Eens Christens onderrichting, dienende om hem te geleidendoor al hetgeen hem in deze wereld door Gods voorzienigheidoverkomt. Voorgesteld in 15 predikaties. Door Mr. ChristophorusLove.

Veertiende predikatie

Tekst 1 Cor. 7: 30, 31.

En die wenen, als niet wenende; en die blijde zijn, alsniet blijde zijnde; en die kopen, als niet bezittende; En diedeze wereld gebruiken, als niet misbruikende; want de gedaantedezer wereld gaat voorbij.

Er ontbreken nog enige nuttigheden uit deze leer, dat het deschuldige plicht der Christenen is, in het gebruik van degeoorloofde dingen zich te wachten, dat zij die niet misbruiken,welke ik dezen morgen zal af handelen; en de reden waarom (wantde gedaante dezer wereld gaat voorbij) bewaren tot de middag.

De nuttigheden die ik hier uit trekken zal, zijn deze twee:

1. Tot waarschuwing. En

2. Tot vermaning.

Is het zo, dat de Christenen in het gebruik van de geoorloofdevertroostingen zorgvuldig behoorden te zijn, dat zij dezelve nietmisbruiken; maar de wereld zo behoorden te, gebruiken, alsof zijze niet gebruikten, beminden! draagt dan deze weinigwaarschuwingen met u.

Vooreerst. Indien gij de wereldse dingen niet moet misbruiken,hoe veel te meer behoort gij u dan te wachten, dat gij degeestelijke dingen in het gebruik van dezelve niet misbruikt. Gijmoet maken dat uw leven met uwe belijdenis overeen komt; en nietveel belijden, en weinig beleven. Gebruikt de godsdienst niet toteen dekmantel voor de goddeloosheid. Gij gaat ter kerk, en neemtde ordinanties Gods waar maar wacht u, dat gij deze oefeningenniet misbruikt, en tot een dekmantel maakt om enige verborgenegoddeloosheid te bedekken. Misbruikt Gods Woord niet nochgebruikt uwe tong niet om met de Schriftuur te spotten of tegekken; misbruikt uwe gaven noch de genade niet, misprijst nochveracht niet degenen die dezelve missen. Indien de menszorgvuldig is om een ijzeren instrument niet te misbruiken,hoeveel zorgvuldiger zal hij zijn niet een zilveren of goudeninstrument. Indien gij de dingen van een minder en slechtergehalte niet moet misbruiken, hoeveel te min behoort gij dedingen van een hoger en uitnemender natuur te misbruiken. Indiengij de wereldse dingen niet behoort te misbruiken, hoeveel minderdan de geestelijke; en daarom misbruikt de instellingen enordinanties Gods niet, misbruikt de sacramenten niet, noch depredikatiën, noch de middelen der genade, met onvruchtbaar enonvoordelig eronder te leven.

Ten tweeden. Neemt tot uwe waarschuwing, dat deze raadgevingenen onderrichtingen des apostels, "van te wenen, als nietwenende, en blijde te zijn als niet blijde zijnde; en te kopenals niet bezittende etc. niet tot enige geestelijke plichtenmoeten uitgebreid worden, maar alleen tot uitwendige dingen. Deapostel gebiedt u niet over de zonde te wenen, als of gij nietweende; noch hij gebiedt u niet in God en in Christus blijde tezijn, als niet blijde zijnde; noch hij gebiedt ui de geestelijkedingen te gebruiken, als of gij ze niet gebruikte, en deGoddelijke dingen te kopen als of gij ze niet bezat. Daar zijn ervelen, die zich in het gebruik van de wereldse dingen zo zullenverheugen, als of zij van niets dan van blijdschap en vreugdevervuld waren, en als of al hun heil en gelukzaligheid in deuitwendige vertroostingen bestond en er zijn velen die het bijnaalles in tranen kunnen ontlossen, over uitwendige verliezen,zwarigheden of verdrukkinggen; maar wanneer zij zich ingeestelijke dingen verblijden, dan kunnen zij zich verblijden alsniet verblijdend, en in het treuren over de zonde kunnen zijwenen, als of zij niet weenden, de Goddelijke dingen gebruikenzij alsof zij dezelve niet gebruikten. O! hoe gaan de mensen hierrechtstreeks tegen de regel van de gezegenden apostel, zij kunnenbidden alsof zij niet baden; zij bidden niet, zelfs terwijl zijbidden. De mens behoorde in de dingen van de wereld de middelmaatte houden; het moest hem onverschillig zijn, of hij ze heeft ofniet, maar zo niet in het geestelijke; maar daarin moet gijbidden als of gij biddende waart, gelijk gezegd wordt van Elia,Jac. 5: 17. En gij moet sterke roepingen tot God uitstorten, enGods Woord horen als of gij een hoorder daarvan waart, en iedereplicht met uwe ganse macht en sterkte doen.

