6. De verbondssluiting tussen God en de wedergeborene

Vraag: Daar alle ware begenadigden in het genadeverbond zijn overgegaan, hoe komt het dan dat velen vreesachtig zijn en zeggen: ik ben nog geen bondeling? De belofte "want Ik zal met u een eeuwig verbond maken" is, naar hun mening, niet voor hen.

Antwoord: Omdat vele ware begenadigden geen goed inzicht hebben en geen onderscheid kunnen maken tussen het aanvaarden van het verbond en het overgaan in het verbond. En dan is er nog de bevestiging van het aangegaan verbond. Ze zeggen dan met psalm 119:106 "Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid."

Vraag: Wat is het onderscheid tussen het aanvaarden van, en het plechtig overgaan in het verbond?

Antwoord: Het aanvaarden van het verbond vindt plaats als een wedergeborene door het licht van de Heilige Geest wordt ingewonnen om de Heere te gaan dienen. Hij ziet dan de noodzakelijkheid daarvan in. De Heere is het zo waardig en Zijn dienst is zalig, gelukkig en nuttig. Het leven hier in de genade is opwekkend en daarna schenkt de Heere de eeuwige heerlijkheid. Hoe nutteloos en rampzalig is het dienen van de wereld en de zonde. Dan dienen wij de duivel.

Zo iemand komt op het aanbod "die wil die kome" tot God door de weg van vrije genade in Christus. Alle eigen gerechtigheid werpt hij weg en hij zegt de dienst van satan en van de wereld op.

Hij stemt toe om de Heere te dienen en zegt "amen" op de uitnodiging van het Heilig Evangelie. Hij buigt zich oprecht en gewillig voor de Heere en vraagt om te mogen volharden in Gods kracht. Hij zou het tot zijn grootste geluk en voorrecht rekenen als hij waardig geacht werd om God te mogen dienen.

Dat is het aanvaarden van het verbond. Bij sommigen gebeurt dat in de jeugd, bij anderen op latere leeftijd. Gods Woord zegt: "Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht en in goedertierenheid en in barmhartigheden en Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof".

Vele mensen, die het verbond aanvaardden, blijven soms jaren lang stilstaan. Soms keren zij zich van de Heere af en gaan voor een tijd de wereld in, zodat de Heere hen moet toeroepen: "Keert weder, gij afkerige kinderen." Zij worden door God bestraft en krijgen een wroegend geweten. De Heere laat hen "onder de roede doorgaan en brengt hen onder de band van het verbond." Dan wordt werkelijkheid: "Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten, zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken."

Als zij na het aanvaarden van het verbond, na lang omzwerven vaak, plechtig in het verborgen het verbond met God sluiten, dan betuigen en zweren zij, dat zij de Heere zullen dienen. Dan gaat men plechtig over in het verbond en men geeft zich volkomen vrijwillig over. "Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht."

Deze overgang in het verbond wordt dikwijls lang door de duivel betwist. Men struikelt en valt in zonden. Dan leert de ondervinding: "Want, Heere, Gij had mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborg, werd ik verschrikt." Maar wanneer men dat door Gods genade te boven komt, durft men zeggen: "Ik weet het en ben verzekerd, dat ik al lang, op dat moment en op die plaats, plechtig in het verbond ben overgegaan. En ik kan nu met volle bewustheid geloven dat ik reeds lang daarvoor het verbond aanvaard heb." Dan wordt men bevestigd in het verbond en kan men zeggen: "Ik heb gezworen en zal het bevestigen, dat ik zal onderhouden de rechten Uwer gerechtigheid." En God antwoordt: "En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof en gij zult de Heere kennen."

Dat is geloven en weten dat God uw God is. Dat is het huwelijksgoed: "Ik, God, ben uw God." Dan gaat de ziel God kennen om Hem te dienen.

God geve dat wij er één van mogen zijn.

Vraag: Welk voorbeeld geeft deze verbondssluiting het beste weer?

Antwoord: Het voorbeeld van het huwelijk. Als een dochter haar ja-woord geeft, dan aanvaardt zij het huwelijksverbond. Zo komt de ziel geestelijk in ondertrouw met de Heere.

Na de verloving wordt het huwelijk plechtig gesloten en bevestigd. Men gaat dan over in het verbond en men zweert en betuigt dat men in het huwelijk is verbonden.

Zo gaat het ook met iemand, die overgaat in het verbond met de Heere. Hartelijk aanvaardt men het aanbod en dan maakt men het aanvaarde verbond vast in het sluiten van het verbond. De bevestiging van het verbond volgt dan in het leven met en voor de Heere.

Vraag: Welk geestelijk onderwijs is hierin voor ons te vinden?

