Tweede van twee preken, uitgesproken op twee zondagen voor het vieren van het Heilig Avondmaal
De tweede preek over deze tekst.
HET is een vraag die niet gemakkelijk beantwoord wordt, hoe dicht bij de hel een godzalig iemand kan komen, en toch ontsnappen. En, hoe dicht bij de hemel een schijnheilige kan komen, en toch verdoemd worden. Echter, onze apostel vertelt ons dat zij die zalig worden, bij de hemel aankomen met een grote hoeveelheid moeilijkheden. Vele tegenwinden op hun weg. Vele stormen om te ontmoeten. Vele bergen om te overkomen, en grote moeilijkheden te overwinnen. Ze moeten ze alle bestrijden voordat ze daar komen. De rechtvaardige zal nauwelijks zalig worden! Vreemd genoeg! Hun God is de God van de zaligheid. En het verlangen dat het grootst is, en dat de overheersende invloed heeft in hun ziel, is de zaligheid. Ze zoeken dat het eerste. Ze hebben voorkeur voor dat boven alle dingen. En hun God kan het geven. En toch zullen ze het nauwelijks krijgen. De rechtvaardigen worden nauwelijks zalig. Ze hebben een eigen rechtvaardigheid, die hen recht geeft op de bezitting, wat het zaad van de zaligheid is, het begin, de kiem van de hemel. Ze hebben toegerekende rechtvaardigheid, dat ze een echt formeel recht geeft. Ze lopen in de wegen van rechtvaardigheid, de rechtstreekse laan naar de zaligheid. Ze zijn verkozen tot zaligheid. Ze worden ertoe bewaard door de kracht Gods, ze worden er toe verzegeld. En toch zullen ze nauwelijks zalig worden. Ik laat het hierbij. En ik ga naar een vierde ding, in het tweede deel van het voortzetten van de leer. Enkele voorrechten die deze rechtvaardigen hebben, die de zekerheid van hun zaligheid inhouden, en hun goede veiligheid. Dit maakt de leer nog meer onrustbarend, en dit zou de zondaar en de goddeloze moeten doen ontwaken. Dit is het ding waarop ik doel.
4. In de vierde plaats dan, overweeg de voorrechten van de kinderen van God, die wezenlijk zijn voor een vernieuwde staat, en onafscheidelijke metgezellen van, en gemeenschappelijk aan al de rechtvaardigen.
1e. Ze zijn wedergeboren. En door die wedergeboorte zijn ze geboren tot de zaligheid. Onze apostel vertelt ons dit, en hij vindt het een lofprijzing waard. Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ons heeft wedergeboren, tot een erfenis. Ze zijn geboren, ze zijn wedergeboren tot de zaligheid, en toch zullen ze nauwelijks ooit hun erfenis bezitten. En dan hebben ze de aanneming. En u kent de gouden ketting, al Gods knechten zijn Zijn vrienden, al Zijn vrienden zijn Zijn zonen, al Zijn zonen zijn erfgenamen, en erfgenamen van de zaligheid, en mede-erfgenamen van de Zoon van God. En toch zullen ze nauwelijks die zaligheid krijgen, hoewel ze kinderen zijn, en erfgenamen van dat koninkrijk. Dan zijn ze gerechtvaardigd, en hebben een even werkelijk recht op de zaligheid, als wanneer ze voortgegaan waren in onschuldigheid, als wanneer ze een engelachtige heiligheid hadden, als wanneer ze een volkomen vroomheid hadden. De rechtvaardigmaking van een zondaar geeft hem zoín gepast recht op de zaligheid, en verklaring tot het eeuwige leven, dat, wat het punt van rechtvaardigheid aangaat, God verplicht is hem een hemel te geven. En toch zal hij er daarna nauwelijks komen.
5. In de vijfde plaats, overweeg de luisterrijke gaven en genaden die de rechtvaardigen soms bereiken.
1e. Sommigen van hen komen tot een volle vorm, een volle overtuiging, een ongetwijfeld en zeker geloof van hun belang in God, en van de zaligheid die daarmee verbonden is. Ze zijn even verzekerd van hun zaligheid, als van hun tegenwoordig zijn. Niets kan de gelovigen schudden, terwijl deze zegevierende blijken voortduren en blijven, terwijl deze verlichting op hun ziel is. Noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, Engelen, mensen, en duivels worden getrotseerd, als niet in staat om ze te scheiden van de liefde van God. En ze zijn er volledig van overtuigd. En toch, zo verzekerd als ze zijn, ze zullen nauwelijks zalig worden.
2e. Dan opnieuw, er is een voorspel van de heerlijkheid, er is een vooruitlopende hemel, als we zo mogen spreken; er is een voorsmaak van de zaligheid. Het was het gezegde van een stervende uitmuntende man van deze kerk: "ik smaak, ik voel, ik zie, ik geniet, ik verheug me". Ja, maar die man had, precies rond diezelfde tijd, onder een passerende wolk, zijn neerslachtigheid.
3e. Er is een heldhaftige hoogte van vroomheid die sommigen bereiken, dat het beter was te zeggen dat ze in de hemel waren, dan op aarde, als u ze beoordeelt bij het betere deel. Het is beter te zeggen dat ze boven zijn, dan beneden. Ze wandelen met God. Ze leven op Hem. Ze leven in Hem. Ze leven voor Hem. En ze leven met Hem. En toch zullen ze nauwelijks komen in Zijn tegenwoordigheid boven.
Dit is mijn tweede punt. Hoe ontwakend zou dit moeten zijn voor de zondaars en goddelozen. Dat de rechtvaardigen, die deze grote bundel van voordelen hebben, en een veelvoudige verzekering voor zijn hemel, er toch nauwelijks zal aankomen.
III. Ik kom nu tot het derde ding, om een onderzoek in te stellen naar de redenen hiervan, dat de rechtvaardigen nauwelijks zalig zullen worden. Ik zal u zes of zeven redenen geven.
1. Ik zal beginnen met God Zelf. En, met een diepgaande onderwerping aan de onverklaarbare soevereiniteit, zal ik u laten zien dat Hij er een hand in heeft. 1e, dan. God kan ingevoerd worden als de Oorzaak van een deel van de moeilijkheid. Hij zal niemand nu een hemel geven, zonder grote tegenslag en moeilijkheid. Hij zal geen weg van rozen uitschetsen voor hen, die vluchtten, en het geluk verachtten toen ze in de mogelijkheid waren gesteld om het te bereiken, en ertoe te komen in een gemakkelijke weg. Ze zullen niet slapen naar de hemel op een donsbed. De appels van het paradijs zullen niet in hun mond vallen. Hij zal ze laten vechten, rennen, worstelen, zich inspannen. En ze zullen genoeg te doen hebben, wanneer dit alles is gedaan. Hij beproeft hierdoor de oprechtheid van de rechtvaardigen, en onderscheidt ze van schijnheiligen. Want schijnheiligen kunnen zoveel moeilijkheid niet bestrijden. Ze zinken en geven het op. Ze roepen: Zie, dat kwaad is van den Heere. Ze rekenen liever op verdoemenis, dan elke dag in zoveel moeilijkheid te zijn. God, in Zijn soevereiniteit, houdt de kroon achter de sluier, dat de arme man vaak aan het strijden is voor wat niet gezien wordt. Wij aanmerken niet de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet. Inderdaad, als de zaligheid altijd volledig in hun gezicht was, dan zou de bezitting niet zo moeilijk zijn. Het verkrijgen zou gemakkelijk zijn. Een gezicht van de zaligheid zou vleugels geven aan de ziel, de grootste lafaard bezielen, hem inspireren met een besluit om de grootst mogelijke belemmeringen te overkomen. Maar als u bidt, en roept, en u inspant voor dat wat in de buik van een belofte ligt, en voor dat wat de duivel suggereert dat het allemaal inbeelding is, dat maakt een moeilijke zaak.
2. Overweeg de natuurlijke verdorvenheid van de mens. Er is een algemene verdorvenheid van alle geestvermogens. Duisternis in het verstand, rebellie in de wil, wanorde en vleselijkheid in de lagere geestvermogens. En deze natuurlijke verdorvenheid blijft in de rechtvaardigen. De Kanaäniet is overgelaten in het land om hen te beproeven. Er is nog een stekel in het oog, en een doorn in de zijde. Er is nog een bemanning van twee legers in de mens. Er is een inwendige oorlog, een strijd in de borst, een worsteling tussen de oude en de nieuwe mens, dat de weg tot de zaligheid zo moeilijk maakt. Dit voelde Paulus, die een van de heiligen van de eerste grootte was, en van de hoogste soort. Hij kreunde, hij rekende zichzelf verachtelijk en ellendig, hij denkt dat de dood zelf welkom zou zijn om hem verlossing te geven.
3. Dit maakt de weg tot de zaligheid moeilijk. De gewapende legioenen van de hel hebben hun raadslagen verenigd, en hun strijdmachten, en hun boosaardigheid, en hun ijver; zodat, als we zo mogen spreken, elke rechtvaardige mens al de duivels moet bestrijden, en ze overwinnen, voordat hij zalig kan worden.
