Preek 3. De noodzaak van zelfonderzoek, om waardig deel te nemen aan het Avondmaal
1 Kor. 11:28. Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo.
De eerste preek over deze tekst.
SOMMIGEN zullen denken dat we een beetje te vroeg beginnen met ons voorbereidingswerk. Zal de voorbereidingspreek van zaterdag het niet goed genoeg doen, en een uur daarna in onze binnenkamers? Nee, u hebt het mis. Wanneer u, vanaf hetzelfde moment dat u van de Avondmaalstafel komt, uzelf zou beginnen te onderzoeken, tot het volgende jaar dat u er weer heenging, dan zou het ook te weinig zijn. Zal enig wijs mens denken, dat een uur of twee doorgebracht in het onderzoeken van de zaak van al de rechten en blijken van zijn landgoed, genoeg is, wanneer alles ingewikkeld en verward is, en klaar is om betwist te worden? En zult u minder moeite doen voor uw zielen, dan voor een landgoed? We hebben deze acht dingen in de woorden.
1. We hebben een plechtige handeling: onderzoek. Het is het bijzondere voorrecht van een redelijk schepsel. Een beest kan zichzelf niet onderzoeken, en niet beproeven. En het is het werk van de mens in zijn huidige staat. Want een geest buiten het lichaam kent zichzelf, en al zijn omstandigheden, zonder onderzoek.
2. We hebben het voorwerp: de persoon moet zichzelf ondervragen. Het is niet voldoende dat een predikant u onderzoekt. U moet zichzelf onderzoeken. U bent niet verplicht de gesteldheid van uw buren te onderzoeken, en hoe zij voorbereid staan voor de tafel. Het is zeer eerlijk als u zichzelf onderzoekt. En u hoeft zichzelf niet te kwellen met gewetensbezwaren over het deelnemen aan het Avondmaal met anderen, als u zichzelf slechts onderzoekt. Toen Judas het Pascha ontving, waren zij die met hem aanzaten niet te slechter wegens hem. Ze hadden de openbaring van het recht van hun Meester toen Satan binnenkwam door de mond van Judas, hoewel ze naast hem zaten. Dit is niet om een willekeurige toelating tot de tafel te bevorderen. God verhoede dat! Want alle onwetende personen kunnen zichzelf niet onderzoeken. En alle aanstootgevende personen zullen, na juist onderzoek, een ongeschiktheid voor deelname vinden.
3. We hebben de catecheet. Het is nog steeds de man zelf. Hij is zowel rechter als jury, dienaar en geleerde. Hij zit neer op bank die gevolmachtigd is door God, en hij roept zichzelf tot verantwoording. Hij zet zichzelf voor zichzelf neer, en onderzoekt zichzelf. Maar de mens beproeve zichzelven. Laat ieder mens het doen. Niemand is vrijgesteld van dit werk. De heilige van de eerste grootte, zowel als de wereldsgezinde, hebben nodig zichzelf te onderzoeken.
4. We hebben een adellijk feest in het vooruitzicht. Het is een verheven, koninklijk feest. De voorbereiding van de mens zal niet tevergeefs zijn. Laat hem zijn eetlust scherpen, en aanvallen.
5. Het is niet om het feest te verwaarlozen. Het is om er heen te gaan. Het is om te eten. De mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het vlees van God. Dat, met het bloed van God, is goed voedsel voor een stervende wereld. Dat, met Efraïm, dat zich gevoed heeft met oostenwind, en, met de verloren zoon die schillen at, of het vergif van de duivel. Maar daar is goed voedsel. En het moet genomen worden: de mens ete.
