15. De kastijding van de vromen

Vraag: Wat zijn kastijdingen van de vromen?

Antwoord: God bezoekt als een verzoenend Vader Zijn kinderen met straffen om vroegere of pas begane zonden: "Hij kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden". De Heere straft zijn volk tot hun nut, maar de goddelozen kastijdt Hij als Rechter. "Ik zal u straffen en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen. Verstaat dit toch, gij Godvergetenden."

Vraag: Op welke wijze kastijdt de Heere gewoonlijk Zijn volk?

Antwoord: Ieder kind des Heeren wordt gewoonlijk om zijn zonden, die hij doet en gedaan heeft, gestraft. Ieder kan in de kastijdingen, als hij opmerkt, zijn zonden als in een leesbaar schrift lezen. David had gezondigd met Bathseba en daarop volgde de kastijding. Jozefs broeders hadden Jozef mishandeld en zagen in de kastijding hun zonde: "Toen zeiden zij de één tot de ander: voorwaar, wij zijn schuldig aan onze broeder, wiens benauwdheid der ziel wij zagen toen hij ons om genade bad, maar wij hoorden niet; daarom komt deze benauwdheid over ons". David sprak toen Simeï hem vloekte: "Laat hem vloeken, want de Heere toch heeft tot hem gezegd: vloek David".

Zondigt iemand met schepselen, hij wordt met de schepselen geslagen. Eli zondigde met zijn kinderen en werd met zijn kinderen gekastijd. "Met welke maat gij meet, zal u wedergemeten worden".

Is een vrome een ongehoorzaam kind voor zijn ouders geweest, dan geeft God hem weleens kinderen waar hij verdriet van heeft. De Heere weet op verborgen heilige wijze de zonden van Zijn kinderen te bezoeken, maar wel op een genadige wijze: "Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten en in Mijn rechten niet wandelen, zo zal ik hun overtreding met de roede bezoeken, maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wegnemen". Ieder kind des Heeren zal dit op zijn levensweg ondervinden.

Ik denk aan de laatste woorden , die mijn stervende oude moeder tot mij sprak: "Kind, wacht u toch van tegen de Heere zwaar te zondigen, want mijn Vader heeft mij van de zomer zwaar gekastijd om zonden van twintig jaar geleden." De Heere heeft het mij doen zien, zodat op elke vrome past: "De zonde baart de dood en velerhande plagen. En die de meeste doet, die krijgt de meeste slagen."

Vraag: Hoe moeten de vromen zich onder Gods kastijdende hand gedragen?

Antwoord: Zij moeten onderworpen zijn en Gods handelwijze met hen goedkeuren: "Ik zal des Heeren gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd". Zij moeten lijdzaam zijn en stil, hopen en bidden: "Is iemand in nood, dat hij bidde". Hij moet onderzoeken wat de oorzaken zijn van de kastijding: "Heere, doe mij weten waarover Gij zo met mij twist".

Vraag: Welk doel heeft God om Zijn volk te kastijden?

Antwoord: Hij wil Zijn volk vernederen: "Vernedert u onder de krachtige hand Gods en Hij zal u verhogen te Zijner tijd."

De Heere doet dit, opdat Zijn kineren verzoening in het bloed van Christus zouden zoeken: "Vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot".

God wil Zijn afdwalende schapen weer terecht brengen: "Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw Woord".

Door de kastijding wordt Gods volk beter en heiliger: "Hij kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden".