Het zwaard des Geestes

J. C. Philpot

Hebr. 4:12. Want het Woord Gods is levend en krachtig, enscherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door totde verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, endes mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingendes harten.

Indien wij deze woorden in de samenhang beschouwen, schijnt erin de eerste opslag enige dubbelzinnigheid te bestaan. Immers,wat toch moeten wij verstaan door de uitdrukking: "Het Woordvan God?" Indien wij het vers lezen, dat onmiddellijk op detekst volgt, dan schijnt "het Woord van God" eenpersoon te zijn. Immers, daar lezen vrij: "En er is geenschepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakten geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doenhebben." Het voornaamwoord "Hem," en de woorden,"de ogen van degene met welke wij te doen hebben,"hebben duidelijk betrekking op een persoon; en echter van geenpersoon wordt melding gemaakt, dan van het "Woord vanGod.", Maar indien wij op de uitwerksels zien aan het Woordvan God in de tekst toegeschreven, dan schijnen die meertoepasselijk op een zaak dan op een persoon, zodat we zeggenkunnen, dat er hier in de eerste opslag een grote twijfel schijntte bestaan, of wij door "het Woord van God" te verstaanhebben het vlees geworden Woord, de tweede Persoon van deGoddelijke Drie-eenheid, van Wie Johannes spreekt in het beginvan zijn Evangelie, als "bij God," en als "God;" of dat wij erdoor verstaan moeten, het geschreven woord,dat is: de Schriften van de waarheid, de levende orakels, onsdoor de vaders overgeleverd.

Welnu, ik geloof, dat deze ogenschijnlijke dubbelzinnigheideen grote schoonheid in zich bevat, en meer licht over de zin vande tekst verspreidt. Veel is er in onze dagen over de HeiligeSchrift gezegd, en wonderlijke uitwerkselen aan dezelvetoegeschreven. Door haar dienstigheid als middel en algemeneverspreiding, verwachten velen, dat de gehele wereld trapswijzebekeerd zal worden. Maar terwijl zoveel gezegd wordt tot lof vanhet geschreven Woord, wordt er weinig gezegd tot lof van dekracht van het vlees geworden Woord, en men spreekt en preektalsof de Schriften in zichzelf enige inklevende kracht bezaten omde volkeren te herscheppen. Nu, het geschreven Woord heeft geenkracht, hoe klein ook, dan in de hand van het vlees gewordenWoord; neen, niet meer kracht dan een zwaard heeft om uit deschede te gaan en een mens te doden, onafhankelijk van de armwelke het behandelt; neen, niet meer kracht dan een wet heeft, omzichzelf uit te voeren, of een geneesmiddel om zichzelf toe tedienen. Daarom beschouw ik deze dubbelzinnigheid, zo het eendubbelzinnigheid is, als vol van schoonheid. Paulus, sprekendevan de uitwerksels van het geschreven Woord, en hoe het werkt alseen tweesnijdend zwaard, raakt terstond van ter zijde het vleesgeworden Woord aan, in wiens hand het alleen werking doet,evenals iemand de snede en hardheid van een Damaskeense klingbeschrijvende, zich zou keren van het zwaard tot de zwaarddrager,van het dode wapen tot de levende hand, zonder welker bekwaamheiden kracht haar scherpte van geen waarde zou zijn. Zodat, indienwij de woorden van de tekst beschouwen, zij beschrijven hetgeschreven Woord als zekere nuttige uitwerkselen teweegbrengende, maar slechts wanneer het behandeld wordt door de Heereder heirscharen, de Koning der koningen, het Woord van de levendeGod, die rijdt, gegord met zijn zwaard aan de heup, overwinnendeen opdat Hij overwint. En dat dit de ware zin van deze plaats is,is duidelijk uit Openb. 1: 16, waar wij in de beschrijving van deZoon van God, als door Johannes op Patmos gezien, lezen, dat"uit zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard;"ingewikkeld te kennen gevend dat het geschreven Woord dan slechtseen tweesnijdend zwaard is, wanneer het komt uit de mond van hetvlees geworden Woord in het hart van Gods volk.

Houd dan in gedachte, dat al de uitwerkselen die ik in hettoelichten van deze tekst zal toeschreven aan het geschreveneWoord, er geheel en alleen aan worden toegeschreven als eenkrachtdadig werktuig in de handen, en uit de mond van Hm, dieHeere en Koning is in Sion.

"Want het woord Gods is levendig en krachtig enscherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door totde verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, endes mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingendes harten."

Welnu, als u en ik ooit iets gevoeld hebben van de kracht vanGods waarheid in onze zielen, dan, zullen wij, indien de Hemschijnsel geeft op Zijn eigen werk, in onze eigen ondervindingenige van deze uitwerkselen kunnen opsporen, die de Heilige Geesthier toeschrijft aan het geschreven Woord in de handen van hetvlees geworden Woord.

