20. De hemelse heerlijkheid, die de vromen na het leven zullen genieten

Vraag: Wat is het grote onderscheid tussen het genadeleven van Gods kinderen op aarde en het leven in de heerlijkheid na hun sterven?

Antwoord: Dat onderscheid zal zo groot zijn als er is tussen geloof, hoop, verlangen en aanschouwen, bezitten, genieten: "Maar ik zal U aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken."

Vraag: Kan iemand op aarde uitspreken hoe groot de heerlijkheid is die in de hemel wordt genoten?

Antwoord: Neen, de Heere heeft dat voor de hemel bewaard: "Hetgeen het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben." Johannes schrijft: "Het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen". Het kan gebeuren dat God Zich aan Zijn volk op buitengewone wijze openbaart. Dan zien wij iets van de hemel, maar dat ondervinden maar enkelen. Met Paulus moeten zij dan zeggen dat zij in het paradijs zijn opgetrokken geweest en gehoord en gezien hebben onuitsprekelijke dingen.

Ik heb opgemerkt, dat al die godzaligen, die een buitengewone optrekking in de hemel hebben gehad, ook buitengewone vuistslagen en aanvechtingen van de duivel hebben ondervonden, meer dan andere kinderen van God.

Vraag: Waarin zal, zover het ons is geopenbaard in Gods heilig Woord, de heerlijkheid van de hemel bestaan?

Antwoord: De heerlijkheid van de hemel zal voornamelijk bestaan uit het volgende:

De plaats is de eeuwige heerlijkheid.

Het gezelschap de heilige engelen.

Het genieten van Gods gemeenschap.

Het verheerlijken van Gods deugden.

En het leven in eeuwigdurende zaligheid.

Vraag: Wat zal de plaats van heerlijkheid zijn?

Antwoord: Deze plaats wordt een stad genoemd, waarvan God de Kunstenaar en Bouwmeester is. Jeruzalem en Sion waren daar de aardse voorbeelden van. Voorts wordt die plaats Gods troon genoemd, de troon der heerlijkheid, waarvan de hof van Eden, het paradijs, het aardse voorbeeld was.

De Heere Jezus noemt die plaats het Huis zijns Vaders, waar vele woningen zijn.

Christus vertoont aan Johannes de heerlijkheid van de hemel. De apostel zag het nieuwe Jeruzalem. De poorten waren van paarlen en de straten van goud. Een tempel was er niet, omdat er geen offerande meer plaats vindt. Ook was er zon noch maan, vanwege de heerlijkheid Gods en vanwege de Heere Jezus als God en mens, in Zijn glanzende majesteit.

Vraag: Als Gods kinderen meer aan die heerlijkheid dachten, zouden zij met de aarde niet zoveel op hebben en meer hemelsgezind zijn. Maar welk gezelschap zal er zijn?

Antwoord: God drieënig, die Zijn heerlijke tegenwoordigheid zal vertonen, zoveel als tot Zijn heerlijkheid en tot zaligheid van de hemelingen nodig zal zijn.

De Heere Jezus zal gezien worden als de verheerlijkte Middelaar, in grote glans: "Wij zullen Hem zien gelijk Hij is."

De tienduizend maal heilige engelen zullen er zijn. Daar zullen al de uitverkorenen zijn, de grote schare gekochten, zo groot, dat niemand ze kan tellen. Daar zullen de patriarchen, profeten, apostelen, martelaars en alle vromen zijn die in de loop der tijden naar de hemel zijn gegaan. Daar zullen gestorven vrienden onder zijn, die genade hebben ontvangen.

Vraag: Als Gods volk dikwijls in het geloof dit gezelschap beschouwde, zou dit een middel zijn om hen op te wekken in het verlangen naar de hemel. Maar wat zal nu het genieten daar zijn?

Antwoord: Die toon is voor mij te hoog. Dat kan ik alleen met Gods Woord beantwoorden zonder het te begrijpen. Het zal bestaan in de verzadiging van vreugde en de liefelijkheden, die in Gods rechterhand zijn. "O, hoe groot is Uw goed, dat Gij hebt weggelegd voor degenen die U vrezen".

O zalig, zalig zinken!

O, zalig te verdrinken

in 't eeuwig zalig licht.

Er kan maar over gestameld worden en slechts bij ondervinding wat van gezegd worden. Een trosje druiven en een handje vol graanhalmen kunnen iets zeggen van de volle oogst, die op komst is. Wij hebben maar de eerstelingen des Geestes en een voorproef van de hemel.

