"Zo Hij vertoeft, verbeidt Hem; want Hij zal gewisselijkkomen, Hij en zal niet achterblijven."
Het is een schone spreuk onder de spreuken van Salomo: Eenreden op zijn pas gesproken,, is als gouden appelen in zilverengebeelde schalen, Spreuk. XXV: 11. Is dat niet schoon ensierlijk, als men zilveren gebeelde schalen ziet met: goudenappelen? Zo schoon en sierlijk is 't, dat men een woord op zijnpas spreekt. Dit is schoon in het burgerlijke, maar nog veelbeter in het geestelijke. Het is schoon en uitnemend als goedevrienden en bekenden elkaar in bijzondere gevallen weten tetroosten, en een woord te spreken, dat gepast is naar degestalten, en dat elkaar naar het harte spreekt. Dat is schoon ineen? particulier Christen, maar bijzonder in een predikant; alseen Leraar zo een talent ontvangen heeft, dat hij een gepastwoord voort; brengt naar de gestalte der toehoorders. Zo een manwas de Apostel Paulus, die kon zeggen: En ik ben de jodengeworden als een Jood, opdat ik de Joden winnen zoude; dengenendie onder de wet zijn, ben ik geworden als onder de wet zijnde,opdat ik degenen die onder de wet zijn winnen zoude. Dengenen diezonder de wet zijn, ben ik geworden als zonder de wet zijnde,(Gode nochtans zijnde niet zonder de wet, maar Christo onder dewet) opdat ik degenen die zonder de wet zijn winnen zoude. Ik bende zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken winnenzoude; allen ben ik alles geworden, opdat ik immers enigenbehouden zoude, 1 Cor. 1x: 20-22.
Is het schoon, dat een predikant een gepast woord weet tespreken, naar de gestalte der toehoorders, en dat door eigeneondervinding, die deugd en dat sieraad heeft ook de Leraar dergerechtigheid, de Heere Jezus. En geen wonder; Hij had toch enetong der geleerden, om 'met de moeden een woord ter rechter tijdte spreken. Wilt ge daar eens een blijk van zien? Zie Matth. V,daar druipen zijne lippen van honig; daar spreekt Hij een gepastwoord naar elks gestalte: reinen van harte, zachtmoedigen,hongerigen en dorstigen naar de gerechtigheid, barmhartigen, zijdie vervolgd zijn om de name Christi; elk spreekt Hij zalig, vanwat gestalten zij mochten zijn. Had God die deugd gelegd in eenparticulier mens, in een Leraar, en zijn Zoon daarmede begiftigd,het was ook het werk van de Heere zelven. Ziet hier een klaarvoorbeeld. Dit was ook een gepast voorbeeld op de gestalte derprofeten. Deze profeet Habakuk had een gebed gedaan; de Heerescheen de profeet als t ware pal af te slaan en hem niet teantwoorden De Heere had hem getoond in 't eerste cap. dat deverwoestinge vastelijk besloten was, De profeet houdt evenwelaan, en zegt in 't tweede, capittel: Ik stond op mijne wacht, enik stelde mij op de sterkte, en ik hield wacht om te zien, watHij in mij spreken zoude, en wat ik antwoorden zoude op mijnebestraffing. De Heere voegt zich naar de gang van 't werk; Doeantwoordde mij de Heere, en zei, Schrijft het gezicht, stelt hetduidelijk op tafelen, opdat daarin leze die voorbij loopt, enzegt: Want het gezicht zal nog tot enen bestemden tijd zijn, danzal Ik het op het einde voortbrengen De Heere toont in het derdevers dat Hij getrouw zou zijn aan zijne bedreiging: Ik heb eensgezworen bij mijn Heiligheid, Zou Ik aan David liege, Ps. LXXXIX:36 Daarop wordt dan door de profeet getoond wat de gestalte vande vrome omtrent Hem zou zijn, zeggende; Maar de rechtvaardigezal door zijn geloof leven. De gestalte des goddelozendaarentegen: Ziet zijne ziele verheft haar, zij en is niet rechtin hem; daarom mocht de profeet vragen: wel, Heere, hoe zal 'tdan gaan met de vijanden? De Heere toont daarop, hoe Hij devijanden verdelgen zou, tot op het einde van dit Kapittel.
