Afscheidspreken

Thomas Watson, predikant te Londen

De afscheidspredikaties zijn vertaald uit: "Sermons of the great ejection", London 1962. De Heere gebiede over deze uitgaven Zijn onmisbare zegen, om Zijn Verbonds wil!

Middelburg, 9 april 1999. Copyright W.Westerbeke

 

 

Gebed van Thomas Watson in de Walbrook kerk te Londen 8 juli 1662

Deze dienst vond plaats nadat bekend was geworden dat Watson zijn gemeente moest verlaten. Tijdens deze dienst werd het Heilig Avondmaal gevierd.

Gebed.

O Heere God, al onze fonteinen zijn alleen in U!

Het is goed voor ons tot U te naderen door Jezus Christus. Gij zijt de Volheid Zelf, het Beste van al wat lieflijk is, het Middelpunt van alle zegeningen. Gij zijt de Vader van onze Heere Jezus Christus en in Hem onze Vader. Gij zijt ons Licht, Gij schenkt ons het zalig voorrecht van een vermakelijke gemeenschap met Uzelf; gij God te prijzen tot in eeuwigheid!

Deze weldaden zijn verbeurde weldaden. Wij hebben de zegeningen van Uw huis misbruikt, wij hebben Uw lieve Geest bedroefd. Daarom zijt Gij rechtvaardig om ons van deze vertroostingen te beroven en ons de waarde van die weldaden te doen beseffen door het gemis ervan.

O Heere, wij wensen onszelf te veroordelen opdat wij met de wereld niet veroordeeld zouden worden. Rechtvaardig zijt Gij, o Heere, en recht in al uw oordelen. Wij belijden dat wij het onwaardig zijn om enige gemeenschap met zo’n heilig God te hebben. Wij zijn onrein, stof en as, niet waardig om Uw voorhoven te betreden. Het zijn Uw goedertierenheden dat wij niet vernield zijn. Hoe dikwijls hebben wij vruchten geplukt van de verboden boom! Wij hebben ons verheven om te zondigen tegen het helderste licht en de grootste liefde. Altijd weer zondigen wij! Uw voetstappen drupten van vettigheid. Gij hebt ons uw barmhartigheid betoond, maar hoe beter Gij voor ons geweest zijt, hoe slechter wij geweest zijn tegenover U. Gij hebt ons overladen met Uw barmhartigheden en wij hebben U vermoeid met onze zonden. Wanneer wij op onszelf zien, o hoe groot is het verderf van onze natuur! Al wat een melaatse aanraakte werd onrein, zo verontreinigen wij onze heilige dingen door onze geestelijke melaatsheid. Onze gebeden hebben vergeving nodig en onze tranen hebben het bloed der besprenging nodig om ze af te wassen.

Hoe ijdel zijn onze beloften! Hoe vleselijk zijn onze genegenheden! Wij belijden dat wij ongeschikt en onbekwaam zijn voor iedere heilige plicht; wij zijn wel altijd genegen om te zondigen, maar nooit genegen om te bidden. Wij geven de wereld onze voornaamste genegenheden en onze sterkste begeerten, terwijl wij deze wereld zouden moeten gebruiken, als niet gebruikende. Maar helaas, wij bidden alsof wij niet baden en wij dienen U alsof wij U niet dienden. Er is niet die eerbied, die toewijding, die werkzaamheid van het geloof zie er zou moeten zijn.

Heere, indien Gij zou zeggen dat Gij al onze zonden wilt vergeven tot deze tijd, en ons alleen zou oordelen naar dit gebed, o wee onzer! Wat een geest van ongeloof en geveinsdheid is er als wij heden tot U naderen! Wij bidden of Gij ons wilt vergeven om Christus wil. Wie kan zeggen hoe menigmaal wij misdaan hebben? Wij kunnen net zo goed de druppelen van de oceaan tellen als het getal van onze zonden. Wij hebben de maat der zonden van de natie gevuld, maar wij hebben Uw fles niet gevuld met onze tranen. En wat onze zonden zozeer verzwaard hebben, is dat wij niet over onze zonden kunnen wenen. Wij kunnen smarten lijden over onze verliezen, maar wij kunnen niet wenen over onze liefdeloosheden. Wij hebben de Heere des Levens gekruisigd. De zonde heeft ons niet alleen verontreinigd, maar ons verhard. Niets kan ons doen smelten dan de liefde van Christus, niets kan ons week maken dan het bloed van Christus. Ach, onthoudt ons Uw barmhartigheden niet.

O, help ons om het Paaslam te eten met bittere saus. Laat ons zien op Christus en over Hem rouwklagen. Laat ons zien op een gebroken Christus met gebroken harten. Laat ons wenen omdat wij God smart aandoen, Die ons altijd goed doet. Och, verneder ons vanwege onze ondankbaarheid en neem al onze overtredingen weg om Christus’ wil. Zij zijn meerder dan wij kunnen tellen, maar niet meer dan God kan vergeven.

Hoewel wij de plichtsgetrouwheid van kinderen hebben verloren hebt Gij niet de goedertierenheid van een Vader verloren. Laat ons gesteld worden als toonbeelden van Uw barmhartigheid, dan zullen wij Uw lof tot in eeuwigheid verkondigen.

Welk lichamelijk lijden Gij ook op ons legt, och vergeef toch onze zonden; leg geen zonde en lijden op ons. Laat er vrede in de hemel zijn en vrede in het hof van ons geweten. Wij hebben dit deel van Uw woord waar bevonden: "In de wereld zult gij verdrukking hebben", laat ons het andere deel ook waar bevinden: "In Jezus Christus zullen wij vrede hebben". Laat vrede en heiligheid samen gaan.

Maak ons tot nieuwe schepselen, opdat wij eens verheerlijkte schepselen mogen worden. Zonder geloof zal Christus ons tot geen nut zijn. Wanneer wij niets in de wereld het onze kunnen noemen, laat wij Christus de onze noemen.

Heere, druk Uw beeld dagelijks meer op ons. Geef ons een levendiger hoop en een vuriger liefde tot Christus. Laat ons een geest van moed en dapperheid hebben. Bewaar ons voor de bedrieggelijkheden van ons eigen hart. Bewaar ons voor het bederf der tijden. Maak ons "reinen van hart" opdat wij God mogen zien, opdat wij gaarne het Evangelie mogen verkondigen en een nederige en zachtmoedige geest mogen bezitten. Gelijk Christus ons vlees aannam, laat ons Zijn Geest aannemen. Waarom zoudt Gij de geest der mensen tegen ons verbitteren dan opdat wij de zoetheid Uwer beloften zouden smaken? Daar ligt zoveel in de belofte als ooit tevoren. Laat ons rusten op God. Laat ons het anker werpen in de hemel en wij zullen nimmer zinken.

Giet Uw zegeningen -ja de allerbeste daarvan- op het hoofd en hart van onze doorluchtige Vorst Charles, door Uw beschikking koning, verdediger des geloofs van Engeland, Schotland, Frankrijk en Ierland. Laat hem zien waarin zijn voornaamste belangen liggen. Laat hem diegenen tot zijn beste onderdanen rekenen die Christus’ onderdanen zijn. Zegen hem in zijn koninklijke gemalin, in zijn koninklijke familie. Laat de heren van zijn kroonraad een schrik voor de kwaaddoeners zijn en een bemoediging voor de goeden.

Zegen al Uw instellingen voor ons. Maak ze vol des levens voor ieder die komt voor Uw aangezicht. Wij zijn deze dag gekomen om ze te betrachten; och, giet wijn en olie in onze zielen. Laat ons als een gewaterde hof zijn. Laat dit gezegend sacrament een vergif voor onze lusten en een versterking voor onze genade zijn.

Hoor ons, wees onze God, achtervolg ons met Uw barmhartigheid, kroon ons met aanneming tot kinderen en dat alles om Christus’ wil. Dewelke wij niet ziende, nochtans liefhebben; in Wie wij gelovende ons verheugen. De Heere Jezus Christus, met U en de Heilige Geest zij heerlijkheid, eer en lof, nu en in der eeuwigheid. Amen

 

 

Afscheidspreek van Thomas Watson in de Walbrook kerk te Londen

Dinsdag 19 augustus 1662.

Wèl de rechtvaardige, maar wéé de goddeloze!

Jesaja 3:10+11

"Zegt de rechtvaardige dat het hem wèl zal gaan;
Dat zij de vrucht hunner werken zullen eten.
Wéé de goddeloze, het zal hem kwalijk gaan;
Want de vergelding zijner handen zal hem geschieden."

Deze tekst is evenals Israëls wolkkolom. Zij heeft een lichtzijde en een duistere zijde. Ze heeft een lichtzijde voor de godzaligen: "Zegt de rechtvaardige dat het hem wèl zal gaan". En ze heeft een donkere zijde voor de goddeloze: "Wéé de goddeloze, het zal hem kwalijk gaan". U ziet, beiden worden vergolden, rechtvaardigen en goddelozen. Maar hier is een oneindig verschil: de een krijgt een vergelding van barmhartigheid en de ander een vergelding van gerechtigheid.

I Ik begin met het eerste hiervan: "Zegt de rechtvaardige dat het hem wèl zal gaan". Dit Schriftgedeelte werd geschreven in een zeer droevige en rampspoedige tijd, zoals u kunt lezen in het begin van dit hoofdstuk. "De held en de krijgsman, de rechter en de profeet en de waarzegger (Engelse overzetting: de verstandige) en de oude zullen weggenomen worden." Dit was een zeer droevige tijd voor de kerk des Heeren te Jeruzalem. Als de rechter weggenomen wordt waar zal dan de rechtvaardigheid gevonden worden? Als de profeet weggezonden wordt, waar is er dan nog een Woord van God? Het gehele staatsbestel viel ten onder en ging ten verderve. Nu, in deze kritieke toestand wilde God dat deze tekst geschreven werd. Ze is als een regenboog in de wolken. God wilde Zijn volk laten troosten temidden van hun lijden:

"Zegt de rechtvaardige dat het hem wèl zal gaan".

De voornaamste stelling die in de woorden begrepen ligt, is deze: Hoe dat de zaken in de wereld ook mogen gaan, het zal wèl gaan met de rechtvaardige.

Dit is een Godsspraak uit de mond des Heeren zelf en daarom behoren wij er niet over te disputeren. Het is Gods eigen woord: "Zegt de rechtvaardige dat het hem wèl zal gaan". Ik zou veel teksten uit de Schrift kunnen aanhalen, doch ik wil u één voorbeeld geven uit Prediker 8:12 "Zo weet ik toch dat het dien zal wèl gaan die God vrezen". Ik wéét het, het is een gouden stelregel waarover niet gedisputeerd mag worden: ‘Het zal wél gaan met hen die God vrezen’.