4. Er is een grote hoeveelheid moeilijkheden, die voortkomen uit de wereld. Vier of vijf dingen uit de wereld maken de weg naar de hemel moeilijk. (1.) De voorspoed daarvan. Zoals het dwazen vernielt, zo verstrikt en bevuilt het de rechtvaardigen. Niet alleen een Jeschurun, een zichtbare kerk, toen ze vet geworden waren, slaan ze tegen God, en versmaden de Rotssteen van hun heil. Maar een David, in alle omstandigheden van voorspoed, leunt volledig op zijn gemak op zijn bed, en holt naar zijn overspel. U kent de fabel, wat de wind niet kon doen bij de reiziger, dat deed de uitputtend hete zon. Het deed hem zijn kleren terzijde leggen. Vele mensen zijn bestand geweest tegen vervolging, die waren gesmolten in volgzaamheid door een warme zon van voorspoed. En dan, (2.), wat nood aangaat. Zoals het niet gemakkelijk is om nederig te zijn onder voorspoed, zo is het niet gemakkelijk om onderworpen te zijn onder tegenspoed, om zachtmoedig te zijn onder een uitdaging, om gematigd te zijn in onze verlangens, om standvastig en volhardend te zijn onder verzoeking. Het is een grote moeilijkheid om een samengesteld gestel te hebben, dat voldoet aan de voorspoeden en tegenslagen van bedelingen. (3.) Beproevingen maken de weg moeilijk. Ik geef toe dat er sommige perioden en tijden van de kerk zijn, waarin de weg ruiger is. Ik geloof dat niet iedereen het geloof heeft van een apostel, om voorbereid te zijn voor het martelaarschap. Maar ik verschil van hen die denken, dat beproevingen die voorzegd waren door Christus, beperkt waren tot de vroege kerk. Ik denk dat onze Heere een meer algemene opvatting had, dat iedereen die godzalig is, door beproevingen zal ingaan in het koninkrijk der hemelen. Ik zeg niet dat alleen zij naar de hemel gaan, die zoals deze in Heb. 11, bespottingen geproefd hebben, en gevangenis, en in stukken gezaagd werden, en gestenigd geworden zijn, en hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen. Maar ze hebben moeiten en ontbering genoeg. En we hebben heiligen gezien die gebracht waren tot een zeer gevaarlijke doorgang. En dat is één oorzaak van de moeilijkheid van de zaligheid, de rampspoed die uit de wereld is. (4.) Er is een werelds belang. De mens wordt niet gekleed en gewapend geboren. Zijn huis groeit niet voor hem als een gemakkelijke woning, zoals bomen doen voor vrucht. We hebben ons eten niet als de beesten, kant en klaar bereid voor ons. Nee. We moeten vlijt aanwenden. En er is geen vlijt zonder zorg. Er is geen zorg zonder enige liefde voor het ding waarvoor gezorgd wordt. En hoe moeilijk is dit alles, om een groot deel van onze tijd door te brengen met het verdienen van ons dagelijks brood, en toch niet bezorgd te zijn voor enig ding? Niet de wereld lief te hebben, is dat geen moeilijk werk? Te lopen op brandende kolen, en toch niet te verbranden? Pek in onze boezem te nemen, en toch niet bevuild te worden? (5.) Daar is het voorbeeld van de wereld, dat de weg tot de zaligheid moeilijk maakt. De mens is van nature na-aperig en monnikachtig. En we zijn meer geneigd om te gaan door navolging dan gehoorzaamheid, te doen wat anderen doen, dan te doen wat we zouden moeten doen. Nu, wanneer we ons raam opendoen, dan zien we de hele wereld liggen in zondigheid. Wat treft ons oog, dan afgunst, vuilheid, onmatigheid, onrechtvaardigheid, gierigheid, wellust, trots, enzovoorts? Een voorbeeld is besmettelijk, en we zijn ontvankelijk voor elke infectie. En dat maakt de weg tot de zaligheid moeilijk. Een Lot in Sodom, en toch kuis, is een wonder.
5. Er is een vijfde oorzaak van de moeilijkheid, de bedorven genegenheden. Ze geven een grote hoeveelheid moeilijkheid aan de mens. Ze zijn als een onrustige zee na een grote wind. De golven dreunen de ene op de andere. Zo rijzen de hartstochten en bedorven genegenheden de ene tegen de andere, en alle tegen rede en godsdienst. De ziel wordt verstikt en versmoord door hun geluid, en verward door hun wanorde, en gemarteld door hun geweld. Soms stijgt een hartstocht op tot een toppunt. En een andere hartstocht, zoals de duivel, gelast ons om onszelf neer te werpen in wanhoop. Soms schuimen we van afgunst, een tweede keer zwellen we van woede, een derde keer branden we van lust. Is het gemakkelijk om die sterke vijand te weerstaan, om die onstuimige opstandeling te onderwerpen, en om de tirannie te veranderen om onze dienstknecht te zijn? Is dat gemakkelijk werk?