1. Het eerste woord dan, dat onze aandacht verdient is deuitdrukking "levendig." "Het Woord van God islevendig." Maar voor wij tot de zin van deze uitdrukkingkomen, worden wij al dadelijk opgehouden door deze vraag—wilhet geschreven Woord van God, waarvan de tekst spreekt, zeggen:de letter, de stipte tekst van de Schrift, zoals zij in onzeBijbels staat? Met andere woorden: is het de letter van deSchrift of de inhoud van de Schrift, die een tweesnijdend zwaardis? en Moet de mens in zijn geweten de rechtstreekse toepassingvan de eigenlijke woorden van de Bijbel gevoelen, of is de krachten zin van de woorden voldoende? Ik voor mij geloof, dat hoeaangenaam en schoon de nauwkeurige woorden van de Schrift zijn,echter de kracht daarvan voldoende is om het werk Gods in de zielte verrichten. Wat zegt de Heere? "Gij zult de waarheidverstaan en de waarheid zal u vrij maken." Het is dan dewaarheid, in de Schrift vervat, dat het uitwerksel teweeg brengten wij kunnen de kracht van de waarheid hebben, zonder dat wij destipte letter van de waarheid hebben. Ik stem toe, dat hetzuiverder is en meer genoegen geeft, wanneer wij de eigenlijkewoorden van de Schrift hebben; maar ik geloof, wij hebben velegeestelijke gewaarwordingen, wier eerste begin en daarna volgendeonderhouding in de ziel moeilijk zouden zijn af te leiden uit detoepassing van juiste plaatsen van de Schrift, en echter zijn hetgeestelijke gewaarwordingen, voortgebracht door de kracht van deHeilige Geest, werkende in en door de Schriften, want wij wetenen ondervinden niets recht als het niet is in of uit de Schrift.Bijvoorbeeld, wij dragen meer of minder, een gevoel met ons omvan de hartdoorzoekende ogen Gods en van Zijn onbevlektezuiverheid en zijn haten van de zonde. Van waar komen onzegewaarwordingen van schuld en verlegenheid onder de last van dezonden, dan van zo’n bewustzijn, in de verborgen kamers vanhet hart? Maar indien wij nauwkeurig en nabij ondervraagd werdenover de Schriftuurplaatsen met letter, hoofdstuk en vers, door dedadelijke toepassing waarvan deze gewaarwordingen zijnvoortgebracht, dan mochten wij, sommigen van ons ten minste,verlegen zijn, om met onze vinger de juiste plaatsen aan tewijzen. En echter, hoe zouden wij weten, dat God de onderzoekervan onze harten is, en de zonde haat met een volkomen haat,indien Hij het ons niet eerst in Zijn Woord gemeld had, en daarnahet uit het Woord in ons geweten had verkondigd. Maar het is dewaarheid, niet de letter van de tekst,—"Ik de Heere,doorgrond het hart en proef de nieren," "Ik de Heerehaat het kwade,"—dat dit inwendig bewustzijn heeftteweeggebracht; en ik voor mij wilde liever de geestelijkegewaarwording in mijn hart hebben teweeggebracht door de krachtvan de waarheid, dan een leerstellige kennis in mijn hoofdgewerkt door de letter van de waarheid. Het licht in het hartgeworpen door het Woord van de waarheid, is gelijk eenlichtstraal door een spiegel weerkaatst; daar is geen licht in despiegel zelf, maar hij werpt op dat voorwerp op hetwelk hijgericht is, een straal van de zon. Zo ook het Woord van God heeftgeen licht in zichzelf, maar kaatst alleen dat licht terug, datde Zon der gerechtigheid het meedeelt. Welnu, veronderstel datiemand een getal kleine stukjes spiegelglas neemt en ze zo inorde schikt, dat elk zijn afzonderlijke stralen zou weerkaatsenop eenzelfde voorwerp en in een brandpunt ontmoeten, dan zou daareen verzameling van verschillende stralen zijn, elk zijn dichtdooreen mengende, en het zou moeilijk zijn om te zeggen van welkstuk spiegelglas al het licht kwam. Zo spreekt de ene tekst vanGods hartdoorzoekende tegenwoordigheid, een andere van Zijnoneindige zuiverheid, een andere van Zijn haten van de zonde, eenandere van Zijn onbuigbare rechtvaardigheid en zou verder. Aldeze afzonderlijke teksten, wanneer zij door het licht van deGoddelijke Geest bestraald worden en in een brandpunt gebracht,op een zondaarsgeweten, werpen een dooreen gemengd licht vanzich, waarin hij het licht ziet, en hij valt onder deovertuigingen, welke dit licht uitwerkt. Maar hoe kan hij tot eentekst terugkeren, en zeggen: "Deze plaats toonde mij Godstegenwoordigheid, en dat vers overtuigde mij van Godsheiligheid," en zo verder, wanneer hij teveel bezig is metde gewaarwordingen, om ze nauwkeurig te scheiden, veel minder omte onderzoeken, hoe zij waren veroorzaakt? Paulus viel op degrond door het licht dat hem terneer wierp op de weg naarDamaskus, en ik durf zeggen, hij onderzocht niet of het van hetnoorden, zuiden, oosten of westen kwam.

Ik zeg dit, daar ik weet, dat velen van Gods volk vaakopgehouden worden, omdat overtuiging en vertroosting in hunzielen gekomen zijn zonder de stipte letter van de Schrift ofzelfs zonder de Schrift. Een woord of uitspraak van depredikstoel niet in de taal van de Schrift, of een regel van eenlied, of een gedeelte uit de geschriften van een vroom man heeftvertroosting aangebracht; maar omdat dit niet in de juistewoorden van de Schrift is geschied, zo hebben satan en ongeloofgetrokken, totdat zij al hun troost hebben uitgerukt. Welnu,indien het maar Schriftuurlijk is, indien het maar in nauwkeurigovereenstemming is met de Schrift, als het maar in anderegedeelten van Gods Woord vervat is, waarom behoeven wij bezorgdte zijn, ofschoon het niet in de letter van de Schrift is? Wijhebben de kracht nodig, niet het woord; de geest, niet de letter,het wezen, niet de schaduw; de waarheid, niet de letters ensyllaben; de wijn, niet het wijnglas, de zalf, niet de oliefles.Indien wij de geest en kracht van de Schrift bezitten, wij kunnende letter en de vorm missen; en hoewel ik erken, dat beide tehebben aangenamer, is, als komende in een meer rechtstreekskanaal, echter, indien ik slechts een van beiden hebben, dan zouik liever de gewaarwording hebben zonder het woord, dan het woordzonder de gewaarwording.

