Preek 4. De noodzaak van zelfonderzoek, om waardig deel te nemen aan het Avondmaal

1 Kor. 11:28. Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo.

De tweede preek over deze tekst.

DE vroege kerk gaf het Avondmaal aan kleine kinderen. Onze tekst weerlegt die praktijk. Ze moeten eerst zichzelf onderzoeken. Een kind kan dit niet doen. En dan moeten ze eten. De mens beproeve zichzelven, en ete alzo. We hebben gesproken over de noodzaak van de zelfbeproeving, in drie bijzonderheden. Ik ga verder.

4. Dit zelfonderzoek is nodig tot de opwekking van onze genaden. Wat een monstrueus ding zou het zijn, om onze affecties en genaden te hebben op het laagste waterpeil, wanneer er een hoog vloedgetij is van het bloed van Jezus dat naar ons toe stroomt? Wanneer onze harten ooit in een vlam van liefde zijn, dan zou het moeten zijn wanneer we op Golgotha zijn. Of wanneer we het stervende gekreun horen van het Lam van God, die juist sterft onder de toorn. Het paaslam moest niet gekookt worden, maar gebraden. En het moest niet ingesmeerd worden met water, maar met wijn en olie, om het temeer in vlam te zetten. U moet komen met uw harten in een vlam. En zelfonderzoek steekt dat sacramenteel vuur aan, dat behoort te branden op ons altaar.

5. Dit zelfonderzoek is noodzakelijk voor reformatie. Ik heb mijn wegen bedacht, ik overwoog mijn wegen, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen. Zelfonderzoek is de portier van reformatie. En als een mens zonder dat reformeert, dan is het toevallig. En de toevalligheid zal blijken niet goed gegrond te zijn, en niet stabiel. Dat is de beste reformatie, en de meest vaste reformatie, dat het natuurlijke voortvloeisel en gevolg is van een kalm, bezadigd onderzoek van onszelf, en van onze wegen. Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.

6. Zelfonderzoek voorkomt onwaardige deelname aan het Avondmaal. Ze zijn schuldig aan het lichaam en bloed des Heeren, zegt onze apostel. Maar, zegt hij, om het in de toekomst te voorkomen, laat de mens zichzelf beproeven. Een mens die tot de tafel van de Heere komt zonder alle voorgaande zelfbeproeving, met een uiterste nalatigheid daarvan, brengt een legioen van duivels met hem mee. En ze verzamelen kracht door zijn deelname aan het Avondmaal. Judas was gierig voordat hij tot het pascha kwam, hij was tevoren een verrader in voornemen. Maar hij werd zevenvoudig meer een duivel. Hebt u nooit opgemerkt dat zij, die onwaardig deelgenomen hebben aan het Avondmaal, meer van een hel hadden nadat ze van de Avondmaalstafel kwamen, dan ervoor? Meer goddeloosheid, meer wereldsgezindheid, meer verharding, meer blindheid? Sommigen denken dat het gaan naar de Avondmaalstafel de oude rekening zal aflossen, en zal betalen voor de schuld van het hele jaar, en dan zullen ze opnieuw een nieuwe schuld beginnen. Helaas! Helaas! Sommigen plaatsen de laatste specificatie bij de grote som, door onwaardig deel te nemen aan het Avondmaal. Wanneer ze komen zonder zelfonderzoek, dan zijn ze gelijk aan de hoer in de Spreuken, die offerde, en haar mond afwaste, en zei: nu ben ik rein. Ze zijn gelijk aan die dichters, waarover gesproken wordt, die zichzelf besprengden met water, en offerden aan Mercurius de god van de diefstal. En dan zenden ze een gebed op: "nu, Mercurius, help ons te bedriegen, en te stelen, heel het jaar door." O, kijk er naar, zelfonderzoek voorkomt onwaardig deelnemen aan het Avondmaal. En daarom is dat het meest noodzakelijk.