2. Tot vermaning. Ten tweeden, moet ons deze leer dienen toteen vermaning Om de apostolische regel te gehoorzamen en in hetwerk te stellen, om de wereld te gebruiken als niet misbruikende.En om deze vermaning te beter ter harte te doen gaan, zal ik utien dringende bedenkingen bij wijze van beweegredenen voor ogenstellen, maar, beminden ten aanzien van de koudheid der tijd zalik mijne bedenkingen zeer veel bekorten, en u alleen het wit enoogmerk van de zaken geven.

Vooreerst. Indien gij de wereld wilt gebruiken, als nietmisbruikende, bedenkt dan, dat gij in het misbruik van de dingender wereld, het doeleinde dat God, door u de dingen der wereld tegeven, voor heeft, verkeert. Het einde hetwelk God voorheeft enbeoogt, is: dat ieder schepsel u tot de Schepper zou leiden, opdat gij u daardoor te meer over Zijne goedheid zoudt verwonderen,en Zijnen lof en eer zoudt groot maken en bevorderen. God wil datalle zegeningen, die Hij aan u besteedt, u zouden dienen als enebuis of verrekijker, om Hem daardoor des te klaarder te kunnenaanschouwen, niettegenstaande gij nog op een groten afstand vanHem zijt. 1 Tim. 4: 4: "Want alle schepsel Gods is goed, enmoet met dankzegging genomen worden." Gelijk de duif, bijhet oppikken van ieder graantje, opwaarts ziet, zo behoorde ookde Christen te doen; en daarom, indien. gij enige van Zijneschepselen misbruikt, gij verkeert het einde des Allerhoogste.God de Heere heeft het voedsel geordineerd om te gebruiken, en omuwen honger te verzadigen, maar niet om uwe gulzigheid te voeden.Hij geeft u drinken om uwen dorst te lessen, maar niet om u totdronkenschap te verwekken. God heeft u klederen gegeven om uwenaaktheid te bedekken, en om u te verwarmen, maar niet om die tothovaardij te gebruiken. Evenzo ook van alle anderevertroostingen.