6. De weg zelf geeft heel wat moeilijkheid. 1. De laan. 2. De poort. 3. De weg. Alles is vol van moeilijkheid. (1.) De laan naar de weg. Het is overtuiging, berouw, vernedering. Een werk dat velen voor jaren vastgehouden heeft. Een laan, dat vanaf het begin dat mensen erop kwamen, eer ze kwamen tot de bekering, voor enige jaren aan het werk waren, een zwaar werk. Sommigen die door die laan gegaan zijn, zouden geen tweede reis willen maken om ze universele koningen te maken. En dan, (2.) de poort van de bekering, de dag van het afsluiten. Hoewel er een macht op de ziel is, toch is de zaak zelf moeilijk. De ziel is inderdaad overwonnen, en al de vermogens gevormd tot gehoorzaamheid. En er zijn ontdekkingen van Christus, die de daad van het geloof zeer gemakkelijk maken, en aangenaam, en verrukkend. Maar de zaak zelf is moeilijk, en voor een persoon zonder hulp onmogelijk. En het is een schepping. Wie kunnen zichzelf maken? Het is een wedergeboorte. Wie kunnen leven geven aan hun eigen lichamen? Groot is de moeilijkheid, nauw is de poort. Menig iemand heeft een flauwe poging gedaan, en geprobeerd binnen te komen, maar slaagde niet, en gaf het voor altijd op. Ze brengen vele dagen door voor het afsluiten. Ze weten dat geschreven verbonden het niet zullen doen zonder een dag van kracht. En ze spannen zich in, en spannen zich opnieuw in, en toch zonder resultaat. Velen zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen. Dan, (3.) de weg zelf. Het geheel van de weg is moeilijk. Het is alles tegen de neigingen van de natuur. Er is een grote uitgestrektheid van plichten, een enorm grote groep van plichten. En sommige plichten zijn zeer moeilijk om uit te voeren. Het doden van de verdorvenheid, de oefening van de bekering, voortdurende waakzaamheid, voortdurende gevoeligheid. Te gaan en te brullen voor een afzwervende gedachte, meer dan iemand anders zal doen voor moord en overspel. Is dat gemakkelijk, denkt u? En de manier van het te doen zegt het: om de gehele ziel bezig te houden in elk deel van het werk, om alle vermogens uit te laten gaan op God in elk werk.
IV. Nu ga ik door naar de vierde bijzonderheid, om een onderzoek in te stellen naar de redenen waarom God zoín moeilijke weg naar de hemel en het geluk heeft uitgeschetst.
1. Het is een verbazing dat het zo zou moeten zijn, naar welke kant we onze ogen ook wenden. God heeft ons geluk lief, en (zoals Petrus zegt) is niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen. Er is oneindige verdienste en toereikendheid in de dood van Christus. Hij kan volkomenlijk zalig maken. Er is een onuitputtelijke voorraadkamer van invloeden bij de Heilige Geest. De grondbeginselen van het evangelie hebben de meeste zekerheid. De grondregels daarvan zijn uitzonderlijk rechtmatig en rechtvaardig. De beloften ervan zijn groot, dierbaar en uitmuntend. Het loon is een zaligheid van de hoogste graad, die uitgaat boven onze meest verheven opvattingen, en die bedekt is van het geloof en de hoop van de meest gevorderde christen. De verschrikking van de evangeliedreigingen doet ons verbluft staan en brengt ons in verwarring. En toch na dit alles dat het een zaak zou zijn, zo moeilijk en hard, om de zaligheid te bereiken, dat is verbazend en vreemd. Maar zouden we niet meer behoren te zeggen tot onze voldoening, dan ja, Vader! want alzo is geweest het welbehagen voor U, dan was het genoeg. Maar de absolute soevereiniteit moet niet naar beneden gehaald worden voor de rechtbank van het schepsel om er toezicht op te houden. Maar,
2. Deze geheimzinnige voorzienigheid dient om de goddelijke volmaaktheden te verduidelijken. Zijn wijsheid wordt hier ten toon gespreid. De Heere weet Zijn volk uit de verzoeking te verlossen. Zijn getrouwheid blijkt hieruit dat Hij ze niet zal laten verzocht worden boven hetgeen ze vermogen. Zijn goedheid schijnt hierin dat Hij hem wegnam door Zijn harden wind, in den dag des oostenwinds. Zijn macht, doordat Hij Zijn volk in staat stelt om een boog van staal te verbreken, en te springen over een muur, en te lopen door een bende. En daarin dat Hij de kleine vonk levend bewaard in het midden van de oceaan. En daarin dat Hij de brandende braambos bewaart dat het niet verteerd wordt. En daarin dat hij de slingerende ark ondersteunt boven al de golven.
3. De moeilijkheid levert in de zaak een bijdrage aan de eer, het genoegen, en het voordeel van de worstelende en strijdende heiligen. Hoe bevredigend en eervol is het, wanneer de gelovige over de Rode Zee is gevoerd, wanneer hij door de Jordaan marcheert, wanneer hij de Kanaänieten aanvalt, bevecht, en overwint, en komt tot de bezitting van het beloofde land? Het is aangenaam om onze voet op de nek van onze vijanden te zetten, om de goven neer te slaan zelfs wanneer ze brullen, en dreigen onze graven te zijn; en om de hemel binnen te gaan na een lange en gevaarlijke tocht.
4. De prijs en de waarde van de hemel wordt verhoogd door de moeilijkheid om er te komen. Een gemakkelijke en goedkope aanwinst wordt gewoonlijk veracht en ondergewaardeerd. We achten het meest, wat we verkrijgen met hard werken en arbeid.
5. Doordat we de hemel bereiken met zoveel moeilijkheid, hebben we een zoete overeenkomst met onze gezegende Heere en Hoofd Christus Jezus, Die zwom naar de heerlijkheid in een rivier van Zijn Eigen bloed. Hij uitte sterke roepen met tranen, gekreun en vrezen. Hij stierf onder een zwarte wolk van verlating. En Zijn laatste ademhaling werd gebruikt in het brullen aan een kruis, Ps. 22:1. Hij werd geheiligd door lijden. Een vreemde uitdrukking! Alsof onze Heere moeilijkheden nodig had, en lijden, om Hem een complete en volmaakte Verlosser te maken. Aan Zijn persoonlijke volmaaktheid kwam een toegevoegde volmaaktheid toe, door Zijn uiterst lijden, en omdat Hij alle moeilijkheden overwon.
V. Ik kom nu tot het vijfde ding, en dat is te bewijzen, dat de moeilijkheid van dat de rechtvaardige de zaligheid bereikt, een zeker bewijs en onbetwist teken is van de ondergang van de slechten. En wat ik bedoelde in het tweede deel, is een groot bewijs hiervan. Ik kan er niet langs lopen, maar zal u twee of drie bewijsgronden geven.
1. De slechte, de zondaar, en de goddeloze mens, mist alle voordelen waarvan ik sprak. De vijf groepen van voordelen die de rechtvaardige mens heeft voor de verzekering van zijn hemel, die mist de booswicht allemaal. En daarom kan hij niet anders dan vergaan. Hij mist rechtvaardigheid. En er is niet alleen een zedelijke, maar ook een natuurlijke onmogelijkheid, voor een onrechtvaardig mens, om naar de hemel te gaan, ondanks dat er geen besluit van verwerping zou zijn, ondanks dat er geen strafmaatregel en bedreiging van de wet was, en ondanks dat er geen engel zou zijn om de poorten van de hemel te bewaren. Laat de onrechtvaardige zijn vrijheid en keuze hebben, hij zou de hemel verfoeien. De heiligheid van het huis, en van de God van het huis, en van het werk van het huis, alles is een walging voor hem. Nu, tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. En we kennen geen tussentoestand. Als de zaligheid onmogelijk is, dan moet de ondergang zeker zijn.
2. Niet alleen is hij beroofd van al deze voordelen, en van de rechtvaardigheid zelf. Maar hij heeft tegengestelde eigenschappen, slechtheid en goddeloosheid. Deze houden deze drie in, ongeloof, onbekeerlijkheid en wereldsgezindheid. Nu, ongeloof is een zekere ondergang voor iedereen. Ongeloof veroordeelt de mens, en houdt het oude vonnis onherroepelijk boven zijn hoofd. Ongeloof bindt al de zonden van de mens op hemzelf, en maakt elke zonde dodelijk en vloekwaardig. Ongeloof verwerpt het geneesmiddel, veracht een zaligheid. En daarom moet hij een verdoemenis hebben. En dan wereldsgezindheid. De gehele Schrift vertelt ons dat wereldsgezindheid het directe pad naar de hel is. En daarvan krijgen we soms een zwarte catalogus en rol in de Schrift. En de apostel zegt: van zulken is het koninkrijk der hemelen niet. En: zij die zo doen, kunnen het eeuwige leven niet beërven. Ze moeten verwoest worden. Ze moeten verdoemd worden. En dan tot uiteindelijke onbekeerlijkheid. Zij die zich niet zoveel voor straffende gerechtigheid uitspreken als anderen, bevestigen toch dat een tweevoudige gerechtigheid wezenlijk voor God is. Één is dat we gerechtigheid de rechtschapenheid van God mogen noemen, daardoor Hij geen onrechtvaardig ding kan doen. De tweede, een gerechtigheid in Hem, waardoor Hij niet anders kan doen dan uiteindelijke onbekeerlijkheid straffen. Zodat de uiteindelijke onbekeerlijkheid de goddelozen zeker verwoest. En dan moeten zondaars noodzakelijk vergaan.