7. Ten laatste. Bijgevolg voorkomt het vele oordelen. Daarom (als hij spreekt van onwaardig deelnemen aan het Avondmaal, en van gebrek aan zelfbeproeving) zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen. We weten niet wat die epidemische ziekten waren in de kerk van Korinthe. Maar vele verschrikkelijke katholieke kwalen volgden het onwaardig deelnemen aan het Avondmaal dicht op de hielen. Misschien stonden sommigen ziek van de Avondmaalstafel op, gingen naar huis, en stierven. Ik garandeer u, de beste dokters van de tijd konden de oorzaak niet gissen. De oorzaak moest niet gevonden worden in heel hun lichamelijk systeem. Tijdelijke oordelen, geestelijke oordelen, en eeuwige oordelen, worden voorkomen door zelfbeproeving.

Gebruik. Ik kom nu tot de toepassing.

Eerst. Het dient tot weeklacht, wegens het algemene en lusteloze nalaten van dit werk. Och! De onhandigheid van de geest van de mens; de weerzin die hij heeft tegen dit werk. Wat een terugschrikken, wat een terugdeinzen van de geest van dit werk! Menig mens zou veel liever het meest geestdodende werk van de wereld ondergaan, dan een paar minuten neer te zitten, om zijn hart uit elkaar te halen in stukken. Hij zou liever rukken aan de riem van de galeislaaf. Hij zou liever heel de dag achter de ploeg gaan, dan een kwartier neer te zitten om dit werk te doen. Hoeveel wordt het veronachtzaamd! De advocaat zal niet moe worden om de hele dag door het proces van zijn klant in het oog te houden, en door al zijn papieren te kijken. Een beetje goud zal de man bemoedigen om het te doen. De wiskundige (zoals het gemeld wordt van Descartes) zal zes weken besteden aan één enkel probleem. En toch zal hij geen tijd besteden aan het doorzoeken van zijn eigen hart. Hoeveel mensen zullen naar huis gaan, en de preek van een predikant berispen, en hem beschuldigen van deze of die afwijkende mening? Maar per slot van rekening is het hun eigen onkunde en afwijkende mening. Hoeveel zullen de handelingen van hun buurman berispen, die niet die van henzelf zullen onderzoeken? Sommigen zien goed buitenshuis, maar wanneer ze thuis komen, zijn ze blind. U hebt werk genoeg thuis, zonder overal rond te reizen voor meer. Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo. De geest van de mens is als een moedig paard, dat niet bestuurd kan worden, maar elk moment opzij springt.

Maar vanwaar komt het dat dit groot en noodzakelijk werk zoveel wordt veronachtzaamd?

1. Er is een overheersende vleselijkheid in de geesten van de mensheid. Ik spreek door droevige ervaring. Soms op een dag had ik liever elk ding in de wereld gedaan, dan een zaterdagavond doorbrengen voor een Avondmaal. De onbekeerde ziel heeft een afschuw van alle geestelijke plichten. En hoe geestelijker de plicht is, des te groter is de haat. De mens zou liever verkiezen om te gaan met wie dan ook in de wereld, dan met zichzelf. Hij vlucht van zichzelf, als van een geest. Hij laat zijn geest zwerven over de gehele schepping, liever dan het te wenden op zichzelf, om over zichzelf na te denken. En hoewel een mens, in een lichamelijke strekking, het meest dichtbij zichzelf is, en er niemand zo dicht bij een mens is dan de mens zelf op deze manier, toch, in een zedelijke strekking is niemand zo ver van een mens, dan de mens zelf. Ze moeten er niet aan denken om neer te zitten in hun binnenkamers, en om zulke vragen aan henzelf te stellen: "wat ben ik? Waar ben ik? Wat doe ik? Waarheen ga ik? Wat zal mijn toestand zijn in het stervensuur?" Een predikant mag zeggen: ik heb mijn tijd doorgebracht, mijn longen, mijn kracht, in het aansporen van mijn mensen om tijd te nemen, en zichzelf te onderzoeken; en ik kan de overhand niet krijgen.