Antwoord: Vele begenadigden hebben het verbond al lang aanvaard, maar zij weten het niet en durven het niet te geloven, omdat zij nog niet bewust en plechtig het verbond met de Heere gesloten hebben. Zij willen dat wel van ganser harte, maar zij gevoelen zich te zondig en te onwaardig. Zij vrezen dat de Heere Jezus niet gewillig is om hen in het verbond aan te nemen. Zij denken dat ze zich zullen bedriegen, omdat zij het naar hun gedachten en tot hun droefheid, niet hartelijk genoeg menen. Of ze vinden dat dat toch te groot voor hen is. Zoudt u, die het verbond eenmaal aanvaardde het woord van de allerliefste Heere Jezus niet geloven? Hij zegt toch: "Die tot Mij komt en zich door het geloof op Mijn aanbod, om in het verbond over te gaan, overgeeft, zal Ik geenszins uitwerpen." Gelooft u niet dat het de Geest van Christus is, die de ziel bereid maakt om gewillig te zijn? Iemand die het aanbod heeft aanvaard, is eigenlijk al in het verbond overgegaan. Zo iemand behoort al bij het volk van Jezus, naar Gods belofte: Uw volk zal zeer gewillig zijn.

Onderzoek u eens sinds wanneer uw ziel is overgehaald om het aanbod hartelijk te aanvaarden. Weet u wel, dat u van die tijd af een wedergeboren bondeling bent geweest, al was het nog zoveel jaren geleden? Overleg eens in uw geweten of u oprecht gebeden hebt en begeerd hebt om in het verbond over te gaan. U hebt uzelf de Heere aangeboden en uw liefdetranen daarover, of het wel oprecht gemeend was, zijn een bewijs van uw oprechtheid. Hebt u dit nooit op die manier begrepen? Is het daarom geen waarheid? Dat u dit nooit zo begrepen hebt is uw onkunde en ongeloof en daar bent u niet veel wijzer van geworden. Ik raad u aan plechtig uw verbond met de Heere te sluiten. Ik wens u de genade des Heeren toe, dat God aan u de belofte zal vervullen: "De Allerhoogste

Zelf zal ze bevestigen". (Ps.87:5).

Zij, die plechtig en met ernst hun verbond met de Heere hebben gemaakt en al meermalen hebben vernieuwd, moeten niet denken, dat zij pas genade in de ogen van God hebben gevonden toen zij het verbond hebben gesloten. Neen, God was reeds genadig toen Hij uw hart veranderde en gewillig maakte. Eerst ziet de Heere in genade op ons neer en daarna komen wij met Hem in een verbond. "Ik breidde Mijn vleugel over u uit en Ik zwoer u en Ik kwam met u in een verbond, spreekt de Heere". Zulke mensen hebben het recht de verbondsgoederen de hunne te noemen. Dat is genade hier op aarde en eeuwige heerlijkheid hiernamaals. Dat recht verkrijgen ze door de verbondssluiting, zoals in Gods Woord staat: "En gij werd Mijne". Daarom, gelooft dat de genadige Verbondsgod uw struikelen en zondigen, tegen uw wil en tot uw droefheid, genadig zal vergeven. De Heere heeft immers gezegd: "Zij zullen Mij tot een eigendom zijn en Ik zal ze verschonen, gelijk een man zijn zoon verschoont."

Bevestigden in het verbond, overdenkt eens hoe het komt dat u zo gelukkig kunt zijn. Het vloeit uit Gods eeuwige verkiezing: "Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde en daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid".

Het vloeit uit de verdiensten van Christus: "Want uit Zijn volheid ontvangen wij genade voor genade".

Het vloeit uit de betrekkingen van de Heilige Geest: "Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde".

Dient dan de Heere met blijdschap, want daarvoor hebt u die genade boven anderen ontvangen. Hebt toch medelijden met hen die het verbond wel aanvaardden, maar die in het duister leven. Grijpt hen bij de hand, tracht hen tot meerder licht in hun genadestaat te brengen, door Gods genade en zegen.

Uw Verbondsgod zal u eens doen beërven dat Koninkrijk, dat u bereid is vóór de grondlegging der wereld.