Als iemand bij het licht van de Heilige Geest de afgrond van zijn ellende ziet waaruit hij verlost is en in welke heerlijke staat hij door genade is gekomen, geniet hij een eersteling van de hemel. Wanneer de Heere het voorrecht daarvan op het hart drukt, raakt hij in zulk een blijdschap en verwondering, dat het lichaam het bijna niet kan dragen.

De ziel ontvangt een voorsmaak van de hemel als zij wordt ingeleid in de eeuwige verkiezing van de Vader, de liefde van de Heere Jezus en de kracht van de Heilige Geest. Dan kan de ziel zó worden aangedaan dat zij bijna bezwijkt.

Een ziel kan buitengewone optrekkingen krijgen, zodat het is alsof zij in de hemel is, wat beter ondervonden dan uitgesproken kan worden. Vele vromen gaan evenwel naar de hemel zonder die optrekkingen te ondervinden. Toch smaken deze godzaligen ook wel de eerstelingen van de oogst die ze in de hemel zullen genieten.

Vraag: Kan iemand begrijpen hoe dat geschiedt?

Antwoord: Neen, evenmin als men de schepping der wereld uit niets kan begrijpen. Dat kan alleen door het geloof worden verstaan. Zo geloof ik dat de Bijbel het onfeilbaar Woord van God is. De vromen zijn nog niet dood, die met Stefanus de hemel geopend hebben gezien. Ik heb bij het sterfbed van stervende vromen gestaan en van hen gehoord, dat zij de hemel zagen geopend. Zij hoorden de stemmen van de hemelingen eer zij stierven.

Het werk in de hemel zal bestaan in het genieten van de zalige gemeenschap des Heeren. Daar zal de ziel God op volmaakte wijze kennen, dienen, lieven en verheerlijken met al de hemelingen en de gekochten van de aarde. Het gezelschap dat in de hemel is zal God op volmaakte wijze eren en verheerlijken. Voortdurende hallelujahs zullen daar worden gezongen, door koren van gekochte heiligen en Gods engelen. Elke ziel zal daar het prachtige gezang en de hemelse melodie verstaan. De werkzaamheden in de hemel zullen zijn: God volmaakt dienen en verheerlijken. Dit zal geschieden met het verstand, het oordeel, het geheugen, de wil en al de genegenheden van de ziel tot hun zaligheid. Daarvan wordt gezongen:

Leven in volmaakte deugden

tot des Heeren heerlijkheid,

vrolijk in des hemels vreugden,

heilig in Zijn heiligheid.

Daarom wordt het hemelleven vergeleken met een koninklijke bruiloft.

Vraag: Het verwondert mij, dat Gods volk niet meer met de hemel op heeft. Dat is een bewijs van geesteloosheid. Maar zullen zij daar elkander kennen?

Antwoord: Ja, want de discipelen kenden Mozes en Elia op de berg en zij hadden hen nog nooit gezien. Elke heilige zal zijn bijzondere heerlijkheid en glans hebben, de een in meerdere mate dan de ander, zoals het ook in de genade is: "Een ander is de heerlijkheid van de zon, een ander is de heerlijkheid van de maan en de sterren".

Dat de hemelingen wetenschap hebben van wat op aarde is achtergelaten, blijkt wel uit de vraag: "Hoe lang wreekt Gij ons bloed niet van degenen die op aarde wonen?"

Het sterven van de vromen wordt een ontslapen genoemd. De zielen in de hemel hebben hun verstand, hun oordeel en hun geheugen evenmin verloren als iemand die een nacht heeft geslapen.

Vraag: Hoe zullen de omstandigheden in en na de opstanding van de oordeelsdag zijn?

Antwoord: De opstanding en de grote oordeelsdag zullen op elkander volgen: "En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God, en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren."

Vraag: Hoe zal naar Gods Woord de toestand zijn na de opstanding uit de doden?

Antwoord: De Heere zal door Zijn alvermogende macht, door welke Hij alles uit niet geschapen heeft, al de doden die geleefd hebben, opwekken, doch ze zijn van sterfelijk onsterfelijk, van vleselijk geestelijk geworden!