Vervolgens bidt hij in 't 3de kapittel voor de gevangenen engebruikt drangredenen van de vorige handelingen Gods met zijnvolk in de woestijn. Daarop toont de profeet zijne kloekmoedigegestalte en zegt, schoon hij te voren beroerd was geweest,evenwel alhoewel de vijgenboom niet bloeien en zal, en geenvrucht aan de wijnstok zijn en zal, dat het werk des olijfboomsliegen zal, en de velden geen spijze voortbrengen, dat men dekudde uit de kooi afscheuren zal, en er geen rund in destallingen wezen en zal: Zo zal ik nochtans in de Heere vanvreugde opspringen, Hab. III: 17, 18. Wij hebben laatst gesprokenover de woorden:
De uitgestelde hope krenkt het herte; maar de begeerte diekomt, is een boom des levens. Spreuk. XIII: 12, zo dachten wijhet niet onnut te zijn, nu te spreken over deze woorden: Zo Hijvertoeft verbeidt Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij en zalniet achter blijven.
Hier hebben wij te bezien;
I. Ten eerste, de Persoon die gewacht wordt;
II. Ten tweede, het vertoeven;
III. Ten derde, de werkzaamheid, 't verwachten;
IV. Ten vierde, de redenen; Hij zal gewisselijk komen, Hij enzal niet achterblijven.
I. Wat het eerste aangaat: wie is hier de persoon die gewachtwordt?
1. Ten eerste, sommigen denken dat het is de koning van Babel.Dan zou dit de zin zijn: de koning van Babel zal gewisselijktegen deze stad komen, hij zal niet achterblijven: En is 't datHij nog wat vertoeft, komt Hij zo gauw niet, verbeid Hem, wordtniet toornig gelijk Jona, omdat het gezicht zo wakker niet enkomt.
2. Ten tweede, anderen denken dat het de Heere Jezus is; datde Heere hier belooft aan de Profeet dat Hij zijn Zoon zekerlijkzenden zal. De reden waarom wij dat ook denken zijn deze:
1. Vooreerst, omdat de Heere hier de profeet antwoord geeft,om hem te vertroosten; want wat troost zou daarin gelegen zijn,dat de koning van Babel tegen de stad zou optrekken?
2. Ten tweede, de reden waarom wij denken, dat hier de HeereJezus de persoon is die beloofd wordt, is, omdat Paulus dewoorden van 't volgende vers met weinige verandering duidt opChristus; want Paulus zegt: (Hebr. X: 38) die ziele die zichonttrekt, mijne ziele heeft in hem geen behagen. Maar derechtvaardige zal door zijn geloof leven, onttrekken of zichverliezen, dat is hetzelfde; het eerste sluiten wij niet uit, gijkunt het allebei nemen, ziet vs 39. Nu moeten wij dan bezienhoeveel komsten van de Heere er zijn.
1. Ten eerste, daar is ene komst in het vlees, dat is, zijngeboorte; daar lezen wij van Micha V: 1. Uit u zal Mij voortkomendie een Heerser zal zijn in Israël; die Heere dien gijliedenzoekt, te weten, de Engel des Verbonds, aan denwelken gij lusthebt, ziet Hij komt, Mal. 111: I; dan zegt Hij zelf: Ziet Ikkome, in de rolle des boeks is van Mij geschreven. Ik hebbe lust,o mijn God, om uw welbehagen te doen, Ps. XL: 8, 9.
2. Ten tweede, daar is ene komst van de Heere tot eneverlatene ziele, daar zag de Bruid op: "Dat mijn Liefste totzijnen hof kwame, en ate zijne edele vruchten! Hoog1 iv: 16.