  1. Wat de ontvouwing van de tekst betreft, de eerste zaak die wij overwegen is: wie wordt hier bedoeld met de rechtvaardige?

Wel, er is een drievoudige rechtvaardigheid:

Ten eerste, een rechtvaardigheid volgens de wet. In die zin wordt van Adam gezegd dat hij rechtvaardig was toen hij het kleed van onschuld droeg. Adams hart kwam volkomen overeen met de wet van God, zoals een zuiver gemaakte zonnewijzer met de zon meegaat. Maar deze rechtvaardigheid is verbeurd en verloren.

Dan is er een morele rechtvaardigheid. Zo wordt iemand rechtvaardig genoemd die versierd is met morele deugden, die verstandig, rechtvaardig en matig is en die leeft naar de algemene regel van fatsoen.

Verder is er een evangelische rechtvaardigheid; en deze wordt hier bedoeld. Deze evangelische rechtvaardigheid is tweevoudig:

  1. Het is een rechtvaardigheid door toerekening, die vindt plaats wanneer de rechtvaardigheid van Christus ons wordt overgedragen. En geliefden, deze rechtvaardigheid is zo waarlijk de onze tot onze rechtvaardigmaking, als dat ze Christus toebehoort om het aan ons te schenken.
  2. Bovendien is het een rechtvaardigheid van inplanting, wat niet anders is dan het inleggen van het zaad –of het bezitten- van de genade in het hart. Het is de inplanting van heiligheid in de mens die hem de Goddelijke natuur deelachtig maakt. Dit houdt dus in rechtvaardig te zijn in de ogen des Heeren: een rechtvaardigheid van toerekening en een rechtvaardigheid door inplanting.
  1. De tweede zaak om u aan te tonen is waarom het met de rechtvaardige wèl zal gaan hoe het ook met de zaken in de wereld mag gaan.

A. Een reden hiervan is, dat het grootste kwaad van de rechtvaardige is weggenomen en dat zijn zonden vergeven zijn; en daarom moet het vanzelf wèl met hem zijn. De zonde is een doorn in het geweten van de mens. Nu, als die doorn eruit getrokken wordt door vergeving en kwijtschelding, dan is het goed met dien mens. Vergeving wordt in de Schrift een wegneming van zonde genoemd. "Heere, waarom neemt Gij mijn ongerechtigheid niet weg?" Job 7:21b. Wegnemen is de betekenis van het hebreeuwse woord 9 " 3 . Het heeft een gelijkenis genomen van een man die onder een last gebukt gaat. Hij staat op het punt om er onder te bezwijken; maar er komt een ander man die de last van hem afneemt. Zo doet ook de grote God als de zondelast op het punt staat om het geweten te doen bezwijken. God neemt de last van de zonde op het geweten weg en legt die op de schouder van Christus en Hij draagt die. Nu, het gaat goed met hem voor wie deze last zo overgenomen wordt, hoe de zaken verder ook gaan. Vergeving en kwijtschelding van de zonde is de grootste zegen. Het is een juweel in de kroon van de gelovige. Kwijtschelding is een barmhartigheid die steeds vermeerdert. Het brengt een groot aantal barmhartigheden met zich mee. Wie van God vergeving ontvangt, is door hem aangenomen. Wie door God vergeving ontvangt wordt door Hem bekleed met genade en heerlijkheid. Zodat deze genade vermenigvuldigd wordt. Het is zo’n grote genade dat zij een ziek mens gezond maakt. "Geen inwoner zal zeggen: ik ben ziek, want het volk dat daarin woont zal vergeving van ongerechtigheid hebben", Jesaja 33:24. Het gevoel van vergeving neemt het gevoel van pijn weg. En dan moet het wel goed zijn met de rechtvaardige want zijn grootste kwaad is weggenomen.

B. Hoe de zaken ook gaan, het is wèl met de rechtvaardige omdat God zijn Deel is. "De Heere is het Deel mijner erve, de snoeren zijn mij in lieflijke plaatsen gevallen", Psalm 16:5,6. In God worden alle goede dingen gevonden en alles wat in God is, is gereed voor het welzijn van de rechtvaardigen. Zijn macht is er tot hulp, Zijn wijsheid tot onderwijzing, Zijn Geest tot heiliging en Zijn barmhartigheid tot behoud. De Heere is het Deel van een rechtvaardige. En kan God een grotere Gift aan ons geven dan Zichzelf? God is een rijk Deel. Hij is ook de rijkdom van de engelen. God is een veilig en een zeker Deel, want Zijn Naam is een sterke Toren. Hij is een Deel wat nooit verloren kan worden, want Hij is de Oneindige. "De Heere is Mijn Deel tot in eeuwigheid", Psalm 73:26. Zeker is het dan goed met de rechtvaardige die God tot Zijn Deel heeft. Maakt die mens het niet goed die welgelukzalig is? Nu, indien God ons Deel is, dan zijn wij welgelukzalig. "Welgelukzalig is het volk wiens God de Heere is", Psalm 144:5.

Hier is een overvloedige vertroosting voor iedere godzalige, voor een ieder die God dient in deze gemeente. Heeft God mij deze dag gezonden met een boodschap om u te troosten, o dat ik die olie der blijdschap mocht schenken in ieder verbroken hart en iedere benauwde geest zich mocht verblijden! O, hier is goed nieuws van de hemel: "Zegt de rechtvaardige dat het hem wèl zal gaan!"

Maar er is een vraag die beantwoord moet worden. U zult tot mij zeggen: ‘waarin komt het openbaar dat het met een rechtvaardige wèl zal gaan? Want wij zien dikwijls dat het hem ‘kwalijk gaat’ in deze wereld. Dikwijls wordt hij van zijn troost beroofd, hij kan zelf zijn leven om des Evangelies wil wel verliezen en hij wordt tot een smaad in de wereld gemaakt. In welk opzicht gaat het dan goed met de rechtvaardige?’

Hierop antwoord ik dat het nochtans goed met de rechtvaardige gaat niettegenstaande hij benauwdheid in de wereld doormaakt, ja de ene benauwdheid na de andere volgt. Het gaat toch goed met de rechtvaardige, wat uit de drie volgende bijzonderheden blijkt:

1

De benauwdheden die de rechtvaardigen overkomen moeten medewerken ten goede, en daarom gaat het goed met hen. Het is een zeer betekenisvolle tekst in de schrift: "Want Ik heb u uit deze plaats weggeschikt naar het land der Chaldeeën, ten goede, Jeremia 24:5. Gods eigen volk Israël werd weggevoerd naar Babel onder de Heidenen. Maar, het is hen ten goede, zegt de Heere. De benauwdheden van de rechtvaardigen zijn de middelen om hun zonden uit te zuiveren. Ik heb een verhaal gelezen van iemand die op een ander afkwam om hem met een zwaard te doden. Toevallig trof zijn zwaard een gezwel, wat openbrak. Zo dienen al de kwaden en de benauwdheden van de rechtvaardigen slechts om hen te zuiveren van het gezwel van hoogmoed en om hen nederiger te maken. Als de heiligen in hun lichaam worden bezocht, herleeft en bloeit zijn ziel in de genade. In Rome waren er twee laurierbomen en als de ene verwelkte bloeide de andere laurier. Uit de bitterste drank bereidt God Zijn heerlijkheid en onze zaligheid. Jerome zegt dat hetgeen de wereld beschouwt als een straf, door God gebruikt wordt als een medicijn tot genezing van de wonde. Dus, het gaat toch goed met de rechtvaardige. De roede van God op een heilige is niet minder dan Gods penseel waarmee Hij Zijn beeld op een levendige manier op de ziel aftekent. De Heere slaat de snaren van Zijn fiool nooit aan dan om een aangename muziek te maken. Dus, het gaat wèl met de rechtvaardige.

2

Temidden van al de benauwdheden die de rechtvaardigen overkomen gaat het toch goed met hen ten opzichte van de verlevendiging van hun hart, wat God hen geeft. Wij kijken naar de ellende van een Godvrezend man, maar wij zien niet zijn vertroosting. Wij zien zijn gevangenispoorten, maar wij horen niet de muziek die er in zijn gemoed speelt. God verzoet de uitwendige moeiten van Zijn volk met inwendig vrede. Een Naam die aan God wordt gegeven is: "God Die de nederigen vertroost", 2 Cor.7:6. De bij kan zowel honing zuigen uit een distel en bitterkruid als uit een zoete, welruikende bloem. Een kind van God kan in de grootste smarten in God verblijd zijn; zelfs uit een geraamte kan de Heere honing geven. Wanneer het lichaam pijn lijdt kan de ziel het goed hebben, evenals iemand die hoofdpijn heeft, gezond van hart kan zijn. Zo gaat het dus goed met de rechtvaardige. God heeft hem inwendige troost die zijn ziel verlevendigt en zijn uitwendige pijn verzacht.

3

In een tijd van benauwdheid en rampspoed gaat het toch goed met de rechtvaardige omdat God Zijn volk bewaart in de dag van benauwdheid en hen verbergt in de storm. De Heere zorgt ervoor dat Zijn juwelen verborgen worden en laat niet toe dat zij weggevoerd worden. En zo maakt Hij deze tekst letterlijk waar: "Hij zal u met Zijn vlerken overdekken en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen", Psalm 91:4. Dikwijl vervult de Heere deze tekst letterlijk. Hij maakt Zijn engelen tot een lijfwacht voor Zijn volk, om hen te verbergen en hen te verdedigen. Toen de Vloed over de aarde kwam zorgde God voor een ark om Noach een schuilplaats te geven. Toen Israël weggevoerd en overgebracht werd naar Babel verborg God Jeremia en gaf hem zijn ziel tot een buit, Jeremia 39:17,18. Het is in dit opzicht dat de heiligen ‘Gods verborgenen worden genoemd’, Psalm 83:3. Waarom? Niet alleen omdat ze verborgen zijn in Gods besluit en verborgen in Christus’ wonden, maar dikwijls verbergt de Heere hen in een tijd van gevaar en rampen. De Heere. ‘De Heere hield Zich zevenduizend over die de knie voor Baäl niet gebogen hadden’. De profeet Elia wist niet waar er één was, maar God wist dat er nog zevenduizend waren. In deze zin gaat het dus goed met de rechtvaardigen.

Ja maar, zult u zeggen, soms gaat het slecht met de rechtvaardigen. Soms sterven ze en vergaan ze en worden weggenomen in de storm.

Welnu, laat het zo wezen, maar dan nog gaat het goed met de rechtvaardige. Want, overweeg dit: Dikwijls neemt de Heere de rechtvaardigen weg door de dood en dat is een grote barmhartigheid. Hij neemt hen weg opdat ze het kwade niet zullen zien wat over een volk staat te komen. Virgillus, een heidens dichter zegt: ‘Zij zijn gelukkig die voor hun land sterven’. Zijn bedoeling is, ze sterven voordat ze de ondergang van hun land meemaken. En werkelijk, God neemt dikwijls Zijn volk weg in Zijn barmhartigheid opdat ze de ondergang die over hun land komt niet behoeven mee te maken. U vindt hiervan een voorbeeld in 1 Kon. 14:13 "Deze alleen van Jerobeam zal in het graf komen omdat in hem wat goeds voor de Heere, de God Israëls, gevonden is". Door Zijn barmhartigheid legde de Heere hem vroeg in het graf opdat hij het kwaad niet zou zien wat over het land kwam. Er is een overeenkomst tussen hem en Josia in 2 Kon.22:20. Van Josia wordt gezegd: "Ik zal u verzamelen tot uw vaderen. En gij zult met vrede in uw graf verzameld worden en uw ogen zullen al dit kwaad niet zien wat Ik over dit land brengen zal". Josia stierf in de oorlog, hoe kan dan gezegd worden dat hij in zijn graf met vrede verzameld zou worden? We moeten dat zo opvatten dat er bedoeld wordt: Josia ging met vrede in zijn graf omdat hij een heilig man was, hij had vrede met God gemaakt, en daarom ging hij in zijn graf met vrede. Omdat hij het naderend kwaad niet zou zien bracht God hem in het graf met vrede.

Hiëronimus zegt van zijn vriend Nepotian: –Hiëronimus beleefde heel wat benauwdheden voor hij stierf- "O, hoe gelukkig is mijn vriend Nepotian die deze benauwdheid niet meer meemaakt, maar uit de benauwdheden gered en veilig in de hemel is aangekomen". Door Gods goedertierenheid stierf Luther voordat de beroeringen in Duitsland losbarstten. En zo ziet u dat, hoewel de rechtvaardige sterft, het toch goed met hem gaat. De Heere neemt hen weg in Zijn goedheid opdat ze de naderende onheilen niet behoeven mee te maken. Hoewel de rechtvaardigen sterven en weggenomen worden gaat het toch goed met hen omdat de dood hen niet beschadigen kan. De dood kan nòch hun lichaam nòch hun ziel beschadigen en daarom gaat het goed met hen.

A Het lichaam van de heiligen vergaat niet, ofschoon het sterft, want de lichamen van de heiligen zijn zeer kostbaar stof in de ogen des Heeren; ja, kostbaar stof! De Heere sluit deze juwelen op in het graf als in een kabinet. De lichamen van de heiligen liggen stil te rijpen in het graf tot dag van de zalige opstanding. O, hoe kostbaar is het stof van een gelovige! Hoewel de wereld dat niet erkent, toch is het kostbaar voor God. De landman heeft een gedeelte koren in de schuur en een ander deel wat in de grond staat. Het koren dat nog in de grond staat is net zo kostbaar voor hem als wat in de schuur ligt. De lichamen van de heiligen zullen heerlijker en zaliger zijn in de opstanding dan ze ooit tevoren waren. Tertullianus noemt het: engelen-lichamen, vanwege de schoonheid en de luister die er dan op liggen zal. Het is ermee als met uw zijden stoffen, als ze geverfd zijn met een purperen of scharlaken kleur dan schitteren ze en zijn helderder dan ze tevoren waren. Zo is het ook met de lichamen van de heiligen, ze zullen in een helderder kleur schitteren in de opstanding, want "ze zullen Christus’ verheerlijkte lichaam gelijkvormig zijn, Filip.3:21. Dus, het zal goed gaan met de rechtvaardigen want hun lichamen zullen niet vergaan.

B. Het zal goed gaan met de rechtvaardigen in hun dood, ook wat hun zielen betreft. O, wat zal dat een zalige dag zijn! Me dunkt, het is met een heilige ten tijde van zijn dood, zoals met de heilige Paulus op zijn reis naar Rome. Wij lezen dat het schip in stukkenbrak. Maar niettegenstaande er zoveel stukken waren kwam hij behouden aan wal. Hoewel het scheepje van de lichamen der heiligen worden verbroken door de dood, toch zijn de reizigers behouden; hun ziel bereikt veilig de hemelse haven. Laat mij u dit zeggen: de sterfdag van de gelovigen is de geboortedag van zijn eeuwige zaligheid; het is zijn hemelvaartsdag. De dag van zijn dood is zijn huwelijksdag met Jezus Christus. Geloof verbindt ons slechts op aarde. In dit leven vindt alleen de verloving plaats, maar bij de dood zal het huwelijk voltrokken worden in heerlijkheid. De rechtvaardige zal God zien van aangezicht tot aangezicht. "Eèn gezicht op de Heere te hebben zal al een hemel uitmaken, als de heiligen de vreugde zullen ingaan", zegt Augustinus. Hier komt de vreugde in hen, maar dààr zullen de heiligen in de vreugde ingaan. Zij zullen drinken uit die zuivere rivieren die voortvloeien uit de eeuwigdurende Fontein.

En zo ziet u dat het met de rechtvaardigen goed zal gaan, hoe de zaken ook gaan. Hoewel de zorgen komen, ofschoon de dood komt, toch zal het met de rechtvaardigen goed gaan. Zo dan, laat het volk des Heeren zich troosten met deze woorden!

O, wat een aansporing is het voor allen die mij horen om rechtvaardigen te worden! De tekst moge ons allen uitlokken om godzalig te leven. "Zegt de rechtvaardige dat het hem wèl zal gaan"! Hoewel de zaken nog zo slecht met hem staan, dan nòg gaat het goed met hem. Niet dat wij naar ellenden moeten uitzien. We zijn blij als het goed met ons gaat, met onze familie en met onze goederen. Maar met de rechtvaardige gaat het altijd goed. Zijn persoon is verzegeld. Hij is erfgenaam van al Gods beloften. Hij is een gunstgenoot van Christus, de hemel wacht hem. Gaat het dan niet goed met een rechtvaardige? Indien u zaligheid wilt hebben moet u trouwen met heiligheid: "Zegt de rechtvaardige dat het hem wèl zal gaan".

Tot zover over de eerste stelling: de troost van de godzalige en leven en sterven; het zal wèl met hem gaan.

II

Nu, indien dit alles u niet kan bewegen om afstand te doen van uw zonden en een rechtvaardige te worden, moet ik overgaan tot het volgende gedeelte van de tekst om de mensen af te schrikken van hun zonden en om hen bevreesd te maken van hun goddeloosheid: "Wéé de goddeloze, het zal hem kwalijk gaan". Dit, mijn geliefden, is de donkere kant van de wolkkolom. Het moge iedere goddeloze die mij hoort een siddering in zijn hart geven. "Wéé de goddeloze, het zal hem kwalijk gaan".

De leer die deze woorden ligt begrepen is deze: Wanneer de zaken goed schijnen te gaan met de goddelozen zal het ten laatste met hen slecht gaan. "De goddeloze zal het niet wèl gaan en hij zal de dagen niet verlengen. Hij zal zijn gelijk een schaduw, omdat hij voor Gods aangezicht niet vreest," Prediker 8:13. De God der Waarheid heeft verklaard dat het niet goed zal gaan met de goddelozen. Het is zo waar als God Waar is: "De goddeloze zal het niet wèl gaan". Om dit u te mogen ophelderen, zal ik het in vier opzichten aantonen.

1

Het zal met een goddeloze slecht gaan in zijn leven. Een goddeloze die mij hoort kan dit moeilijk geloven als hij een overvloed en een toevloed van uitwendige gemakken heeft. Als hij het vette eet en het zoete drinkt kan hij nauwelijks een prediker geloven die hem zegt dat het slecht met hem gaat. Maar toch is het zo. Want gaat het niet slecht met hem die door de vloek, ja de vloek van God wordt bedreigd? Kan hij voorspoedig zijn die onder de vloek van God leeft? Stromen van toorn gaan over het hoofd van een goddeloze. Hij is een erfgenaam van al de plagen die geschreven zijn in het boek van God. Al Gods vloeken zijn het deel van de zondaars. En als hij in zijn zonden sterft kan hij er zeker van zijn dat zijn deel hem wordt uitbetaald. Wéé de goddeloze! Ieder stukje brood dat hij eet draagt de vloek met zich mee. Het is als vergiftigt brood wat aan een afgod wordt geofferd. Met iedere druppel wijn die hij drinkt slikt hij een vloek in. Wéé de goddeloze! Er is een vloek in zijn beker en een vloek op zijn tafel. God roept een wee over hem uit. Wij lezen dat Belsazar ‘wijn dronk en zei dat men de gouden en zilveren vaten voortbrengen zou die zijn vader Nebukadnezar uit de tempel te Jeruzalem weggenomen had….en de koning en zijn vorsten, zijn vrouwen en zijn bijwijven dronken daaruit’, Daniël 5:2-3. Belsazar was zeer opgeruimd, hij was dronken temidden van zijn bekers. Maar wéé die goddeloze! "Ter zelfder ure kwamen er vingeren van eens mensen hand voort, die schreven tegenover de kandelaar op de kalk van de wand van het koninklijk paleis. Toen veranderde zich de glans des konings en zijn gedachten verschrikten hem". "Wéé", werd op de muur geschreven. Laat een zondaar leven totdat hij honderd jaar oud wordt, toch wordt hij vervloekt. Zijn grijze haren dragen de vloek op zich, Jesaja 65:20.

2

Het zal slecht met de goddeloze gaan, niet alleen in dit leven, maar ook in het uur van zijn dood. De dood maakt een einde aan al zijn troost. Geen verwenning en vertroeteling neer van het vlees! Geen bekers wijn meer! Geen muziek meer! "En de vrucht van de begeerlijkheid uwer ziel is van u weggegaan", Openbaring 18:14. Alle dingen die lekker en goed zijn, zijn van u weggegaan. Het geluid van de citer, van de zanger, van de bazuin zal in u niet meer gehoord worden. Wat gezegd werd van de verwoesting van Rome kan men ook zeggen van een goddeloze: geen vreugde en blijdschap meer, geen vrolijkheid en muziek meer. De zoete spijs van een zondaar, zijn scharlaken kleren, zijn schitterende diamanten, alles zal van hem wegwijken bij de dood. En zoals de dood een eind maakt aan de vreugde van de zondaars, maakt ze ook een begin aan al zijn smarten. Helaas, voordat de dood de ogen van een zondaar sluit, wordt eerst het oog van zijn consciëntie geopend. In de ure des doods staat elke zonde met een uitgetrokken zwaard in zijn hand. Die zonden die hem in zijn leven vermaakten, zullen hem bevreesd maken en verschrikken. Al zijn vreugde en vrolijkheid zullen veranderd worden in droefheid. Zoals u wel eens gezien hebt dat suiker wat in een vochtige plaats ligt oplost en in water veranderd, zo verandert in de ure des doods al de gesuikerde vreugde van de goddelozen in water, namelijk wateren van tranen en wateren van smart.

3

Het zal slecht met de goddeloze gaan in de dag des oordeels. Wanneer hij voor Gods rechterstoel verschijnt, zal hij nalaten om anderen te oordelen, maar hij zal staan voor Gods gericht en zelf onderzocht worden naar zijn leven. Ik lees van Felix toen hij Paulus hoorde spreken van het laatste oordeel, dat hij beefde. Josefus merkt op dat Felix een goddeloos man was. De vrouw die met hem leefde –haar naam was Drusilla- had hij van haar man weggelokt en leefde met haar in ontucht. Toen Felix Paulus hoorde preken van het laatste oordeel, beefde hij. Nu, als hij beefde toen hij van het oordeel hoorde, wat zal hij doen als hij in het oordeel komt? Wat zal hij doen als al zijn verborgen zonden openbaar gemaakt worden, wanneer al zijn middernachtelijke ongerechtigheid op zijn voorhoofd geschreven wordt, als met de punt van een diamant?

Op de oordeelsdag zal er een rechterlijk onderzoek plaatsvinden. God zal de zondaars met name oproepen en zeggen: "Treedt naar voren, hoort uw beschuldiging, ziet wat of u op deze aanklacht kunt antwoorden. Wat kunt u zeggen van uw sabbatschennis, van uw moorden, van uw dronkenschap en meineden? Van uw wraakzucht en boosaardigheid? Van al uw onderdrukken van Mijn kinderen? Wat durft u hierop zeggen, schuldig of niet schuldig? O, rampzalige, u kunt niet zeggen dat u niet schuldig staat, want ben Ik geen oorgetuige geweest van al uw boosheid? Stemmen de boeken niet overeen; het boek van uw geweten en het boek van Mijn alwetendheid? Durft gij uzelf aanmatigen om nog voor uw onschuld te pleiten? O, hoe zal de zondaar dan van schrik beroerd worden en in wanhoop wegzinken!

Na dit gerechtelijk onderzoek volgt het vonnis: "Gaat weg gij vervloekten, in het eeuwige vuur"! Wat, weg te moeten gaan van de tegenwoordigheid van Christus in Wiens tegenwoordigheid een volheid van vreugde ligt? Van Christus weggezonden te worden met een vloek? Daarom zegt Chrisotomus: Alleen al dit woord ‘ga weg’ is erger dan de pijniging zelf.

En gedenk hieraan, u die voortgaat in uw zonden, wanneer dit vonnis eenmaal is gepasseerd kan het nooit meer herroepen worden. Dit is het Hoogste Gerechtshof waarvan geen hoger beroep mogelijk is. Hier gaan de mensen met hun rechtszaak van het ene Hof naar het andere, van het Hof van Justitie naar het Hooggerechtshof, maar op de laatste dag des oordeels zal er geen hoger beroep tegen het vonnis mogelijk zijn. Want dit is het hoogst Hof.

4

Het zal slecht gaan met de goddelozen die in hun zonden sterven nà de dag des oordeels. Ach, dan zal er maar èèn weg zijn –en zij zouden blij zijn als ze die weg niet moesten gaan- èèn weg naar de gevangenis. Ach, daar is geen weg dan alleen naar de hel. "De rijke man sloeg zijn ogen op, zijnde in de pijniging", Lukas 16:23. De hel is het middelpunt van alle ellenden; het is de branderij van de geesten tot pijniging overgegeven. De Schrift zegt ons dat er in de hel deze drie dingen zijn: er is duisternis, er is vuur en er zijn ketenen.

  1. De hel wordt een duistere plaats genoemd. "Voor dewelken, -voor de duivelen- wordt de donkerheid der duisternis bewaard", Judas vers 13. Duisternis, u weet het, is het ongemakkelijkste op de aarde. Iemand die in het donker gaat beeft bij iedere stap die hij doet. De hel is een zwart gebied, niets dan donkerheid der duisternis. En het moet wel een donkere plaats zijn waar zij worden afgescheiden van het licht van Gods tegenwoordigheid. Weliswaar meent Augustinus dat er enig zwavelachtig licht zal wezen. Maar veronderstel dat het zo is, dat licht zal alleen dienen om de verdoemden om het treurspel van hun ellende en hun pijniging te doen zien.
  2. En evenals er duisternis in de hel is, zo is er ook vuur. Het wordt genoemd: ‘de poel die brandt’. En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in de poel des vuurs", Openb.20:15. U weet dat vuur het pijnlijkste element is. Het veroorzaakt de vreselijkste pijn in het vlees. Nu, de hel is een plaats van vuur. Er wordt onder de godgeleerden getwist welk soort vuur dit is, doch ik hoop dat wij het nooit zullen weten welk soort vuur het is. Augustinus en anderen veronderstellen dat het een stoffelijk vuur is, maar veel heter dan het vuur in uw haard. Dat is slechts geschilderd vuur in vergelijking met het helse vuur. Maar ik denk veel meer dat het vuur van de verdoemden gedeeltelijk stoffelijk en gedeeltelijk geestelijk is. Deels stoffelijk om op het lichaam te werken en deels geestelijk, ’t welk de toorn Gods is tot pijniging van de ziel. Gods toorn is de poel, het brandend vuur. O, wie kent de sterkte van Gods toorn? Wie kan wonen bij deze gloed? Het is ondragelijk dit te verduren en onmogelijk dit te ontkomen.
  3. In de hel zijn ketenen, ketenen der duisternis, 2 Petrus 2:4. Die zondaars, die niet door èèn gebod Gods gebonden wilden worden, zullen door ketenen der duisternis gebonden worden. Ik neem aan dat de uitdrukking ‘ketenen der duisternis’ ons te kennen geeft dat de goddelozen in de hel niet het vermogen hebben om op en neer te wandelen, wat mogelijk een weinig verlichting zou geven, ofschoon zeer weinig. Zij zullen vast geketend neer liggen, zodat ze niet kunnen opstaan. Zij zullen vastgeklonken zijn aan een paal met ketenen der duisternis. O, hoe verschrikkelijk zal dat zijn! Veronderstel dat iemand eeuwig op een bed moest liggen, onbekwaam om van zijn plaats op te staan, wat zou dat een grote pijniging voor hem zijn! Ach, als verdoemden op de pijnbank te liggen, altijd onder de folterende verschroeiing van Gods toorn en vast gebonden zonder zich te kunnen bewegen, o hoe vreselijk zijn de gedachten hieraan! En dit is de toestand van de goddelozen: duisternis, vuur en ketenen!

Er zijn nog twee dingen om u aan te tonen dat het met de goddelozen slecht zal gaan al zouden ze sterven zo ze willen.

Het eerste is de worm van wroeging in de veroordeelde zielen en deze is niet anders dan de worm der consciëntie "waar hun worm niet sterft", Markus 9:44. O, hoe vreselijk zal het zijn om deze worm te hebben! Melanchton noemt een knagend geweten: ‘een helse razernij’. Het zal zijn alsof een giftig worm knaagt aan het hart van de mens. De zondaars die weigerden om de stem van hun consciëntie te horen zullen de worm in de consciëntie voelen.

Ten tweede. Zoals er een worm van wroeging is, is er ook de slang, dat is de duivel, die genoemd wordt de oude slang, Openbaring 12:9. Zoals er het knagen van de worm zal zijn, is er ook het steken van de slang. De verdoemden in de hel zullen gedwongen worden de duivel te zien. Ik herinner me wat Anselmus zegt: "Ik zou liever al de pijnigingen van dit leven ondergaan dan de duivel met lichamelijke ogen te zien". Maar de goddelozen zullen dit gezicht dus zien, of ze willen of niet. En niet alleen zien, ze zullen het steken van deze oude slang, de duivel ook voelen. Satan is vervuld met woede tegen de mensen en zal geen barmhartigheid betonen. Evenals hij al zijn listigheid aanlegt om de mensen te verzoeken, zo gebruikt hij al zijn wreedheid om de mensen te pijnigen.

Dit is niet alles. Deze zielsangsten en helse stuiptrekken zullen eeuwig duren. Neemt die tekst in Openbaring 14:11 als bewijs. "En de rook van hun pijniging gaat op tot in alle eeuwigheid en zij hebben geen rust, dag noch nacht". Zo is het in de hel. Zij wensten te sterven, maar zij kunnen niet. De goddelozen zullen altijd stervende zijn, maar nimmer dood zijn. De rook van de oven gaat op in alle eeuwigheid. Ach, wie kan dit verdragen, eeuwig op de pijnbank te liggen? Dit woord eeuwig breekt het hart. De goddelozen vinden nu dat de Sabbath lang duurt en zeggen: ‘wanneer zal de Sabbath omgaan’? Ze vinden een preek lang en vinden een gebed lang, maar o, hoe lang zal het zijn om tot in alle eeuwigheid in de hel te liggen? Na miljoenen jaren zijn hun pijnigingen net zo ver van het einde als dat ze het eerste uur begonnen.

Een andere verzwaring van de helse folteringen is dat de verdoemden in de hel niemand hebben die medelijden met hen heeft.. Het geeft enige troost, wat gemak om onze vrienden te hebben die medelijden met ons hebben in onze ziekte en gebrek. Maar ach, die in de hel zijn hebben geen vrienden. Barmhartigheid zal geen medelijden met hen hebben, de barmhartigheid is veranderd in wraak. Christus zal geen medelijden met hen hebben, Hij is geen Advocaat meer voor hen. De engelen zullen geen medelijden met hen hebben, ja ze verheugen zich zelfs als zij de vergelding zien uitgeoefend op zijn vijanden. Ach, hoe droevig is dit: in de brandenden oven van Gods toorn te liggen en niemand die medelijden met hen heeft.

O, hoort dit, allen die in uw zonden voorgaan. "Zegt de goddeloze dat het hem kwalijk zal gaan". O, wendt u daarom af van uw zonden opdat God u niet in stukken scheure, als een leeuw en er niemand is om u te verlossen. O, wat een verschrikkelijk woord is dit voor alle goddelozen die roekeloos in hun zonden voortgaan en wiens dorst eindigt in dronkenschap! Er is nooit zo’n vloed van goddeloosheid geweest dan nu! De mensen zondigen alsof zij God tarten en uitdagen om hen te verdoen. De mensen zondigen zo gretig als of ze bang zijn dat de poorten van de hel gesloten zullen zijn voordat ze daar komen. O, hoe dapper zondigen velen! Met al hun kracht zondigen ze en gaan naar de hel. Ach, wat zijn deze mensen in een droevige toestand. Is het niet droevig met hen in hun stervensuur, op de oordeelsdag en ná het oordeel? De goddelozen leven als vervloekten en sterven als verdoemden. Zondaars zijn het mikpunt waarop God zal schieten. Ze zijn voortdurend Zijn doelwit en Hij mist Zijn doel nooit.

U weet dat de Schrift zegt: "Daar zal wening en knersing der tanden zijn". Latimer zegt: ‘Het is vreselijk reisgeld, als wening het eerste eindpunt van de reis is en knersing der tanden het tweede. Hoe komt het dat er tanden knersen zal zijn? Het komt door de uitzonderlijke pijnen die goddelozen lijden. Ze zijn niet in staat het te dragen en weten niet hoe ze het moeten vermijden.

Ook knersen de goddelozen hun tanden tegen de godzaligen omdat ze hen in de hemel zien. Ze zijn razend als ze hen in de hemel zien die zij verdrukt en bespot en beschimpt hebben, en zichzelf in de hel. "Wanneer gij zult zien Abraham en Izaak en Jacob en al de profeten in het koninkrijk Gods, maar ulieden buiten uitgeworpen", Lukas 13:28, dan zullen ze hun tanden knersen. Goddeloosheid en de vloek van God gaan hand in hand en voor de boze is daar geen ontkoming.

Zie toe dat niemand van u die hier aanwezig is gevonden wordt onder het getal van de goddelozen. Wacht u dat u niet behoort onder het zwarte regiment dat de kleuren van de duivel draagt en onder zijn banier strijdt. De zondaar en de brandende oven zullen nimmer gescheiden worden. O, wacht u voor die zonden die u brengen in het helse vuur! Bernardus zegt dat er vurige zonden zijn die de mensen naar het helse vuur brengen. Welke zonden zijn dat? Wel, het vuur van de haat, her vuur van de harttocht, het vuur van de wellust en het vuur van de wraak. Deze vurige zonden brengen over de mensen de vurige plagen en het helse vuur. Wanneer u verzocht wordt tot welke goddeloosheid dan ook, denk bij uzelf: ‘Hoe zal ik het vuur van Gods toorn tot in eeuwigheid kunnen dragen? Hoe zal ik in de wijnpers van de eeuwige toorn Gods kunnen liggen? O, pas op voor die zonden die u brengen in deze plaats van pijniging.

Ik heb een verhaal gelezen van een maagd die verzocht werd door een jongeman om dwaasheid te bedrijven en tot hem zei: "Sta mij een ding toe en ik zal doen wat je verlangt". "Wat is dat", zei hij. "Hou je vinger slechts één uur in deze brandende kaars". Maar dat wou hij niet doen. Ze zei: "Wil je voor mij je vinger niet één uur in deze kaars houden en wil je wel mijn ziel voor eeuwig laten branden in de hel?" Zo bestrafte ze de verzoeker. Verzoekt Satan u tot goddeloosheid? Houdt deze woorden als een schild voor om zijn vurige pijlen uit te blussen. Zegt dit: O, Satan, als ik je verzoekingen omhels, moet ik tot in alle eeuwigheid onder je pijnigingen verkeren". O, tracht daarom om een rechtvaardige te zijn, want met de rechtvaardige zal het wèl gaan maar wacht u van de zonden, want met de zondaar zal het kwalijk gaan.

Ik wil alles besluiten met het gezegde van Augustinus: "Als een mens deugdzaam [2Petrus 1:5] is geweest; zijn werk vergaat maar de vergenoeging blijft. Als een mens goddeloos is geweest, vergaat het genoegen, maar de wroeging blijft."

 

 

Afscheidspreek van Thomas Watson in de Walbrook kerk, Londen.

Zondagavond 17 augustus 1662.

"Dewijl wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelf reinigen", 2 Korinthe 7:1a.

Hetgeen ik thans met de hulp des Heeren voorgenomen heb om met aandrang u voor te houden is die aangename tussenzin in de tekst die begint met: "Geliefden", (engelse vertaling: innig geliefden). U vindt hier de Apostel zijn genegenheden uitdragende tot dit volk. Hij spreekt thans als een herder èn hij spreekt tot hen als tot zijn geestelijke kinderen.

In deze tekst vindt u:

  1. De aanspraak: ‘innig geliefden’.
  2. De vermaning tot heiligheid: ‘laat ons onszelf reinigen’.
  3. De middelen hoe wij behoren gereinigd en geheiligd te worden: ‘dewijl wij dan deze beloften hebben’.
  1. Het eerste waarover ik voorneem te spreken is de naam die de apostel aan zijn kinderen geeft: ‘innig geliefden’. Merkt eens op hoe vurig de toegenegenheid van een oprecht Evangeliedienaar tot zijn volk is: ‘Innig geliefden’.

Er zijn twee dingen in iedere dienaar van Christus die veel geoefend worden: zijn hoofd en zijn hart. Zijn hoofd met het werk en zijn hart met liefde. Zijn hoofd wordt geoefend met arbeid in het werk van de bediening. Als het oprecht gedaan wordt is het een werk gepaster voor de engelen dan voor mensen. Het is een werk om de Godsspraken te openen, zelfs die heilige diepgaande dingen waarin de engelen onderzoeken. En indien God ons niet hielp, we zouden weldra zinken onder het gewicht van zo’n last. Als het hoofd van een dienstknecht wordt geoefend met zijn arbeid, dan wordt zijn hart geoefend met liefde. Het is moeilijk te zeggen wat het grootste is, zijn werk of zijn liefde. Zo luidt het hier in de tekst: ‘innig geliefden’.

In deze woorden vinden we de heilige Paulus in een beleg tegen de Corithiërs en arbeidzaam om een gelukkige overwinning te behalen, om hen met vriendelijkheid te overwinnen: ‘innig geliefden’. Het hart van de heilige Paulus was een fontein van liefde, zijn lippen waren de pijp en de Corinthiërs waren het vat waarin deze bron stroomde. Deze heilige Apostel was een spiegel en een voorbeeld van liefde voor die zondigden onder de Corinthiërs. En Paulus’ tranen drupten en zijn liefde brandde tot die biddend waren onder de Corinthiërs. De heilige Paulus was een seraf, zijn hart brandde met een vlam van toegenegenheid tot zijn volk. Hoeveel passages vinden wij verspreid in zijn brieven waarin hij zijn volk –aan wie hij soms schreef en voor wie hij soms preekte- vertelt hoezeer hij naar hun ziel uitzag, méér dan naar hun zilver! "Ik zoek niet het uwe, maar u"! 2 Kor. 12:14. Evenals een tere moeder haar kind laaft met haar borst zo gaf Paulus zijn volk de melk van Gods Woord, 1 Thess. 2:7. Deze Godsman schonk niet alleen een predikatie aan zijn volk, maar was ook gewillig om zelfs zijn ziel aan hen mee te delen, indien het hen zou behouden. "Wij hebben u gaarne willen mededelen, niet alleen het Evangelie van God maar ook onze eigen zielen, daarom dat gij ons lief geworden waart", 1 Thess. 2:8. Zo groot was Paulus toegenegenheid tot zijn volk dat hij hen liever had dan zijn eigen leven: "En indien ik ook tot een drankoffer geofferd worde over de offerande en bediening uws geloofs, zo verblijd ik mij en verblijd mij met u allen", Filip.2:17. Het is alsof hij had gezegd: ‘mijn bloed worde uitgestort als een offer als mijn dood op de een of andere wijze voor u dienstbaar mag zijn; als het de bevestiging en versterking van uw geloof mag bevorderen, ben ik gewillig om te sterven, ja dan verblijd ik mij er in’. Deze apostel was zo vol toegenegenheid dat hij niets anders kon kiezen dan zijn volk lief te hebben, ofschoon ‘hoe meer hij hen beminde, hoe minder hij bemind werd’, 2 Kor.12:15.

O, hoe verzoette Paulus al zijn predikaties met liefde! Als hij de zonde bestrafte, toornde hij in liefde. Hij doopte de bittere pil in de suiker. "Hoe keert gij u wederom tot de arme en zwakke beginselen welke gij wederom van voren aan wilt dienen? Gij onderhoudt dagen en maanden en tijden en jaren. Ik vrees voor u dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb. Broeders, ik bid u, wees gij als ik", Gal. 4:9-11. Zie eens hoe Paulus hun zonden berispt en tegelijkertijd hun zielen tot zich lokt. Zodra had hij de wonde niet geopend of dadelijk goot hij er wijn en olie in. Paulus beminde zijn volk zozeer dat hij niet gauw ergernis zou geven aan de zwàkste gelovige. "Indien de spijs mijn broeder ergert zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, (engelse vertaling" zolang de wereld bestaat) 1 Kor. 8:13. Paulus was net als een tere moeder die zichzelf onthoudt van bepaald voedsel –wat ze wel eten mag- uit zorg dat het schadelijk is voor het kind wat ze te drinken geeft. Zo ziet u dus dat hij een geestelijk vader was met een liefdevol karakter. En zeker, mijn broeders, deze toegenegenheid is in sommige trappen in alle ware dienaars van Jezus Christus. Ze zijn vol meeleven en toegenegenheid voor hen over wie de Heilige Geest hen tot opzieners gesteld heeft.

A.

  1. De eerste reden waarom er in al Christus’ dienaars zulke warme toegenegenheden tot hun volk liggen is dat nieuwe beginsel in hen wat hun leert om te beminnen. Genade zet het hart niet in vuur van afgunst maar van medelijden. Genade in het hart van een dienaar vijlt de stuursheid van zijn geest er af en maakt hem bemind en aantrekkelijk. Paulus blies eens bedreiging maar toen de genade kwam veranderde deze doorbos in een geestelijke wijnstok die zich strengelt rond de zielen van zijn volk met omhelzing van liefde.
  2. Deze vurige liefde ligt ook in het hart van een dienaar vanwege die geestelijke betrekking die er ligt tussen hem en zijn volk. Hij is een geestelijk vader en zouden we denken dat hij dan zonder gevoel is? "Want al had gij tienduizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders. Want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld", 1 Kor.4:15. Sommigen tèèlde hij in Christus, anderen bouwde hij op in Christus. Verzorgt een vader zijn kinderen niet met goede moed? Kan een vader aanzien dat het brood van zijn kind weggenomen wordt zonder dat zijn hart aangedaan wordt? Is het geen smart voor een vader te moeten zien dat zijn kind aan droge borsten wordt gelegd?
  3. B

    Er behoord in al Gods dienaars deze vaderlijke liefde en toegenegenheid te zijn omdat dit de aangenaamste weg is om goed te doen. Knoestige en weerspannige harten zullen het beste bewerkt kunnen worden met zachtmoedigheid. Het vuur smelt het hardste metaal. En het vuur van liefde zal onder Gods zegen de verhardste zondaar smelten. Een Barnabas, een zoon der vertroosting die in de geest van liefde en zachtmoedigheid komt is het meest geschikt om een verband uit de Evangelie-apotheek te leggen om zulken terecht te brengen die overvallen zijn door een misdaad. "Brengt de zodanige terecht door de geest der zachtmoedigheid", Gal. 6:1. Tot zover in ’t kort de leerstellige gedeelten.

    Geef mij thans verlof om enkele toepassingen te maken.

    1

    Het eerste wat wij hier zien is het ware karakter van een Evangelie dienaar. Hij is vervuld met liefde. Hij is niet toornig tegen zijn volk, uitgezonderd als ze niet behouden willen worden. Hoe ongenegen is een dienaar van Christus als hij moet aanzien dat kostelijke zielen –evenals zoveel paarlen- overboord geworpen worden in de dode zee der hel! Een getrouw dienaar zou het een ongelukkige winst rekenen om de wereld te winnen en de zielen van zijn volk te verliezen. Hij zegt net als de koning van Sodom tot Abraham: "Geef mij de zielen maar neem de have voor u", Gen.14:21.

    2

    De tweede zaak die we hieruit kunnen afleiden is: Indien de ware Evangelie dienaars zo vol liefde zijn, hoe droevig is het dat er zulke dienaars over het volk zijn aangesteld die geen liefde voor hun zielen hebben! Het werk der bediening is een arbeid der liefde. O, hoe droevig is het zodanigen over zich gesteld te hebben die nòch arbeiden noch liefhebben, die zonder toegenegenheid zijn. Die meer op de tienden gesteld zijn dan op de zielen. Het moet vanzelf toch droevig zijn met een volk, waar ook ter wereld, die zulke dienaars over hen gesteld hebben: die òf hen vergiftigen met hun dwaling, òf alles doen wat in hen ligt om hen ten verderve te slepen door hungoddeloos voorbeeld. Hoe kan de duivel de zonde bestraffen? Hoe kan een dienaar die zelf dronken is van de preekstoel uitroepen tegen dronkenschap? "Die predikt dat men niet stelen zal, steelt gij"? Die zegt dat men geen overspel doen zal, doet gij overspel?", Rom.2:21-22. Wij lezen van de snuiters (om de kaarsen te doven) in de tabernakel gemaakt waren van zuiver goud, Exod. 37:23. Degenen die krachtens hun roeping de zonden van anderen moeten bestraffen en uitdoven behoren van zuiver goud te zijn, heilige personen. God heeft in de wet bepaald dat de lippen van de melaatse bewimpeld moesten worden, Lev. 13:45. Zo behoorde niemand toegelaten te worden om de Godsspraken te verkondigen die een melaatse is in zijn levenswandel hoewel hij een engel is vanwege zijn ambt.

    3

    De derde zaak die wij geleerd worden, is het geluk van een dienaar die geplaatst is onder een volk die hem overvloedig stof van liefde geeft. Hoe gelukkig is hij die van harte tot zijn volk kan zeggen: ‘mijn innig geliefden’. Laat mij toe te spreken tot bemoediging van u die tot deze parochie behoort. Ik vind dat de Apostel het goede prijst wat hij in zijn volk zag: "Wij moeten God ten allen tijde danken over u broeders, omdat uw geloof zeer wast", 2 Thess 1:3. Hier prijst Paulus zijn volk. Laat mij in navolging van de Apostel op dit ogenblik ook een woord van erkenning tot u spreken.

    Ik heb mijn bediening nu bijna 16 jaar onder u uitgeoefend en ik verheug me en prijs God dat ik niet moet zeggen: "Hoe meer ik u bemin, hoe minder ik bemind wordt". Ik heb heel wat uitnemende bewijzen van uw liefde ontvangen. Ofschoon andere parochies u overtreffen in gezinnen, denk ik toch niet in sterke toegenegenheden. Ik heb met veel troost uw ernstige aandacht onder het gepreekte woord waargenomen; gij hebt u in dit licht verheugd, niet voor een enkel seizoen, maar tot op deze dag. Ik heb uw ijver voor de waarheid opgemerkt en –zoveel als in een kritieke tijd verwacht mag worden- uw vereniging en vriendschap. Dit zeg ik tot uw eer.

    En daar er in de toekomst een belemmering in mijn bediening onder u komen zal, -ofschoon ik dan meer toegelaten word om onder u te preken-, zal ik toch niet ophouden om u te beminnen en voor u te bidden. Maar waarom moet er een onderbreking plaats vinden? Waar is de misdaad? ’t Is waar, sommigen zeggen dat wij trouweloos en oproerig zijn. Geliefden, hoedanig mijn handelingen en lijden voor zijne Majesteit is geweest, is bij niet weinigen van u bekend. Evenwel, wij moeten ten hemel gaan door goed gerucht en kwaad gerucht. Ja het is goed als wij de heerlijkheid mogen verkrijgen ofschoon wij tussen de spiesen moeten doorgaan.

    Ik zal trachten de oprechtheid van mijn liefde u te betonen. Ik wil niet beloven dat ik nog onder u zal preken, noch kan ik zeggen dat ik het niet zal doen. Ik begeer geleid te worden langs de zilveren koorden van Gods woord en van Gods voorzienigheid. Mijn hart is u toegenegen.

    U weet er is een uitdrukking in de laatst uitgevaardigde Wet die inhoudt dat wij binnenkort zullen zijn alsof wij natuurlijk dood waren. En indien ik moet sterven, laat mij u enkele legaten nalaten voor ik van u heenga. Ik kan niet anders geven dan enkele raadgevingen en adviezen voor uw zielen. En ik vertrouw dat het niet schadelijk voor u zal zijn.

    Mijn geliefden, hier volgen twintig besturingen –waarvan ik wens dat u er bijzondere aandacht aan zal geven- en die ik begeer na te laten als advies en raadgeving voor uw zielen.

    1 Ik smeek u, onderhoudt uw vastgestelde uren met de Heere. De godzalige is iemand die afgezonderd leeft, Psalm 4:3, niet alleen omdat God hem heeft afgezonderd door verkiezing, maar omdat hij zichzelf heeft afgezonderd door toewijding aan de Heere. Begin de dag met God, bezoek God in de morgenstond voordat u een ander bezoek aflegt. Windt in de morgen uw hart op ten hemel en die zal heel de dag beter lopen. O, verander uw huizen in tempelen.

    Lees veel de Schrift. De twee testamenten zijn de twee lippen waardoor de Heere tot ons spreekt. Deze zullen u wijs maken tot zaligheid. De Schrift is het allebei: een spiegelende waskom om uw vlekken te zien en een wasvat om ze af te wassen. Bestorm iedere dag de hemel met uw gebeden; maak hiermee uw huizen geurig en onderhoudt zo een gedurige omgang met de hemel.

    2 Neemt goede boeken in uw huizen. Wanneer u de bron niet in uw nabijheid hebt, neemt dan water in uw vaten. Zo ook, als u niet die gezonde prediking hebt die u begeren zal, dan zijn goede boeken de vaten die het water des levens in zich bevatten om u te verfrissen. Toen Davids natuurlijke warmte week, overdekten ze hem met warme kleding, 1 Kon. 1:2. Doe zo ook als u een kilheid over uw zielen voelt en uw vroegere warmte begint af te nemen, windt uzelf in warme kleding, neemt goede boeken die u zulke waarheden bekendmaken dat uw harten mogen verwarmd en aangeraakt worden.

    3 Wees voorzichtig met uw gezelschap, wacht u voor onnodige familiairheid met zondaars. Wij kunnen geen gezondheid van elkaar krijgen, maar we kunnen wel spoedig een ziekte krijgen. De kwaal der zonde is zeer besmettelijk. Ik zou net zo bang zijn om onder de goddelozen te verkeren als onder hen die melaats zijn. "Zij vermengden zich met de heidenen en leerden hun werken", Psalm 106:35. Indien wij anderen niet kunnen verbeteren, laat ons toezien dat zij ons niet verergeren. Lot was een wonder: hij bleef zoet in Sodoms zoute water.

    Mijn geliefden, wacht u voor de gelegenheid der zonde. Kwaad gezelschap geeft een gelegenheid tot zondigen. Onder de oude Wet mochten de Nazireeërs geen wijn drinken en bovendien waren ze ook de vruchten verboden waarvan wijn gemaakt werd, Num. 6:3-4. Dit was om ons te leren dat al de gelegenheden tot zondigen vermeden moeten worden. Kwaad gezelschap is een sleepnet van de duivel waardoor hij miljoenen naar de hel sleept. Hoe veel families en hoe veel zielen zijn te gronde gegaan en vervallen door kwaad gezelschap! Veel zijn er die van een speelhuis naar een hoerenhuis gaan en van de kroeg naar het graf.

  4.  

a. Neem acht wie u hoort. Het is de raad van Christus onze Zaligmaker: "Wacht u van de valse profeten dewelke in schaapsklederen tot uw komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven", Matth 7:15. Laat mij het u nog aanzeggen: De duivel heeft zowel zijn dienaars als Christus. "En de slang wierp uit haar mond, achter de vrouw, water als een rivier", Openb.12:15. Dat betekent volgend de uitlegging van de geleerden dat de Satan door zijn dienaars en handlangers een rivier van Ariaanse leringen uitwierp om de kerk te verdrinken. Er zijn sommigen die door de sluwheid van hun vernuft de kunst hebben geleerd om dwaling met waarheid te vermengen en zo vergif te geven in een gouden beker.

b. Neem acht wie u hoort en hoe u hoort. Wees gelijk aan die van Berea die de Schriften onderzochten of de dingen die zij hoorden prediken alzo waren of niet, Hand. 17:11. Uw oren mogen geen sponsen zijn die zowel troebel water inzuigen als wijn, maar uw oren moeten als een wan zijn die het kaf uitwant maar het zuivere koren bewaart. U behoort te zijn als degenen in de gelijkenis die de goede vissen verzamelt in hun vaten maar de kwaden wierpen zij weg, Matth. 13:48. De heiligen worden maagden genoemd vanwege hun wijsheid. Zij laten niemand toe om hun ziel te verontreinigen met dwaling. Zij hebben een oordeelkundig oor om tussen waarheid en dwaling te onderscheiden en een kritisch gehemelte waardoor zij onderscheid maken tussen voedsel wat door God gezonden is en het kooksel van de duivel.

5

Jaagt naar oprechtheid. "Zie Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste", Psalm 51:6. Wees in waarheid wat u schijnt te zijn. Doe niet zoals de roeiers in een boot, die naar de ene kant uitkijken maar naar de andere kant roeien. Kijk niet hemelwaarts in uw belijdenis terwijl u naar de hel roeit in uw praktijk. Doe niet alsof u God bemint terwijl u de zonde lief hebt. Nagemaakte vroomheid is dubbele ongerechtigheid. Laat uw hart oprecht zijn voor God. Hoe natuurlijker de diamant is hoe meer waarde ze heeft. Hoe eenvoudiger het hart is, hoe meer de Heere Zijn juwelen waardeert. Een beetje ruw goud is veel meer waard dan heel wat schitterend koper. Een weinigje ware genade –ofschoon dof vanwege veel zwakheden- is beter dan al de glinsterende vertoningen van de huichelaars. Een oprecht is voor God een gangbare munt.

6

Zo lief gij uw ziel hebt, blijf toch geen vreemdeling van uzelf. Wees veel en dikwijls bezig in zelf onderzoek. Bij al de boeken die u leest blader het boek van uw eigen hart door. Kijkt in het boek van uw geweten en ziet wat daarin geschreven staat. "Ik overlegde in mijn hart", Psalm 77:7. Plaats een gerechtsstoel in uw eigen hart. Onderzoekt of u genade hebt of niet. "Beproef uzelf of gij in het geloof zijt of niet". Wees net zo bevreesd voor geschilderde heiligheid als u bevreesd zou zijn om naar een geschilderde hemel te gaan. Meent niet dat u goed bent omdat anderen dat denken. Laat het Woord de toetssteen waaraan u uw harten beproeft. Laat het Woord uw vergrootglas wezen om de staat van uw ziel te beoordelen. Vanwege het gemis aan dit zelfonderzoek zijn velen van u wel bekend aan anderen, maar onbekend aan zichzelf.

7

Betrek uw geestelijke wacht. "Wat Ik u zeg, dat zeg Ik u allen: Waakt". Als ik het laatste woordje tot u moest spreken zou het dit zijn: Waakt! O, hoe nodig is het voor een christen om altijd op zijn wacht te staan! Ons hart is een sluw ding en zal naar ijdelheid sluipen, en als we niet voorzichtig zijn zal het ons tot zonde verlokken. Wij letten bijzonder op mensen die we wantrouwen. Uw hart is zo’n verdacht persoon! O, hebt er een oog op! Bewaakt het gedurig, het is een boezem-verrader. Job zetten een wacht voor zijn ogen, Job 31:1. Wij behoren iedere dag op de wacht te staan. Slaap niet op uw wacht! Onze slaaptijd is de verzoekingstijd van de duivel. Laat uw kaarsen altijd brandende zijn.

8

U, die Gods volk zijt, vergadert dikwijls samen. "Zij die de Heere vrezen spreken dikwijls de een tot de ander", Mal.3:16, engelse vertaling. De duiven van Christus behoren samen te vliegen. De ene christen zal de andere helpen verwarmen. Een enkele kool zal spoedig uitdoven, maar vele kolen samen zullen elkaar in leven houden. Samenspreking kan soms net zoveel goed doen als de prediking. Door goede gesprekken drupt de ene christen olie op de ander, waardoor de lamp van zijn genade te helderder doet branden. Het is grote wijsheid om een vak genootschap aan het werk te houden. Door dikwijls bij elkaar te komen en goede gesprekken aan de gang te houden onderhouden christenen het vak der godzaligheid, wat anders zou verminderen en spoedig verloren gaan. Is de gemeenschap der heiligen geen artikel in onze geloofsbelijdenis? Leeft niet afzonderlijk alsof dit artikel uitgewist was. De natuurkundigen hebben opgemerkt dat er een harmonie in de planten ligt. Zij zeggen dat sommige planten meer vrucht dragen als ze in de nabijheid van anderen groeien. De wijnstok en de olm, de olijf en de mirt gedijen het beste als ze samen groeien. Zo is het ook in de ware religie. De heiligen zijn bomen der gerechtigheid. Zij gedijen het beste in godzaligheid als ze samen groeien.

9

Houdt uw hart opgetrokken boven de wereld. "Bedenkt de dingen die boven zijn", Kolos.3:2. Wij kunnen de vorm van de maan in het water zien, maar de maan is vastgesteld in het firmament hierboven. Zo is het ook met een christen, ofschoon hij hier beneden wandelt, behoort zijn hart vastgesteld te zijn boven in de hemel. In de hemel is onze beste verwantschap, onze zuiverste verheuging, ons Huis des Heeren. O, laat uw harten boven zijn! Dat is het beste en het aangenaamste leven. Hoe hoger een vogel vliegt, hoe mooier hij zingt. Hoe hoger het hart boven de wereld verheven wordt, hoe lieflijker het zich verheugt. De arend die in de lucht vliegt kan niet bedwelm worden door een slang. Wiens hart verheven is boven deze lage aarde worden niet bedwelm door de plagerijen en onrust die anderen ondervinden.

10

Maakt veel gebruik van de beloften. De beloften zijn grote ondersteuningen voor het geloof. Het geloof leeft in de belofte zoals een vis in het water leeft. De beloften zijn zowel tot vertroosting als ook tot verlevendiging; het zijn de borsten des Evangelies. Zoals een kind kracht krijgt door de borst te zuigen, krijgt het geloof de kracht en de verlevendiging door het zuigen aan de borsten van de beloften. De beloften des Heeren zijn als de luchtblazen die ons voor zinken bewaren als we in de wateren van beproeving komen. De beloften zijn zoete wijntrossen die aan Christus, de ware Wijnstok groeien. O, maak veel gebruik van de beloften! Er is geen toestand waarin u kunt verkeren of u vindt er een belofte voor. De beloften zijn als het manna wat voldoet aan de smaak van ieder christen.

11

Tot allen die mij horen zeg ik: houdt u bezig in een beroep. Hiëronimus raadde zijn vriend aan om altijd bezig te zijn opdat, als de duivel zou komen om hem te verzoeken, hij hem bezig mocht vinden in Gods wijngaard. Ik ben er zeker van dat dezelfde God Die gesproken heeft: "Gedenkt de sabbathdag dat gij dien heiligt", ook zegt: "Zes dagen zult gij arbeiden". De grote God heeft nooit een waarborg gevonden voor ledigheid. Een lui belijder is een schande voor zijn belijdenis. "Want wij horen dat er sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende. Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onze Heere Jezus Christus dat zij met stilheid werken". Solon maakte wetten om de ledigheid te doen ophouden. Cicero zegt van een leegloper: "Hij ademt wel, maar leeft niet". Een leegloper is nutteloos, maar een goed christen werkt in de kring van zijn beroep.

12

Laat mij toe u te smeken om de eerste en de tweede tafel van de wet te verbinden: vroomheid tot God en rechtvaardigheid tot uw naasten. De apostel vat die twee woorden samen in een vers, Titus 2:12 "Opdat wij rechtvaardig en godzalig leven zouden". Rechtvaardig ten opzichte van de burgerlijke wandel en godzaligheid heeft betrekking op vroomheid en heiligheid. Gedenkt ten allen tijde dat het éne gebod hetzelfde Goddelijk stempel en autoriteit draagt als het andere gebod. Ik zou eenburgerlijk mens willen onderzoeken in de plichten van de eerste tafel en ik zou een belijdend christen willen onderzoeken in de plichten van de tweede tafel. De énen geven voor het geloof te hebben, maar tonen geen werken, terwijl de anderen de werken tonen maar hebben geen geloof. De énen beweren ijver tot God te hebben maar ze zijn niet rechtvaardig in hun handeling, de anderen zijn wel rechtvaardig in hun handeling maar ze hebben geen sprankje ijver tot God. Indien u ten hemel wilt gaan behoort u de beide tafelen te onderhouden, de eerste en de tweede tafel. Verenig godsvrucht en burgerlijkheid samen. Als wij de Roomsen afkeuren vanwege het uitschrappen van het tweede gebod, laat de Roomsen ons niet af kunnen keuren wegens het nalaten van de tweede tafel.

13

Voegt de slang en de duif samen, oprechtheid met voorzichtigheid. "Zijt dan voorzichtig (engelse vertaling: wijs) gelijk de slangen en oprecht gelijk de duiven", Matth.10:16. Wij moeten oprechtheid hebben bij onze wijsheid, anders is onze wijsheid slechts sluwheid. En wij moeten wijsheid hebben bij onze oprechtheid (engels: onze onnozelheid) anders is onze oprechtheid (onnozelheid) slechts zwakheid. Wij behoren de onschuld van de duif te hebben opdat we anderen niet verleiden en wij moeten de voorzichtigheid van de slang hebben opdat anderen ons niet misbruiken en verleiden. De waarheid niet te kort te doen door zwijgen – hier is de onschuld van de duif. Onszelf niet te verraden door voorbarigheid – hier is de voorzichtigheid van de slang. Hoe gelukkig is het als deze twee verenigd zijn! De duif zonder de slang is dwaas en de slang zonder de duif is goddeloos.

14

Wees banger om te zondigen dan om te lijden. Een mens mag beproefd worden en toch de liefde Gods deelachtig zijn. Maar als hij zondigt wordt de Heere onmiddellijk vertoornd. De zonde verbergt het licht van Gods aangezicht. In lijden mag er vrede in het geweten zijn. Wanneer de hagel op de pannen klettert, kan er muziek in het huis wezen. En als het lichaam lijdt kan er vrede en muziek in de consciëntie wezen. Maar als iemand moewillig en met voorbedachten rade zondigt verliest hij al zijn vrede. Franciscus Spira verloochende zijn geloof, maar hij werd een schrik voor zichzelf en kon zichzelf niet meer inhouden. Hij meende dat Cain en Judas niet die kwellingen en verschrikkingen in de hel ondervonden dan hij gevoelde. Hij die de zonde bedrijft om lijden te ontgaan is evenals iemand die toelaat dat zijn hoofd gewond raakt als zijn schild en helm maar bewaard wordt.

15

Wacht u voor afgoderij. "Mijn kinderkens, bewaart uzelven van de afgoden". Afgoderij is als een beeld van ijvering om de Heere tot jaloersheid te verwekken. Het breekt de huwelijksband in stukken en maakt dat de Heere Zijn betrekking op een volk verwerpt. Welk soort religie is het Pausdom? Het is de moeder van veel monsters. Welke zielsverwoestende leringen brengt het voort, zoals het verdienen van zaligheid door goede werken, de vergeving door aflaten, de aanbidding van engelen, pauselijke aflaten, het vagevuur en dergelijke. Het is een zielsverwoestende religie; het is een oorzaak van onkunde, onreinheid en moord. De Roomse religie wordt niet verdedigd door kracht van bewijsvoering, maar door de kracht van wapenen. Bewaar uzelf van afgoderij en wacht u voor bijgeloof, dat is een kamerheer van ’t Pausdom.

16

Denkt niet te laag over godzaligheid omdat ze veracht en verdrukt wordt. De goddelozen, door de duivel opgejaagd, verachten in hoogmoed de wegen des Heeren. Zo deden de keizers Julianus en Lucianus. Hoewel de goddelozen op hun doodsbed wensen godzalig te zijn, verachten en haten ze de godzaligheid in hun leven. Maar denk niet laag van de religie omdat ze veracht wordt door de goddelozen. Veronderstelt dat een maagd veracht zou worden vanwege haar kuisheid, maar haar kuisheid is er niet te minder om. Als een blind man de zon beschimpt, schijnt de zon er niet te minder door. Heiligheid is een schone en heerlijke zaak; het is de heerlijkheid der engelen. En zouden wij ons schamen over hetgeen ons aan engelen gelijk maakt? De dag zal komen dat de goddelozen blij zouden zijn als ze iets van die heiligheid konden krijgen die ze nu verachten, maar ze zullen er net zo ver vandaan zijn om het te bekomen als ze het nu verachten.

17

Denkt niet gunstig over de zonde omdat het de gewoonte is. Denkt niet beter van goddeloosheid en ongodsdienstigheid omdat velen in die kromme wegen wandelen. Het groot aantal mensen is een dwaas argument. De menigte bewijst de goedheid van een zaak niet. De naam van de duivel is Legio wat ‘menigte’ betekent. De weg naar de hel is heden ten dage vol wandelaars. Acht de zonde niet beter omdat de meeste mensen op die weg wandelen. Denken wij beter van een ziekte omdat ze algemeen is? Het pleidooi van de menigte zal voor Gods rechterstoel niet kunnen bestaan als God u zal vragen: "Waarom verbrak u Mijn sabbatdag? Waarom was u dronken? Waarom verbrak ge uw eed?" Als u dan zal zeggen: "Heere, omdat de meeste mensen dat deden", zal dat een zwak pleidooi zijn. God zal tot u zeggen: "Nu dan, ziende dat u met de menigte gezondigd hebt, zult ge nu met de menigte naar de hel gaan!" Ik smeek u, indien u zorg draagt voor uw zielen, dat u tegenin het verderf der tijden inloopt. Indien u levende vissen zijt, zwemt dan tegenin de stroom, dode vissen drijven met de stroom mee! Hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraf ze veeleer", Efeze 5:11.

18

Dient God met alle macht in de zaken van religie. "Alles wat uw hand vindt om te doen doe dat met uw macht, want er is geen werk noch verzinning in het graf waar gij heengaat", Prediker 9:10. Dit is een beweegreden waarom wij alles voor de Heere moeten doen wat wij kunnen. Wij behoren Hem te dienen met al onze krachten omdat het graf zeer nabij is en er is geen gebed, geen bekering in het graf mogelijk. Onze tijd is maar kort en daarom behoort onze ijver tot God groot te zijn. David danste met al zijn macht voor de ark. Zo behoren wij vurig te handelen in de geest der gehoorzaamheid aan de Heere. "Zijt vurig van geest, dient de Heere", Rom.12:11. Wacht u voor een trage en vadsige stemming in de dienst van God. U moet niet slechts een gebed opzeggen, of een gebed lezen, maar ui moet uw ziel uitstorten in het gebed. U moet niet slechts God lief hebben, maar u moet "krank van liefde zijn". In de oude wet wilde God hebben dat het reukwerk op het vuur gelegd werd, Lev. 16:13. En waarom? Om af te beelden dat het hart ontvlammen moet in de dienst des Heeren; uw gebeden moeten opgaan met de vlam van toewijding. Ik erken dat de hel ingenomen kan worden zonder geweld, u kunt met gemak in de hel springen. Maar de weg naar de hemel gaat altijd bergopwaarts, en daarom moet u al uw macht gebruiken. "De geweldigers nemen haar met geweld", Matth. 11:12. De hemel wordt niet ingenomen zonder geweld. Ziet u de mensen ijverig en zeer ingespannen om in de hel te komen en zou u dan geen moeite doen voor de hemel?

19

Doet al het goede wat u voor anderen kunt doen zolang als u leeft. God heeft ieder schepsel tot ons nut gemaakt. De zon heeft haar licht niet voor zichzelf, maar voor ons. Een fontein stroomt vrij; mirre drupt vrij van een boom. Ieder schepsel verloochent als het ware zichzelf: de dieren geven ons hun werk; de vogels geven ons hun muziek; de zijdeworm geeft haar zijde. Nu, heeft God ieder ding tot ons nut gemaakt en zullen wij niet nuttig zijn voor elkander? O, werkt er aan om de zielen van anderen te helpen en om het gebrek van anderen te vervullen. Jezus Christus is een algemene zegen voor de wereld. Wij zijn allen leden van onze Staat, ja zijn we zelfs geen leden van het geestelijk lichaam en zal ieder lid dan niet behulpzaam wezen voor het welzijn van het lichaam? Het is een dood lid ’t welk niet bijdraagt tot het welzijn van het lichaam. O, wees werkzaam om nuttig voor anderen te zijn terwijl u nog leeft, opdat wanneer u sterft u gemist moge worden. Velen leven zo onvruchtbaar dat hun leven in werkelijkheid nauwelijks een gebed waard is noch hun dood nauwelijks een traan waard.

20

Denkt iedere dag aan de eeuwigheid. O, die eeuwigheid, eeuwigheid. Wij allen die hier zijn zullen eens -het kan voor sommigen van ons binnen een paar dagen of uren zijn- afsteken naar de oceaan der eeuwigheid. De eeuwigheid is van een eindeloze duur, zegt Eoetius. Door geen verrekijker kan men het einde van de eeuwigheid zien. De eeuwigheid is een som die nimmer opgeteld kan worden, een lijn die nooit kan gemeten worden. De eeuwigheid is een staat van eeuwigdurende ellende of van eeuwigdurende zaligheid. Indien u godzalig bent zult u eeuwig gelukzalig zijn; altijd zult ge uzelf mogen koesteren in het licht van Gods aangezicht. Indien u goddeloos bent zult u eeuwig ellendig zijn; altijd zult u moet liggen in de hete oven van de wraak van de Almachtige God. De eeuwigheid voor de godzaligen is een dag die geen zonsondergang zal hebben; de eeuwigheid voor de goddelozen is een nacht die geen zonsopgang zal hebben. O, ik smeek u, mijn broeders, besteedt iedere dag enige tijd om aan de eeuwigheid te denken. De ernstige gedachten aan een eeuwige staat zou een voornaam middel zijn om heiligheid te bevorderen.

A. De gedachten aan de eeuwigheid zouden ons zeer ernstig maken omtrent onze zielen. "O mijn ziel, je moet binnenkort de eeuwigheid ingaan, een staat die nooit overgedaan of veranderd kan worden!" Hoe ernstig zou het ons maken voor het welzijn van onze zielen die nog leven bij de gratie Gods! Toen Xenxes gevraagd werd waarom hij zolang bezig was om een schilderij te maken, gaf hij ten antwoord: "Ik schilder nu voor de eeuwigheid". O, hoe vurig zou men bidden als men bad voor de eeuwigheid. O, hoe nauwgezet en behoedzaam zou die man leven met de gedachte dat aan dit moment een eeuwigheid vast hangt!

B De gedachte aan de eeuwigheid zullen alle dingen van de wereld voor ons gering en verachtelijk maken. Wat is de wereld voor hem die de eeuwigheid altijd in ’t oog heeft? Zouden wij serieus en ernstig aan de eeuwigheid denken dan zouden we de vertroostingen van de wereld nooit overschatten, noch over de tegenslagen in de wereld onmatig bedroefd zijn. Wij zouden de aardse vertroostingen nooit overschatten. Aardse vertroostingen zijn zeer zoet, maar ze zijn ook zeer vluchtig, ze gaan spoedig voorbij. De vermakingen op de aarde zijn maar voor een tijd, evenals Noachs duif die een olijftak in haar bekje bracht, maar ze had vleugels en vloog weldra weg van de ark. Zo zijn ook alle uitwendige vertroostingen: ze brengen een olijftak, maar ze hebben ook vleugels om weer weg te vliegen.

De gedachten aan de eeuwigheid zouden ons ook weerhouden van onmatige droefheid over tegenslagen en verliezen in de wereld. "Ons lijden", zegt de Apostel is maar voor een ogenblik". Wat is al het lijden wat wij moeten ondergaan in de wereld in vergelijking met de eeuwigheid? Verdrukkingen mogen lang duren, maar het is niet eeuwigdurend. Ons lijden hier is ‘van geen gewicht’ in vergelijking met ‘een eeuwig gewicht der heerlijkheid’.

En zo mijn geliefden, heb ik deze twintig raadgevingen gegeven voor uw kostbare zielen. Ik bid u, bewaart ze als zoveel juwelen in het kabinet van uw hart. Als u deze raadgevingen met u draagt zullen ze het beste tegengif zijn om u van de zonde af te houden en een uitnemend middel om de ijver van godsvrucht op het altaar van uw hart brandend te houden.

Ik heb nog veel dingen te zeggen, maar ik weet niet of God mij een andere gelegenheid zal geven. Mijn kracht is nu haast vergaan. Ik bid u, laat deze dingen die ik tot u gesproken heb een diepe indruk in uw zielen geven. Overweeg hetgeen gezegd is en de Heere geve u verstand in alle dingen.

EINDE