2. Er is misvatting, die voortvloeit uit zelfliefde, dat dit werk moeilijk maakt. Wat! Praat u tegen mij van mijn staat te onderzoeken? Ik ben inmiddels dertig, veertig jaren in Christus. Het is lang sinds dat ik Christus aannam. Het is zelfliefde dat zelfbedrog maakt. En zelfbedrog is de gemakkelijkste misleiding in de wereld. Onszelf te behagen, een buitensporige mening van onszelf te hebben, is gemakkelijk. We kijken door het verkeerde eind van een verrekijker naar onze buren, en daarom spreken en denken we geringschattend van hen. Maar we kijken door het vergrotende einde naar onszelf. En dan is alles omvangrijk, alles is groot. Het is onverklaarbaar: de mens kan zijn eigen zwakheden niet zien, die allen, die rondom hem zijn, zien. En hij kan niet overreed worden, hij kan niet overtuigd worden.

3. Verwaandheid en zekerheid verhinderen het werk. De zekere mens is niet meer bang voor de hel, dan alsof er geen was. Of als er een is, alsof hij er een verbond mee gesloten had, het nooit onrecht te doen. Hij is aanmatigend, alsof hij zijn bewijzen verzegeld had met Gods duidelijk zegel. Hij is zelfs even zelfverzekerd, alsof hij de kennelijke erfgenaam van de hemel was. Hij is verwaand. En deze verwaandheid en zekerheid maken dat hij het zelfonderzoek verwaarloost.

4. De mens heeft een liefde voor valse vrede. En hij kan het niet verstoord hebben. Zoals een bankroetier zijn al zijn zaken zo, dat hij niet in zijn boeken kan kijken: hij durft niet. Evenzo kan een mens die nauwlettend is over gestolen goederen, geen onpartijdig onderzoek verdragen. Mag ik u vragen, dominee, laat ons alleen met uw doorzoekende preken. U zou ons allen in de hel willen zetten, voorzeker. En als een mens trouw wil zijn, en vrij van zijn bloed, dan behandelt hij hem als Achab Micha deed: "weg met die kerel, hij is een lastpost voor mij, ik kan hem niet uitstaan". En zoals Achab zei, ik haat Micha, want hij profeteert over mij niets goeds, maar altijd kwaad.

Ten tweede. Het dient tot aansporing. Laat me u aansporen, met de woorden van de tekst: de mens beproeve zichzelven. Wat ook uw weerzin is, wat ook uw moeilijkheden zijn, ze kunnen overkomen worden, ze kunnen overwonnen worden. Neem een besluit, en God zal niet tekort schieten met hulp. Neem een besluit, weerleg alle tegenstand van de hel en van het verderf, dat u enige moeite zult doen voor zelfonderzoek, om u naar Christus te drijven, om te reformeren. Denk er over, wat een uitmuntend ding is deze zelfbeproeving. Het is het beeld zelf van God. Niet dat God Zichzelf kan beproeven. Want Hij heeft een allesomvattende, intuïtieve blik van alles ineens. Beproeving houdt een reeks van opeenvolgende gedachten in, waartoe God niet in staat is. Hij ziet alles met één intuïtieve allesomvattende blik. Toch spreekt de Schrift van Hem als bezig om onze handelingen te beproeven. Het wordt opgemerkt door sommige kritische godgeleerden over Gen. 1:2, wanneer we lezen, naar het beeld van God schiep Hij de mens, dat het originele woord voor God betekent, een God Die handelt in oordeel: God schiep den mens naar Zijn beeld. Dat is, Hij schiep hem met een macht om zichzelf te beproeven, en zichzelf te onderzoeken. Dit is inderdaad een mannelijke handeling. Wanneer de profeet de mensen aanspoort zich te gedragen als mannen, dan vraagt hij ze hun wegen te onderzoeken. Ik smeek u in de vrees van de Heere, u die heel uw leven door nooit in uw binnenste keek, dat u een raam zult zoeken om nu geopend te worden, en het licht van God ontvangen dat plotseling flitst op uw ziel, en aan het werk te vallen. Ik zal u een paar motieven geven om dit te benadrukken, en enige aanwijzingen.