6. We hebben de verbinding tussen de voorbereiding en de deelname. De mens beproeve zichzelven, en ete alzo; dat is, nadat hij beproefd heeft. Er zijn vier soorten van mensen in de zichtbare kerk. (1.) Er zijn sommigen die zowel niet beproeven als niet eten. Dat is, een stel wereldse atheïsten, die, elke keer als er een Avondmaal komt dat gevierd moet worden, of als het doorschemert, weglopen van het dorp alsof de plaag erin was. Ja, ze hebben nooit Avondmaal gehouden heel hun leven door. (2.) Er is een tweede groep, die beproeven, maar niet zullen eten. En dat zijn bedeesde, aarzelende gelovigen. O, ze vinden de dingen zozeer verkeerd, dat ze denken dat ze het niet durven wagen. (3.) Er zijn sommigen die eten, maar niet zullen beproeven. Dat zijn aanmatigende zondaars, die stuiten op de knobbels van Gods beukelaar. Maar (4.), er is een vierde groep, die naderbij komen tot de tekst. Ze beproeven zowel als eten.
7. We hebben de methode van zijn wezen voorgesteld. Het wordt niet overgelaten aan onze vrije keuze als een onverschillig ding, hoewel het gematigd geformuleerd wordt door onze apostel: de mens beproeve zichzelven, en ete alzo. Het is een bevel dat een kracht op het geweten draagt. Alsof hij had gezegd: "op uw levensgevaar af, moet u zichzelf beproeven. En nadat u zichzelf onderzocht hebt, en u zichzelf in zekere zin voorbereid vindt, op uw levensgevaar af, blijf niet weg." Er zijn sommige mensen, die geweten maken van zelfonderzoek, maar denken dat het eten geen tegenwoordige plicht is. Dat wordt bevolen door de apostel in dezelfde adem met de andere. De mens beproeve zichzelven, en ete.
8. Daar is de reden van alles. Hij had ze tevoren verteld van hun zonden en gevaar, en wat ze krijgen door onwaardig deel te nemen aan het Avondmaal. En, zegt hij, de mens beproeve zichzelven, om heel die verwoesting te voorkomen.
Er zijn twee opmerkingen die ik zal voortzetten. De eerste is: zij die waardig zouden willen deelnemen aan het Avondmaal van de Heere, moeten zichzelf voorbereiden door zelfbeproeving. Ik was mijn handen in onschuld, en dan ga ik rondom Uw altaar. Het wassen van de handen was een teken van reinheid. En het was ook een inleiding tot het offeren. En door het altaar verstaan sommigen de Messias. "Ik zal eerst reinigen en voorbereiden. En dan zal ik Christus omhelzen in het sacrament, Die beide het altaar en het offer is. Ik ga rondom Uw altaar." Toen Jakob opging om te offeren in Bethel, zei hij: nu, doet weg de vreemde goden, die in het midden van u zijn, en reinigt u, en verandert uw klederen. We moeten ons voorbereiden voor dit grote werk door beproeving.
Terwijl ik hierover spreek, zal ik,
1. U de regels laten zien, die de toetsing zijn waardoor u beproefd moet worden.
2. U laten zien wat deze beproeving van onszelf is.
3. U het voorwerp laten zien, wat het in onszelf is dat beproefd moet worden.
4. De noodzaak daarvan laten zien, om u waardig deel te laten nemen.
5. En enige conclusies trekken.
I. Wat het eerste aangaat. Wat zijn de regels die de toetsing van deze beproeving moeten zijn?
1. De wet van God. Tot de wet en tot de getuigenis! U moet uw kronkelige wegen brengen tot deze rechte regel. U moet de wet niet buigen als was tot uw kronkelig gedrag. U moet alles brengen tot het vierkant van het Woord, die regel, die wet, waardoor u geoordeeld zult worden in de grote dag. U moet uzelf er nu bij beoordelen. Niet bij de besluiten van raden, niet bij de uitspraken van vergaderingen, niet bij de manier van een land, niet bij de gewoonten van een plaats. En het is niet uw eigen fantasie dat de regel moet zijn, waarbij u uw eigen handelingen moet beoordelen. Het is het Woord, die onfeilbare wet, die allesomvattende wet, die geestelijke standaard, die eeuwige gids van uw wegen.
