1. De overtuiging van de zondaar

Vraag: Wat ondervindt iemand het eerst als hij genade ontvangt?

Antwoord: Hij wordt door de Geest overtuigd. Die Geest overtuigt wereldse onbekeerde mensen, die uitverkoren zijn, van zonde, gerechtigheid en oordeel, naar het getuigenis van de Heere Jezus. Dan worden zij aan zichzelf ontdekt.

Vraag: Wat is de oorzaak van deze overtuiging door de Heilige Geest?

Antwoord: Gods vrije liefde en genade. "Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde en daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid."

Vraag: Bereidt de mens zich vóór, bijvoorbeeld door geloof en goede werken, waarom of waarop de Heere Zijn genade schenkt?

Antwoord: Neen, alles gebeurt alleen door Gods vrijmacht. "Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof en dat niet uit u, het is Gods gave."

"Hij ontfermt Zich dan die Hij wil en verhardt die Hij wil." Vraag: Hoe vindt de Heere de uitverkorene vóór zijn overtuiging? Antwoord: Zeer ellendig, verdoemelijk en walgelijk, zoals andere mensen. "Geen oog had medelijden met u, om zich over u te erbarmen, maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke van het veld, om de walgelijkheid van uw ziel".

Hij is zo onmachtig om zichzelf te helpen als een dode onmachtig is om zichzelf levend te maken. "En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden."

Vraag: Wanneer begint God het werk van de genade en de overtuiging?

Antwoord: Als het Hem behaagt, in de tijd der minne. "Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik mijn vleugel over u uit."

Velen bekeert God in hun jeugd, zoals Timotheüs. Anderen in hun jongelingschap, zoals Paulus. Ook worden er mensen overtuigd op middelbare leeftijd, zoals de stokbewaarder en Lydia.

De overtuigingen komen weinig voor in de ouderdom of op het einde van het leven, zoals bij de moordenaar aan het kruis. Dit alles leert ons de dagelijkse ondervinding van de godzaligen.

Vraag: Is elke overtuiging het begin van Gods genade? Worden er in Gods Woord ook andere overtuigingen beschreven?

Antwoord: Elke overtuiging is niet zonder meer een begin van de genade. Er zijn algemene overtuigingen, die niet zaligmakend zijn, zoals wij zien in Kaïn, Achab, de inwoners van Ninevé, Felix, Agrippa en anderen, die allen algemeen werden overtuigd. Daarentegen ontvingen Paulus, de stokbewaarder en Lydia een bijzondere overtuiging, die zaligmakend was.

Vraag: Wat is het onderscheid tussen een overtuiging, die niet geldt als het begin van genade en een overtuiging, die wel een bewijs van genade is?

Antwoord: De algemene overtuiging heeft als oorsprong de Geest Die uitgaat van God in het algemeen en die een mens verlicht en hem ook wel schone gaven schenkt. "Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gaven gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, en gesmaakt hebben het goede Woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, en afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering." De bijzondere overtuiging heeft als oorsprong de Geest als de Geest van Christus. "Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe." Dat is de Geest Die Christus beloofd heeft en Die uit Christus' voorbidding vloeit.

"Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid. Namelijk de Geest der waarheid." "Die zal het uit het Mijne nemen", dat is uit Mijn verdiensten en volheid. "Uit Zijn volheid ontvangen wij genade voor genade". Die genade wordt uitgestort in de ware overtuiging. "Ik zal uitstorten de Geest der genade en der gebeden". De ware overtuigden ondervinden het op deze wijze.

De algemene overtuiging ontstaat door verschillende oorzaken, zoals uit vrees voor Gods oordelen, voor de verdoemenis of voor schade en schande. Het geweten wordt ontroerd, uitwendig is er wat verandering, maar het hart blijft onveranderd.

Velen gaan zich weer vermaken in de wereld en bouwen een stad zoals Kaïn deed. Anderen lopen met Judas naar de strop. Er zijn er die goddelozer worden dan voorheen. Ze keren als de hond terug naar hun uitbraaksel. Weer anderen laten wat zonden na en doen wat uitwendige plichten, om daarmee hun ongerust geweten tevreden te stellen. Zij blijven in het gasthuis van eigen gerechtigheid ziek, zoals de rijke jongeling.

De ware overtuiging, die het begin van genade is, geeft óók wel uitwendige veranderingen te zien, maar het meest werkt God inwendig door Zijn levendmakende Geest.

Zo iemand ontvangt dan het beginsel van het eeuwige leven, waardoor juist het hart wordt veranderd. Hij gaat over uit de natuurstaat in de staat van de genade. "Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon Zijner Liefde."

Die Geest bewerkt dat men gaat bidden om genade, omdat de liefde van God in het hart wordt uitgestort. Het zuchten, bidden en begeren heeft ook tot doel: heilig voor God te leven en Hem lief te hebben. Men begeert God te dienen en te vrezen. Dit gaat gepaard met een innerlijk berouw over zijn zonden. Men kent de melaatsheid, de dodelijke ziekte van zijn hart. Nergens is het geweten tevreden mee te stellen dan met de verdiensten van Christus, met Zijn bloed, om daarna door het geloof Christus aan te nemen. Ook het geloof wordt geschonken door de werking van de Heilige Geest.

Het resultaat van de algemene overtuiging kan wanhoop zijn, zoals bij Kaïn. Sommige mensen worden daarna zorgeloos en goddelozer of hebben een hoge dunk van hun eigen gerechtigheid, hun deugden en uitwendige godsdienstplichten. Zij zijn als de gemeenteleden van Sardis, die de naam hadden dat zij leefden, maar naar het getuigenis van de Heere Jezus Christus waren zij dood.

