"De rechtvaardige is voortreffelijker als zijnen naasten,maar de weg der goddelozen doet ze dwalen."
Liefde noch haat is niet te kennen uit het aangezicht; wijlezen daarom: Enerlei wedervaart de rechtvaardigen en degoddelozen, Pred. 9:2.
Weet ge wat de zin is van Salomo's woorden, als hij zegt: Ookliefde, ook haat, weet de mens niet uit al hetgean dat voor zijnaangezicht is. Maar enerlei wedervaart de rechtvaardigen en degoddelozen, Pred. 9:1, 2?
Dit is de zin: dat God vromen en onvromen naar het uitwendigeevenveel geeft, ja, de vromen wel de meeste kruisen en degoddelozen wel de meesten voorspoed. Want ik was nijdig op dedwaze; ziende der goddelozen vrede, immers heb ik te vergeefsmijn hart gezuiverd; en mijne handen in onschuld gewassen; Dewijlik de ganse dag geplaagd ben; en mijne bestraffing is er allemorgens, Ps. 73: 3, 13, 14. Dit zo zijnde, zo wil de Heere niet,dat men naar hetgeen in dit leven iemand overkomt zal oordelen,of hij geliefd of gehaat is bij God. Als men tegenspoed heeft dante zeggen: Ik ben geen kind Gods, want dit en dat ontmoet mij! Enintegendeel, de goddeloze zegent zichzelf en hij beeldt zich in,omdat hij weelde en voorspoed heeft, hij zou wel zeggen: de Heereheeft zijn hart op mij gezet I Zo vellen de vromen, naar dieuiterlijke handelingen Gods met hen, een verkeerd oordeel overhun staat. Het gaat met hen gelijk met Gideon; de engel desHeeren komt daar bij Gideon, en hij zegt: De Heere is met u, gijstrijdbare held, Maar Gideon zei tot hem; Och mijn Heere, zo deHeere met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waarzijn alle zijne wonderen, die onze vaders ons verteld hebben,Richt. 6: 12, 13. Zo doen de vromen nog; al wil men henvertroosten, zij zeggen: mijne ziele weigert vertroost te worden;gij allen zijt moeilijke vertroosters, Job 16: 2. Zij zouden welzeggen: zo God met mij is, zou mij dan dit en dat overkomen? Maarschoon dat vromen en onvromen altijd gereed zijn om naar hunuiterlijke staat over zichzelf te oordelen, ja, schoon dat dezondaar zich zelfs zegent en zegt: God heeft mij lief; zondaar,de Heere zegt in zijn woord: Maar een zondaar honderd jaar oudzijnde, zal vervloekt worden, Jes. 65: 20. En de vromen al zijnzij nog zo gedrukt, vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen;maar uit alle die redt m hem de Heere, Ps. 34: 20. Op elks hoofdstaat dit: De rechtvaardige is voortreffelijker als zijnennaasten.
Hier hebben wij dan te bezien:
I. Ten eerste, mens tegen mens overgezet.
11. Ten tweede, de goddelijke uitspraak, dat de rechtvaardigevoortreffelijker is als zijnen naaste,
1. Hier hebben wij mens tegen mens, een rechtvaardige. Waaromnoemt God zijne kinderen in 't woord meer rechtvaardigen danheiligen?
1. Vooreerst, de genade van rechtvaardigmaking is hun somtijdsklaarder dan de heiligmaking.
2. Ten tweede, zij blijven in de rechtvaardigmaking en op detoegerekende gerechtigheid van de Heere Jezus, al is 't dat deheiligmaking hier maar ten dele is, omdat de gerechtigheidChristi volkomen is.
3. Ten derde, Hij noemt hen meer oprechten de heiligen,treurenden, zuchtenden; 't zijn hongerigen en dorstigen.
Wij moeten nu bezien van hoeveel rechtvaardigen in 't woordgewag gemaakt wordt.
1. Daar zijn rechtvaardigen naar de eis der wet; dat was Adamvoor de val, Dit heb ik gevonden, dat God de mens recht gemaaktheeft, Pred. 7: 29.