Oude bevestigde christenen, wilt zacht zijn voor zwakke, twijfelmoedige bondelingen. Zegt niet: "Die jonge christenen spreken zoveel over de leidingen des Geestes, maar is het allemaal wel waar wat ze vertellen." Op die manier zouden zulke zwakken in de genade jarenlang in moeilijkheden raken." Wie geeft u het recht en de vrijheid om op die manier met de tere lammeren van de Heere Jezus te handelen? Bedenkt: wie hem aanraakt, raakt de oogappel des Heeren aan. Christus heeft hen zo wel met Zijn bloed gekocht als de meest verzekerden in de genade. Iemand zegt misschien: "Er zijn zelfbedriegers, die zonder grond roemen. Die moeten ontdekt worden." Dat is wel waar, maar wij moeten onderscheid maken tussen zelfbedriegers en oprechten. Wij mogen niet in het algemeen spreken, want dan bedroeven wij het hart van de zwakken in het geloof en de Heere wil niet dat deze oprechten van hart bedroefd gemaakt worden. Wie de kleinen in de genade hard behandelt, kan zeker verwachten dat de Heere ook hard met hem zal handelen. De Heere beware ons hiervoor. De algemene uitdrukkingen die men dan gebruikt gaan meestal over de hoofden van de bedriegers heen, maar de zwakke gelovigen treft men ermee in het hart. Zij worden in de uiterste vertwijfeling gebracht door onvoorzichtige meesterachtige mensen. Wanneer men hen datgene wat zij door de Heilige Geest ondervonden hebben afneemt, dan kunnen ze geen geloof meer beoefenen, want wat hebben ze dan over als de uiterste vertwijfeling? Meestal zijn die harde mensen zelf op een wettische wijze geleid en hebben jaren lang hard met zichzelf gehandeld. Zo doen zij dan ook met anderen.

Ik heb opgemerkt dat de Heere het die harde mensen wel eens zo bitter maakte, dat zij zelf tot de uiterste vertwijfeling kwamen. Hun gehele leven ging aan het wankelen door de slagen die zij kregen. Ze vielen in zulke verschrikkelijke zonden, dat zij hun hoofd haast niet onder de zwakke christenen durfden opheffen. Toen werd werkelijkheid wat onze barmhartige Hogepriester zo waarschuwend heeft gezegd: "Met de maat waarmee gij meet, zult gij gemeten worden." Zij, die de splinter zagen in de ogen van hun broeders en zusters, zijn zelf in een zonde gevallen, zo groot als een balk. Het is voor ons allen een gouden les: Zijt niet hooggevoelende, maar vreest. Die staat, zie toe, dat hij niet valle. Onwedergeborenen, overdenk eens ernstig deze verbondsonderhandeling van de godzaligen. Dan zult u bemerken dat u nog nooit in het verbond bent overgegaan. O, ongelukkigen, die nog zo gewillig de duivel, de zonde en de wereld dient, ik roep u toe: Wordt toch overtuigd van uw dwaasheid en de rampzaligheid die zeker daarop volgt wanneer u de Heere niet dient. Het is nog genadetijd voor u allen. Aan hen, die reeds in de verdoemenis zijn, wordt het niet meer aangeboden. Och, kon ik u eens laten zien hoe zalig en zielsopwekkend de dienst van onze ontfermende Vader, van onze barmhartige Hogepriester en lieve Trooster en Leidsman is. Als u de blijdschap eens kende, die Gods volk heeft als zij bijeen zijn om de Heere te dienen en te verheerlijken! Als dit hier reeds zo goed is, wat zal de volmaakte dienst in de hemel dan heerlijk zijn! Mensen, die zonder genade leven, hoe vreselijk zal het voor u zijn om Gods liefde te moeten missen en de Heere eeuwig te lasteren? De ontfermende God, die Zich over al Zijn volk heeft ontfermd, ontferme Zich over u tot uw overtuiging en tot uw overgang in de staat der genade tot uw zaligheid.

Geveinsden en zelfbedriegers, u voegt u bij de vromen als Judas bij de discipelen. Aan de buitenkant lijkt u godzalig, maar inwendig bent u een bedrieger. Een zwakke in de genade is daar zo bang voor en bidt in het verborgen zo dikwijls: "Heere, bewaar mij voor bedrog en geveinsdheid." Geveinsden zijn niet oprecht, maar huichelen. Zij doen als Judas, die Jezus overleverde aan de overpriesters en die toch met de andere discipelen vroeg: "Ben ik het, Heere?" Dit vroeg hij tegen beter weten in, toen hij zat aan de maaltijd. Daarom wee u, gij huichelaars, in u vertoont zich het bederf van het beste, zoals in Judas uitkwam onder de discipelen. Scheidt u af van de vromen, u hoort er niet bij. Uw deel zal zijn in de poel, die brandt van vuur en sulfer, als u niet bekeerd wordt. U bent er ook de oorzaak van dat met de godsdienst en de ware gelovigen gespot wordt en dat ze worden belasterd alsof zij allemaal huichelaars waren. Wee, die de rechtvaardige als een huichelaar verdoemt! Het is jammer dat vele vromen door de huichelaars worden bedrogen, zoals de droevige ervaring leert. Iedere vrome moet bidden om onderscheiden licht, om door de bedriegers niet bedrogen te worden tot zijn schade en droefheid.