Het eerste nu, dat in de tekst gezegd wordt van "hetWoord van God" (dat is, gelijk ik het versta, de waarheidvan God in de hand des Geestes, is dat het "levendig"is. Wat wordt door deze uitdrukking bedoeld? Dat het zich metvlugheid en snelheid beweegt? Er wordt wel van Gods Woord gezegd(Ps. 147: 15), dat "Zijn Woord zeer snel loopt;" maardat is de betekenis niet van het woord "levendig" in detekst. Hier wordt bedoeld levend, zoals in de uitdrukking (Hand.7: 28) "levende woorden." Met woord"levendig" dan, betekent niet met snelheid bewegen,maar levend of liever leven meedelend, en dus onderscheiden vande dode letter. De waarheid, enkel zoals zij staat in het Woordvan God, is levenloos en dood; en heeft als zodanig geen macht ommee te delen, wat het zelf niet heeft, dat is leven en kracht,aan het hart van Gods volk. Zij staat, daarin zoveel letters envolzinnen, als levenloos, evenals de drukletters, door welke zijgedrukt wordt. Maar wanneer het vlees geworden Woord van hetgeschreven Woord neemt, en spreekt het in het hart en geweten vaneen vat der barmhartigheid, hetzij in de letter of in de kracht,dan begiftigt hij het met Goddelijk leven, en het komt in deziel, aan haar een leven meedelende dat nooit gedood kan worden.Gelijk Jacobus spreekt (1: 18)—"Naar zijn wil heeft hijons gebaard door het Woord der waarheid," en zo Petrus— "Gij die wedergeboren zijt niet uit vergankelijk,maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwigblijvende Woord van God." Eeuwige wezenlijkheden worden inde ziel gebracht, bevestigd en vastgemaakt door een almachtigehand. Het geweten is levend gemaakt in de vrees van God; en deziel is opgestaan uit de dood van de zonde, of uit een dodebelijdenis, tot een hemelse, nieuw en bovennatuurlijk leven.

Maar nu komen wij tot de ondervinding van dit leven. Hoe wetenwij dat het meegedeeld is? Hoe, zou ik kunnen vragen, weten wijdat wij natuurlijk leven? Wel, wij doen zekere dingen die slechtsdoor levende personen kunnen gedaan worden. Ik eet, ik drink, ikhaal adem, ik spreek, ik wandel, ik denk, ik gevoel. Dit allezijn levende daden, en ik heb daarenboven een inwendigeovertuiging dat ik het leven bezit. Zo ook in het geestelijke;indien daar leven is, daar zal beweging en roering zich, deuitboezemingen en handelingen, die eigenaardig zijn aan datleven.

Laat ons dan een weinig terug zien. Kunnen we een begin vindenvan onze godsdienst? En zo ja, wanneer en wat was het begin? Eengoed zuiver begin is, wanneer de Heere er licht over geeft, eengelukkig bewijs, om ons door menige duistere dag te helpen; en ikgeloof dat een goed begin gewoonlijk leidt tot een goed midden,en eindigt in een goed einde. Maar al Gods volk kan dit goedbegin niet vinden, tenminste niet zoals het goed is in hun ogen;want hun goed begin is een treffend begin; en God geeft niet aanal Zijn kinderen dit treffend begin. Wij moeten dan komen tot devruchten en uitwerksels. Indien de vrucht goed is, dan moet deboom goed zijn; als het uitwerksel geestelijk is, dan moet deoorzaak geestelijk zijn, en als daar een bovennatuurlijk leven inde ziel is, dan moet er een begin van dat bovennatuurlijk levengeweest zijn. Het is mijn wens om met mijn hand dat leven tebevorderen, en de geheime snaren en koorden van Goddelijk gevoelin uw geweten te raken, opdat, wanneer ik de klavieren aanraak,gelijk een speler het instrument, daar een klank in uw ziel magzijn, een echo in uw hart, die onder de aanraking zal trillen.

1. Welnu, wat is de eerste vrucht en het uitwerksel vanGoddelijk leven? Is het niet de vrees van God in een teergeweten; overeenkomstig deze woorden: "De vrees des Heerenis het beginsel der wijsheid?" Nu wat vrees is dit,kinderlijke of slaafse? Want wij lezen (1 Joh. 4: 18): "Devolmaakte liefde drijft de vrees buiten, want de vrees heeftpijn." Maar voorzeker de ene genade van de Geest kan eenandere genade niet uitdrijven; en daarom de vrees die door devolmaakte liefde uitgedreven wordt, is niet de kinderlijke vrees,die het begin is van alle wijsheid, maar de slaafse vrees, welkeeen deel uitmaakt van de oude mens. Maar de vrees, welke eengenade van de Heilige Geest is, is een zegening van het NieuweVerbond, en komt in het hart door de Vader der barmhartigheid;overeenkomstig dat woord,: "En ik zal een eeuwig verbond methen maken, dat ik van achter hen niet zal afkeren, opdat ik henweldoe, en ik zal mijn vrees in hun hart geven, dat zij niet vanmij afwijken." (Jer. 32: 40). Maar voordat de volmaakteliefde de slaafse vrees buiten drijft, werken beide soorten vanvrees in de harten van Gods wedergeboren kinderen, en het is somsmoeilijk in zielsondervinding, het onderscheid tussen dezelve uitte vinden. Wij zien deze slaafse vrees werken in het gemoed vanPetrus, toen hij getroffen door het wonder van de visvangstneerviel aan de knieën van Jezus, zeggende: "Heere, ga uitvan mij, want ik ben een zondig mens." (Luk. 5: 8.) Hierwerkt dezelfde vrees in Petrus' gemoed, van welke Job spreekt alsin het gemoed van de goddelozen, die "tot God zeggen: wijkvan ons! want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geenlust." Kinderlijke vrees drijft de ziel niet van God af,maar verheft haar in plechtige eerbied tot God. Daarom lezen wij,dat "in de vrees des Heeren een sterk vertrouwen is,"(Spr. 14: 26) en dat het "een springader des levens is, omaf te wijken van de strikken des doods." Zo lezen wij van degemeenten, "wandelende in de vreze des Heeren en devertroosting des Heiligen Geestes." (Hand. 9: 31.) Want watis de oorzaak van slaafse vrees? De wet van God als een bedieningdes doods en der verdoemenis, en barende tot dienstbaarheidbrengt deze slaafse vrees teweeg, welke werkt in het vleselijkgemoed, totdat zij uitgedreven wordt door de Geest der aannemingen der volmaakte liefde. Kinderlijke vrees wordt betoond door eenheilige eerbied voor God, door een beven voor Zijn Woord, dooreens begeerte om Hem niet te beledigen, door ernstigegewaarwordingen van Zijn tegenwoordigheid, door een haten vanalle bedrog en huichelarij en door Hem in onze inwendigegedachten te eren. Maar, zegt u, "hoe kan ik deze beidevrezen onderkennen? Ik gevoel mij zelf een schuldige, vuileellendeling, een onrein monster van goddeloosheid en ik benbevreesd dat ik in de hel geworpen en voor eeuwig verdoemd zalworden. Is dit kinderlijke of slaafse vrees? Laat mij u vragen,hoe werkt deze vrees? Werkt zij door geloof? Brengt zij u naarGod, of drijft zij u van God? Werkt zij een duchten, roepen,kermen en hijgen naar God, en hongeren en dorsten naar Christus;of werkt zij in een soort van zorgeloze wanhoop, die u niet vanzonde bewaart? Zo zij op de laatste wijze werkt, dan is hetslaafse vrees, die pijn heeft. Maar om kort te gaan, deze tweesoorten van vrees zijn zo ondereen gemengd, dat wij ze moeilijkkunnen onderscheiden; maar wanneer de Heere daarna, Christusnaderbij brengt, en een gevoel Zijner genade gesmaakt wordt, dantreedt de slaafsere vrees op de achtergrond en kinderlijke vreeskomt vooruit; slaafse vrees trekt terug in de diepte van hetvleselijk gemoed, en kinderlijke vrees gaat naar boven metgeloof, hoop en liefde in de tegenwoordigheid van God.