3. Ten derde, er is ene derde komst van de Heere ten oordeel,En van deze heeft ook Enoch, de zevende van Adam, geprofeteerd,zeggende: "Ziet, de Heere is gekomen met zijne veel duizendheilige, om gericht te houden tegen alle, en te straffen allegoddeloze tegen haar", Jud.: 14, I5. De komst van de HeereJezus in de vlese, die komst vertoefde, ja wel 3 à 4000 jareneer de Heere Jezus kwam. Eva mocht al zeggen: Ik hebbe enen manvan de Heere verkregen, Gen. IV: 1; Abraham mocht verlangen omdien dag te zien; doch dat bleef zo al, de Heere vertoefde tekomen, Voor ene tweede komst vertoefd de Heere met vertroostingentot ene verlatene ziele. Die ziele moet klagen: Ik vinde mijnenHeere zo niet naar oude wijze! Zij moet zeggen: Waarom verbergtGij uw aangezicht, Joh. XIII: 24, hetzij in 't Avondmaal of opandere gelegenheden. Voor ene derde komst vertoeft de Heere weleens, zodat de spotters beginnen te spotten en zeggen: Waar is debelofte zijner toekomst? 2 Petri III: 4. Ja, de Heere vertoeftdie komst zo lang, zodat de zielen onder de altaar roepen enzeggen: Hoe lange, o heilige en waarachtige Heerser, en oordeelten wreekt Gij ons bloed niet van degene, die op aarde wonen?Openb. VI: 10. Ja, zo lange dat het ganse schepsel zucht naar deopenbaring der heerlijkheid der kinderen Gods, Rom. VIII; dat deganse Kerke roept: Amen. Ja kom Heere Jezu, Openb. XII: 22.
II. Weet ge welke de reden was waarom Hij zijne eerste komstzo lang vertoefde? Om redenen aan de zijde van God de Vader,welke deze zijn:
1. Vooreerst, Hij wilde zijne wijsheid tonen dat Hij doorzulke geringe schaduwen, en door zulke kleine beginselen zulk enegrote zaak zou voortbrengen.
2. Ten tweede, al wachtte Hij lang, Hij wilde zijne waarheidtonen, al liep er wat tussen beide, de Heere zou zijn woord waarmaken.
3. Ten derde, Hij wilde zijne goedheid tonen; Hij wou onstonen, dat Hij voor de latere dagen wat beters voorzien had.
Daar waren redenen aan de zijde van de kerke; die zijn deze:1. Vooreerst, al de zonden moesten eerst bedreven zijn, descepter mocht van Juda geweken zijn, (Gen. XLIX: 10,) kerk enstaat in een diep verval zijn, de sleutel der kennisse verloren;want daar de Profetie ontbreekt, wordt het volk ontbloot
2. Ten tweede, Hij moest hoog nodig geschat worden vandegenen, die Hem verwachten tot zaligheid, zo als een Simeon enAnna (Luc. II). 3. Ten derde, vrede aan de zijde van God, God deZone, opdat Hij welkom zou zijn. De Bruid riep al: Och, dat gemij als een broeder waart, zuigende de borsten mijner moeder! datik u op de straat vonde, ik zoude u kussen, Hoogl. VIII: 1. VeleKoningen en profeten hebben begeert te zien hetgene gij ziet,Luc. X: 24. Waarom stelt de Heere de tweede komst dikwijls zolang uit?
1. Vooreerst, daar zijn zonden, die scheiding maken tussen deHeere en de ziele, zo lang als er boelen in het hart zijn, wil deechte man niet komen, dat toonde de Heere aan de bruid: Wel, 'tis de zonde, die zulke scheiding maakt. De Heere zei: zo lang gijniet vernederd zijt, geeft o gij mij reden om te vertrekken (Hos.V: 15). 2. Ten tweede, de Heere stelt zijne komst tot eneverlatene ziele dikwijls lang uit. Wel, de Heere zegt: Ik zie zogaarne dat ge worstelt en schreit; gelijk de Emmausgangers, O,zij moeten eerst hun begeerten en hun ganse hart uiten, eer dat:de Heere zich aan hen ontdekt. Hij zei tot hen als tot de Bruid:Toont Mij uwe gedaante, doet Mij uwe stemme horen; want uw stemmeis zoet, en uwe gedaante is lieflijk, Hoogl. II: 14.
3. Ten derde, de Heere wil u eens beproeven of met de genadewel tevreden zijt; gelijk Hij zei tot Paulus: Mijne genade is ugenoeg, 2 Cor. XII: 9. Vele houden meer van de bloem als van deknop; ik zegge van de vertroostende genade, als van debeproevende genade. 4. Ten vierde, de Heere verbeidt zijne komst,als ge uw licht mist, dat ge het onverdrietig zoeken zoudt, enals ge 't hebt, dan blijde zoudt zijn en het zoeken te bewaren.(Openb. III: 3.) 5. Ten vijfde, opdat gij niet te weelderiggroeien zoudt. Weet ge nu welke de reden is, dat de Heere zijnederde komst vertoeft? 1. Vooreerst, daarom, al de profetieënmoeten nog eerst vervuld worden.