1. Overweeg de grote moeilijkheid van het ontdekken van uw zondige zelf. Zonde ligt verborgen. En in het bijzonder ligt schijnheiligheid niet op de oppervlakte, om gevonden te worden door elke toevallige voorbijganger. Nee, schijnheiligheid is als Achans gouden tong, die verborgen was in de grond. Of als de monsters van Afrika, die niet gezien worden tenzij naar ze gezocht wordt. Overweeg het. Er kunnen sommige slechte dingen in uw en mijn hart zijn, die al de preken in de wereld nooit hebben ontdekt, en die geen voorzienigheid ooit gevonden heeft. En daarom bid ik u om moeite te doen voor een kritisch onderzoek, een ijverig onpartijdig onderzoek. Zoek als mensen doen naar een dief, als de Joden naar zuurdesem. "Welke zuurdesem hier mag zijn", (zeiden ze) "niet ontdekt, na al ons zoeken, laat de vloek daarop zijn, laat het vernietigd worden, laat het ons geen goed doen."

2. Overweeg dat Christus Jezus Zichzelf bereidde om een offerande te zijn. En zult u zichzelf niet voorbereiden voor de herdenking daarvan? Hij heiligde Zichzelf. En als wij mogen spreken, als de Schrift vaak doet, op de manier van de menen, Christus beproefde Zijn kracht. Hij onderzocht Zijn Eigen kracht, om Zichzelf in staat te zien en geschikt om door dat grote werk te gaan. En Ik heilige Mijzelven voor hen. Hij zong een lofzang toen hij het Avondmaal gebruikte. Voordat hij ging om een offerande te zijn, ging hij naar de hof, en deed Zijn drievoudig gebed, om Zichzelf ervoor gereed te maken. Zal Christus zoveel doen om zichzelf gereed te maken om een offerande te zijn. En zult u niets doen voor de herdenking van zoín offerande?

3. Overweeg, God zal u doorzoeken. Hij zal u beproeven. Hij zal u onderzoeken. En daarom, als we met eerbied mogen spreken, wij zouden Hem wat werk moeten besparen. Het is de uitspraak van de apostel: indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. Hij Die Jeruzalem doorzoekt met lantarens, Hij zal door elk stuk gaan, en door elke hoek, en kracht, en vermogen, en kamer van uw ziel. En er is geen korreltje slechtheid, of God zal het ontdekken door Zijn voorzienigheid. Hij zal komen om Schotland te beproeven, om uw genaden te beproeven, om uw ervaringen te beproeven, uw openbaringen, uw bezitting. Hij kan een slag brengen, dat u kan onderzoeken tot op het hart, een proef waaraan geen mens zal ontsnappen. Hij zal u beproeven door het Woord. Hij zal u beproeven door uw eigen geweten. Hij zal u onderzoeken bij de dood. Hij zal u onderzoeken voor de rechtbank, wanneer u uitgeplozen wordt voor een witte troon. Bereid uzelf, daarom, door een voorgaand zelfonderzoek.

4. Zult u hier doen, wat u in elk ander ding doet. U zult niet aan het vlees beginnen zonder voorbereiding. U zult proberen uw maag er voor te bereiden. U zult geen geneesmiddel nemen zonder enige voorbereiding. En als u gaat om een koorts terug te dringen, dan zult u zich ervoor bereiden, door een weinig bloed uit te halen. En zult u naar de tafel van de Heere gaan zonder enige voorbereiding?

Voor aanwijzing, overweeg, eerst. Er zijn zekere tekens die u moet neerleggen voor uzelf, waardoor u beproefd moet worden. Er is heel wat moeilijkheid hier. Sommige mensen denken dat een gebruik van beproeving een van de gemakkelijkste stukken van het preken is. Onderschat het niet. Het is een van de moeilijkste stukken van onze dienst, om de grenzen te bevrijden tussen een onbekeerde mens of schijnheilige, en de godzaligen.