3. Neem de woorden van de tekst zelf, en overweeg de kracht van het argument, en zie hoe vast het is. Ik vertelde u dat het een citaat is van Salomo, Spr. 11:31, volgens de vertaling van de Septuaginta. Ziet, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde, hoeveel te meer den goddeloze en zondaar! Wat is dat, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde? Is het met een genadige beloning? Nee, nee. Hij zal gestraft worden, hij zal gekastijd worden, hem zullen oordelen opgelegd worden. Ik twijfel niet of Salomo spreekt hier door droevige ervaring. Hij wist dat zijn vader twee zonden had die vergolden werden op de aarde, met een aanhoudend zwaard dat bij zijn familie was. Hij wist wat hemzelf bedreigd was wegens afgoderij. En hij kondigt het aan met een ziet! Ziet, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde, hoeveel te meer den goddeloze en zondaar! Dat is te zeggen, als God Zijn Eigen volk niet ongestraft laat voorbijgaan, veel minder Zijn vijanden. Wanneer de ongehoorzaamheid van een kind ernstig berispt zal worden, wat zal er dan terecht komen van een verrader? Hoeveel te meer den goddeloze en zondaar! Neem maar en voorbeeld of twee. Mozes, de geliefde van de hemel, de gunsteling van God, iemand die meer gemeenschap met God had dan welke gewone mens ook. Deze Mozes begint, in een kleine vlaag van woede, de macht van God te betwijfelen om water voort te brengen uit een rots. De zonde werd nooit vergeven, wat tijdelijke oordelen aangaat, hoewel het hem niet verdoemde. God vergat het nooit. En hoewel het de opmerking van een oude schrijver was, dat deze zonde zo klein gerekend werd door Mozes, dat we nooit lezen dat hij het ooit beleden heeft, of gestreden heeft om vergeving ervoor, toch strafte God hem voor die onstuimige woede, en dat ongeloof, dat Hij hem niet wilde toelaten om naar het beloofde te gaan. Dan, ten tweede, kijk naar David toen hij het volk telde. U zou denken dat dit een zeer onbetekenende zonde was. Toch, daarvoor bracht God een ontzettende plaag op Zijn volk, velde vele duizenden van hen, en gaf hem zijn keuze uit drie verschrikkelijke oordelen, voor die ene zin van het tellen van het volk. En Hizkia deed slechts wat sommigen vrijheid van handelen zouden willen noemen, door zijn schatten te openen voor de ambassadeurs van de koning van Babylon. Toch, zegt God, hebt u zo gedaan? Zie, de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en wat uw vaderen tot dezen dage toe opgelegd hebben, naar Babel weggevoerd zal worden. Daartoe zullen zij van uw zonen, nemen, dat zij hovelingen zijn in het paleis des konings van Babel. U ziet nu dan hoe streng God is over Zijn Eigen volk. Wat zal Hij dan doen aan openlijke vijanden? Waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?
Gebruik. Ik kom nu tot wat toepassing.
Het dient, eerst, tot informatie. Het laat ons zien, 1. wat onze natuurlijke staat is. We zijn verloren. De zaligheid suggereert dit indirect, en het veronderstelt dit. We zijn verloren door het vonnis van de wet. We zijn verloren van nature. We zijn oorspronkelijk verloren, onherstelbaar verloren, zonder een redder. Het verlies is vrijwillig. We hebben onszelf vernietigd. We zijn allen selo de se. En ons verlies is algemeen. We hebben God en Christus verloren, en de ziel. We hebben verloren alles wat we te verliezen hebben.
2. Het deelt ons mee dat alle gemakkelijke wegen naar de hemel valse wegen zijn, en dat mensen zich veel vergissen omtrent de godsdienst. Want de rechtvaardigen worden nauwelijks zalig. De weg is ongeëvenaard moeilijk. De mensen mogen denken dat godsdienst een gebed of twee is, een traan of twee, en wat kleine uitputting, en weer een lopen achter zondige plezieren. Bedrieg uzelf niet. Nauwelijks een van de honderd die slecht leeft, zal goed sterven. Groot is de noodzakelijkheid van een levendige en krachtige dienst, om hun een hand te lenen, en overeenstemming te geven aan de rechtvaardigen.
Ten tweede, het dienst tot waarschuwing. Laten de godzaligen niet ontmoedigd worden door alles wat we hebben gezegd. Hoewel u nauwelijks zalig zullen worden, u zult zalig worden. Wat nauwelijks gedaan wordt, wordt altijd gedaan. En wat bijna gedaan wordt, wordt nooit gedaan. U zult dan zalig worden. Ik herinner me dat Bacon, in zijn geschiedenis, zegt van Henry VII van Engeland, dat hij een drievoudig recht had op de kroon: door geboorte, door huwelijk, en door overwinning. De gelovige heeft deze, en vele meer. Hij is geboren voor een erfenis. Hij is tot het huwelijk bestemd met de Erfgenaam, met de eeuwige Zoon. En hij overwint zijn vijanden. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens. En hij heeft een gift gekregen, een schenking van de hemel, van de Vader en oudere Broeder. U moet niet ontmoedigd zijn.