2. Ten tweede, om de goddelozen buiten klachten te stellen,opdat zij niet zouden zeggen: gij hebt ons geen tijd gegeven! DeHeere gaf aan de inwoners van Kanaän 430 jaren tijd!
3. Ten derde, wel, al de vromen moeten eerst bekeerd enondergebracht zijn. 't Gaat hiermee gelijk de Engelen tegen Lotzeiden: Haast, behoudt u derwaarts; want ik zal niets kunnendoen, totdat gij daar henen ingekomen zijt, Gen. XIX: 22.
4. Ten vierde, al de vromen moeten tot zo ene hoge mate vangenade komen als de Heere besloten heeft. Nu hebben wij dangezien: Zo Hij vertoeft.
III. Wij hebben nu ons derde stukje; de werkzaamheid: Zo Hijvertoeft, verbeidt Hem, 't verbeiden stelt iets vast.
1. Ten eerste, 't stelt vast de zekerheid van zijne komst. 2.Ten tweede, de Heere had beloofd de eerste komst al (Gen. III:15, Jes. VII;) de tweede komst (Jes. LXV), de derde komst (Jes.LXV: 17).
3. Ten derde, 't verbeiden stelt ook vast dat de komstaangenaam zal zijn.
Wat is nu het verwachten?
1 Ten eerste, 't is al de hinderpalen weg te doen, die zijnekomst kunnen verhinderen; alles weg te doen! Zo schikt u, ôIsraël, om uwen God te ontmoeten, Amos IV: 12.
2. Ten tweede, het verbeiden bestaat in: met verlangen uit tezien, of de Heere niet komt, gelijk de moeder van Sisera, keekuit door de vensters, en schreeuwde door de tralies: Waaromvertrekt zijn wagen te komen? waarom blijven de gangen zijnerwagenen achter, Richt. V: 28.
3. Ten derde, daar is een werkzaam stil zijn met de Beloftenin de gebed.
4. Ten vierde, het bestaat in dat taai geduld: de ziele zegt:wat zou ik er aan hebben, dat ik ging uitscheiden. Wees stil,mijne ziel, zegt ze, hoop op God Dat is nu dat verwachten.
IV. Wel, is dat nu een mensenwoord, dat Hij zal komen en nietachterblijven? Alle mensen zijn leugenachtig. Wilt ge nog geenstaat er op maken? Wel, ziet dan in de vierde plaats.
1. Ten eerste, de eerste reden; Hij kan niet achterblijvenDaar ligt zijn raad. In Ps. II: 7 zegt Hij zelf: Ik zal van hetbesluit verhalen. De Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt mijnZone, heden heb ik U gegenereerd, en Psalm XL: 8, 9. Ziet, Ikkome; in de rolle des hoeks is van Mij geschreven: Ik hebbe lust,ô mijn God, om uw welbehagen te doen. God heeft het door tweeonveranderlijke dingen gezegd, de eed en zijn raad, in welken 'tonmogelijk is, dat Hij liegen zou. Zo is Hij met een eed daartussen gekomen, opdat zij te sterker vertroostinge hebben zouden,(Hebr. VI: 18).
2. Ten tweede, daar liggen al die klare beloften. Hij kon nietachterblijven, want uit kracht van de beloften kenden zij Hem alsBorg. Toen was er nog niet betaald; zij werden toen zalig op deBorggerechtigheid.
3. Ten derde, Hij kon niet achterblijven. Daar liggen al deschaduwen, profetieën en voorbeelden. Waar is er een lichaamzonder schaduw? Waar zijn er voorbeelden zonder tegenbeeld? Godhad het laten voorzeggen. De Vader kon hier zeggen: Hij zalgewisselijk komen. Hij zal niet achterblijven. Hij kende het hartvan zijn Zoon, dat Hij niet in de zin had, om hen te verlaten;gelijk Jozef eens wilde doen omtrent zijn ondertrouwd wijf.