Ten tweeden. Om u van het misbruik der wereldse dingen teweerhouden, bedenkt dan, dat gij geen eigenaar, maar alleen eenbezitter zijt van die zegeningen, welke gij in de wereld geniet.Het is waar, er is een algemeen spreekwoord onder de mensen, alsgij hen over de misbruiken der schepselen bestraft. O! terstondzullen zij zeggen: mag ik met het mijne niet doen hetgeen mijbehaagt? Och! neen geenszins, beminden! want, gij hebt niets dathet uwe is, het is alles Gods; gelijk te zien is Psalm 50: 10-12:"Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten opduizend bergen. Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wilddes velds is bij Mij. Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen;want Mijn is de wereld en haar volheid." Hos. 2: 8, 19.Zodat, als gij de dingren der wereld misbruikt, dan misbruikt gijhetgeen niet met al uw eigen is, maar van God. En gij weet, dathet een soort van oneerlijkheid is, eens anders goederen temisbruiken. Al hetgeen gij in de wereld hebt, zijn maar geleendezegeningen, God heeft alleen het recht en eigendom op dezelve.Hij leent ze ons maar alleen om te gebruiken, en bewaart heteigendom ervan voor Zichzelf. Indien er enig ding is, (hetgeenwij onder alle andere dingen ons eigen noemen) dat eigenlijkgezegd mag worden ons eigen te zijn, is het immers ons lichaam,want dat is ons het naaste en nochtans is dit ons eigen ook niet;want de apostel zegt, 1 Cor. 6: 19, 20: "Of weet gij niet,dat uw lichaam een tempel des Heiligen Geestes is, die in u is,dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? Want gijzijt duur gekocht, zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en inuwen geest, welke Godes zijn." Wanneer een mens van iemandiets leent, dan bidt hij, die het hem leent dat hij het goed zougebruiken. Eliza's dienstknecht leende maar een bijl om hout tekappen, en de bijl in het water vallende, riep hij uit: "achmijn heer! want het was geleend!' 2 Kon. 6: 5. Debarmhartigheden, die gij hebt zijn u eerder geleend dan gegeven.Zal ik iemand wonden met zijne eigen wapens? Toch doet gij zo aanGod, als gij enige van Zijne zegeningen misbruikt.

Ten derden. Om u van het misbruik der geoorloofdevertroostingen dezes levens te weerhouden, bedenkt hetgeen hierboven aangemerkt is, dat de mens meer genegen is om zichzelf inhet gebruik van de geoorloofde dingen te vergrijpen, dan in hetdoen van die dingen, welke op zichzelf enkel ongeoorloofd zijn.Er zijn ene grote menigte meer gestorven door de maag metheilzame spijs te overladen, dan door het innemen van vergift.Beminden! duizenden van mensen gaan verloren door het misbruikder geoorloofde dingen.

Ten vierden. Bedenkt dat het voor de mens zo gemakkelijk nietis zich van het misbruik der geoorloofde dingen te bekeren, alswel over het begaan van grove zonden; die kunnen gemakkelijkeronderkend worden, en de consciëntie prikkelt, beschuldigt enbestraft de mens menigmaal over zulke grove en tastelijke zonden;maar een mens kan zich haast niet vergrijpen in het misbruik vangeoorloofde dingen, en het nochtans niet gewaar worden. Wie heeftachterdocht van de geoorloofde dingen? Deze zonden kunnen zogemakkelijk niet onderkend worden, en daarom kan de mens daar zoligt niet van bekeerd worden.

Ten vijfden. Bedenkt dat de schepselen, die gij in deze wereldmisbruikt, ten jongste dage als ene getuigenis tegen u zullenopstaan. Jac. 5: 3. Uw zilver en goud zal opstaan en tegen ugetuigen; Deut. 4: 26. Niet als of de onredelijke schepselen, alszilver en goud, met ene roepende stem tegen u zouden pleiten;maar wanneer God u zal verdoemen, dan zal Hij tonen, dat Hij zotegen u uitvaart om het misbruik van Zijne schepselen die Hij uin de wereld gegeven heeft, als zilver en goud, rijkdommen enbezittingen. Zelfs de schepselen, die gij misbruikt hebt, zullentegen u ene getuige zijn om u te verdoemen. Gelijk te zien is,Hab. 2: 10, 11; alwaar de profeet zegt: "de steen uit demuur zal roepen, en de balk uit het hout zal het beantwoorden,tegen de goddelozen en onderdrukkers ten dage des oordeels."Niet alsof de stenen en de balken ene stem zouden hebben; maarGod zal dan zeggen, zelfs het geroep der stenen en der balken,welke gij met geweld verkregen hebt, is nog in Mijne oren, engetuigt tegen u. En Christus zal dan zeggen, wanneer Hij uverdoemt: het Woord dat u zo dikwijls in Mijnen naam geprediktis, u nodigende en smekende dat gij zoudt inkomen en aannemengenade en vergeving, en u wilde niet horen noch gehoorzamen, maarverwierp het achter uwen rug, wel dat Woord getuigt nu tegen u.