De mensen die dan leven zullen veranderd worden in een ogenblik, op de stem van de Aartsengel. De vromen zullen eerst opstaan en dan zullen de zielen van de vromen uit de hemel en de zielen uit de hel, elk met hun eigen lichaam verenigd worden. Dat zal in een korte tijd geschieden: "De zon zal verduisterd worden en de maan zal haar schijnsel niet geven. De sterren zullen van de hemel vallen en de krachten der hemelen zullen bewogen worden". Het tijdstip van de oordeelsdag weet de Heere alleen.

Vraag: Het zou zeer nuttig zijn om over deze belangrijke zaak veel na te denken en Gods Woord goed te verstaan, zodat het nut afwerpt voor ons. Maar wat zal er op de oordeelsdag gebeuren?

Antwoord: De Heere Jezus zal als Koning en Rechter verschijnen op de wolken, met grote majesteit, kracht een heerlijkheid, om het oordeel uit te voeren. De duizenden engelen, de krachtige helden die Gods bevel uitvoeren, zullen al de uitverkorenen bijeenvergaderen. Er zal scheiding gemaakt worden tussen de uitverkorenen en de verworpenen, zoals iemand de schapen van de bokken scheidt.

Er zal een majestueuze troon van heerlijkheid zijn, waar de Heere Jezus op zitten zal. De uitverkorenen aan Christus' rechterhand zullen horen: "Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld". De verworpenen zullen hun vonnis ontvangen en uit Gods mond horen: "Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk de duivel en zijn engelen bereid is". Daarop zal de straf en de uitvoering ervan volgen: "En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven".

De oordeelsdag zal zeer verschrikkelijk zijn voor onbekeerde mensen. Moge dit tot overtuiging van hen dienen. Maar die dag zal een vreugdedag voor de vromen zijn. De Rechter en Uitvoerder van het oordeel is hun Koning en Middelaar, waarmee zij door het geloof zijn verenigd.

Vraag: Wat zal dan volgen? Zal deze aarde vergaan en vernietigd worden?

Antwoord: Neen, want de Heere heeft de aarde niet geschapen om te vernietigen, maar om te volmaken, tot heerlijkheid en zaligheid van de uitverkorenen.

Vraag: Wat zal dán van de aarde worden en van de lucht- en sterrenhemel?

Antwoord: Die zal in vlam gezet worden en versmelten, door de almachtige hand des Heeren. Alles zal geheel worden vernieuwd. "Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, in welke de hemelen met een gedruis zullen voorbij gaan en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden". Het zal gaan als bij een goudsmid, die velerlei stoffen smelt, om daaruit een klomp gezuiverd goud te verkrijgen.

Vraag: Er staat dat de wereld en de hemelen zullen vergaan. Zullen zij dan vernietigd worden?

Antwoord: Neen, zo min in de tijd van Noach de wereld is vernietigd. Daar staat hetzelfde: "Door welke de wereld, die toen was, met het water van de zondvloed bedekt zijnde, vergaan is". Het woord vergaan betekent: iets ontbinden, los maken of versmelten.

Vraag: Wat zal er dan verder van de aarde worden?

Antwoord: Die zal geheel vernieuwd worden. Daarvan zegt Petrus: "Maar wij verwachten naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont".

Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde betekent: met nieuwe hoedanigheden en daardoor vernieuwd.

Vraag: Heeft de Heere dat, naar Zijn belofte, voorzegd?

Antwoord: Ja: "Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde." De kanttekenaars van de Statenbijbel zeggen hiervan, dat dit ziet op de eerste komst van Christus in de kerk van het Nieuwe Testament. Maar in zijn volle kracht ziet het op Christus' tweede komst.

Vraag: Hoe wordt dit in Gods Woord genoemd?

Antwoord: Paulus noemt het de openbaring der kinderen Gods: "Want het ganse schepsel zucht, als met opgestoken hoofden, verwachtende de openbaring der kinderen Gods. De vrijmaking van het ganse schepsel van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods".

In zijn tijd waren er ook reeds mensen, die dit alles verkeerd voorstelden, tot hun eigen schade.

Het wordt ook genoemd: de wedergeboorte of vernieuwing aller dingen, de wederoprichting aller dingen: "Gij die mij gevolgd zijt in de wedergeboorte (of vernieuwing en oprichting aller dingen) wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op de troon van Zijn heerlijkheid, gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten van Israël".

Verder lezen wij: "Jezus Christus, welke de hemel moet ontvangen tot de tijd der wederoprichting aller dingen".

Vraag: Wat zal dan het einde van alles wezen?

