3. Het zaligmakend geloof

Vraag: Wanneer iemand genade ontvangt, wat krijgt hij dan eerst, het geloof of de wedergeboorte?

Antwoord: Als de Heere in genade op iemand neerziet, ontvangt hij alles wat tot het wezen van het geestelijk leven behoort.

De orde des heils is moeilijk te bepalen, maar naar onze menselijke bevatting

gaat de wedergeboorte vóór het geloof.

De wedergeboorte is een genadig almachtig werk van de Heilige Geest. Zij vloeit uit de levendmakende Geest en uit Gods vrije genade, waardoor een ziel veranderd en vernieuwd wordt op het moment door God bepaald.

Het geloof is een genadig geschenk van God, door de Heilige Geest gewerkt in de ziel. Door dit levend beginsel gaat men uitzien naar genade, men neemt de toevlucht tot God, men bidt veel, men biedt zich aan God aan en leert op Hem steunen en vertrouwen. Het geloof is dus een daad van de ziel.

Maar eerst moet God geestelijk leven en gevoel werken in de ziel. Pas daarna kan men geloven. Want de daad des geloofs vloeit uit dat geestelijk leven en gevoelen.

Het genadewerk van God begint met de verandering van het hart. Geloven is het werk van de ziel. De ziel kan pas geloven nadat God haar heeft wedergeboren. Voor ieder persoonlijk is het nodig dat wij zowel het één als het ander bezitten.

Vraag: Bestaat het geloof alleen in een vast vertrouwen en als iemand dit vaste vertrouwen niet heeft, bezit hij dan het geloof niet?

Antwoord: Helemaal niet. Als dàt waar was, dan zouden de meeste godzaligen het geloof nog missen, want zij zijn nog niet gekomen tot dit vaste geloofsvertrouwen. De meeste van Gods kinderen hebben een zwak geloof dat steeds opnieuw bevestigd moet worden. Als dat waar was, waren al de beloften van God aan zwakke en kleingelovigen gedaan, geen waarheid.

Alle ware begenadigden, die nog niet tot het vaste geloofsvertrouwen zijn gekomen, ondervinden eerst een leven van veel en aanhoudend bidden en toevlucht nemen tot God, vóór zij tot dit vaste geloofsvertrouwen komen.

Een volwassen mens moet immers eerst een kind geweest zijn.

God opene de ogen van hen die dit niet kunnen aannemen en zo zichzelf bedriegen.

Vraag: Hoe komt het, dat vele ware overtuigden vrezen dat zij het geloof niet hebben? Hebben zij dan het geloof niet?

Antwoord: Ja, ze bezitten het geloof want er is geen wedergeboorte zonder geloof. Deze mensen hebben echter geen licht en kracht om het geloof in zich te zien of het zich toe te eigenen. Ze zijn als een pasgeboren kind, dat wel ogen, handen, voeten, mond en tong heeft, maar dat die ledematen op de juiste manier niet kan gebruiken. De Heere moet die kinderen leren spreken: "Heere, open mijne lippen, zo zal mijn mond uw lof verkondigen". God moet ze leren Hem door het geloof aan te grijpen: "Hij moest Mijn sterkte aangrijpen en vrede met Mij maken". Hij moet ze leren gaan: "Ik nu leerde Efraïm gaan".

Al die spreekwijzen tonen aan dat de Heere, die het geloof heeft gewerkt, ook genade aan Zijn volk geeft om het geloof te beoefenen.

Vraag: Waarin bestaat het ware zaligmakende geloof, zoals het in de uitverkoren wedergeborene is en in een zekere mate geoefend wordt?

Antwoord: Het geloof is het werk van de Heilige Geest in de ziel van een uitverkorene. Het is de vrucht van de liefde van de Vader en van de verdiensten van Christus. De levendmakende en wederbarende Geest werkt in de ziel een zien en gevoelen van armoede en ledigheid. Alle eigengerechtigheid, eigen kracht een waardigheid vallen weg. Men gevoelt de noodzakelijkheid van Gods genade en neemt de toevlucht tot Christus, het voorwerp van het geloof.