Christus Jezus is de Auteur van de zaligheid, en de Aanvoerder van de zaligheid. Hij is de Auteur door prijs. Zal Hij de prijs van bloed verliezen? Nee, nee. Hij is de Auteur door macht. God de Vader heeft Hem bekleed met alle autoriteit. En Hij is gekroond om u zaligheid te geven, om u eeuwig leven te geven. En Hij heeft u een glorierijk voorbeeld gegeven in Zijn Eigen Persoon, van de mogelijkheid en zekerheid van het te bereiken. Hij ging die weg Zelf, en maakte de weg effen, maakte een duidelijke weg naar het heiligste van alles. Zo zeker als Christus in de hemel is, gelovigen, zal u de hemel en de zaligheid verkrijgen. Vrees niet. Hij is in staat om zondaars zalig te maken. Hij is in staat om tot het hoogste zalig te maken, in staat om zalig te maken tot de volmaaktheid. Wat de volmaaktheid van God is, weet u dat, of Zijn uiterste? Als er een hel op uw rug was, Hij kan u zalig maken. Hij is in staat om u zalig te maken. Hij wil zalig maken. Twijfel nooit meer aan Christusí liefde. Ik zeg, laat de moeilijkheid u niet ontmoedigen, christenen. Het koninkrijk der hemelen wordt voorgesteld in de Schrift als een versterkte stad, en God wordt ingevoerd als Degene Die het buiten houdt tegen ons. Toch moeten we de belegering niet opheffen, en ook niet al onze pogingen. Nee. Nieuwe moeilijkheden moeten ons aanmoedigen tot nieuwe aanvallen. Het wordt ons toegestaan en bevolen om het te nemen door geweld, om het te nemen door bestorming en kracht. Laat mij u waarschuwen tegen wanhoop van de geest. Ga voort, en God zal de steen wegrollen. Houd geen halt, en deins niet terug, en krimp niet ineen, en val niet terug. Overweeg, 1. hoeveel moeilijkheid er ook in de weg is naar de zaligheid, toch, vergeleken met andere wegen is het gemakkelijk. Christusí juk is geflankeerd door liefde, niet zoals het juk van Mozes, ondraaglijk voor een mens; niemand was in staat het te dragen. De weg naar het leven is gemakkelijker dan de vazallenplicht van Satan, en de slavernij van onze lusten. Vele personen zweten hard in het span van de duivel, en werken harder voor de verdoemenis dan vele uitverkorenen voor de zaligheid. 2. Er is veel om deze moeilijkheid te verzachten. Gelovigen hebben een zaligmakende kennis van het gebod gekregen, en ze ontwaren er een innerlijke goedheid in. Ze hebben kracht die hen ingegeven is. Ze vermogen alle dingen door Christus, Die hen kracht geeft. Ze hebben een kopie en afschrift van de wet, ja van de weg, in hun hart. De gebaande weg is in hun harten, Ps. 84:5. Zoals er een zondige weg in ons kan zijn, waarvoor David bang is, Ps. 139:24, zo kan er een goede weg in ons zijn. 3. Welke moeilijkheid overblijft, wordt overgelaten om een aansporing te zijn tot grotere ijver van ons, om onze inspanningen te verlevendigen, en om meer besluiten in ons te laten ontstaan. We behoren te strijden om in te gaan door de enge poort, omdat die eng is. Volg onze Heere Jezus na, de Aanvoerder van de zaligheid. Christus ondervond grotere moeilijkheid in Zijn weg dan de uitverkorenen. Maar voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, heeft Hij het kruis verdragen, en schande veracht. We mogen onze Heere vergelijken met het schip van Adramyttium, Hand. 27:2, waarvan in vers 41 wordt gezegd, het verviel op een plaats, die de zee aan beide zijden had, en bleef onbewegelijk, maar het achterschip brak van het geweld der baren. Christusí eeuwige doelstelling en besluit, tot de zaligheid van de uitverkorenen, bleef, zoals het voorstuk van het schip, vastzitten, en bleef onbeweeglijk, hoewel het achterste stuk gebroken werd door twee zeeën. Alles dat Hij leed van hemel, aarde en hel, kon Zijn gezegende opzet niet veranderen, om Zijn volk gelukkig te maken, en om vele zonen tot de heerlijkheid te brengen. De lafheid, ondankbaarheid, en ongeloof van Zijn apostelen en volk, veranderde Zijn genadig voornemen niet. Het bleef stevig en standvastig, zoals een berg van koper. Hoewel het achterste stuk, Zijn menselijke natuur, werd gebeukt door, en gebroken tussen de twee tegengestelde zeeën, van de rechtvaardige en heilige wraak van Zijn Vader, en de woede van de duivel. 