Antwoord: Dat leert ons Paulus als hij zegt: "Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij, namelijk Christus, het Koninkrijk aan God en de Vader zal overgegeven hebben", "opdat God zij alles en in allen".

Vraag: Hoe lang zal dit duren?

Antwoord: De tijd zal veranderen in een oneindige eeuwigheid der eeuwigheden.

Vraag: Hoe komt het dat over zulke gewichtige zaken door Gods kinderen niet méér wordt gesproken?

Antwoord: Velen zijn klein en zwak in de genade. Als zij over de grote hemelse heerlijkheid horen, dan zeggen zij: "Ik zou liever iets over een kenmerk van genade horen." Dit komt omdat zij zoveel met aanvechtingen moeten worstelen, dat ze niet vaak over de hemel denken. Om te mediteren over de hemelse heerlijkheid moet men geoefend zijn, zekerheid hebben over zijn genadestaat en geloofsverzekering bezitten. Het geloof in de zekerheid der toekomende dingen geeft de Heere aan weinigen van Zijn volk.

Vraag: Waarin bestaat het geloof in de zekerheid der toekomende heerlijkheid?

Antwoord: Als men in stil vertrouwen op Gods genade en het licht van de Heilige Geest zijn sterven tegemoet ziet en de hemelse heerlijkheid verwacht. Dan is men daarover verblijd. Men ziet in de dag der opstanding, als alles vernieuwd zal zijn, met ziel en lichaam de hemelse heerlijkheid tegemoet, alsof het nú al zo was. Men steunt daarbij op het vaste, onfeilbare Woord van God door het geloof: "Het geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet".

De ondervinding leert, dat de meeste godzaligen zoveel met het tegenwoordige te doen hebben, dat zij zich weinig over de toekomende heerlijkheid kunnen verblijden.

Vraag: Welke opmerkingen hebt u over de gebeurtenissen van de oordeelsdag?

Antwoord: Dat het zeker is dat de aarde niet vernietigd maar vernieuwd zal worden, volgens Gods belofte.

Het is ook zeker dat de duivelen en de goddelozen voor eeuwig van de aarde verbannen zullen worden, na Gods vonnis: "Gaat weg, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat de duivel en zijn engelen bereid is."

Ook is het waar dat de derde hemel, het paradijs, eeuwig de plaats der heerlijkheid zal zijn voor Gods uitverkorenen. De hemel is nu de plaats van eeuwige gelukzaligheid en zal dat eeuwig blijven, zonder vernieuwing of verandering. Ofschoon de duivelen in de hemel hebben gezondigd, toch is de hemel niet vervloekt, zoals de aarde door de Heere vervloekt is, maar de gevallen engelen zijn voor eeuwig uit de hemel gestoten.

De hemel is genoeg tot volmaakte gelukzaligheid voor de vromen, al konden zij de aarde nooit meer bewonen.

Zo wordt ook de hemel de stad genoemd, die Abraham verwachtte, een stad met fundamenten welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.

Vast staat, dat de vernieuwde aarde door de Heere niet zonder doel veranderd zal worden. Die aarde zal niet zijn voor de goddelozen en de duivelen, maar tot nut van de uitverkorenen.

Petrus schreef: "Maar wij verwachten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde". Het woord "wij" heeft eigenlijk betrekking op Petrus zelf en op de verstrooide vreemdelingen, de wedergeborenen. Eerst heeft de apostel gezegd, dat de elementen zullen versmelten en dan volgt: "Maar wij verwachten".

Het is aan ons niet geopenbaard op welke wijze dit zal geschieden en hoe de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde zullen zijn. Wij weten ook niet op welke wijze de uitverkorenen gebruik zullen maken van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Vraag: Welke opmerkingen hebt u op de woorden: "Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan de Vader zal overgegeven hebben. Opdat God zij alles en in allen?"

Antwoord: Daarin liggen wonderlijke verborgenheden opgesloten. Wij kennen maar ten dele. De Heere Jezus als Middelaar zal zijn Koninklijk ambt aan Zijn Vader, die Hem daartoe van eeuwigheid heeft verordineerd, weer overgeven. Waarom? Omdat al de vijanden verdwenen zullen zijn en overwonnen, waartoe de Heere Jezus het Koninklijk ambt had aangenomen. Dan hebben de uitverkorenen geen kracht meer nodig om tegen al de vijanden te strijden. De vijanden zijn nu allen overwonnen, waartoe de Heere Jezus Koning was. Ook hebben zij geen bescherming of bewaring meer nodig, want zij zijn allen in de hemel.