Ten zesden. Bedenkt, dat het een gedeelte is van de vloek enslavernij der schepselen, misbruikt te worden door degenen, diedezelve gebruiken. Wanneer gij de schepselen misbruikt, dan maaktgij dat zij onder u zuchten. Ik zal u hier tot bewijs eenvolkomen plaats geven " Rom. 8: 20-22: "Want (zegt deapostel), het schepsel is der ijdelheid onderworpen, nietgewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpenheeft; Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt wordenvan de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid derheerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat het ganseschepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nutoe." Het is dan de grote last en slavernij der schepselen .(die door God tot instrumenten van Zijne eer geschapen zijn, enom degenen die dezelve gebruiken op te wekken om Gods lof teverbreiden,) dat zij desniettegenstaande van de goddelozen totGods oneer, en ergernis der godsdienst gebruikt worden; en onderdeze slavernij en dienstbaarheid zucht het schepsel, die, hoewelzij gemaakt waren om de eer huns Scheppers te bevorderen,nochtans gemaakt worden tot instrumenten om Hem te onteren, enaan der goddelozen lusten onderworpen te zijn. En daarom,bedenkt, wanneer gij de schepselen misbruikt tot overdaad, hetzijtot dronkenschap, wulpsheid of hovaardij, dat (indien hetmogelijk ware) deze schepselen zouden zuchten, dat zijgenoodzaakt zijn uwe lusten te dienen, welke instrumenten zoudenzijn van de heerlijkheid van hun Schepper.

Ten zevenden. Bedenkt, dat gij door het misbruik vangeoorloofde zegeningen die gij geniet, de Heere verwekt om u diezegeningen. te onttrekken. Hos. 2: 8, 9 zegt God: "Omdat Iku het koren, en de most, en de olie, het zilver en goud gegevenheb, en gij het misbruikt hebt, daarom zal Ik weder komen, enMijn koren wegnemen op zijnen tijd, en Mijn most op zijnengezette tijd, en Ik zal wegrukken Mijn wol, en Mijn vlas,dienende om hun naaktheid te bedekken." Het misbruik derbarmhartigheden, verwekt God veeltijds om ons van dezelve teberoven. Wij zien het door ervaring, dat velen, die hunrijkdommen en middelen misbruiken, nog tot de bedelstaf gerakeneer zij sterven; en dat velen, die hun wijsheid misbruiken, dwaasworden.

Ten achtsten. Om u van het misbruik der geoorloofde zegeningenaf te manen, bedenkt, dat zulke praktijken en daden in uw hartonachtzaamheid en zorgeloosheid zullen bevorderen om u tebereiden voor de komst van Christus ten oordeel. Luk. 17: 27:"En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, zo zal hetook zijn in de dagen des Zoons des mensen. Zij aten, zij dronken,zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwelijk gegeven, tot dedag, op welken Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam, enverdierf ze allen." Matth. 24: 38: "Desgelijks ook,gelijk het geschiedde in de dagen van Lot, zij aten, zij dronken,zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden, maar opde dag dat Lot van Sodom uitging, regende het vuur en sulfer vande hemel, en verdierf ze allen." Even zo zal het zijn op dedag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden. Beminden!velen van u hebben hun handen en hoofden en harten zo vol met dewereld, dat gij zorgeloos en achteloos zijt om u voor te bereidentegen de laatsten dag, ten minste voor uwen jongsten dag, de daguws doods.