2. Het evangelie is de andere regel, waarbij u zichzelf moet beproeven. Dit is het Woord dat krachtig is, en scherp als een tweesnijdend scherp zwaard, dat verdeelt tussen de beenderen en het merg. Dit is het Woord dat zoekt in de meest innerlijke holten van uw ziel. Dit is het Woord dat een ontdekking maakt van de verborgen dingen van oneerlijkheid. Hierbij zult u ook worden beproefd in de dag van de Heere. En daarom moet u zichzelf er nu bij beproeven.
3. Een derde regel waarbij u beproefd zult worden, is het geweten: die waarnemer, die boezemgod, die onderkoning van de hemel, die God geplaatst heeft in de borst van iedere mens. Hierdoor zult u beproefd worden. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, en laat ons wederkeren tot den Heere. Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.
II. Wat is deze beproeving?
1. Het is een handeling van innerlijke zelfwaarneming, van een mens die zijn ogen inwaarts richt op zichzelf. Dit is het moeilijkste werk in de wereld. Een beest is in staat een directe handeling te doen. Maar een handeling van innerlijke zelfwaarneming vereist de kracht van rede, en scherpzinnigheid van geest. Sommigen hebben gedacht dat de mens een spier in zijn oog heeft, (dat ontbreekt in beesten), waardoor hij zijn blikken recht omhoog kan werpen. Maar voorzeker, een gelovige heeft een spier, waardoor hij zich inwaarts tot zichzelf keert, tot zijn eigen borst, en zijn hele geweten doorzoekt, en zijn hele hart uit elkaar haalt in stukken. Dit is een handeling van innerlijke zelfwaarneming, en zelfbeproeving.
2. Deze zelfbeproeving is een nabije en bijzondere overweging van onze wegen. Het wordt zo genoemd in de Schrift: stelt uw hart op uw wegen. Het woord in het origineel is, leg uw hart op uw wegen, roep uw gedachten op tot dichtbij de zaak. Het woord is genomen van de sterrenkunde, van het bekijken van de sterren, hun bewegingen, en posities, en verbindingen. Wat een werk heeft hij te doen! U moet hetzelfde doen. Wanneer u zichzelf beproeft, dan moet er een nabije toewijding van de ziel zijn op elke handeling. David zegt, ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.
3. Deze zelfbeproeving is een kritisch onderzoek, en een ijverig onderzoek naar wat verborgen is. Sommige handelingen liggen zichtbaar. Een klein ding ontdekt ze. Er zijn andere zeer verborgen, en die een zeer kritisch en onpartijdig onderzoek vereisen. De mens moet zichzelf onderzoeken, zoals de Joden deden in hun huizen, naar het verboden zuurdesem. De mens moet de grootste moeiten in de wereld nemen, om door elke hoek van zijn hart te gaan. Hier zou de dief kunnen liggen, hier zou de schijnheilige kunnen zijn, die aan mijn aandacht ontsnapt is, die aan mijn ontdekking ontkomen is, deze veertig of vijftig jaren, ondanks al de voorbereidingspreken die ik gehoord heb, en al de Avondmaalstafels waar ik naar toe gegaan ben. Maar ik zal een nieuw onderzoek instellen, een meer nauwkeurig onderzoek naar de zaak, dan ooit.
