16. De beproeving van een christen

Vraag: Waarin bestaat het onderscheid tussen kastijding en beproeving? Wat zijn beproevingen?

Antwoord: Beproevingen moeten niet beschouwd worden als kastijdingen om vroegere of tegenwoordige zonden, maar zij vormen een leerschool voor Gods volk: "Welgelukzalig is de man, o Heere, die Gij tuchtigt, en die Gij leert uit Uw wet". Door beproevingen wil de Heere Zijn volk oefenen in de godzaligheid. Hij loutert zijn kinderen van het schuim van de verdorvenheid, die nog in hen is: "En Hij zal de kinderen van Levi reinigen en zal ze louteren, gelijk men het goud en het zilver loutert".

Het bevel aan Abraham om zijn zoon te offeren was geen kastijding, maar een beproeving.

Toen Nathan tot David sprak, dat het zwaard van Davids huis niet zou wijken, was dat geen beproeving, maar een kastijding.

Wat Job overkwam was geen kastijding, maar een beproeving.

Het verdriet van Eli hem aangedaan door zijn kinderen was geen beproeving, maar een kastijding.

Vraag: Op welke wijze beproeft en loutert de Heere Zijn kinderen, om hen de karakterzonden af te leren en hen te oefenen in de godzaligheid?

Antwoord: Op velerlei wijzen zoals ieder dat nodig heeft. De Heere is als een vader die heel goed weet hoe zijn kind geleid moet worden: "Hij weet wat maaksel wij zijn".

Is iemand driftig en zeer gauw boos, dan weet de Heere in Zijn voorzienigheid wel iets op zijn weg te zenden dat hem drukt en vernedert. Langs deze weg wordt dan zachtmoedigheid geleerd, door vallen en opstaan.

Is iemand hoogmoedig, dan geeft de Heere hem vaak weinig goederen in de wereld. Dat onthoudt God Zijn kind uit liefde, zoals een vader zijn kind een mes ontneemt, waar het zich mee zou kunnen kwetsen.

Is iemand ijdel van aard, dan geeft de Heere hem dikwijls weinig verlichting door de Heilige Geest en weinig geloofsverzekering, omdat deze mens dat niet zou kunnen verdragen. Meestal zendt God een kruis om de ijdelheid tegen te gaan.

Heeft iemand een ongebogen wil onder Gods handelingen, dan weet de Heere hem wel zo te drukken, dat hij wel buigen móet, al kost het vlees en bloed.

Vraag: Ik moet bekennen dat de leiding van God met Zijn volk wonderlijk is, maar hoe lang duren gewoonlijk die kastijdingen en beproevingen?

Antwoord: Alles geschiedt naar Gods vrijmacht, maar meestal duren de kastijdingen totdat Zijn volk vernederd, verbeterd en wedergekeerd is. De beproeving duurt veelal net zo lang als bij een goudsmid, die het goud en zilver in het vuur laat, tot het voldoende van schuim gezuiverd is.

Vraag: Wat gebeurt er als Gods volk zich wil onttrekken aan de kastijding, of wanneer men de beproeving niet wil dragen?

Antwoord: De ervaring leert dat de bezoeking dan zwaarder wordt. Als een kind uit een school loopt waar het zacht wordt behandeld, brengt de vader de wegloper naar een hardere leerschool: "Zo zegt de Heere: houten jukken hebt gij verbroken, nu zult gij in plaats van die ijzeren jukken maken".

Vraag: Wat bedoelt de Heere met de beproeving en wat leert Hij Zijn volk?

Antwoord: Gods kinderen leren door de beproeving veel verdorvenheden af en leren veel deugden beoefenen.

Zij leren veel bidden en Gods handelingen in alles beter herkennen.

Zij ondervinden in de beproevingen wonderlijke ondersteuning van God. Zij beleven wat geschreven is in Psalm 136: "Die aan ons gedacht heeft in onze vernedering". Zij ondervinden wonderlijke uitreddingen uit noden en moeilijke omstandigheden. Zij leren voor de toekomst hun weg op de Heere wentelen en hun zaken aan Hem toevertrouwen.

De christenen worden door de beproevingen geheiligd. Zo worden zij hier op aarde voorbereid op de hemelse heerlijkheid. De Heere, wiens doen majesteit en heerlijkheid is, weet alles, zowel de kastijding als de beproeving, ten goede van Zijn volk te doen uitkomen.

Vraag: Welke nuttige lessen moeten wij allen leren uit het stuk van de kastijding en beproeving?

Antwoord: Wij moeten het geen vreemde zaak vinden als wij gekastijd of beproefd worden, want de Heere is gewoon met Zijn volk zo te handelen. Wij moeten onderzoeken of het kastijdingen of beproevingen zijn, die de Heere ons zendt. Dan kunnen wij ons daar naar schikken en dan weten wij hoe wij ons onder Gods hand moeten gedragen.

Wij moeten veel medelijden hebben met onze naasten, die onder Gods kastijdende of beproevende hand leven.

Wij moeten nergens méér voor waken dan voor de zonden, want om de overtredingen brengt God Zijn slaande hand over Zijn volk. Door te strijden tegen de zonde, worden wij door Zijn genade bewaard voor zware slagen en kastijdingen. Dan zullen wij met de moorman onze weg met blijdschap gaan.

Vraag: Als de Heere Zijn volk nu door de beproevingen en kastijdingen loutert en de Heere schenkt hun ziel daarna hemels licht, wat doen zij dan?

Antwoord: Zij staan wel eens met Jacob verwonderd en beschaamd en zeggen dan: "Ik ben geringer dan al de weldadigheden en trouw, die Gij aan Uw knecht of dienstmaagd gedaan hebt". Dan gaan zij het verbond met de Heere vernieuwen. Zij gevoelen banden der liefde tot God en heilige verplichtingen aan Hem in hun ziel, zodat zij in dankbaarheid zeggen: "Wat zal ik de Heere vergelden voor al Zijne weldaden aan mij bewezen?" Zij worden ijverig in het tedere en oprechte gebed tot de Heere. Dan komen zij tot de keuze van Jozua: "Maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen".