Satans vaardigheid, zijn macht en zijn doel

 

"Daarna komt de duivel, en neemt het woord uit hun hart weg, opdat zij niet zouden geloven en zalig worden." Lukas 8: 12.

 

Het is een grote troost, dat zo grote scharen van mensen bereid zijn het woord van God te horen. Zelfs al zou het van achteren blijken dat velen als de rots, de weg of de doornige grond zijn, is het toch nog iets wat bemoedigt, dat het zaad met volle handen over zo ruim een veld uitgestrooid kan worden. Toch zijn het niet alleen lieflijke gedachten die door het gezicht van zo groot een vergadering bij ons opgewekt worden. De vraag komt geheel natuurlijk bij ons op: - Wat zal uit al dat prediken en horen voortkomen?

De nadenkende christen zal, als hij deze vraag bij zich zelf overweegt, de toestand in aanmerking nemen van de personen, tot wie hij het woord richt. En zich herinneren dat velen nog niet toebereid zijn voor het Evangelie. Het is er zó ver vandaan dat zij een omgeploegde akker zijn, toebereid om het zaad te ontvangen dat zij veeleer op de druk begane weg gelijken. Zij horen het Evangelie. En in zoverre hebben wij goede hope voor hen. Doch zij denken er niet aan om het tot zich te laten doordringen.

De akker van hun hart is reeds te veel door andere dingen bezet. Andere voeten zullen daar heen treden en de voetstappen van de zaaier snel doen verdwijnen. En wat het goede zaad betreft, het kan blijven liggen, waar het is gevallen. Doch tot het innerlijke van de mens zal het niet ingaan. En dit is niet alles. De angstvolle opmerker herinnert zich dat er nog een andere moeilijkheid bestaat: de aartsvijand van God en de mens is gekant tegen de zaligheid van de zielen. En daarom is hij overal waar het zaad van het Woord gezaaid wordt met Zijn vernielende, verdervende kracht tegenwoordig. Het is hiervan, dat wij thans zullen spreken. Satans werkzaamheid gedurende de prediking van het Evangelie.

Hij is buiten het gezicht. Doch wij mogen hem niet buiten onze gedachten, buiten onze herinnering laten, want als de mensen slapen, doet hij nog veel meer kwaad. Laat ons dan waken en het oog op hem houden en alzo bewijzen dat zijn listen en oogmerken ons niet onbekend zijn.

In de woorden, die wij thans overdenken, herinnert onze Heere Zijn hoorders aan Satans vaardigheid - "daarna komt de duivel"; aan zijne macht, - "en neemt het woord uit hun hart weg"; en aan zijn doel, hetwelk is het zaligmakend geloof te voorkomen, - "opdat zij niet zouden geloven en zalig worden."

I.

Let dan in de eerste plaats op de VAARDIGHEID van de boze. Niet zodra is het zaad gezaaid, of de vogels aten het op. Onze tekst zegt "dan (in de Engelse overzetting), dat is: op het eigen ogenblik, "komt de duivel." Markus zegt: "Zo komt de duivel terstond."

Wie ook mag talmen, Satan talmt nooit. Niet zodra valt een kameel dood neer in de woestijn, of de gieren verschijnen. Geen vogel was ergens in de omtrek zichtbaar. En het scheen niet mogelijk, dat er mijlen in het rond een vogel aanwezig was. Doch weldra ziet men stippen aan de lucht. En binnen weinige ogenblikken verzadigt het roofgedierte zich met vlees. Evenzo bemerken de boze geesten hun prooi reeds van verre en spoeden zich dan heen om hun werk der verwoesting te werken.

Het verloop van de tijd zou gelegenheid kunnen bieden tot nadenken. En het nadenken zou tot berouw en bekering kunnen leiden. Daarom haast zich de vijand om te voorkomen dat de hoorder nadenkt over de waarheid die hij heeft gehoord. Als het Evangelie enigszins op de hoorders begint te werken, zodat het in lichte graad tot hun hart is doorgedrongen, sneller dan de vlucht van de adelaar is dan de spoed van de duivel om het woord uit hun hart weg te nemen. Een weinig uitstel zou zo iemand reeds buiten de macht van Satan kunnen doen komen, vandaar die snelheid en stiptheid van de werkzaamheid van de duivel. O, als wij maar half zo vlug en werkzaam waren in de dienst van onze Heere, slechts half zo vaardig om elke gelegenheid aan te grijpen om de zielen van de mensen te zegenen!

Er is geen twijfel aan, dat Satan bij tijden direct inwerkt op de gedachten van de mensen. Hij heeft persoonlijk aan Judas het verkopen van zijn Meester ingeblazen. En menig andere slechte gedachte heeft hij in het hart van de mensen doen opkomen. Evenals de gier die voortdurend aan de ingewanden van Prometheüs knaagde, zo rukt de duivel de goede gedachten weg die het leven voor de ziel van de mensen zou zijn.

Verschrikkelijke lasteringen, onreine gedachten, grof ongeloof of ijdele beuzelingen werpt de duivel als zo vele helse bommen in de ziel om elk nieuwgeboren denkbeeld te vernietigen, hetwelk naar Christus en de zaligheid uitgaat. Nu eens betovert hij de geest. En dan weer verschrikt en ontroert hij hem, terwijl zijn enig doel hierbij is des mensen gedachten van het Evangelie af te trekken en alzo te voorkomen, dat het tot het hart en de consciëntie ingaat.

Daar Satan niet overal te gelijk kan wezen, brengt hij zijn boos werk dikwijls tot stand door zijn dienstknechten, de mindere geesten uitzendende om als de vogels te doen die het zaad opeten. En ook deze boze geesten gebruiken op hun beurt allerlei werktuigen tot deze dienst. Met grote list en bekwaamheid worden de gewone voorvallen van het leven gebruikt voor die boze zaken, zodat zelfs door dingen die op zich zelf genomen, onverschillige zaken zijn, de doeleinden van de vijand tot stand worden gebracht.

De prediker heeft iets eigenaardigs in zijn manieren, zijn uitspraak, zijn voorkomen. En dit wordt de vogel die het zaad opeet. De hoorder wordt zó zeer afgeleid door het ietwat vreemde en eigenaardige in de leraar dat hij er de waarheid door vergeet, die werd uitgesproken.

Er werd een anekdote verhaald. Een beeld gebruikt ter opheldering van hetgeen gezegd werd. Of een woord gesproken dat een herinnering opwekt bij de hoorder. En weg ging het woord uit zijn hart om plaats te maken voor blote ijdelheid. Of zo de leerrede al ten einde toe gevolgd wordt, dan komt er een nieuw gevaar: een voorwerp dat men mist, een weinig meer gedrang dan anders in de gangpaden, een dwaze scherts die van iemand in de menigte wordt gehoord. Of de vreemde, buitensporige kledij van een onbekende kan Satans doel tot stand brengen en het woord uit het hart en de gedachte wegrukken.

Weinig doet het er toe of het zaad opgegeten wordt door zwarte kraaien of door witte duiven, door grote vogels of door musjes. Zo het niet in het hart blijft, kan het geen vrucht voortbrengen. En daarom beschikt de duivel het zo, dat hij op de een of andere wijze het zaad terstond wegneemt. Als hij op gewone tijden nooit in een plaats van openlijke godsverering verschijnt dan zal hij er toch wel voor zorgen daar te zijn in tijden van geestelijke opwekking, - "dan komt de duivel." Menige kansel laat hij met rust, maar als een ernstig, vurig man predikt, "zo komt de Satan terstond."

II.

Laat ons nu voor een ogenblik letten op zijn MACHT. "En neemt het woord uit hun hart weg." Er staat niet, dat hij dit tracht te doen, doch dat hij het werkelijk doet. Hij ziet, hij komt, hij overwint. Het woord is daar en de duivel neemt het even gemakkelijk weg als een vogel het zaad van de weg pikt. Helaas! Welk een macht heeft de boze over de menselijke geest. En hoe vruchteloos is het werk van de prediker tenzij het door goddelijke kracht wordt vergezeld. Door de treffende manier, waarop de waarheid was voorgesteld, zal er wellicht iets van in het geheugen verwijlen. De vijand neemt echter het geheel weg uit het hart. En zo blijft het voornaamste, het deel van het werk, waarop het aankomt, ongedaan.

Wij kunnen dwaas genoeg zijn om alleen op het hoofd en het verstand te werken. Doch hij die boven al onze bevatting er van listig is, handelt met het hart. Wie wil mag het verstand winnen. Zo Satan slechts meester is van de genegenheden is hij volkomen tevreden. Voor des mensen hart is het goede zaad verloren.

De vogels hebben het verslonden. Het is voor hem van nul en geen waarde geworden. Het geeft geen macht over hem, geen leven in hem. Er is geen spoor van overgebleven. Niet meer dan er van zaad te zien zou zijn op de weg, nadat de vogels het hadden opgegeten. Zo krachtig en afdoend is het werk van de overste van de macht der lucht. Als Satan het der moeite waard vindt om te komen, zo komt hij terstond. En dan zorgt hij er wel voor dat hij niet te vergeefs komt.

Zijn macht komt gedeeltelijk voort uit zijn natuurlijke schranderheid. Gevallen als hij thans is, was hij toch eens een engel des lichts. En zijn ongemene gaven, hoe verdorven, verontreinigd en verduisterd zij ook zijn door de invloed van de zonde, overtreffen toch nog zeer verre de verstandelijke vermogens van de menselijke wezens, op welke hij zijn listen beproeft. Hij is meer dan opgewassen tegen prediker en hoorder te samen, indien de Heilige Geest niet komt om zich tegen hem te stellen en hem te verslaan.

Door zijne langdurige oefening in zijne vervloekte kunst, is hij ook nog listiger geworden. Hij kent het menselijk hart beter dan iemand anders, behalve zijn Maker. Want gedurende duizenden van jaren heeft hij het bestudeerd. En zo is hij met al de zwakke punten hiervan bekend. Vergeleken met deze aloude verleider zijn wij allen jong en onervaren. Allen zijn wij beperkt van inzicht vergeleken bij deze slang die arglistiger is dan al het gedierte van het veld. Wat wonder dan dat hij het zaad wegneemt, dat in harde harten gezaaid is.

Zijn voornaamste macht ontleent hij echter aan de zielstoestand van de mens. Het is gemakkelijk voor de vogels om het zaad op te pikken dat op een harde weg ligt. Indien de aarde goed was geweest en het zaad er in was gevallen, dan zou het hem veel moeilijker zijn geweest. Ja dan zou hij zelfs teleurgesteld geworden kunnen zijn. Doch een hard hart doet reeds in grote mate zelf het werk van de duivel. Hij behoeft list noch geweld te gebruiken. Daar ligt het afgewezen woord op de oppervlakte der ziel en hij neemt het weg. De macht van de boze komt grotelijks voort uit onze eigen boosheid. Laat ons de Heere bidden ons hart te vernieuwen, opdat het getuigenis van Jezus van harte ontvangen en aangenomen wordt. En nooit weggenomen wordt. Groot is de behoefte aan zulk een gebed. Onze tegenstander is geen denkbeeldig wezen. Zijn bestaan is reëel, zijn tegenwoordigheid voortdurend. Zijn macht ontzettend groot, zijn werkzaamheid onvermoeid. Heere, overwin hem, verdoe hem! Verjaag deze onreinste van alle vogelen. Verbreek de bodem van ons hart. En laat uw waarheid waarlijk in ons leven en in ons groeien!

III.

Onze korte toespraak eindigt met het derde punt, hetwelk is des duivels DOEL. Hij is een goed theoloog. En weet dat de zaligheid door geloof in de Heere Jezus is. Vandaar dat hetgeen hij boven alles vreest, is, dat de mensen "geloven en zalig worden."

De substantie, het wezen van het Evangelie ligt in deze weinige woorden: "geloven en zalig worden." En naar mate Satan dat Evangelie haat, naar diezelfde mate behoren wij het op prijs te stellen. Hij is niet zo bang voor goede werken als voor geloof. Indien hij de mensen er toe kan brengen om te werken, of te gevoelen, of iets anders te doen in plaats van te geloven, dan is hij tevreden. Doch het is voor geloven, dat hij bang is, omdat dit door God samengevoegd werd met zalig worden. Ieder hoorder behoort dit te weten en er door geleerd worden om al zijn aandacht te wijden aan de zaak die de duivel al zijn kracht en werkzaamheid waardig vindt.

Indien de verderver arbeidt om het geloof van het hart te voorkomen, dan zullen de wijzen hun verstand gebruiken, zo zij het geloof als het ene nodige beschouwen.

"Opdat zij niet zouden geloven en zalig worden," neemt Satan het woord weg uit het hart. Hier is ook verstand, - verstand in des vijands list verborgen. Indien het Evangelie in aanraking blijft met het hart, is het de strekking hiervan om geloof voort te brengen. Het zaad, dat in de aarde verwijlt, ontkiemt en brengt vruchten voort. En zo zal het Evangelie zijn levende kracht tentoonspreiden, indien het blijft in de mens. En daarom haast zich Satan om het weg te nemen. Het woord Gods is het zwaard van de Geest. En de duivel ziet het gaarne in de nabijheid van de zondaar, uit vrees, dat het hem zal wonden. Hij vreest de invloed van de waarheid op de consciëntie. En zo hij niet kan beletten dat de mens de waarheid hoort, dan zal hij ten minste alles doen wat hij kan om te voorkomen dat hij er over nadenkt.

"Het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het woord Gods." Het gehoorde uit te wissen, te doen vergeten, dat is Satans methode om het geloven te beletten. Hier wederom is een praktisch woord voor het oor der wijsheid: - laat ons het Evangelie zo dicht mogelijk bij het hart en gemoed van de onbekeerden brengen. Laat ons zaaien en nogmaals zaaien, of wellicht ook een zaadkorreltje wortel mocht schieten. Bij het planten van sommige zaden plachten de landlieden één voor de worm en één voor de kraai te geven, het derde zou dan gewis wel opkomen. En wij moeten evenzo doen. In het boek van Jeremia beschrijft de Heere zijn eigen werking aldus: - "Ik heb tot u gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, doch gij hebt niet gehoord. Ik heb u geroepen, doch gij hebt niet geantwoord."

Gewis, indien de Heere zelf aldus volhard heeft te spreken tot een geslacht dat niet antwoordde, dan behoeven wij niet te murmureren, indien veel van onze prediking te vergeefs schijnt te zijn. Er is leven in het zaad van het Evangelie. En zo het slechts in de grond van het hart kan komen, zal het groeien. Laten wij er dus geloof in hebben en nooit een oogst verwachten anders dan op de goede, ouderwetse manier van goed zaad te zaaien. De duivel haat blijkbaar het woord. Laten wij er ons dus aan vasthouden. En het zaaien aan alle plaatsen.

Lezer, of hoorder, gij hebt dikwijls het Evangelie gehoord. Hebt gij het te vergeefs gehoord? Dan heeft de duivel meer met u te doen dan gij wel denkt. Is dat een lieflijke gedachte? De tegenwoordigheid van de duivel is verontreinigend en verlagend. En hij heeft om u heen gewaard als de roofvogels om het aas. En hij heeft het Woord uit u weggenomen.

Denk hier aan. Door uw ongeloof mist gij de gemeenschap met de Vader en zijn Zoon Jezus Christus. En in plaats daarvan hebt gij gemeenschap met Satan. Is dit niet verschrikkelijk? In plaats dat de Heilige Geest in u woont, gelijk Hij woont in alle gelovigen, maakt de vorst der duisternis u tot zijn woning, ingaande en uitgaande bij u, al naar het hem gelust. Gij herinnert u Jacobs droom van een ladder. En de engelen die van hem op- en afklommen naar en van de hemel. Uw levenservaring kan voorgesteld worden door een andere ladder die afwaarts gaat in de duistere afgrond. En langs die ladder klimmen boze geesten op en af tot u en van u! Verschrikt u dit niet?

De Heere geve, dat het u ontzet en verbaasd doe wezen. Verlangt gij naar een verandering? Mocht de Heilige Geest uw hart in goede aarde verkeren, dan zal het zaad van de goddelijke genade in u opwassen en geloof voortbrengen in de Heere Jezus, Amen.

Uit zijn boek:

"De gelijkenissen van de Heiland"

van C.H.Spurgeon.