1e. De tekens die u neer moet leggen voor uw beproeving, moeten duidelijk en gemakkelijk zijn, (want iedere persoon is niet in staat tot het gebruiken van alle tekens); zoals, het aannemen van Christus, liefde tot de broeders, vreugde in God, schatting van Jezus Christus boven alle dingen, en nederig verlangen naar Zijn tegenwoordigheid, en het treuren om het gemis van Hem. Dit zijn tekens waarbij u, door de hulp van de Geest, zichzelf kunt onderscheiden.

2e. De tekens moeten gemeenschappelijk zijn aan al de godzaligen. Er zijn twee soorten van tekens, en de mensen wensen rotsen te mijden. Hier zijn er negatieve tekens, en positieve tekens. De positieve tekens zijn een bewijs van de goede staat van een mens. Maar ze kunnen onvoldoende zijn, en de staat van een mens goed zijn. Zulke als, hebbelijke voorbereiding voor de dood, een hartstochtelijke vreugde in de wegen van de Heere, enzovoorts. Dit zijn goede tekens. Maar toch hebben sommige begenadigde mensen ze niet. Daarom moeten we beproeven door negatieve tekens. Dat is, door tekens die al de heiligen hebben. En als we die missen, dan hebben we helemaal geen genade.

3e. We moeten onszelf beproeven door tekens die geen schijnheilige kan hebben. U moet zichzelf niet beproeven door een kenmerk die gemeenschappelijk is aan u en schijnheiligen, maar door kenmerken die een zekere aanwijzing zijn van de genade van God, en onbetwiste handtekeningen van Zijn gunst. Neem geen onbesmette wandel, enige vloed van genegenheden, het bijwonen van instellingen, het zich verenigen met de godzaligen, enige ijver voor de Heere, het schrijven van een persoonlijk verbond, en enige vreugde die daarop volgt. Ik zeg, neem deze niet voor kenmerken van een begenadigde staat. Want ze kunnen gevonden worden in schijnheiligen.

2. Het onderzoek moet zeer welbewust en plechtig zijn. Neem enige tijd alleen, doe uw deuren op slot, pluis uzelf uit in de tegenwoordigheid van die God, Die op een dag u zal onderzoeken, en u oordelen op een andere manier. En probeer te zeggen voor Zijn aangezicht, en betuig Hem, dat u ontdekt wilt worden, dat u er niet van houdt naar de hel te gaan met een leugen in uw rechterhand, dat u liever had dat u nu verteld werd wie u bent, dan wanneer u tot het doodsbed komt, wanneer de dingen niet zo gemakkelijk verbeterd kunnen worden.

3. Wanneer u dit gedaan hebt, roep dan de bijstand en hulp in van de Geest. Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij. Wat is de zaak? Is David niet een wijze en geleerde man, en zal hij niet weten wanneer er een schadelijke weg in hem is? Maar het was geen profane weg waarvan hij spreekt. Want dat is gemakkelijk te weten. Hij had geen diep onderzoek nodig daarvoor. Maar hij noemt schijnheiligheid een schadelijke weg, en hij denkt dat het aan zijn aandacht kan ontsnappen. Daarvoor smeekt hij een alwetende God om hem te doorzoeken, om hem in stukken uit elkaar te halen, en zichzelf te ontdekken. Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij. "U Die mij zal doorzoeken binnen enkele jaren, wanneer ik uitgeplozen zal worden voor Uw rechtbank, o God, doorzoek mij. Nu ben ik tevreden om beproefd te worden, en om bekend te worden wat ik ben." De zon zal veel klein stof in de lucht ontdekken, dat uw kunstmatig licht niet kan. De geest van de mens is de kandelaar van de Heere. Maar die kandelaar moet gesnoten worden, als we zo mogen spreken, en moet schoongemaakt worden door Hem Die tussen de kandelaars zit. Anders zal het nooit branden of helder schijnen. U zult nooit een goede ontdekking maken zonder dat.