Daarom, wanneer de Heere door Zijn Heilige Geest neerdaalt omde ziel te bezoeken, is zij gelijk aan de magneet, welke hetijzervijlsel van de tafel optrekt; elke genade van de ziel looptvooruit om Hem te ontmoeten - geloof, hoop, liefde, nederigheid,kinderlijke vrees.—Maar deze zelfde hemelse magneet stootslaafse vrees af, omdat zij, als behorende tot de oude mens, geenvereniging of verwantschap met de Heere hebben kan. Indien u ooituw genegenheden tot Jezus uitgestrekt hebt, dan heeft het geloofHem ontvangen, de hoop in Hem geankerd, en de vrees Hemgeëerbiedigd. U hebt niet gezegd: "vertrek," maar,"kom in;" u roept niet: "straf mij niet,"maar, "kus mij met de kussen Uws monds." En ik geloofvast, dat deze kinderlijke vrees moet bestaan en bestaat, voordatdaar de Geest van de aanneming is, welke roept "Abba,Vader," gelijk een kind zijn vader vreest voordat hij hem"vader" noemen kan, of hem kent als zijn vader, maarwanneer de Geest van de aanneming komt, zal zij meer volkomengekend worden als kinderlijke vrees, en zal onderhouden wordendoor en werken met de Geest der aanneming. Nu, indien u iets vandeze kinderlijke vrees hebt, het Woord van God heeft uw ziellevend gemaakt.