Aangaande de tweede komst; de Heere zal ook zekerlijk komentot ene verlatene ziele, want Hij zegt: de geest zoude van voormijn aangezicht overstelpt worden, zij zouden door te grotedroefheid overstelpt worden. De derde komst zal de Heere ookzekerlijk komen, want:
1 Ten eerste, God heeft dien dag vastgesteld.
2. Ten tweede, de zonden roepen om straffe.
3. Ten derde, Gods kinderen worden onderdrukt en Godsrechtvaardigheid eist, dat zij die verdrukt werden, verkwiktworden, en de verdrukkers gestraft.
Geliefde toehoorders, mogen wij niet wel zeggen: Dit is eengetrouw woord, 1 Tim. III: 1; want wij zien Christus al langgekomen. Zo is dan de eerste komst waar gemaakt. De tweede komst?Wel, is hier ene verlatene ziele, daar de Heere zich aan ontdektheeft, die is er een bewijs van. Alzo zeker is de laatste komst.
Is hier iemand, die zegt: 't is zo duister over 't land, deKerke, mijne familie, of naar de ziele: 1; ik zie de Heere niet!Wij vragen u: zijt gij van 't rechte volk, dat de Heere verwacht?Hij zal gewisselijk komen, Hij en zal niet achterblijven. Is hierene klagende ziele, die moet zeggen: zie ik ter rechterhand, zieik ter linkerhand, ik zie Hem niet; in mijn bidden ben ik vadsig,dodig, en is er nog een aanblikje, 't is zo klein. Wij antwoordenu: 1. Ten eerste, Hij zal zeker komen.
2 Ten tweede, acht u gelukkig. dat gij wachten moogt. Zijtechter niet vergenoegd met uwen, tegenwoordige toestand,onderzoekt eens naar de reden waarom de Heere zijn aangezichtverbergt, hebt gij altemet niet een lust of verdorvenheid, diegeworden is als een rechter oog en hand, en daarvan gij nietafwilt. ô! Dit kan ene oorzaak zijn, waarom de Heere Jezus zichniet ontdekt aan uwe ziele; ziet het in de Bruid, Hooglied V:3-6;of steunt gij niet meer op de ontvangene genade, dan op de HeereJezus, als de gedurige verse en levende weg, die gij in en totalles nodig hebt. Het kan ook zijn, dat uwe ziel niet genoegontledigd is, in de weg van ware geestelijke ontdekking enontbloting, daar de belofte is voor die hem gewend zal hebben tothet gebed desgenen die gans ontbloot is, (Ps. CII: 18.) Het kanook wezen, dat gij historiële kennisse des geloofs neemt voorhet ware geloof des harten, zonder uwe vrucht uit Christus tehalen. Geloof aan Jezus, is nog geen geloof in Hem. Maar hebt gijene recht wachtende en uitziende ziele naar Hem. ô! Zo Hijvertoeft, verbeidt Hem; Hij zal, gewisselijk komen en al uwezwarigheden wegnemen,
3. Ten derde, klopt aan de deur in de middelen, Vromen, pleitIn uw gebed op 't verbond, met de beloften; dringt, pleit enluistert eens of de Heere geen antwoord geeft; houdt aan gelijkde Kananese vrouw, ofschoon de Heere u afsloeg; ja, zinkt nietmoedeloos weg. Hoe velen zijn u voorgegaan! Denkt: wat redenenheb ik God gegeven en vernedert er u over. Slaat zo dien weg in.God zal u helpen. Hij zal zeggen: Ik stond er bij, Ik heb uwetranen, uw worstelen gezien, het was Mij welgevallig. Hij zalzeggen: ziet, hier ben ik dan. Hij is gekomen! zult ge moetenuitroepen: Hij is gekomen, Hij zal al mijne banden losmaken! Wijzullen hierop laten volgen het laatste vers van Jes. XL.
Maar gij, zondaar, die met de komst van de Heere wilt spotten,omdat het oordeel niet haastelijk komt op de boze daad, met eenhart vol om kwaad te doen. Hij zal komen, Hij zal op 't laatst detreden verdubbelen, Hij is wel lankmoedig, Hij zal komen met veleduizenden der engelen, met de geopende boeken, Hij zal uverdoemen! Zult gij, om een korten tijd uw lust te volgen, eeneeuwige pijn willen uitstaan? Vergist u niet; de pijn zal zwaarzijn! Overlegt dit! Wij hopen, dat de schrik des Heeren u magbewegen tot het geloof in de Heere Jezus.
Amen.