4. Overweeg de natuur en uitmuntendheid van de zaligheid. Het is leven, en eeuwig leven. De eeuwigheid is noodzakelijk voor een volmaakte gelukzaligheid. Want, als het niet verzekerd zou zijn aan ons, dan zouden onze verheerlijkte geesten altijd op de pijnbank zijn wegens bezorgdheid en vrees van zoín groot bezit te verliezen. Deze zaligheid is een koninkrijk. Alle rijkdommen, eer, en plezieren worden hier vergaard. Al de inwoners van het hoger huis zijn koningen. Ze dragen hun gouden scepter in hun handen; hun kroon van leven, van heerlijkheid, van vreugde, van rechtvaardigheid, op hun hoofden; en ze zitten op een troon met Christus, Openb. 3:21. Daar is heerlijkheid. Alle volmaaktheden en uitmuntendheden schijnen in hun grootste helderheid, schittering en luister; een voorwerpelijke en onderwerpelijke heerlijkheid, een stoffelijke en intellectuele heerlijkheid, een heerlijkheid van lichaam en ziel. In deze zaligheid is er een helder, intuïtief, allesomvattend, stabiel, passend, omvormend, en hartelijk gezicht van God. In één woord, het is een zaligheid, en een complete ook. Een zaligheid van tranen, vrezen, zonde, Satan, verlating, dood, en hel. Nu, zal dit niet, hoewel het een meest onvolmaakte en lamme beschrijving van de hemel is, vleugels geven aan de vogel, olie aan de wielen, een veelbelovende en toegeeflijke poort naar het schip? Ten laatste, overweeg de andere eigenschappen van de weg naar de zaligheid, om de moeilijkheid daarvan er tegen af te wegen. Het is de oude weg naar de hemel. Adam, en de aartsvaders, en de profeten, en de apostelen, en martelaars, en al de verheerlijkten, wandelden in deze weg, in dit pad van het leven. En onze Heere heeft het zacht gemaakt, en heeft het begaanbaar gemaakt, doordat Hij er Zelf in gelopen heeft. Hij heeft het geheiligd door Zijn vlees, en heeft het een nieuwe en levende weg gemaakt. Zijn mensheid is een gouden brug over de onoverschrijdbare golf. Verder, het is een weg die zo omheind is, dat trekkende mensen, hoewel het dwazen zijn, er niet in kunnen dwalen. Het is de weg van vrede, de weg van God, en de weg van alle waarheid; een aangename weg. Vele dingen maken het aangenaam. En om alles op te sommen, dat is de weg naar het koninkrijk.
Waarschuwing 2. Vererger de moeilijkheden niet. Hoewel de weg vol is met moeilijkheden, toch, alsof het niet eng en nauw genoeg was, maken velen, door hun dwalingen, onwetendheid, misvattingen en aarzelingen, de weg moeilijker dan God het ooit gemaakt heeft. De Roomse kerk legt wrede boetedoeningen op, onnodig vasten, de regelmatige herhaling van bijgelovige vormen, een gewelddadig celibaat, onthouding van de geoorloofde vertroostingen van het leven. En velen die geen Papisten zijn, begrenzen en beperken, zonder noodzaak, hun heilige Christelijke vrijheid. Anderen plaatsen goedheid en godsdienst in vele onverschillige handelingen.
Ik sluit af met een paar aanwijzingen. 1. Ontleen kracht aan Christus, Die de Weg is. Wordt krachtig in den Heere, en in de sterkte Zijner macht. Zijn macht zal de grootste moeilijkheden gemakkelijk maken, en zal de hoogste berg op gelijke hoogte brengen met een vlakte. Groot is de uitkering van het nieuwe verbond. Neem het, en verrijk het. 2. Ga verder met geschikte evangeliebesluiten. Zoek van God een huidige, positieve, onvoorwaardelijke, welbewuste, vaste, algemene vastberadenheid om stand te houden. Hebt goede moed, en de Heere zal met u zijn. De weg zelf zal kracht voor u zijn. U zult kruipen in het eerst, u zult snel lopen, en dan vliegen, en dan opvaren gelijk de arenden, en uiteindelijk gedragen worden in de armen en de boezem van de Middelaar.
Ten derde. Een woord van verschrikking voor de goddelozen. Verschrikking voor u. Als de godzaligen moeilijk kunnen komen tot de hemel, wat zult u doen, denkt u? Ik zal de woorden van mijn tekst aan u voorleggen. Waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen? De rechtvaardigen zullen verschijnen, en een verzoendeksel omcirkelen. Maar waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen? U zult verschijnen als misdadigers voor de vlammende troon van rechtvaardigheid, verlaten door alle vrienden, niemand die uw eigenaar is. De rechtvaardigen zullen verschijnen in de boezem van Christus. De goddelozen en zondaars tussen Zijn voeten, vertreden door Zijn voeten van koper. De rechtvaardigen zullen verschijnen aan Christusí rechterhand. De rechtvaardigen zullen verschijnen in heerlijkheid in de hemel. De slechtaard, de goddeloze, en de zondaar, in de diepste hel. Daar zal de plaats van uw verschijning zijn.