Gods volk heeft geen leiding meer nodig door Woord en Geest tot troost en ondersteuning, tot bevordering en volmaking. De Kerk des Heeren zal dan op het toppunt van volmaakte gelukzaligheid zijn. Het Koninkrijk der genade van de Heere Jezus zal overgaan in het Koninkrijk der heerlijkheid en zo zal Hij als Koning der heerlijkheid erkend, gediend en verheerlijkt worden: "En Hij zal over het huis Jacobs Koning zijn in der eeuwigheid en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn".

De Heere Jezus zal met de Vader en de Heilige Geest gekend, erkend, gediend, geloofd, geprezen en verheerlijkt worden door alle heilige engelen en door al de uitverkorenen, volmaakt naar ziel en lichaam, tot in eeuwigheid. Dan is God alles in allen.

Al wat er in Gods eeuwige raad besloten was over de Kerk, zal dan uitgevoerd zijn.

De Heere zal Zich dan in Zijn volk verheerlijken met al Zijn volmaaktheden. Daarop past wat Johannes schreef: "Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen".

Het moet ons verwonderen dat de vromen in deze dagen op zo'n laag geestelijk peil blijven, zodat zij niet veel met de aanstaande gelukzaligheid, die zij genieten zullen, bezig zijn. Het is nuttiger en zaliger zich bezig te houden met de aanstaande heerlijkheid van iedere gelukzalige persoonlijk dan met de toekomstige heerlijke staat van de Kerk in het algemeen, die niemand van ons, die nu leven, beleven of zien zal.

Vraag: Hebt gij nog enige opmerkingen tot slot van dit hoofdstuk?

Antwoord: Ja. De meeste godzaligen hebben geen voet grond tot hun eigendom. De goddelozen, die veelal de meeste grond bezitten, zal God eeuwig van de aarde verdoen. De vromen zullen na de dag van de opstanding, als de Heere de aarde zal hebben vernieuwd, de aarde erfelijk bezitten en daar een goed gebruik van maken. In psalm 37 wordt dit tot vijfmaal aan Gods volk beloofd. De Heere Jezus doet dit ook in de bergrede. De vromen zouden de aarde niet kunnen bewonen als de Heere de aarde niet vernieuwde. In dit leven worden vele vromen op aarde verbannen en vervolgd van plaats tot plaats.

Wat moet het tot blijdschap en troost zijn voor Gods volk, dat zij de vernieuwde aarde eenmaal zullen bewonen! Nu leven zij als vreemdelingen op de aarde en bij de dood zullen zij daaruit vertrekken. Maar de Heere zal die aarde met de lucht en de sterrenhemel, vernieuwd en verheerlijkt, hun tot gebruik schenken. De vlugge, verheerlijkte, geestelijke lichamen zullen in vereniging met hun zielen die verheerlijkte aarde gebruiken. De aarde zal dan van het schuim van zonde, verdriet en schade gezuiverd zijn. Maar ook zullen zij in de derde hemel zijn als zij dit willen, om God te verheerlijken.

De Heere zal alles op Zijn tijd waar maken, tot Zijn heerlijkheid en tot zaligheid van Zijn volk.

Van de meeste godzaligen kan werkelijk gezegd worden: "Indien wij alleen in dit leven op Christus waren hopende, wij waren de ellendigste van alle mensen". Velen brengen hun dagen in verdriet door. Bittere ontmoetingen, beproevingen en kastijdingen van God zijn hun deel. Vele aangevochten zielen kruipen als het ware over de grond op de weg naar de hemel. Het zijn verdrukte, door onweder voortgedreven, ongetrooste zielen. Ik wens die allen de belofte toe: "Ziet, Ik zal uw stenen gans sierlijk leggen en Ik zal u op saffieren grondvesten en uw glasvensters zal Ik kristallijnen maken en uw poorten van robijnstenen". Dit wordt beleefd als de Heere iemand door de heerlijke invloeden van de Heilige Geest verlicht, vertroost, heiligt, verzegelt en bevestigt in de genade.

Maar duizendmaal meer zal deze belofte bevestigd worden in de heerlijkheid: "Zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben, want de Heere God verlicht hen en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid".