2. Ten tweede, daar is een rechtvaardige door gehoorzamen endoor voldoening en dat is alleen de Heere Jezus.
3. Ten derde, in 't woord vinden wij rechtvaardigen die in hunogen rechtvaardig zijn; gelijk wij vinden Luk. 18, daar Jezussprak tot sommigen, die bij zichzelf vertrouwden dat zijrechtvaardig waren. Beziet de jongeling, was die nietrechtvaardig in zijne ogen als hij zei: Alle deze dingen hebbe ikonderhouden van mijner jonkheid aan, Luc. 18: 21; wat ontbreektmij nog?
4. Ten vierde, daar zijn rechtvaardigen in hun ganse gedrag;zulken vond men zelfs onder de Heidenen, die rechtvaardig zoekente leven met hun naaste; zulken leven naar de wet onberispelijk,gelijk Paulus voor zijne bekering. Dezulken zeggen op hundoodsbed: o God, ik danke U, dat ik niet ben gelijk de anderemensen, rovers, onrechtvaardigen, overspelers, of ook gelijk dezeTollenaar, Luc. 18:II; gelijk de Farizeeër.
5. Ten vijfde, daar zijn rechtvaardigen door toerekening,zulken die geen gerechtigheid hebben, maar die ze krijgen van eenander.
6. Ten zesde, daar zijn rechtvaardigen die rechtvaardig enheilig zoeken te leven, niet steunende op hun uiterlijke wandel.
7. Ten zevende, daar zijn rechtvaardigen en dat zijn zulkeneindelijk, als Gods kinderen sterven zijn zij volkomengerechtvaardigd van de zonden. Vraagt ge nu: welke rechtvaardigenmoet ik hier verstaan? 't Zijn zulken die door ene toegerekendegerechtigheid rechtvaardig zijn, die rechtvaardig zijn in hunwandel. 't Zijn zulken, als zij gestorven zijn die dan volkomengerechtvaardigd zijn van de zonde. Dat zijn de rechtvaardigen diehier beoogd worden; het zijn de vromen en de godvruchtigen; dezezijn nu voor treffelijker dan de naaste,
Wie is hier de naaste?
Die vraag deed eens een aan de Heere Jezus; hij komt totChristus, hij zegt: En wie is mijnen naaste? Luc. 10: 29. DeHeere Jezus beantwoordt hem die vraag door ene gelijkenis. 't Is:alle mensen; want uit enen bloede heeft God het menselijkgeslacht gemaakt. Maar alle mensen wordt hier niet door denaasten verstaan. Weet ge wie men hier moet verstaan door denaaste, die tegenover de rechtvaardige gesteld wordt? 't Is degoddeloze; het zijn de onrechtvaardigen. Maar ge zult zeggen: watgrond hebt ge om dat te besluiten?
1 Vooreerst deze. Deze spreuk is als ene oppositie oftegenstelling; want zijn 't geen verschillende en tegenstrijdigedingen, licht en duisternis? Zo is 't hier ook. Dezerechtvaardige wordt gesteld tegen de naaste. Men kan geen menstegen mens stellen. Zo is dan de rechtvaardige een vrome, denaaste een goddeloze.
2. Ten tweede, wij verstaan door de naaste een goddeloze,omdat Salomo zich in 't vervolg zo uitdrukt, als hij zegt: maarde weg der goddelozen doet ze dwalen. Ziedaar een rechtvaardigetegen de goddeloze.
3. Ten derde, door deze naaste verstaan wij een goddeloze omdeze reden: wel, ge kunt geen rechtvaardige tegen eenrechtvaardige stellen en dan nog zeggen: de rechtvaardige isvoortreffelijker als een rechtvaardige de naaste. Al was de eneeen kind in de genade en de ander een vader in Christo, beidezijn zij rechtvaardigen en diensvolgens beide voortreffelijker.
4. Ten vierde, door de naaste verstaan wij een goddeloze: wantanders kon de spreuk geen kracht hebben. Wij blijven dan bij hetstuk en wij houden dan vast.
Door dezen naaste verstaan wij dan een goddeloze. Daar staat:dat gans Israël vreesde, als zij horen 't oordeel Salomons, dathij velde over die hoeren. Maar, zondaar, moogt gij over ditoordeel van God niet vrezen, dat hij hier over u velt.
