of verkoopt het, die zal vijfrunderen voor enen os wedergeven, en vier schapen voor een stukklein vee:" Indien iemand een schaap stal, was de wet, dathij het vier dubbel terug moest geven, naar het oordeel vanDavid, 2 Sam. 12: 6; en Zacheüs, hoewel hij geen dief was, zegtnochtans: Indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, datgeef ik vier dubbel weer." Hetwelk ons te kennen geeft, datde dingen, door ene bedrieglijke tong verkregen, en de rijkdommenmet onderdrukking verkregen, in de ogen Gods niets beter danroverij zijn. Beminden! niemand van u zou graag het brandmerk vanenen dief op zich hebben; en voorwaar gij zijt in de ogen van Godniets beter, indien gij uwe middelen oneerlijk verkregen hebt.
Ten tweede. Bedenkt deze verschrikkelijke bedenking, dat alhet bedrog en die oneerlijke winsten, welke gij in de week gedaanhebt op de sabbat voor de Heere in gedachtenis komen. Gij brengtde vloek van al uwe zonden, die gij de ganse week gemaakt hebt,met u op de sabbat des Heeren. Ezech. 28: 18 "Vanwege deveelheid uwer ongerechtigheden, door het onrecht van uwenkoophandel, hebt gij uwe heiligdommen ontheiligd" zegt God,tot die van Tyrus. Beminden! de zonden die gij begaat in uwenering en in uwen koophandel, die besmetten uwe toenaderingen totGods tegenwoordigheid, wanneer gij voor Hem komt om Hem aan tebidden; de zonden van uwe winkels besmetten uwe gebeden enverontreinigen u aan de ordinanties van God. De Heere ziet opalle onrechtvaardige winsten, als of gij Zijn heiligdomverontreinigde. Ezech. 14: 2- 4 "Toen geschiedde des Heerenwoord tot mij zeggende: mensen kind! deze mannen hebben hundrekgoden in hun hart opgezet, en hebben de aanstoot hunnerongerechtigheid recht voor hun aangezichten gesteld, word Ik danernstig door hen gevraagd? Daarom spreek met hen, en zeg tot hen:alzo zegt de Heere Heere, ieder man uit het huis Israëls, die dedrekgoden in zijn hart opzet, en de aanstoot zijnerongerechtigheid recht voor zijn aangezicht stelt, en komt tot deprofeet; Ik de Heere zal hem, als bij komt, antwoorden naar demenigte zijner drekgoden."
Och, beminden! als gij in de godsdienstige vergaderingennadert, om uwen toegang tot God te doen, Hij weet welkeonrechtvaardige winst uwen afgod is, en Hij zelfs zal uantwoorden naar uwe ongerechtigheden, en zal uwe gebeden nietverhoren. Och! laat u toch deze bedenkingen verschrikken, dezonde uwer winkel zal uw heiligdom verontreinigen, en al hetvoordeel uwer gebeden en godsdiensten van u weren.
Ten derde. Bedenkt, dat als God uw geweten eens ontwaakt, datgij dan uwe onrechtvaardige winsten niet zult kunnen aanschouwen,dan met een overvloed van ongerustheid, schrik en ontsteltenisdes geestes. Het kan zijn, dat nu de gestolen wateren zoet zijn,en het brood des bedrogs aangenaam is; maar wanneer God uweconsciëntie eens wakker maakt, och! met welk een gruwel enschrik zal dan uwe ziel bevangen zijn. Job 20: 15: "Hijheeft goed ingeslokt, maar zal het uitspuwen." De rijkdommendie iemand kwalijk verkregen heeft, zullen zijn als die spijs,die in iemands maag nog onverteerd ligt, en genoodzaakt isdezelve weer uit te spuwen. En vs. 18: "De arbeid zal hijweder geven, en niet inslokken." vs. 20: "Zekerlijk hijzal geen rust in zijne buik gevoelen" dat is: de grotegulzigaards der wereld, die de rijkdommen met onderdrukkingopslokken, zullen geen rust in hun consciëntie gevoelen, Spr.21: 6, 7: "Te arbeiden om schatten met ene valse tong, isene voortgedreven ijdelheid dergenen, die de dood zoeken. Deverwoesting der goddelozen zal hen doorsnijden." Het woorddat hier overgezet is doorsnijden, betekent in de grondtekstzagen, hetwelk te kennen geeft, dat de goederen, die met bedrogen onderdrukking verkregen zijn, dengenen die dezelve verkregenheeft zo zullen beroeren en ontstellen, gelijk een zaag de mensberoert en kwelt, wiens arm of been daarmede afgezaagd wordt.Wanneer iemand sterft, en dan bedenken zal: al deze rijkdom, waarik in mijn leven om gearbeid heb, moeten mij op mijn doodbedverlaten en dat zijne rijkdommen de prijs zijner ziel is en datze met bedriegen, met liegen en onderdrukking verkregen zijn; o!hoe zal zulk een mens God in het aangezicht kunnen aanschouwen?Jes. 33: 14, 15: "Wie is er onder ons, die bij een verterendvuur wonen kan? Wie is er onder ons, die bij een eeuwige gloedwonen kan? Die in gerechtigheden wandelt, en die billijkhedenspreekt; die het gewin der onderdrukking verwerpt." Niemandvan degenen, die oneerlijke winst gebruikt en zijnen broederbedriegt, kan God in het aangezicht aanschouwen. Welk een gruwelen schrik der consciëntie zal het u zijn, wanneer gij sterft, tegedenken, "dat al uwe rijkdommen met het bloed uwer zielenverkregen zijn?" Zo was het met Judas, Matth. 27: 3.
Ten vierde. Bedenkt, dat God diegenen, welke grote middelenonrechtvaardig verkregen hebben, somtijds straft, dat Hij henonder de mensen, waar zij wonen, tot voorwerpen van smaad enschande stelt. Hab. 2: 9, 10: "Wee hen, die met kwadegierigheid voor zijn huis begeert, op dat hij zijn nest in dehoogte stelle. Gij hebt schaamte beraadslaagd voor uw huis."Wanneer de mensen huis aan huis voegen, en de armen onderdrukken,dan beraadslagen zij schande op hun eigen huis, doch dat is nietnaar voornemen, maar naar uitkomst; hoewel hun voornemen zo nietis, valt het nochtans zo uw uit. En wij zien het bij ervaring datveeltijds de grote woekeraards en onderdrukkers, in de plaatswaar zij wonen, een schande op hun eigen hals halen.
Ten vijfde. Bedenkt, dat God somtijds in Zijne rechtvaardigeoordelen, de rijkdommen, die oneerlijk verkregen zijn, wegblaast, zelfs in dit leven. De rijkdommen der onderdrukkersvergaan somtijds eer zij zelf sterven, Spr. 13: 11: "Goed,van ijdelheid gekomen, (zegt Salomo) zal verhinderd worden."De goederen, die kwalijk verkregen zijn, worden genoemd: schattenvan sneeuw. De aard en eigenschap van sneeuw is: indien gij eenbal ervan in uwe hand houdt, zal ze terstond wegsmelten; zo doetGod ook veeltijds de rijkdommen die onrechtvaardig verkregenzijn, als schatten van sneeuw weg smelten. Hiervan hebt gij enetreffende plaats, Spr. 20: 21: "Als ene erfenis in het eerstverbaast wordt, dan zal het laatste niet gezegend worden."Het is een zeer goede aanmerking die iemand maakt, namelijk vanal de stammen van Israël, de stam Gad, Ruben, en de halve stamvan Manasse, het allerspoedigste waren om de bezittingen van hetbeloofde land te bekomen. En het behaagde de Heere, dat degenen,die de meest haastigen waren, om hun bezittingen eerst te nemen,hun bezittingen spoediger verloren, dan iemand van de anderen,gelijk u zien kunt 2 Kon. 10: 33. Hier van maak ik gewag, alleenom u te tonen dat, al bent u nog zo haastig om rijkdommen tebekomen, God nochtans dezelve u spoedig ontnemen kan. Gij hebtnog ene andere treffende plaats, Jer. 17: 11 "Gelijk eenveldhoen eieren vergadert, maar broedt ze niet uit is hij, dierijkdom vergadert, doch niet met recht, in de helft der dagen zalhij die moeten verlaten, en in zijn laatste een dwaas zijn."