Daarenboven, waar ook het leven van God in de ziel is, daarzal geloof zijn Nu, de bediening van het geloof is in de dieptevan het hart. Daar is al "het werk van het geloof metkracht." Want het geloof "is de vaste grond," datis de verwezenlijking van de dingen die men hoopt;" en waarkunnen de Goddelijke waarheden verwezenlijkt en tot een vastegrond gemaakt worden als in het hart, en het is ook "hetbewijs van de zaken die men niet ziet," dat is, met hetnatuurlijk oog, en daarom moet dit bewijs een inwendig getuigeniszijn aan de uitwendige waarheid. Ook wordt er gezegd, "deharten te reinigen" en het moet daarom in het hart zijn dathet reinigt. Het geloof dan verwezenlijkt en geeft getuigenis aandie waarheden, welke de Heilige Geest uit het Woord van Godneemt, dat grote magazijn en die voorraadkamer van de waarheid,en verkeert die tot een voedsel en vastigheid. Daarom kan hetgeloof nimmer treden buiten de onderwijzing van de Heilige Geest.Op het ogenblik dat het geloof buiten de letter van het Woordzeilt, en ter zijde gaat van des Geestes inwendige onderwijzing,wordt het vermetel. Duizenden van dode belijders zijn hier, wiergeloof niet staat in de kracht van God, maar in de wijsheid vande mensen. Zij zijn vermetel van het eerst tot het laatst, in hunbegin, midden en einde, en al hun zogenaamde godsdienst is eenijselijke daad van verwaandheid. En zelfs het kind van God kanverward worden, en ik geloof, is ook dikwijls verward in eenstrik, voortgeduwd wordende verder dan zijn eigen ondervinding ineen vermetel geloof "Maar," zegt u: "kan een kindvan God verstrikt worden in verwaandheid?" Niet zo om erdoor verdoemd te worden, niet zodat zij in hem regeert en heerst,maar gewis zo, om hem te verstrikken en neer te werpen. Laat onshet gebed horen van een kind van God, "Houd Uw knecht ookterug van trotsheden, laat ze niet over mij heersten; dan zal ikoprecht zijn, en rein van grote overtreding. (Ps. 19: 13.) HadDavid geen vrees voor trotsheid toen hij dit uitriep? Zeker, hijhad haar geheime werkingen gevoeld, en had er onder gezucht alsonder een grote overtreding. En ik geloof, door hetgeen ik ken envoel aangaande dit stuk, dat er twee soorten van zonden zijn,welke het diepst insnijden in een levend geweten — de lagelusten van het vlees als zinnelijke zonden, en trotsheid enhuichelarij, als geestelijke zonden. Daar is geen zonde meerheersend in de Calvinistische kerken, dan die van trotsheid; enhet is de omringende zonden van de Calvinisten, gelijkeigengerechtigheid de omringende zonde is van de Arminianen. Maarwanneer een kind van God op deze grond treedt, dan heeft hij eeninwendige overtuiging dat hij een overtreder is, dat hij gaat opglibberige plaatsen, en hij vreest dat ten laatste een aardbevingde aarde onder zijn voeten zal openen. Hij heeft daarom achteruitte gaan naar de gezegende onderwijzingen van de Heilige Geest, enheeft niet meer godsdienst dan voor zover Hij Zijn Goddelijkewerkingen gevoelt. Het geloof daarom, aldus omgeven en ingeslotenzijnde, wandelt slechts zoals de Heilige Geest leidt, en wordtslechts gevoed door hetgeen de Geest geeft. Als de Geest devoorraadkamer van Gods Woord ontsluit, ontvangt het geloofvoorraad naardat er uitgedeeld wordt. Wanneer de Geest eenbelofte opent, komt het geloof vooruit; wanneer Hij een verwijttoepast, gaat het geloof achterwaarts; wanneer Hij een bevelgeeft op de man aan, buigt het geloof de hals en draagt het juk;en wanneer Hij Christus bekend maakt, loopt het geloof in desZaligmakers armen. Zo werken het geloof en de vrees samen in elkelevendgemaakte ziel, en hij die niets bij ondervinding van dezedingen kent, is vervreemd van het leven Gods. Ik zet hier echtergeen maatstaf van zes voeten hoog om elks lichaam te scheiden datdeze hoogte niet bereiken kan, maar ik wil pogen mijn hand in uwgeweten te steken, opdat ik de verborgen levensbronnen in uw zielmag aanraken. Wat weet u van een fontein van levend water binnenin u, waarvan de Heere tot de Samaritaanse vrouw sprak? "Hetwater dat ik hem zal geven, zal worden een fontein van water,springende tot in het eeuwige leven,"—niet eenregenwaterbak, niet een dode poel van een leerstellige kennis,altijd stilstaande en dikwijls stinkende, niet een regenbak vanmenselijke wijsheid, niet een bewaarplaats van schepselsbekwaamheid, maar een bron van levend water, ebbende envloeiende, somwijlen onzichtbaar, somwijlen overlopende, maaraltijd fris, en meer of minder (naar de Heilige Geest in hetverborgen roept, "spring op, o bron") bobbelende enuitstromende in levende daden tot een levende God. Hij die ietsvan die springende fontein gevoeld heeft, heeft ondervonden dathet Woord van God "levend" is, daar hij levend gemaaktis door het inwendig leven van God.

2. Het volgende dat van het Woord van God, in de hand van hetvleesgeworden Woord, gezegd wordt, is, dat het krachtig is."Het Woord van God is levend en krachtig." Door"krachtig" wordt hier verstaan haar krachtdadig werk inhet hart en geweten van de uitverkorene, "Het Koninkrijk vanGod is niet gelegen in woorden maar in kracht;" en het isdoor het Woord van God in de handen des Geestes, dat ditkoninkrijk in de ziel opgericht wordt. Al Gods volk zijn op ditpunt eenstemmig, dat zij niet meer inwendige godsdienst hebben,dan zij inwendige kracht hebben. En al de levende kinderen vanGod zijn zuchtende, ieder overeenkomstig zijn maat en toestand,om de openbaring van Goddelijke kracht in hun zielen. Zij dieonder de wet zijn, en arbeiden onder zware lasten, zijn zuchtendeom verlichting en dat die verlichting komt in Goddelijke kracht;kracht die alle zonden in de diepten van de zee zal werpen. Zij,die gesmaakt hebben dat de Heere genadig is, en hun eerste liefdeverlaten hebben, storten somwijlen hun inwendige begeerte uit omkracht, opdat hun zielen herleven. Zij, die bezet worden metkrachtige verzoekingen, en worstelingen, dikwijls krachteloos,met lage lusten, roepen om kracht om hun voet uit de netten desvogelvangers te verlossen. Zij die hard zijn, hebben kracht nodigom verzacht te worden; zij die vol twijfel en vrees zijn, hebbenkracht nodig om hun het geloof te geven; de afvallige heeftkracht nodig om terug te keren, en de zinkende kracht nodig om tezwemmen. Door kracht versta ik iets dat bondig, wezenlijk, sterk,hemels, bovennatuurlijk is. Hoe meten wij het vermogen van eenstoomwerktuig af? Wij zeggen dat het zo of zoveel paardenkrachtheeft. Maar wie zou in zijn zinnen nemen een stoomwerktuig vantwee honderd paardenkracht samen te stellen om stokken te brekenen beuzelachtig werk te doen? Wij meten kracht af naar haaruitwerking. Wij brengen het een in evenredigheid met bet andere.Welnu, de Heilige Geest, de God van alle maat en kracht, zal Zijnmachtige en krachtdadige hand niet uitstrekken om stokken tebreken en beuzelachtig werk in de ziel te doen. Neen, Zijn werkis een God waardig, een "werk van het geloof metkracht," omdat het ontspringt van een God met krachtbekleed. De God van Israël is geen Baäl welke slaapt enontwaken moet, of die op reis is en daarom te ver af om te komen,wanneer het nodig is, maar "krachtelijk bevonden een hulp inbenauwdheden." Door deze kracht, wordt de valse hoopverdreven, worden steunsels omver geworpen, schepselsgerechtigheid vernietigd en de ziel geholpen en bekwaam gemaaktom te rusten op de Heere. Deze kracht maakt geen gerucht enspreekt niet hoogdravend—(indien ik luid spreek, het is,opdat ik beter gehoord mag worden) - maar is het suizen van dezachte stilte van Jezus in de ziel. Het volk van God behoeft geenuitwendige stem (ofschoon zij dikwijls zo ernstig naar de zegenverlangen, dat zij met ingehouden adem zien en luisteren, gelijkik wel gedaan heb, hopende en verwachtende een stem rondom ofachter zich te horen klinken) maar zij zoeken naar die verborgenstem van verzoenend bloed in hun geweten, die betere dingenspreekt dan Abels bloed. De inwendige fluisteraar van hemelseliefde in hun ziel klinkende—niet de aardbeving van vrees,niet het vuur van Goddelijke toorn, maar het suizen van de zachtestilte van vergeving en vrede—maakt dat zij zich voor deHeere neerbuigen, en hun aangezicht in hun mantel bedekken. Dekoningen van de aarde behoeven niet uit hun paleizen te gaan omhun bevelen te doen uitvoeren. Waar het woord eens konings is,daar is het krachtig, zelfs van een aardse koning, hoeveel temeervan de koning van Sion. Wij behoeven daarom geen geluid, rumoeren opwakkeringen, geen snoeven en razen bij de godsdienst; meerwij hebben behoefte aan inwendige gewaarwordingen, het warehoningrijk van God bevestigd in het hart.