Wij moeten nu eens zien in welke schaal deze hier gewogenworden. Hier moet ene goede weegschaal zijn.
1. Ten eerste, waar naar toe zij overslaat? Naar Jezus zijde.Wie dat er gewichtiger is? Deze schaal slaat over in wicht aandes vromen zijde.
2. Ten tweede, wat het gewicht is? Daar zijn verscheideneschalen daar Gods kinderen en de goddelozen in gewogen worden.
1. Ten eerste, daar is de duivel, die weegt beiden, vromen engoddelozen; hij legt ze ook wel eens beide in de schaal; dat zienwij Job 1, als hij 't aardrijk omwandelde. De Heere zei tot hem:Hebt gij ook acht geslagen op mijnen knecht Job? Wel, zegt hij,die weegt ligt bij mij, ik heb hem al gewogen, want hij dient U.En geen wonder, want Gij zegent hem. Hij dient U om de brood, wilhij zeggen, maar tast hem eens aan en ziet eens of hij U niet enzal zegenen, 't is te zeggen, lasteren. In die schaal verliezenhet de vromen, maar de goddelozen wegen bij hem zwaarder. Dieschaal gaat over aan der goddelozen zijde.
2. Ten tweede, daar is ene schaal der goddelozen; die wegen devromen ook wel eens in hun oordeel en achting, maar daarverliezen het de vromen al weer; die schaal is al weer lichter.En nu, wij achten de hoogmoedige gelukzalig; ook diegoddeloosheid doen, worden gebouwd; ook verzoeken zij de Heere,en ontkomen, Mal. 3: 15; hun huizen worden gebouwd, de roede Godsrust op hun tenten niet, zij hebben vrede zonder vrees, zijzondigen en ontkomen 't; maar de vromen die zijn 't afschrapselen 't uitvaagsel der wereld; zij zijn een schouwspel, zij zijn deellendigste der mensen. Ziet, zo worden Gods kinderen gewogen inde achting en in 't oordeel van de goddelozen! Maar daarverliezen 't de vromen; de goddelozen wegen daar zwaarder.
3. Ten derde, daar is ene schaal; 't oordeel ener bestredeneen verlatene ziele, daar wegen zij zichzelf in, daar zijn zij deellendigste mensen; daar is: Mijne sterkte is vergaan, Klaagl. 3:18. Mijne voeten waren bijna uitgeweken; mijne treden waren bijnauitgeschoten, Ps. 73: 2. Ik ben afgesneden, Klaagl. 3: 54! Daarverliezen 't de vromen al wederom. Zij hebben bevende handen enharten, zij zijn niet bekwaam om te wegen, zij kunnen niet rechtwegen.
4. Ten vierde, daar is een schaal van een gezond oordeel enbezadigde bevatting van een bedaarde ziele; daar weegt derechtvaardige gewichtiger; in die schaal zeggen zij: Want ikhoude het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijdsniet en is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zalgeopenbaard worden, Rom. 8: 18. Zij zetten op der goddelozenschaal: ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid, Pred. 1:2. Hij zegt: zij wegen lichter dan niet en ijdelheid! Hij zegt:wij zien de tijdelijke dingen niet aan, maar de eeuwige. En dewereld gaat voorbij, en hare begeerlijkheid; maar die de willeGods doet, blijft in der eeuwigheid, 1 joh. 2: 17. Hier winnenhet de vromen.
5. Ten vijfde, daar is de schare Gods, daar de Heere in weegtbeide vromen en goddelozen; die is altijd even net en correct;dat is het oordeel dat God velt over vromen en goddelozen inzijne weegschaal. Hier is 't: Zegt de rechtvaardige, dat het hemwel gaan zal: dat zij de vrucht harer werken zullen eten. Wee degoddelozen, het zal hem kwalijk gaan; want de vergelding zijnerhanden zal hem geschieden, Jes. 3: 10.