Wat zal het einde van hen die verloren gaan rampzalig wezen! Denk maar aan de plaats: de nare hel, de eeuwige rampzaligheid. Let eens op het gezelschap: de duivelen en verdoemden. Inplaats van hemelse blijdschap zal er eeuwige pijn, ellende en smart zijn. Het werk van de verlorenen zal bestaan uit lasteren, vloeken en zondigen.

De goddelozen zullen ook opstaan uit het graf en daarna het oordeel Gods horen. Het zal voor hen alles even verschrikkelijk zijn.

Deze toestand van ellende zal blijven tot in eeuwigheid.

Natuurlijke mensen, die dit leest: al is het zeer hard, het is evenwel de waarheid.

Mijn ziel kan sidderen als ik over dood en oordeel denk. Wat zal het vreselijk zijn voor hen, die op valse gronden steunen; die wat kennis hebben, die in bespiegeling bestaat en hen opgeblazen maakt en vol inbeeldingen. De kennis van Gods volk wordt door zulke mensen voor onnozelheid aangezien en toch worden de vromen door de Heere geleerd. De ware kennis van God wordt door die waanwijze mensen voor veinzerij aangezien. Wat zullen die mensen het zwaar hebben in de oordeelsdag, die de spot drijven met God en Zijn Heilig Woord. Dat de Heere Zich over deze arme mensen moge ontfermen, dat bid en wens ik hen toe, eer zij in de afgrond zullen nederstorten. De waanwijsheid van deze mensen zal niemand beter of heiliger maken.

Vele steunen op een ingebeeld geloof. Zij denken en zeggen: "Ik geloof in de Heere Jezus, Hij is mijn Zaligmaker". Zij zijn echter nooit door Gods Geest wedergeboren. En de wedergeboorte is noodzakelijk tot zaligheid. Duizenden mensen rusten in onze dagen op valse gronden en zinken bij hun dood in de afgrond.

O, kon ik elk natuurlijk mens een indruk geven wat het zijn zal, met een ingebeelde hemel naar een eeuwige rampzaligheid te gaan. Dat de Heere het door Zijn Geest eens op hun hart moge drukken.

Mijn vrienden, mijn hart wordt ontroerd, als ik aan de tijd denk, dat ik op dezelfde valse gronden het huis van mijn zaligheid bouwde. Ik zou voor eeuwig onder Gods toorn als een zelfbedrieger zijn gevallen, als ik toen was gestorven. Maar God heeft Zich over mij ontfermd. Dat wens ik u ook toe, zoals de spreukendichter schrijft: "De arme en de bedrieger ontmoeten elkander; de Heere verlicht hun beider ogen".

Moge het u tot overtuiging dienen. Uit medelijden met uw zielen wens ik u toe, dat de ontfermende, drieënige, zalige, algenoegzame God, zich over u ontferme. De Heere heeft Zich over mij, onwaardige, ontfermd, naar Zijn grote barmhartigheid. Dat God u moge wederbaren, trekken uit de macht der duisternis, heiligen en tot Zijn gemeenschap brengen, om na dit leven, inplaats van rampzalig, eeuwig gelukkig te zijn. Dat geve u God de Vader uit vrije genade, om Zijns Zoons wil, door de Heilige Geest.

Geliefde broeders en zusters in de genade, indien het de Heere zou behagen, dat dit boek u tot nut, troost of voordeel zou zijn, geeft er dan de Heere de eer van. Het is door mij uit liefde tot u geschreven. Ik wens u toe, dat de algenoegzame God de Vader, die u heeft uitverkoren, u ondersteune en vertrooste. Ik wens u toe, dat de Zoon Gods, de Middelaar, die dierbare Heere Jezus, u fundere en bevestige in het geloof. Hij heeft u met Zijn dierbaar bloed gekocht en verkregen.

Ik wens u toe, dat de Heilige Geest u verlichte en heilige. Hij heeft u overtuigd, veranderd en wedergeboren.

Dat wij te zamen na dit leven, eerst naar de ziel bij onze dood en dan naar ziel en lichaam, elkander in de volmaakte heerlijkheid mogen ontmoeten. Dan zijn er nieuwe hemelen en dan zal er een nieuwe aarde wezen.

Ik eindig met de wens, die een vrome, stervende moeder haar kind gaf toen ze juichend naar de hemel ging. Zij legde haar hand op het hoofd van haar kind, sloeg haar ogen naar boven en sprak met luide stem: "De Heere zegene u uit Sion, Hij, die de hemel en de aarde gemaakt heeft."

Amen.