Ten negende. Bedenkt, dat gij door het misbruik der schepselendezelve dwingt om datgene te doen, waar zij van natuur geengenegenheid noch bekwaamheid toe hebben. Rom. 8: 20: "Hetschepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig." Datis: het schepsel wordt aangeblazen tot ijdele en zondige dingen,niet door des schepsels natuurlijke drift of genegenheid, maaronwillig. Uwe handen, die tot enige zondige werken gebruiktworden, of uwe benen, die u tot een toneelspel dragen, of uwetong, die een instrument tot liegen en zweren is, etc., o! zijdoen deze dingen niet gewillig of door ene natuurlijke aandrift,zij zijn er niet toe genegen om het te doen, maar liever om deeer en roem van hun Schepper te verbreiden. De zon schijnt nietgewillig om de goddelozen licht te geven, om hun naasten in hunwinkels te bedriegen en te onderdrukken. Geen schepsel geeftgewillig toestemming tot oneer van zijnen Schepper misbruikt teworden. "Het schepsel is der ijdelheid onderworpen, nietgewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpenheeft; op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaaktworden;" dat is: op hoop, dat het schepsel niet altijd degoddelozen onderworpen zal wezen, en een instrument tot hun zondeen oneer huns Scheppers zal zijn. Het schepsel is onderworpen, ophoop de enen of anderen tijd van dezen last bevrijd te worden,door de goddelozen tot Gods oneer misbruikt te worden.

Ten tienden. Bedenkt, dat gij de wereldse dingen niet langkunt gebruiken, en daarom behoort gij ze goed te gebruiken. Ditis de beweegreden van de tekst. "Maar dit zeg ik, broeders!(zegt de apostel) dat de tijd voorts kort is, opdat die wenen,zouden zijn als niet wenende; en die blijde zijn, als niet blijdezijnde; en die kopen, als niet bezittende; en die deze, wereldgebruiken, als niet misbruikende." Waarom? Omdat de tijdvoorts kort is. Gij kunt ze niet lang genieten, en daarom behoortgij ze goed te gebruiken.

En dus, beminden! heb ik deze Apostolische onderrichtingenafgehandeld, daar blijft nog maar alleen over de reden of debewegingen, waarom wij de dingen dezer wereld niet onwettigbehoorden te gebruiken: "omdat de gedaante dezer wereldvoorbij gaat." Waarom moeten wij "wenen, als nietwenende, en blijde zijn, als niet blijde zijnde; en kopen, alsniet bezittende; en de wereld gebruiken, als nietmisbruikende?" waarom? "omdat de gedaante dezer wereldvoorbij gaat." De gedaante dezer wereld. Het woord betekentene mathematische wijze van spreken, (gelijk gezegd is) welkealleenlijk ene blote kennis of vertoning en niets in wezen is;zodanig ding is de wereld: alle pracht, glorie, eer, rijkdom enhoogheid of grootheid dezer wereld, zijn allen slechtsverwelkende en ijdele vertroostingen, zij zijn gedurigvoorbijgaande, gelijk een aflopende stroom. De gedaante dezerwereld. Dit woord, zegt een ander schrijver, betekent zodanigegedaante als in een schouwburg op het toneel vertoond wordt, waaralle dingen maar voor een korten tijd zijn om de ogen tevermaken: een bedelaar bekleedt daar wel het ambt van een koning,zo is het met al de vertroostingen, glorie en eer van de wereld,het is alles voorbijgaande, gelijk het water van ene rivier, zijzijn gedurig van u weglopende. lk zou deze woorden in de eersteplaats wel in een betrekkelijke zin verhandelen, als ene reden,waarom wij de wereld moeten gebruiken als niet misbruikende,omdat de gedaante dezer wereld voorbijgaat. Waaruit gij moetleren,

Dat de ernstige overdenking, van het haastig voorbijgaan enverwelken van al de vertroostingen en zegeningen van deze wereldeen krachtig middel is, om de Christenen te bewegen, dat zij hunharten er niet op zetten.

Wie wil toch zijn hart zetten op hetgeen zo haastigvoorbijgaat? Gelijk het lopende water dat zo snel wegloopt,evenzo zijn de dingen dezer wereld weldra voorbij en weggelopen;daarom behoorde dit de Christenen op te wekken, om ze niet temisbruiken, maar goed te gebruiken, aangezien zij zeer haastigvoorbijgaan.

Maar ik ga de woorden liever verhandelen als ene zuiverevoorstelling van zichzelf, waar uit dan de leer deze zal zijn:

Dat al de vertroostingen en staten dezer wereld, van onsvoorbijgaande zijn, zelfs terwijl zij met ons zijn.

Dit is de leer met welke ik dezen namiddag een uur hoop, doorte brengen.