Zo zegt Salomo: de Heere weegt de geesten. Hij weegt degoddelozen, die zijn als een stofje aan deze weegschaal. Immerszijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen: inde weegschaal opgewogen, zouden zij t' zamen lichter zijn dan deijdelheid, Ps. 62: 10. Zo wegen dan de vromen niet gewichtiger inde schaal des duivels, noch in de schaal der goddelozen, noch inde schaal van een beroerde ziele; daar verliezen zij. Maar in deschaal Gods en in de schaal van ene bezadigde ziele, vromen engoddelozen, zo gewogen wordende in de schaal van Gods heiligdom,naar wat zijde slaat ze over in gewicht? Aan der vromen zijde.Geen wonder, want zij zijn de kostelijke kinderen Sions, fijngoud, tarwe, daar de naaste maar schuim en onkruid is.
Zij, de rechtvaardigen, zijn dan voortreffelijker, dat is tezeggen:
1. Vooreerst, zij zijn geachter en geëerder. Daar staat vanDavids helden: zij hadden een naam boven de anderen. Zo is tezeggen: zij waren geachter en geëerder, aangenamer. Zo zijn dezerechtvaardigen dierbaar in de ogen des Heeren.
2. Ten tweede, het beduidt ook: heerlijk, de heerlijken opaarde, de heiligen der hoge plaatsen. Wie is u gelijk, ôIsraël, een volk verlost van de Heere, die een schild is uwerhulpe, het zwaard uwer hoogheid.
3. Ten derde, voortreffelijker, 't is kostelijk, daar is eendure prijs die voor hen betaald is, zij zijn duur gekocht, meteen groot rantsoen, door de borgtocht Christi. want gij zijt duregekocht, 1 Cor 6: 20, en niet door goud of zilver, Maar door hetdierbaar bloed Christi, als eens onbestraffelijken en onbevlektenLams. I Petri 1: 19. Het was toen in die tijden ook al bekend;Job wist het al, gelijk wij vinden, Verlost hem, dat hij in 'tverderf niet neder en dale, Ik hebbe verzoening gevonden, Job 33:24; het koste God zijn Zoon, het koste de Zone Gods zijneheerlijkheid en bloed: Niemand kan dit ontkennen, hij isonderscheiden boven zijn naaste, hun zalige delen enheerlijkheden zijn niet te noemen.
Waarin is de rechtvaardige onderscheiden en voortreffelijkerdan zijn naaste? Toehoorders, zet u er toe en onderscheidt dit indrie opzichten.
1. Ten eerste, voor zijn bekering.
2. Ten tweede, na zijn bekering.
3. Ten derde, in zijn dood.
1. Ten eerste dan, hij is voortreffelijker voor zijnebekering, hij is gewichtiger in sommige opzichten, niet vannature. Hij is ook gevallen in Adam, walgelijk in de zonde voorde Heere; hij ligt verdoemelijk, hij ligt onder de toorn; maarhij is gewichtiger voor zijne bekering hierin:
1. Vooreerst, hij is een uitverkoren vat, hij mag een vloeker,hoereerder, dronkaard, een moordenaar zijn, en evenwel is hijgewichtiger; zijn naam is in 't boek des levens, hij isuitverkoren, daar dan de naaste tegenovergesteld zijnde,verworpen is. Zo zegt de Heere van Paulus: Want deze is mij eenuitverkoren vat, Hand. 9: 15.
2. Ten tweede, weet ge waarin de rechtvaardige gewichtiger isals zijn naaste? Voor zijne bekering hoeveel zonden hij doet enhoe lang hij zondigt en hoe hoog het gaat, al was 't gelijkManasse, die Jeruzalem met bloed vervulde van het ene einde tothet andere, evenwel kan noch zal hij nooit de zonde tegen deHeiligen Geest begaan; daar de naaste zondigt tot de dood toe.
3. Ten derde, weet ge waarin hij gewichtiger is voor zijnebekering? Hij leeft, zo lang of kort hij leeft, totdat hijbekeerd zal worden. Als hij nog in de wieg ligt zo spreekt er deHeere al zijn zegen over uit, en hij zegt: gij zijt een schaapdat van mijn stal nog niet en is, evenwel, Ik zal u eenstoebrengen tot die kudde. Maar van de naaste zegt Godintegendeel: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid,Matth. 21: 19.
Zo hebt ge dan gezien waarin dat de rechtvaardigenvoortreffelijker en gewichtiger zijn als de naaste voor zijnebekering; nu moeten wij dan zien hoe hij gewichtiger is, naarzijne bekering, als de naaste.
1 Vooreerst, hij is een levend schepsel; is een levende hondbeter dan een dode leeuw, zoveel te meer is de rechtvaardigegewichtiger, hij is beter in woord en werken. Zij kunnen zeggen:ik leve, doch niet meer ik, Gal 2: 20; zij zijn wedergeboren totene levende hope; de naaste is dood door de misdaden en dezonden, Eph. 2: 1.
2. Ten tweede, de rechtvaardige is ziende; hij heeft ogen desverstands gekregen. Wel, bedenkt, wat is 't gezicht een schoneschat; als de blindgeborene de ogen geopend waren, hij riepanders niet dan: Een ding weet ik, dat ik blind was en nu zie,Joh. 9: 25. En gelijk Bartimeüs: hij begeerde niet anders dandat maar zijne ogen mochten geopend worden; zij waren eertijdsduisternis, nu licht in de Heere. De naaste integendeel is blind,zijn verstand is verduisterd. 't Is hier gelijk het in Egyptewas: in Gozen was het licht, maar in Egypte was het duisternisdrie dagen lang.
3. Ten derde weet ge waarin de vromen gewichtiger zijn als denaaste? Zij zijn vrij van duivel, wereld, lusten, van deheerschappij der zonden, van de verdoemende kracht van de wet,van de toorn en de eeuwige verdoemenis. Integendeel, de naaste isdienstbaar, hij is een slaaf.
4. Ten vierde, hierin is hij gewichtiger; de rechtvaardige isrijk, niet naar de wereld. Want gij ziet uwe roeping, broeders,dat gij niet vele wijzen en zijt naar het vlees, niet velemachtigen, niet vele edelen. Maar het dwaze der wereld heeft Goduitverkoren, opdat hij de wijzen beschamen zoude, en het zwakkeder wereld heeft God uitverkoren, opdat hij het sterke zoudebeschamen, I Cor. I: 26, 27; niet rijk in zichzelf. Zij zijnaltijd geen Laodicea's geslacht, maar zij zijn armen van geest,nochtans rijk in Gode, rijk in kennisse, in geloof, in genade,zij kunnen zeggen: ik heb 't al! Maar de naaste die zijn doodarm.(Rom. 1: 29.)
5. Ten vijfde, de rechtvaardige is gewichtiger als de naaste.En geen wonder; zij hebben de nauwe zorg en 't oog en 't opzichtvan de Heere over hen en de anderen niet. Hoort wat de psalmistzegt: Want de Heere kent de weg der rechtvaardigen, maar de wegder goddelozen zal vergaan, Ps. 1: 6.
6. Ten zesde, de rechtvaardigen zijn heilig; de naasteonheilig.
7. Ten zevende, de rechtvaardige is vrij, moedig, onbevreesden onversaagd; hij vertrouwt zelfs in de dood; maar de naaste dieis als ene voortgedrevene zee, hij heeft nooit rust, hij leeft inschrikken. De goddelozen vlieden, daar geen vervolger en is, hijvliedt voor 't ruisen van een blad. Maar elk rechtvaardige ismoedig, als een jonge leeuw.
8. Ten achtste, zij hebben betere namen, de rechtvaardigen:ammi en ruchama; de naaste: lo ammi en lo ruchama. (Hos. 1 en 2.)
9. Ten negende, zij zijn beter in gezelschappen, in hunfamilie; dat zijn huizen Gods; in hun binnenkameren, ingezelschappen; De lippen des rechtvaardigen voeden er velen,Spr.10:21; in de kerk, zij zitten met het oog op God, zij zijndaar als de goede tarwe. Maar de naasten! Zij zitten slaperig,disorderig en zij zitten en ronken.
10. Ten tiende, krijgen de rechtvaardigen eens zegen, zijsmelten weg van verwondering en liefde: 't is meteen: Ik bengeringer dan alIe deze weldadigheden, en dan alle deze trouwe,Gen. 32: 10. En zitten zij onder een kruis, zij zijn lijdzaam enonderworpen; maar de naaste integendeel, krijgen zij een zegen,zij worden dartel, en komt er een kruis, zij morren enmurmureren.
11. Ten elfde, de rechtvaardigen hebben andere gronden. Denaaste bouwt op een zandgrond, op eer, op aanzien, op plichten.Maar de rechtvaardige op 't woord, die bouwt op Jezus, op dienRotssteen, op vorige ondervindingen, op 't getuigenis desGeestes; 't is: doet mij smaken de zekerheid mijner zaligheid,(Ps 51). Van hen mag men zeggen, gelijk Jacob van Ruben zei: Gijzijt de voortreffelijkste in hoogheid, en de voortreffelijkste insterkte, Gen. 49: 3. En van de naaste moet men zeggen: En beeldtu niet in uwe ziele, dat gij zult ontkomen in 't huis desKonings, meer dan alle de andere Joden, Esth. 4: 13.
12. Ten twaalfde, ziet de rechtvaardigen op hun doodsbed.Beiden, de rechtvaardige en de naaste, zij gaan de weg der ganseaarde; maar evenwel is hier wederom de rechtvaardigevoortreffelijker en gewichtiger als de naaste, ô 't is zoaangenaam om te zijn bij het doodbed van de rechtvaardigen! Zijdoen zo ene ronde belijdenis, gelijk Samuël deed als hij zei:Ziet hier ben ik, betuigt tegen mij voor de Heere, en voor zijnengezalfden, wiens osse ik genomen hebbe, en Wiens ezel ik genomenhebbe, en wien ik verongelijkt hebbe, 1 Sam. 12: 3. Zo zeggen zijook: wien heb ik verongelijkt of te kort gedaan? Daar zult geeens horen bidden, hun gronden ophalen waarop zij henen gaan.Daar hoort ge ze eens zeggen: bezwijkt mijn vlees en mijn herte,zo is God de rotssteen mijns herten, en mijn deel tot ineeuwigheid, Ps. 73: 26. Is er iemand, die hun ongelijk aan:gedaan heeft, zij bidden er voor, en zeggen: Vader vergeef hethaar, Luc. 23: 34; zij kirren als een duifje met Hiskia. En is 'tzo ver, dat de adem hen begeeft, 't is Heere Jezu, ontvangtmijnen geest! Hand. 7: 59. Maar ziet ge dan naaste op 't doodbed,'t is: och, mocht ik nog wat leven! Daar de rechtvaardige zalzeggen: Ja, ik kome haastelijk, ja, komt Heere Jezus, Openb. 22:20. Hebbende begeerte om ontbonden te worden, en met Christo tezijn. Want dat is zeer verre het beste, Phil. 1: 23. Derechtvaardige, de dood is hem 't einde van alle rampen, het beginvan alle geluk. Vrienden en goed bekenden schreien over 'tverlies, maar de woorden blijven in 't harte. Maar de naaste! DeHeere zegt: men zal over hem niet rouwklagen. Maar 't is: zwijger van; zij waren niet om Gods naam te vermelden; zij, derechtvaardigen, gaan henen, zij rusten op hun slaapsteden! Daarwas eens een voornaam godgeleerde in 't koningrijk van Sicilië.Hij had te voren vele struikelende knieën gesterkt envastgesteld. In zijn ouderdom hij verflauwde, en daar vervolgingkomende daar hij was, vlucht hij en verlaat zijne gemeente. Hijkomt in de plaats daar de koningin van Navarre was. Zij, eengodvruchtig mens zijnde en veel liefde hebbende voor de vromen,zo nodigt zij enige vromen bij haar te gast, daar zij dezengodgeleerde ook bij verzocht. Zij komen dan bij de koningin. 