III. Wat is het in onszelf dat we moeten beproeven? De mens beproeve zichzelf.
1. Een mens moet zijn eigen staat onderzoeken. Heel de wereld is òf in een staat van genade, òf van natuur. Heel de wereld is òf van de familie van God, òf van de duivel. Heel de wereld is òf een rein, òf een onrein beest. Heel de mensheid is òf onder een verbond der werken, òf onder een verbond der genade. Nu, de mens die beproeft, brengt de vraag thuis, in welke van de staten ben ik? Ben ik een erfgenaam van God, of een slaaf van Satan? Ben ik in de staat waarin ik geboren ben? Of ben ik ontsnapt door het werk van bekering? Dit onderzoek van onze staat, zoals het van uiteindelijk belang is, zo wordt het vergezeld van moeilijkheid. Vandaar dat zoveel woorden van dezelfde betekenis worden gebruikt: onderzoek uzelf, beproef uzelf, toets uzelf. U hebt vele wegen om te komen tot de kennis van uw staat, door onderscheiden handelingen van geloof, door de onmiddellijke en middellijke getuigenissen van de Geest, door ijver, enzovoorts.
2. We moeten onze gesteldheid onderzoeken. De gesteldheid verschilt van de staat. De staat is een vast, stabiel, permanent, blijvend ding, onveranderlijk. Maar de gesteldheid verandert als de maan. Wanneer de Zon der gerechtigheid schijnt, dan is het volle ziel. Wanneer de maan afgewend wordt van de zon, dan is er niets anders dan duisternis. Sommigen verwaarlozen een gesteldheid te veel. Ze denken dat hebbelijke genade ze er door zal dragen. Begrijp het niet verkeerd, een godzalige mens kan onwaardig deelnemen aan het Avondmaal, en de tafel van de Heere ontheiligen, als hij een goede gesteldheid mist: als hij niet gevoelig is, als hij niet levendig is, als hij niet geestelijk is, als hij deze en die genade niet oefent. Sommigen opnieuw vertrouwen teveel op een goede gesteldheid. Als ze enige uitbarsting van vrolijkheid op hun geesten hebben, dan denken ze: o, nu zullen ze nooit meer opnieuw een slechte dag hebben. Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet. Ik dacht dat het even vast stond als de berg Zion. Maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt. Het werd snel veranderd, om te zijn als de berg Sinaï, gewikkeld in wolken, mist en duisternis. Sommigen vertrouwen zoveel op een goede gesteldheid, dat ze in gevaar verkeren om dat hun rechtvaardigheid te maken. Ze willen niet zonder dat naar een Avondmaalstafel gaan. Ze willen gaan en bidden zonder dat, en luisteren naar het preken zonder dat. Maar ze denken dat het een zonde is om aan het Avondmaal te gaan zonder dat. Het is inderdaad een zonde zich met enige plicht bezig te houden zonder goede gesteldheid. En het is niet minder een zonde, om weg te blijven omdat ze een goede gesteldheid missen. Om weg te blijven, denkt u, is dat de weg om een goede gesteldheid te verkrijgen, om weg te blijven van Christus, en die instellingen die aangewezen zijn om een goede gesteldheid te geven? Hoe het ook zij, u moet uw gesteldheid onderzoeken.
3. We moeten onze zonden onderzoeken. En dat is een onmetelijk terrein. Wie kan het doorreizen? Overweeg uw zonden van onwetendheid, verwaandheid, en gebrek. Als u heel de rest van uw leven zou doorbrengen in het onderzoeken van de zonden van het verleden deel van uw tijd, dan zou het slechts weinig genoeg zijn. Denk na over de dodelijke verzwaringen van het zondigen tegen licht, liefde, en eden, genaden, en opwekkingen. Onderzoek, zeg ik, of u schuldig bent aan aanmatigende zonden, zonden tegen licht. Deze verharden buitengewoon. Onderzoek of u schuldig bent aan het verbreken van eden, in het bijzonder sacramentele eden. Wat een monster is die mens, die de ene dag het brood van God in zijn mond neemt, en de volgende dag een lasterlijke eed uit die mond spuit? De hand die Christusí lichaam ontving op een dag, zal die een schadelijke daad doen de volgende dag? De voeten die u droegen naar de Avondmaalstafel, zullen die u de volgende dag dragen naar de overdadige tafel? Zullen de ogen die gezien hebben op de elementen, binnen enkele dagen zien naar een hoer? Onderzoek die zonde, of u uw sacramentele eden verbroken hebt, of niet, sinds de laatste Avondmaalstafel.