O, ongelukkige zelfbedriegers! Daar zijn alle ware overtuigden zo bang en bekommerd voor. Duizenden in de zichtbare kerk zinken met een algemene overtuiging bij hun sterven in de afgrond. Anderen worden huichelaars en voegen zich bij de godzaligen. Zij vertonen een schijn van godzaligheid, maar hebben de kracht daarvan verloochend. In hun hart zijn zij geveinsd, maar naar buiten doen zij zich oprecht voor. De oprechten schrikken er van. Zulke huichelaars zullen het in de verdoemenis het zwaarst hebben.

De ware overtuiging echter leidt tot vernieuwing, verandering en wedergeboorte. De ware overtuigden komen tot het geloof in de Heere Jezus, tot heiligmaking en tot een godzalig leven. Met vallen en opstaan worstelen en strijden zij tegen hun zonden en gaan zo voort op de weg der genade. Zij ontvangen troost, licht en verzekering, de één meer dan de ander. De ene is doodbrakende als Heman, de ander reist zijn weg met blijdschap als de Moorman. De meesten ontvangen een weg met veel tegenspoed. "Vele zijn de tegenspoeden der rechtvaardigen". Maar tenslotte komen zij allen in de hemel, in de eeuwige gelukzaligheid, waar zij het einde des geloofs verkrijgen, namelijk de zaligheid van de ziel. "Let op de vrome en ziet naar de oprechte, want het einde van die man zal vrede zijn"

. Moge ieder, die dit ooit door Gods voorzienigheid zal lezen, zich eens toetsen aan deze dingen! Zij, die alleen een algemene overtuiging hebben, zouden kunnen ontwaken en die de ware overtuiging hebben ondervonden, zouden er meer licht, troost en moed door krijgen.

Vraag: Ontvangen alle ware overtuigden het beginsel van het geestelijk leven in hun hart, als zij overtuigd worden?

Antwoord: Ja, dat zien wij in al de voorbeelden uit Gods heilig Woord, zoals bij Paulus, Lydia en de stokbewaarder. Alle vromen ondervinden, dat zij de genade niet pas ontvangen als zij tot het licht en tot doorbreken in de genade komen. Maar de genade begint als zij in de eerste ware overtuiging het beginsel van het leven in hun ziel ontvangen.

De genade begint van Gods kant. De Heere moet eerst nederzien op ieder die genade ontvangt, wanneer die mens dood ligt in de zonde.

God zoekt een ziele eerst,

eer zij Hem zoeken konden.

De ziele die God zoekt,

die is van Hem gevonden.

"Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten". "Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad."

God belooft een nieuw hart en een nieuwe geest te geven. Nadat zij een nieuw hart hebben ontvangen, zullen zij een walg van zichzelf hebben, dat is: overtuigd zijn van hun walgelijke staat.

God schenkt Zijn dierbaarste beloften aan alle ware overtuigden. Deze worden genoemd: kleinen, treurigen Sions, bedrukten en ongetroosten. "Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden". "Om de treurigen Sions te beschikken, dat hun gegeven worde sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid en het gewaad des lofs voor een benauwde geest". Daartoe is de Heere Jezus door de Vader gezonden. In de zaligsprekingen zegt Hij: "Zalig zijn die treuren". Deze zullen niet zalig worden, maar zij zijn het al, omdat zij het beginsel van genade al hebben ontvangen. Het is opmerkelijk, dat wanneer de Heere Zijn zegen aan de groten en de kleinen in de genade belooft, dat Hij de kleinen eerst noemt. "De Heere zal zegenen, de kleinen met de groten". In Jesaja lezen wij: "Al uw kinderen zullen van de Heere geleerd zijn". Die belofte geldt zowel voor de pas-overtuigden als voor de vrome oude christenen. De Heere Jezus zegt, dat Hij het gekrookte riet niet zal verbreken. Daar moeten de oude christenen goed aan denken. Zij mogen zulke mensen niet in de put duwen en niet hard of meesterachtig met hen handelen. Zij mogen hen niet voor het hoofd stoten, maar moeten bedenken, dat zij vroeger ook een gekrookt riet waren. De oude christenen moet de jonge liever eens onderzoeken naar Gods Woord. (Lees het nu volgende eens met aandacht!) O, zij willen wel onderzocht worden. Bidt eens voor die kleinen in de genade. Legt hun moeilijkheden eens voor de troon van Gods genade, zoals anderen voor u vroeger hebben gedaan. Weest voorzichtig met hen, want het zijn lammeren van de Heere Jezus, die Hij in Zijn armen draagt en die Hij door Zijn dierbaar bloed heeft gekocht. "Gij zijt duur gekocht" geldt evengoed voor het kleinste riet als voor de grootste eikeboom in de genade. De Heere zal de zwakken ook eenmaal bevestigen in hun staat.

Vraag: Allen die genade bezitten zijn wedergeboren, maar een pas-overtuigde ziet meestal niet dat hij wedergeboren is. Hoe kan zo iemand dan genade bezitten? Antwoord: Iemand kan jaren lang wedergeboren zijn en toch voortdurend bidden om de wedergeboorte. Dat komt omdat zo iemand de wedergeboorte niet kent, niet ziet en niet gelooft. Een kind des lichts kan lang in de duisternis zitten en toch genade hebben en de Heere vrezen. Ik heb vromen gekend, die meer dan twintig jaar reeds wedergeboren waren en altijd in de duisternis hebben gezeten, eer zij tot licht kwamen om hun wedergeboorte te zien en te geloven. De Hemans, die doodbrakende zijn, zijn onder de vromen nog niet uitgestorven.