3. Maar wij komen nu tot een ander onderscheidend merk enkenteken van de maat van Gods Woord wanneer het goddelijktoegepast wordt. Er wordt gezegd dat het in haar uitwerking engevolgen "scherpsnijdender is dan enig tweesnijdendzwaard." Het wordt hier niet slechts vergeleken bij eenzwaard, maar wordt gezegd enig tweesnijdend zwaard te overtreffenin scherpheid, en doordringende en treffende uitwerking. Waarinbestaat deze scherpheid? Wel hierin: dat de scherpste kling dieeen menselijk kunstenaar ooit smeedde, hoe fijn zij ook bereidt,haar oppervlakte gepolijst of haar snede gescherpt zij, nooitmeer doen kan dan de ziel van het lichaam te scheiden. Eennatuurlijk zwaard kan nooit iets groters of hogers voortbrengendan natuurlijke uitwerkselen. Maar het zwaard des Geestes,hetwelk is Gods Woord, gaat door tot de verdeling van de ziel endes geestes, en van de samenvoegselen en des mergs." Maarhoe gaat dit tweesnijdend zwaard door tot de verdeling van deziel en des geestes? Ik geloof op deze wijze. De natuurlijke mensheeft maar twee dingen, een lichaam en een ziel; maar eengeestelijk mens. heeft drie dingen (de derde in de wedergeboortetoegevoegd zijnde) lichaam, ziel en geest. Daarom zegt deapostel, "En uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaamworde onberispelijk bewaard in de toekomst van onze Heere JezusChristus. (1 Thess. 5: 23.) Nu, waar is in een natuurlijk mens,die een natuurlijk geloof en hoop en liefde enzovoorts, heeft,waar is de zetel van deze natuurlijke godsdienst? Zekerlijk nietin het lichaam, dat maar een klomp is van vlees, zenuwen, bloeden beenderen. De zetel dan van hun godsdienst moet zijn in hunziel; want die alleen kan denken en voelen. Het woord overgezetdoor "natuurlijk" in 1 Kor. 2: 14, ("denatuurlijke mens") betekent letterlijk "dezielmens" of liever de mens die een ziel bezit "en nietmeer, in tegenoverstelling met "de geestelijke mens,"die "een geest" heeft of een geestelijke natuur;overeenkomstig deze woorden "Dezelve geest getuigt met onzegeest" (Rom. 8: 16.)—De genade van onze Heere JezusChristus zij met uw geest." Zo wordt hetzelfde woordgebruikt, Jak. 3: 15. "Deze is de wijsheid niet die vanboven afkomt; maar is aards, zinnelijk, duivels. Waar het woord"zinnelijk" letterlijk betekent hetgeen tot de zielbehoort, als tegenovergesteld aan hetgeen tot de geest behoort.Ik acht dan "de ziel" in deze plaats en in andere, waarzij onderscheiden wordt van de geest (want soms wordt hetgelijkbetekenend gebruikt), te betekenen de zetel van natuurlijkegodsdienst. Welnu, als de uitverkorene twee soorten vangodsdienst in zich heeft, natuurlijke en bovennatuurlijke,vleselijke en geestelijke, de godsdienst van de eerste Adam inzijn natuurlijk geweten, en de godsdienst van de tweede Adam alseen levendmakende geest in zijn natuurlijk geweten, moet ernoodzakelijk een verdeling, een scheiding gemaakt worden tussende edele en lage godsdienst die in hem is. En dit kan alleen hettweesnijdend zwaard des Geestes doen, hetwelk met zijn scherpepunt en dubbele snede doordringt tussen deze twee godsdiensten,uitlatende het levensbloed van natuurlijk geloof, natuurlijkehoop, natuurlijke liefde en natuurlijk gebed, en scheurt het vanene van het werk en het getuigenis des Heilige Geestes in desmens. Alle valse hoop, bedrieglijke toevluchten, duistereverwachtingen van algemene genade, zelfbehagen en ijdele glorieworden verminkt en gewond, als dit tweesnijdend zwaard inkomt.Zo, nauwkeurig wordt deze scherpe kling bestuurd, dat zij nimmerhet leven van de geest raakt of wondt, ofschoon zij droevighandelt met het vlees. Maar in het gevoel van onze ziel neemt ditdoordringend zwaard al onze godsdienst weg. Was u ooit hier? Isdit werk in u gedaan? En zo ja, waar en wanneer? Hebt u ooit aluw godsdienst verloren, en stond u voor God in zielsbevinding alseen niet? Zo nee, maak er staat op, dat het tweesnijdend zwaardnooit in u gekomen is tot verdeling van ziel en geest. Was u ooitin deze toestanden en beproevingsuren, wanneer natuurlijk geloof,hoop en liefde allen de geest gaven, gedeeld zijnde door hetdoordringend zwaard van Gods Woord, dat slechts van behoudenisspreekt voor de uitverkorene, en voor hem alleen, als eenbovennatuurlijk goddelijk werk in zijn geweten bezittende? Demens die nimmer afgesneden was door het Woord van God, was nimmerbevoordeeld door het woord van God; en hij die nimmer door dewaarheid gewond was, is nimmer door de waarheid genezen."Maar hoe wreed en liefdeloos," zeggen sommigen,"om de ziel te doorsnijden en te wonden!" Wreed enliefdeloos! Is de tuinman wreed en liefdeloos voor de boom,wanneer hij ziende dat de klimop zich rondom dezelve strengelt enwindt, het mes uithaalt en het bij de grond afsnijdt? Ik geloofop mijn geweten, dat er velen in deze stad zijn zo omwonden enbezet door het klimop van een valse godsdienst, zo worstelendemet vormen en ceremoniën en leerstellingen en twijfelingen, dater nauwelijks enig leven in hun zichtbaar is, slechts een weiniggroene bladeren bij wijze van een kuif aan de top van de stam,welke de klimop nog niet bereikt heeft. Maar al deze groene enlommerige godsdienst (want u weet hoe dik en lommerig dit altijdgroene klimop is met zijn dunne stam) moet afgesneden worden, ende boom ontbloot en kaal gemaakt om hem te bewaren dat hij nietverstikt wordt.