Dat is het kleine zwakke geloof.

De Heere Jezus aannemen, zich aan Hem overgeven en op Hem steunen, dat is het sterk geloof.

Zo zien wij dat er geen half geloof kan zijn, maar wel een klein en groot geloof, een zwak en een sterk geloof.

Zo is het met alle genadeweldaden, de wedergeboorte, het geloof, de heiligmaking, de liefde en de hoop. Die zijn in de vromen altijd zwak of sterk, maar nooit half, want het kleinste zwakke geloof is evengoed geloof als het allersterkste geloof. Het verschil bestaat in hoeveelheid. Dit kan voor kleine zwakke gelovigen tot grote troost zijn. Deze zwakgelovigen zullen evengoed binnen komen als de allersterksten in de genade. De kleine twijfelenden zijn ook uitverkoren en gekocht door Christus' bloed, evenals de sterksten.

Het zwakke aanklevende geloof is het wézen van het geloof. Het sterkvertrouwende geloof is het wélwezen van het geloof. Als wij dit onderscheid niet goed inzien, kan dit leiden tot een donker zieleleven.

Vraag: Op welke wijze wordt het geloof geoefend en welke zijn de daden en trappen van het geloof in een ziel?

Antwoord: De eerste oefening van het geloof in de laagste trap is het opzien naar boven, het bidden, begeren en dorsten naar genade. De tollenaar deed zo en bad: "O God, wees mij zondaar genadig". Door dat biddend uitzien naar genade ging hij gerechtvaardigd uit de tempel. Dat is de opziende en uitziende daad van het geloof. "Ik zal uitzien naar de Heere, ik zal wachten op de God van mijn heil."

Aan die begerige uitzienden zegt Christus de zaligheid toe: "Zalig zijn de armen van geest. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid." De Mond der Waarheid zegt: Zij zijn zalig. Hij zegt niet dat zij het zullen wórden. Iemand die zo werkzaam is beoefent het geloof al.

De tweede oefening van het geloof is de steeds aanhoudende en worstelende daad van het geloof. Dat vond plaats bij de Kananese vrouw toen zij sprak: "De honden eten van de brokjes". Zij erkende biddend haar onwaardigheid en Christus' volheid. De Heere Jezus antwoordde haar: "Vrouw, groot is uw geloof". Dit geloof was nog geen toeëigenend steunen of vertrouwen, want het geloof in die trap had deze vrouw nog niet. Dat geloof vinden wij in vader Jacob toen hij zei: "Ik zal u niet laten gaan, tenzij Gij mij zegent".

De derde daad van het geloof is het toevlucht nemen tot God en Christus. Het wordt genoemd een komen tot Christus. Boaz sprak: "De Heere vergelde uw daad, de God van Israël tot Wie gij gekomen zijt om toevlucht te nemen." Het wordt ook een wenden naar God in Christus genoemd: "Wendt u naar Mij en wordt behouden." De vierde oefening van het geloof bestaat in de onderhandeling van een ziel met de Heere Jezus: "Heere, indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen." De melaatse gaf zich aan de Heere Jezus over om door Hem behouden te worden. Dan neemt de ziel de Heere Jezus aan en dat is geloven: "Zo velen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven". De vijfde geloofsoefening van een ziel bestaat in een steunende en vertrouwende daad van het geloof. Dat is de hoogste trap, waaruit de verzekering volgt. Wij horen dit bij Paulus: "Ik weet in Wie ik geloofd heb en ben verzekerd, dat Hij mijn pand, bij Hem weggelegd, bewaren zal."

Op al deze manieren beoefent een wedergeboren ziel het geloof door heel het genadeleven heen. Dat is geloven en daarop volgt, in de een meer en in de andere minder, de verzekering. Als een vrucht van het geloof volgt daarop: "In dewelke gij, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Geest der belofte." Niet vele vromen geraken in dit leven tot die hoogste trap.