4. In uw onderzoek, wees dan niet haastig in het trekken van een conclusie. Een opzettelijke onzekerheid is een stuk nieuwe wijsbegeerte, dat te ver uitgestrekt wordt door de auteur. Hoewel, als het wordt verfijnd en beperkt, dan zou het zijn eigen goede invloed kunnen hebben op de verbetering van de kennis. Inderdaad behoort een mens zover zijn staat te betwijfelen, om er een zeer bijzonder onderzoek naar in te stellen, en zichzelf een kruisverhoor af te nemen. Om niets op goede hoop te nemen, en om niets toe te stemmen dan wat blijkbaar is door het licht van het Woord en de Geest. En het hart van de mens moet niet gauw vertrouwd worden. Wanneer iemand mij eenmaal bedriegt, dan is het zijn fout. Als hij me tweemaal bedriegt, dan zou het iets van mijzelf kunnen zijn. Maar als hij me honderd maal bedriegt, en ik hem blijf vertrouwen, dan ben ik een dwaas. Uw hart heeft u duizendmaal bedrogen, en toch bent u er nooit waakzaam op. Vreemd! Nooit waakzaam! O, overweeg het, trek geen haastige conclusie. Het hart kan zeggen: "Nu heb ik Hem aangenomen. Gezegend zij God. Alles is goed, alles is in orde. Ik vind goede kentekens." Nee, nee. Beproef, en beproef opnieuw, voordat u tot een conclusie komt. Als u een verkeerde conclusie maakt, en u zich er aan houdt, en het vasthoudt, dan bent u voor altijd verdoemd. En predikanten zullen u niet wakker kunnen krijgen. "O! Ik ben een christen", laten mensen zeggen wat ze willen, zult u uitroepen. Maar denk er aan, hij die zijn eigen hart vertrouwt, is een dwaas. Maar wie wijs wandelt, die zal bevrijd worden van zelfbedrog.

Nu, nadat u de conclusie hebt getrokken gekregen, en een besluit genomen hebt op heldere en vaste vooronderstellingen, kijk dan op tot God om het te zegenen. Als de conclusie dat vreselijk vonnis is, dat u geen genade hebt, dat u vreselijk bent bedrogen, dat u op de weg naar de hel geweest bent, de rechtstreekse naar de verdoemenis, heel uw leven; rust nooit, nooit, totdat God u een werk van genade geeft. En als de conclusie die zoete hemelse stem is, "Ik ben een kind van God. Hij heeft mij goedgedaan. Eens was ik blind, nu zie ik. Eens was ik een hater van God, nu heb ik Hem lief. Eens verwierp ik Christus, nu omhelst mijn ziel Hem", houdt u dan de conclusie vast, en laat geen Satan u elke dag slingeren. Die ete alzo.

Voordat ik afsluit, moeten we een woord geven op dit zoete feest, dat bereid is voor de zelfonderzoeker. Er is een feest bereid voor Zijn volk. 1. Er is overvloed op dit feest. Wie ging er ooit hongerig weg van een feest, dan door zijn eigen fout? Er is afwisseling hier, een oneindige afwisseling. Wat wilt u? Wat in de wereld wilt u hebben? Alles is hier. Alles dat goed is. Alles dat geweldig is, en heerlijk, en noodzakelijk, en uitmuntend. Alles is hier. Er is een oneindige afwisseling. En hier zijn zeldzaamheden, die nergens gevonden kunnen worden. Dat is het eerste ding, dat het feest inhoudt.