En wat is een dienaar waardig, die nimmer dit tweesnijdendzwaard gebruikt en nimmer deelt en scheidt tussen vleselijke engeestelijke godsdienst? Kan hij "een arbeider zijn die nietbeschaamd wordt, die het Woord van de Waarheid rechtsnijdt," die niet weet van dit werk in zijn eigen ziel, ennimmer in zijn bediening scheiding maakt tussen ziel en geest?Hij kan niet getrouw het Woord van God prediken indien hij hettweesnijdend zwaard niet in zijn hand heeft.

4. Maar van dit tweesnijdend zwaard wordt ook gezegd dat hetdoorgaat tot de samenvoegselen zowel als tot de ziel en de geest.Wat zijn de samenvoegselen in het natuurlijke? Wel, zekeregewrichten van het lichaam, spillen en middelpunten van debeweging, zonder welke de mens bewegingloos zou zijn als eenonbehouwen blok. Door samenvoegselen (of gewrichten) beweeg ikmijn arm om voedsel te nemen, door samenvoegselen beweeg ik mijnleden om te wandelen. Ik versta daarom geestelijk door"samenvoegselen'‘ wat gewoonlijk"beweegredenen" genoemd wordt. Nu, al hetgeen wij doenen zeggen komt door beweegredenen, en als wij twee naturenbezitten, zullen ook sommigen van onze beweegredenen geestelijk,en de anderen vleselijk zijn. Deze verborgen beweegredenen kanmen niet zien. Gelijk onze natuurlijke samenvoegselen ofgewrichten in ons lichaam verborgen en bedekt zijn, zo zijn ookonze geestelijke — de verborgen werkingen en beweegredenenvan onze geest—verborgen voor het oog van anderen; ja zelfsvoor ons eigen, totdat het tweesnijdend zwaard van de Geestdoorgaat en verdeelt. O! wat een ontdekking wordt er gedaan vankromme, inhalige, lage, slechte, huichelachtige beweegredenen,wanneer deze inwendige samenvoegselen vaneen gescheiden, en onzevleselijke beweegredenen naakt en open gelegd worden voor de ogenvan Hem, met wie wij te doen hebben O wat onderzoekingen van hartals aan de wortel en grond, de wezenlijkheid en geestelijkheidvan onze godsdienst! "Begon ik met God, of begon God metmij? Vatte ik de godsdienst op, of legde de godsdienst beslag opmij? Wat waren mijn beweegredenen tot het doen van eenbelijdenis? Waren ze geestelijk of vleselijk? Was daar enigeverborgen, heimelijke, slechte beweegreden? Was het natuurlijkevrees of kinderlijke vrees? Vleselijke overtuigingen ofgeestelijke overtuigingen? Het werk van God of het werk van deduivel? Is mijn geloof voorgewend of echt? Mijn hoop en mijnanker binnen het voorhangsel of een spinnenweb? mijn liefde totChristus en zijn volk natuurlijk of geestelijk?" Hettweesnijdend zwaard van de Geest gaat door tot de verdeling vandeze beweegredenen, en scheidt ze vaneen, zodat zij niet kunnenaaneen kleven. Wat weet u van dat ernstig ziel onderzoek, metzuchten en roepen om uw hart oprecht voor God te hebben, en eeninwendige veroordeling van uw vleselijke beweegredenen? Wantbedenkt, dat een kind van God vol is van kromme beweegredenen,maar in zijn oprecht gemoed keurt hij die af, en wilde graagniets hebben dan geestelijke beweegredenen in hem werkende.

Ik zou graag weten welke beweegredenen u hier deze namiddaggebracht hebben, en hoeveel daarvan geestelijk zijn? Sommigen vanu zijn mogelijk gekomen als spionnen, om iets te wachten van mijnlippen, of ik mij niet een woord laat ontvallen om enig anderdienaar te minachten, daar u mee naar huis zoudt gaan en maken ereen wonderlijk verhaal van. Ik geef u geen genoegen, als ik hierniet kom om die oorzaak, maar om de waarheid te prediken, enzover als ik met dezelve bekend ben.

Maar het werk en de bezigheid van een man van de waarheid ismet zijn zwaard recht op de beweegredenen aan te gaan en ze naakten open te leggen voor de ogen van een verlicht geweten.

5. Maar wij lezen van dit tweesnijdend zwaard dat het doorgaattot het "merg." Wat wordt geestelijk door mergverstaan? Door het ruggengraatsmerg wordt elke gewaarwordingmeegedeeld van de hersens aan elk deel van het lichaam. Daarvan,als het neerwaarts langs de ruggestreng gaat, gaan gedurigezenuwen af, die aan elke spier, aan elk lid en orgaan in eenuitwendig meedelen hetgeen men noemt zenuwkracht en gevoel. Dusversta ik, dat merg "gevoel" betekent en zoals hettweesnijdend zwaard doorgaat tot de verdeling van ziel en geest,en scheiding maakt tussen de samenvoegselen — natuurlijke engeestelijke beweegredenen, zo verdeelt en scheidt het ook tussennatuurlijk en geestelijk gevoel.

En hier is het grote bedrog en de ontzaglijke misleiding vannatuurlijke godsdienst, dat zij zoveel gevoel met zich verenigdheeft natuurlijkerwijze als geestelijke godsdienst gevoel metzich verenigd heeft geestelijker wijze. Gevoel, daarom is opzichzelf geen bewijs van ware godsdienst, daar er zowel vals alswaar gevoel is.

Ik weet dit is een tere grond, meer ik weet tegelijkertijd,dat het een ware grond is. Hadden Ezau, Herodes, Felix en JudasIscariot geen gevoel? Zeker; een diep gevoel ook. En zo kan eenkind van God hebben, wat menigeen denkt godsdienstig gevoel tezijn, en toch geen geestelijk gevoel is. Hij kan tranen, enzuchten, en lasten, en droefheid, en zorgen hebben, die nietvoortgebracht zijn in zijn ziel door, noch voortvloeiende uitGoddelijke werkingen. Hij kan natuurlijk vermurwd en natuurlijkvrolijk, natuurlijk treurig en natuurlijk verblijd zijn; endenken zelf altijd dat zijn gevoel geestelijk is. Nu, hettweesnijdend zwaard van de Geest, opent de verborgenheden vanzijn hart, verdelend hetgeen natuurlijk en geestelijk is; en dus,wanneer Hij hemels gevoel verwekt, daar is het vergezeld met eenGoddelijk bewijs van zijn geboorte en oorsprong. Daar is eendiepte, en een kracht, en een oprechtheid, en een wezenlijkheid,en een ernstig gevoel van Gods tegenwoordigheid, en een opwaartsverheffen van de ziel, hetwelk alle geestelijk gevoel alsGoddelijk en hemels stempelen.

Maar een mens, die nimmer licht in zijn geweten had, om hetonderscheid tussen natuurlijk en geestelijk gevoel te zien en tebemerken, kan nimmer het tweesnijdend zwaard in zijn merg gehadhebben, en is zoveel temeer blootgesteld aan des satansverleiding als een engel des lichts. De oude natuur heeft zowelhaar krokodillentranen, als de vreugd van doornen onder een pot.(Pred. 7: 6.) Maar daar is een kenmerk, dat hun beide toekent alsuit de aarde aards, en dat is, dat zij zelf het middelpunt zijn,en eigen gerechtigheid voeden op hetzelfde ogenblik, dat zij aanhet werk zijn; terwijl daarentegen alle geestelijk gevoel, hetzijzorg of vreugde, omhoog klimt tot de bron vanwaar het neer kwam.

6. Maar om tot het slot te komen; de laatste uitwerking vanhet Woord van God, wanneer het geestelijk toegepast wordt, in detekst vermeld, is, dat het "een oordeler der gedachten ender overleggingen van het hart is." Deze woorden schijnenaan te duiden, dat de samenvoegselen en het merg nauwkeurigverklaard zijn, daar de apostel het zinnebeeld laat varen, enduidelijker spreekt. Nu deze vier dingen — beweegredenen,gevoel, gedachten en overleggingen—kunnen wezen en zijninderdaad, alle ten dele natuurlijk, en ten dele geestelijk.Gelijk daar natuurlijke beweegredenen en natuurlijk gevoel zijn,zo zijn er ook natuurlijke gedachten en natuurlijkeoverleggingen; en gelijk daar geestelijke gedachten enoverleggingen zijn, zo zijn er ook geestelijke beweegredenen engeestelijk gevoel. Nu het Woord van God in de ziel, als het lichtdes levens, de kaars des Heeren, onderzoekende het inwendige,oordeelt, dat is, vindt het onderscheid uit tussen natuurlijke engeestelijke gedachten, en natuurlijke en geestelijkeoverleggingen. Dat is, in zoverre als u een godsdienstig kleeddraagt. En er gaat een onbarmhartig oordeel van verdoemenis overalle godsdienstige gedachten en overleggingen die geengeestelijke gedachten en overleggingen zijn. Bijvoorbeeld, eenvlammend oordeel als dit is geschreven in het geweten: "Hetvlees is niet nut." "Dat uit vlees geboren is dat isvlees." "Zonder Mij kunt u niets doen." "Watuit het geloof niet is dat is zonde," de kracht van dezeontdekte waarheden werken in de ziel, en elke vleselijke gedachteen overlegging die voorkomt wordt aangegrepen, onderzocht,beproefd en veroordeelt. Geen gedachten worden beschouwd goed tezijn dan die God geeft, en geen overleggingen worden recht geachtzo de Geest die niet herinnert; en zo wordt al de godsdienst vande mens inwendig gewogen en gestempeld als het gaat door zijnhart.

En nu, mijn vrienden! wat weten u en ik van deze godsdienst?Bedenkt het, indien bet Woord van God ooit in uw hart gekomen is,zo heeft het meer of min enige van deze uitwerkselenvoortgebracht. En het is te vrezen, als u niets weet van deonderzoekende scheidingmakende werkingen van de Geest in uwgeweten, dat u dood bent in zonde of dood in een belijdenis. Ikheb deze namiddag gepoogd het kostelijke van het snode teonderscheiden; en het is mijn begeerte dat God verheerlijkt wordeen Zijn volk bevoordeeld; dat Zijn vijanden met schaamte bedektworden, maar op Hemzelf Zijn kroon bloeit.

Amen.