Och beminden! bedenkt dat de vloek van God wacht op derijkdommen die kwalijk verkregen zijn, Hij zal ze wegblazen,misschien eer gij sterft, Ezech. 22: 12, 13: "Zij hebbengeschenken in u genomen, om bloed te vergieten, woeker enoverwinst hebt gij genomen, en gij hebt gierigheid gepleegd aanuwe naasten door verdrukking; maar gij hebt Mijner vergetenspreekt de Heere Heere. Ziet dan, Ik heb Mijne hand geslagen, omuwe gierigheid, die gij bedreven hebt." God zal met Zijnehand slaan, en alle oneerlijke winst wegblazen.
Tegenwerping. Maar mij dunkt ik hoor enige rijke liedenzeggen: zekerlijk dit is niet gelijk gij zegt; want ik heb metoneerlijkheid winsten verkregen, en zo en zo heb ik gehandeld, enheb grote middelen verkregen ik ben nog steeds een rijk man, ikheb mijn kinderen zo veel per jaar gelaten, en dus heb ik nogveel in het geheel, en daarom kan ik niet zien dat het waar is,hetgeen gij zegt.
Ik antwoord. Het is waar, de mens kan somtijds zijne middelenoneerlijk verkrijgen, en toch rijk sterven en zijn middelen voorzijn kinderen nalaten; zoals te zien is, Jer. 5:27 "Gelijkene kooi vol gevogelte is, alzo zijn hun huizen vol bedrog,daarom zijn ze groot en rijk geworden." God kan de menstoelaten te leven groot en rijk te worden, door nering metbedrog.
Ten tweeden. Bedenkt dit, dat gij geen waren troost noch vrededer consciëntie schept in de goederen die kwalijk verkregenzijn; hoewel gij dezelve onrechtvaardig verkregen hebt, kunt gijze nochtans niet gerust bewaren. "De rijkdommen, welke gijingeslokt hebt, zult gij wederom uitspuwen." Job 20: 15, 18.En zekerlijk, gij zult geen rust vinden.
Ten derden. Veronderstelt, gij behoudt uwe middelen de gansetijd uws levens, dat niettegenstaande, zult gij nochtans eengroot verlies door dezelve lijden: want hoewel gij uwe goederenverkregen en bewaard hebt, zult gij uwe ziel er nochtans doorverliezen. Onze Zaligmaker zegt: "wat zal het enen mensbaten of hij de gehele wereld gewon, en leed schade aan zijneziel?" Hab. 2: 10: "Gij hebt schaamte beraadslaagd vooruw huis, zo hebt gij gezondigd tegen uwe ziel."
Ten zesde. Bedenkt, dat gij door de oneerlijke winst gevaarloopt tot het grootste verlies in de ganse wereld, te weten, enekostelijke en onsterfelijke ziel. In de plaats te voren verhaald,Hab. 2: "Wee de mens, die zijne rijkdommen doorongerechtigheid en onderdrukking bekomt, hij zondigt tegen zijneeigen ziel." Jak. 5: 3: "Wee u rijke! uw goud en zilveris verroest, en hare roest zal u zijn tot ene getuigenis tenjongste dage." Hab. 2: 11: "De steen uit de muur roept,en de balk uit het hout, antwoordt dien," A. Lapide heeftene treffende historie: hij vergelijkt de mensen, welke in hunhandelingen onrechtvaardig zijn, bij ene spinnenkop, en derechtvaardige bij ene bij. De spinnenkop verwijt de bij zijn heenen weer zweven.