'tGehele gezelschap was zeer blijde en vrolijk, elkaar bezighoudende met stichtelijke discoursen; zij, allen verheugd, hijzit zeer treurig. Zij, dat ziende, zegt tot hem: wat schort u,waarom zit ge zo treurig, leit er u wat op 't harte, hebt ge danzeer zwaar gezondigd? Zo zegt hij: neen, koningin, door desHeeren genade heb ik nooit zwaar noch ergerlijk gezondigd, alsene zonde die mij zeer op 't harte leit. Nochtans zo ik vertrouween niet en twijfele of de Heere heeft ze mij vergeven. Dekoningin zei daarop: wel, wat is dat? Hij antwoordde: Nu ben ik101 jaar oud en de Heere heeft mij bewaard voor merkelijk tegenHem te zondigen. Nochtans zo leit dat één op mijn hart, dat ik,die als herder ben gesteld geweest over mijne kudde, dat ik bengaan vluchten en heb mijne gemeente verlaten en dat ik datweinigje bloed dat ik nog in mijn lichaam hebbe niet hebbe voorde Heere gegeven! Zij gaan hem met alle hun macht vertroosten,hem aanmoedigen. 't Is wel dan, zegt hij tegen de koningin, ikwil mijn testament maken; ik maak u mijne enige erfgenaam, zegthij tegen haar. Zij begint te lachen en zegt: maakt gij mij uwgoed? Wel, ik heb 't niet van noden. 't Is wel, zegt hij, ik stelu dan tot uitvoersters; geef mijne boeken aan dien predikant, enmijne kIeêren en goed aan dien arme, Zij neemt dat aan, en zegt:hierover ben ik blijder dan of mijn broeder mij het gansekoningrijk van Navarre geschonken had. Daarop zegt hij: mij dunktdat God mij roept. Hij verzoekt om in ene kamer wat alleen tegaan: hij neemt zijn afscheid van haar, hij gaat alleen. De Heereneemt hem zo aanstonds op ten hemel. Zij meende dat hij wat wasgaan rusten. Men komt in de kamer; daar zagen zij dat hij zachtin de Heere was ontslapen.
Ziet, zo gaan de rechtvaardigen heen en worden ingelaten inhet paleis.
Maar ziet ge integendeel de naasten, die staan aan de deur enkloppen; zij worden niet ingelaten.
In de opstanding zullen zij ook voortreffelijker zijn als denaasten, want zij zullen opgewekt worden tot heerlijkheid en deanderen tot eeuwige smaadheid en afgrijzing. in 't oordeel daarzullen de rechtvaardigen geplaatst worden aan de rechterhand, denaasten aan de linkerhand. Daar zal de sententie geveld worden.Zij zullen de vrijspraak ontvangen: Komt gij gezegende mijnsVaders, beërft dat Koningrijk, 't welk u bereid is. van degrondlegging der wereld, Matth. 25: 34. En tegen de naaste zalgezegd worden: Gaat weg van Mij, gij vervloekte. in 't eeuwigevuur, 't welk de duivel en zijne Engelen bereid is, vs. 41. Daarzullen dan de rechtvaardigen, volmaakt in gaven, volmaakt indaden, zonder vijanden, eeuwig bij God zijn, en de naasten eeuwigbij de duivel.
Zondaar, wat oordeelt ge nu over uw staat? Ge wilt wel stervende dood der oprechten? Wilt ge eens enige voorbeelden zien? ZietAbel en Kaïn, Henoch en Noach, bij de ganse wereld, Mozes enFarao, Saul of David, Absalom of Salomon, Johannes de Doper ofHerodes. Ziet of de rechtvaardige niet voortreffelijker is alszijn naaste. Het kan niet anders zijn: God legt er zijn zegen open zijne heerlijkheid. Zij worden der Goddelijke natuurdeelachtig. Hier maakt God onderscheid. Wat kunt ge hebben tegende onderscheiden bediening? Komt, onderscheidt zelven. Hier isgeen tussenzijn. Onder wat rang zijt ge?
1. Ten eerste, zo gij onder de rechtvaardigen zijt, gij zultniet rechtvaardig in uwe ogen zijn, mar ge zult vlekken zien inuwe beste daden. Zegt ge met de kerk: Doch wij allen zijn als eenonreine, en alle onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijkkleed, Jes. 64:6.