4. U moet uw genaden onderzoeken. Die genaden zijn de evangelische waardigheid. Hiervan weten we van de context, dat die inbegrepen is in het onderzoek van onszelf.
1e. Dan moet u uw kennis onderzoeken. Onwetende mensen moeten nier hierheen komen. Zij die nooit hun verloren staat zagen, zij die nooit hun behoefte aan Christus zagen, die niet bekend zijn met de grondstellingen van de godsdienst, en ook geen praktische kennis hebben, een veranderende kennis, en een helder onderscheiden gezicht daarvan. Deze beide moeten niet naar de Avondmaalstafel gaan. U moet uw kennis beproeven. Er zijn velen die naar de Avondmaalstafel lopen, en kennen geen verschil tussen die en een andere tafel. Het zal tegen onze wil zijn als we dit toegeven. Door genade zullen we niemand toelaten, dan zulken die een toereikende hoeveelheid kennis hebben.
2e. U moet uw geloof onderzoeken. Geloof is het oog dat op Christus ziet. Geloof is de voet die ons draagt naar Hem, de hand die Hem ontvangt, de mond die Hem neemt, de maag die Hem verteert, als we zo mogen spreken, en Hem verenigt met de ziel zelf. Onderzoek of u ooit een gehele Christus ontvangen hebt, een onverdeelde Christus; of de gehele ziel een gehele Christus omhelsd heeft; of uw geest die Profeet omhelsd heeft, om u te leiden in uw weg; of uw geweten, dat brulde onder de toorn van God, en dat doorstoken was met de puntige, vergiftige pijlen van de Almachtige, kwam tot de voet van het kruis, en daar een bloedende Hogepriester omhelsde, en met het bloed van de besprenging tot bedaren werd gebracht, en tot een diepe vrede. Omhelsde uw wil Christus de Heere? En werd u gekneed en gevormd tot het juk van Christus, de koninklijke wet van vrijheid? Hebt u het geloof dat het hart reinigt? Hebt u geloof dat een hoge waarde toekent aan de Zoon van God? Hebt u geloof dat werkzaam is? Hebt u geloof dat de wereld overwint?
3e. Onderzoek uw liefde. Overtreft het alle andere liefde, dat, als u de gehele schepping in de ene schaal legt, en Christus in de andere, Zijn schaal oneindig zwaarder weegt dan de andere? Hebt u Hem lief boven vader en moeder, man, vrouw, en landgoed; en bent u gereed om alles in de steek te laten, liever dan Christus prijs te geven? Hebt u een algemene liefde, een liefde tot alles dat toebehoort aan Christus? Hebt u een liefde die nog vlamt, dat, op de ene of andere manier, altijd brandt, en nooit uitgeblust wordt? Dan,
4e. Onderzoek uw berouw, of het diep is. Treurt u meer over het verlies van de wereld, dan over het verlies van Christus? Treurt u meer over het kwaad van de kwelling, dan over het kwaad van de zonde? Is uw rouw slechts een voorbijgaande april regenbui, dat niet blijft? Is uw rouw slechts over de grove zonden, en niet over alle zonden? Onderzoek, beproef uw berouw.
5e. Onderzoek uw gehoorzaamheid. Is het nieuw? Komt het voort uit een nieuw beginsel? Is het aangenaam om de Heere te dienen? Is het gebed, het luisteren naar preken, zelfonderzoek, het gaan naar de Avondmaalstafel, uw element? Roept u, o, laat me hier een tabernakel bouwen; ik zou liever één uur gemeenschap met God hebben, dan honderd jaar overvloed van alle voorspoed in de wereld? Beproef uw gehoorzaamheid. Is het niet afgeperst, is het niet een kracht, zoals een mechanische beweging, maar een levende handeling die voortvloeit van een beginsel van leven?
IV. Ik kom tot het vierde ding, om de noodzaak te bewijzen van dit zelfonderzoek voor het deelnemen aan het Avondmaal van de Heere. U moet, voordat u deelneemt aan het Avondmaal, uzelf bereiden door zelfbeproeving. De mens beproeve zichzelven, en ete alzo.
1. Voorbereiding wordt geëist voor elk werk van God. Jacob, toen hij naar Bethel ging om te offeren, u ziet wat een voorbereiding hij doet. Voor het geven van de wet op de berg Sinaï werd de mensen drie dagen van voorbereiding bevolen. En in de morgen van de bestemde dag bazuinde de trompet luid, om ze te roepen tot de grote zaak. Ja, onder de wet werd niet de minste schep, niet de minste schaal, of vuurpan, of vleeshaak, dat behoorde tot het heiligdom, ooit gebruikt, totdat het eerst toebereid en ingewijd was door heilige olie. En zult u het wagen bij zoín plechtig ritueel zonder voorbereiding? Zoín verheven instelling? We mogen het de tempel van de natuur noemen, de tempel van genade, de tempel van heerlijkheid, het verzoendeksel, de troon van het Lam, waar God en zondaren samen een zoete afspraak hebben. Christus waste de voeten van Zijn discipelen voordat Hij ze het Avondmaal gaf. En zult u zichzelf niet wassen, zult u zichzelf niet voorbereiden? Hij zorgde dat een opperzaal gereedgemaakt werd, geveegd en versierd, voor een Avondmaal. En zullen uw harten niet gelijk zijn aan een opperzaal, geestelijk geveegd en voorbereid?
2. Overweeg de noodzaak daarvan, om kennis van uzelf te verkrijgen. U zult onkundig van uzelf blijven, vreemdelingen van uzelf, vreemdelingen thuis, onbekend met uzelf voor altijd, zonder zelfbeproeving. Laat een mens algemene kennis hebben, kennis van de wet, van de geneeskunde, van de filosofie, geschiedenis en politiek, en wat niet; als hij niet bekend is met zichzelf, dan is alles schitterende onwetendheid en schoonschijnende dwaasheid. Een mens moet wijs tot zichzelf zijn, of anders is hij niet werkelijk wijs in de achting van ieder ander. U kunt uw rechten op Christus niet kennen, zonder dit zelfonderzoek. Er is enige overeenkomst tussen zaligmakende en algemene genade. Er zijn twee soorten van heiligen, een heilige door praktijk, en een heilige door belijdenis. Er zijn twee soorten van heiligmaking, gewoon en bijzonder. Er zijn twee soorten droefheid, een droefheid tot het leven, en een die de dood werkt. En er is een dode en levende hoop, en een dood en levend geloof. Er is een fel brandende meteoor, die lijkt op een vaste ster. Er is een Bristol steen, die niet iedereen kan onderscheiden van een diamant. Zult u zichzelf ooit kennen, zult u ooit uw recht op Christus kennen, zonder dit zelfonderzoek? Het is moeilijk, zeer moeilijk, om de gewone van de bijzondere genade te onderscheiden. En niets dan zelfbeproeving zal het verschil uitvinden.
3. Dit zelfonderzoek is noodzakelijk voor de kennis van Gods behandeling van uw ziel. U zult niet weten of God Zichzelf vertoont, of dat Hij fronst. Zonder dit zult u niet weten of u de hemel of de hel krijgt aan de Avondmaalstafel. Zonder dit zult u niet weten of u naar de verdoemenis gaat, of naar het eeuwige leven. Zonder dit zult u niet weten of u gerechtvaardigd wordt of verdoemd. Is dit geen zaak van groot belang? Is het een kleinigheid of God ons liefheeft, of ons haat? Is dat een zaak van geklets? Overweeg het, u zult niet weten of u een zegening of een vloek verkrijgt, tenzij u zichzelf beproeft.