En daarom, o goddelozen! bedenkt, dat gij enen schonen staatverkregen hebt; maar die staat zal uwe ziel kosten, indien gij uniet bekeert. Och! laat toch deze bedenking u ter harte gaan, datgij door uwe onrechtvaardige winst uw kostelijke ziel in gevaarstelt.
Alzo heb ik deze drie delen van de nuttigheid afgehandeld,welke strekten voor drie soorten van mensen. Vooreerst, totdegenen, die in de wereld handel drijven, en nauwelijks het jaarkunnen ten einde brengen. Ten tweeden, tot degenen, die door hunnering in de wereld grote middelen bekomen, doch onrechtvaardigen oneerlijk. En ten laatsten, tot degenen die grote rijkdommenen bezittingen verkregen hebben, en dat door rechtvaardige enprijselijke wegen. Dit alles zal ik nu besluiten met ene anderekorte en practikale nuttigheid, om alzo te eindigen.
Ik heb nu reeds vier predikatiën doorgebracht omtrent debezigheid van het handel drijven in de wereld; al hetgeen ik nutot besluit van dit leerstuk zeggen zal, moet dienen tot eneernstige vermaning en smeking aan u allen, dat gij toch te middenvan al uw handel drijven in de wereld, tracht nering te doen omde hemel, en arbeidt zowel om genade als om de wereldse goederente bezitten; en om u hiertoe gaande te maken, zo laat mij dezedrie dingen maar aan uwe bedenking opofferen.
Vooreerst. Verwacht u niet enige winst en vermeerdering, dooruw neringen? Er is niemand van u, of hij meent het door handeldrijven te verkrijgen. O! doet daarom geen nering om de hemel, zogij daardoor niet arbeidt te wassen en beter te worden. De Heereverwacht Luk. 19: 5, dat wij ons talent zouden aanleggen, en dooronze nering om de hemel winst zouden doen. Verwacht gij winstdoor uwe wereldse nering? en verwacht God niet dat gij in uwenering om de hemel, meer genade, meer kennis, meer ervaring,nederigheid, heiligheid, hemelsgezindheid en dergelijke zoudtwinnen?
Ten tweede. Zou het u geen oorzaak van droefheid zijn, eenlangen tijd in de wereld met handel drijven voort te gaan, ennochtans uwen staat niet te vermeerderen? zou u dit nietbedroeven beminden? En zal het u ook niet bedroeven, dat gij eenlangen tijd uwe nering om de hemel gedaan hebt, en nochtans vanhet eerst begin tot op dezen ogenblik geen winst hebt bekomen? Enzou het u niet bedroeven, in rijkdommen af te nemen, na al uwenarbeid moeite en handelen in de wereld? Behoorde het u niet veelmeer te bedroeven, nu verder van de hemel te zijn, dan gij in hetbegin waart?
Ten derden. Is het niet onredelijk, dat al uwe achtervolgingenen betrachtingen zouden zijn om dingen voor het lichaam te winnenen dat te verzorgen, en niet om zorg te dragen voor uwe ziel, omdie met voorraad te voorzien? Beminden! zoudt gij hem niet alseen onnatuurlijk mens achten, welke zorg zou dragen om zijnenslaaf te kleden, en nochtans zijn zoon naakt liet gaan? Zo ook,is het niet onredelijk, dat gij alle moeite voor het lichaam zultaanwenden en helemaal niet zoudt zorgen voor de ziel? Beminden!wat een dwaasheid is het voor u, zo zorgvuldig te zijn om uwelichaam te bewaren, en nooit enige zorg te dragen voor dewelvaart van uwe kostelijke en onsterfelijke zielen.
En dus ben ik nu gegaan door deze drie del van de tekst:"En zij die wenen, als niet wenende; en die blijde zijn, alsniet blijde zijnde; en die kopen, als niet bezittende."
Vervolgens zal ik nu voortgaan, om het vierde en laatste deelte verhandelen: "En die deze wereld gebruiken, als nietmisbruikende; want de gedaante dezer wereld gaat voorbij."