2. Ten tweede, ge zult het met schaamte zien, het zal u zwaarwegen.
3. Ten derde, ge zult op uwe knieën liggen en uw rechter omgenade bidden.
4. Ten vierde, ge zult zo getuigen kunnen: Heere opent mijnelippen: zo zal mijn mond uwen lof verkondigen, Ps. 51:17.
5. Ten vijfde, zoekt ge de Heere Jezus aan te kleven.
6. Ten zesde, die gerechtvaardigd is, hij zoekt oprecht televen.
7. Ten zevende, ge zult niet tevreden zijn op ene andereweegschaal gewogen te worden. Daar zijn er weinigen. Een kongskezoude 't opschrijven. 't Is een raar volk. Zij zijn als een trosdruiven. Men mag in onze dagen wel uitroepen: wie zal eroverblijven? Behoudt ô Heere, want de goedertierene ontbreekt,want de getrouwen zijn weinig geworden, Ps. 12:2.
Dat mogen wij ook wel zeggen. Zondaar, gij hebt geenes dingsgebrek, gij hebt alles in uw voordeel, en gij scheldt de vromenen spot met hen als er een bekeerd wordt. Ge zoudt wel zeggen,gelijk Saul eens zei tot Jonathan: Gij zone der verkeerde inweerspannigheid; weet ik het niet dat gij de zone Isaï verkorenhebt tot uwe schande, en tot schande der naaktheid uwes moeders,1 Sam. 20: 30. En gelijk Michal zei tot David; Hoe is heden deKoning van Israël verheerlijkt? 2 Sam. 6: 20. Ja, ge zoudt welbeschaamd zijn als gij onder deze rechtvaardigen gezien werd. 'tIs meteen: Is Saul ook onder de Profeten, 1 Sam 10: 11. Is er nogergens een, 't is een bedekt discipel. Hoe weinigen zijn ergelijk Onesimus, die zo openbaar uitkwam! Zondaar.
1. Ten eerste, slaat eens op 2 Kon. 6, daar staat zeeropmerkelijk op 't eerste vers: Naäman nu, de Krijgsoverste desKonings van Syrië was een groot man voor het aangezicht zijnsheeren, en van hogen aanzien; want door hem hadde de Heere deSyriërs verlossing gegeven; zo was deze man een strijdbaar held,doch op 't einde van 't vers lezen wij: doch melaats. Zondaar,meent gij dat wij in deze grootheid achten? Die in koetsenrijden, die rijk zijn in deze wereld, hebt ge anders niet, gezijt een slecht mens, gij zijt melaats! Legt dat in uw harte weg,zondaar.
2. Ten tweede, wij bidden u, verandert toch van oordeel.
3. Ten derde, komt, wat draalt ge, het is nog te krijgenhetgeen tot uw behoud dient.
4. Ten vierde, acht, eert en estimeert deze rechtvaardigen.
5. Ten vijfde, kermt er over als de Heere ze weghaalt, (Jes.5); gij verliest er het meeste bij, gij verliest hun gebeden, hunvermaningen, hun liefde tot uw behoudt, hun medelijden over uweellende, hun goed voorbeeld, dat al menigmaal u zocht te trekken.Ja, zij zijn het steunsel van 't land.
Maar gij, kinderen Gods, nog een woord tot u en daarmee sluitik.
1. Vooreerst, denkt veel wat ge waart voor uwe bekering, hetzal u zo nederig maken, 't zal u doen medelijden hebben met uwenaasten. Het zal u aanzetten om uw talent aan te leggen. Kreunt udat niet of gij winst doet, of zouden de goddelozen uw lichtkunnen wegnemen?
2. Ten tweede, denkt veel aan de Heere, die u het levengegeven heeft.
3. Ten derde, zoekt u voor de wereld voortreffelijker tegedragen. De wereld verwacht het toch van u, schoon zij er meespotten.
4. Ten vierde bewaar uwe voortreffelijkheden. Kinderen Gods,gij zult eens eeuwig blijde zijn, als uw naaste zal schreeuwenvan weedom des harten. Weest dan blijde en bewandelt uw pad, totdat de Heere tonen zal dat gij voortreffelijker zijt, als gij dekrone der heerlijkheid zult wegdragen! Dat geve ons God om Jezus'wil!
Amen, ja, amen!
Gepredikt te Middelburg, op Zondagmorgen 12 Maart 1713.