Vraag: Wanneer dit geloof volgens Gods Woord is en ook in de praktijk ondervonden wordt, is het dan niet wenselijk dat gelovigen die in het donker leven zich eens ernstig onderzoeken wat betreft de kenmerken van het geloof?

Antwoord: Ja, ik heb eens iemand ontmoet, die zei:"Ik heb het geloof niet". Maar toen haar werd gezegd dat het uitzien, het aanhoudend bidden en het toevlucht nemen tot God geloven was, werd het anders. Het behaagde de Heere haar zoveel licht te geven, dat zij in verwondering en blijdschap uitriep: "Is dat geloof? Dan heb ik wel duizend maal geloofd en ik doe het nog elke dag. Ik heb al jaren lang genade gehad en heb het niet gezien en niet kunnen geloven." Moge de Heere meerdere mensen die in duisternis leven en die dit ooit zullen lezen, de genade ook geven! God zou verheerlijkt worden en het Koninkrijk van de Heere Jezus zou worden opgebouwd, tot blijdschap van Zijn volk.

Vraag: Geef eens enige voorbeelden uit de Bijbel van hen die een zwak geloof en die een sterk geloof hadden? Antwoord: Aan alle Israëlieten die in de woestijn op de koperen slang zagen werd het leven geschonken. Er zullen zeker stervende mensen bijgeweest zijn die met gebroken ogen naar de opgerichte koperen slang gekeken hebben. Er waren ook zieken met een goed gezichtsvermogen. Het genezen hing er niet van af hoe zwak of hoe sterk ze keken, als zij maar naar de slang keken. Zo maakt ook God de Vader geen onderscheid in de belofte hoe sterk of hoe zwak het geloof moet zijn om op Christus te zien. Om behouden te worden moeten wij de Zoon aanschouwen. Daarom staat er: "Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt", zonder iemand uit te sluiten. "Die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen". En in Jesaja wordt gezegd: "Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, al gij einden der aarde". De Heere Jezus gebruikte Zelf in Joh.3 het beeld van de koperen slang om het geloof van Zijn volk voor te stellen.

Zolang de vluchtenden naar de vrijstad achtervolgd werden, waren ze vol angst. Die in de vrijstad waren hadden een volkomen vertrouwen. Dat is het verschil in de praktijk van een zwak en een sterk gelovige.

Een zwakgelovige is als iemand, die in moordenaarshanden is gevallen en nog op het laatste ogenblik naar een helper kan vluchten. Hij is tijdens die vlucht in grote nood. Bij een sterk gelovige is het anders. Hij is als iemand die veilig wordt beschermd. In Gods Woord wordt het zo gezegd: "De naam des Heeren is een sterke Toren; de rechtvaardige zal daarhenen lopen en in een hoog vertrek gesteld worden". "Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen".

Vraag: Kan dan een zwakke kleingelovige, als hij een ware gelovige is, evenmin verloren gaan als een sterkgelovige? Antwoord: Als iemand tot de geloofsverzekering en het licht komt, ziet hij dat hij al lang genade, de wedergeboorte en het geloof heeft ontvangen en bezeten. Daarom zullen de kleingelovigen die zo vaak in donkerheid leven evengoed in de hemel komen door hun geloof van aanhoudend bidden en toevlucht nemen tot Christus, als de sterkgelovigen daar komen door hun vast vertrouwen.

De Heere heeft Zich door Zijn belofte verbonden aan hen, die tot Hem de toevlucht nemen. Maar dezen kunnen niet getroost en in blijdschap leven zolang zij niet tot steunen en vertrouwen op Hem komen. Dus, zwakke kleingelovigen in de duisternis, dit is een goede raad voor u en bovendien een bemoediging. Smeek God ernstig om vermeerdering van het geloof. Dan zult u getroost en met blijdschap in uw hart leven. Bidt veel: "Heere, ik geloof, kom toch mijn ongeloof en zwak geloof te hulp."