2. Ik bewijs, dat er een feest zal zijn. Ik zeg niet dat heel de zichtbare kerk, dat heel de gemeente het zal krijgen. Niemand dan Zijn volk heeft eetlust. En God stelt alleen de verlangende ziel tevreden, en vervult de hongerige met goede dingen. Zalig zijn die hongeren en dorsten; want zij zullen verzadigd worden. Alles dat goddelijke liefde u kan geven, wordt daar gemaakt. Ik zeg, er zal een feest zijn. Want, 1e, Hij staat in een betrekking tot Zijn volk. Hij is hun Herder, en ze moeten geen voedsel tekort komen. Hij is hun Vader. Zal Hij ze een steen geven, of een schorpioen, voor brood en vis? Hij is hun Jozef, hun oudere Broeder. En zal Hij Zijn kinderen, of de jongere broers, laten verhongeren? Hij voedde de menigte door een wonder. Hij voedt de zondaars elke dag, ja, de jonge raven die tot Hem roepen. En zal Hij Zijn Eigen bruid laten verhongeren? Zal Hij haar honger laten lijden op de dag van de bruiloft, die roept: "een kruimel, Heere, ik kan het op geen enkele tijd missen, veel minder op de dag van de bruiloft"? Hij voedt zelfs Zijn vijanden. Hij laat hun beker overvloeien. En zal Zijn Eigen huisgezin veronachtzaamd worden? Opnieuw, de nieuwe natuur hunkert er naar, en Hij zal het verzadigen. Opnieuw, ze hebben een grote hoeveelheid werk te doen, een lange reis te gaan, vele vijanden te overwinnen. Ze moeten dan noodzakelijk een feest hebben. Ze zullen het hebben. Opnieuw, hun genaden kwijnen weg, onder een afname, onder een verval. En daarom moeten ze een feest hebben, om ze aan te werven, en te versterken, en te verfrissen.

3. In de derde plaats, wat zijn de eigenschappen van dit feest?

1e. Het is passend. Hij werd terecht gebrandmerkt als een dwaas in het evangelie, die meende dat zijn volle schuren goed en gepast voedsel voor een ziel waren. Ziel! gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust. Wat geeft een immateriële en onsterfelijke ziel om koren? En om koren voor vele jaren? Moet het een hele eeuwigheid vasten na deze vele jaren? U kunt zich evengoed een koffer vol genade voorstellen, als een ziel vol koren. Maar dit brood, deze beker is passend. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. De woorden, die Ik spreek, zijn geest en zijn leven.

2e. Dit voedsel is bevredigend. Ze vertellen ons van het festijn van de heksen, dat de duivel een schitterend feest presenteert voor het oog, een welvoorziene tafel, en dat al de gasten goed gevoed schijnen te zijn. En toch, na alles hebben ze niets gegeten. Ze komen uitgehongerd weg. Er is een zich voeden met schillen. En de dwaas roept: geef, geef. Nooit zegt hij, het is genoeg. Maar hier is een verzadiging van een reusachtig, onmetelijk, uitgebreid, en bijna oneindig verlangen van de ziel. Hij heeft de dorstige verzadigd. Mijn ziel zou als met smeer en vettigheid verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende lippen. Mijn ziel! keer weder tot uw rust, hij zingt een requiem voor zijn geest; want de HEERE heeft aan u welgedaan. Daar is het midden. Zoals de trillende naald, wanneer het naar de noordpool wijst, rust het. De mens is zo bevredigd met het feest, dat hij hartelijk verheugd zou zijn, als de Avondmaalstafel zijn grafsteen werd, en dat de vallei van het gezicht de plaats van zijn dood werd. Nu, zegt de oude Simeon, laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord. Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien. "Laat mij sterven op de plaats, en sterven met een vleesgeworden God in mijn armen. Laat deze schemerige kaars, deze oude ogen in hun oogkassen zinken. Laat ze nooit meer zien, nu dat ze Uw zaligheid hebben gezien. Laat mij heengaan in vrede, terwijl ik de Prins van vrede omhels."

3e. Dit feest is een leven gevend feest. Adam at, en hij stierf. Wij eten en we leven voor altijd. Christus zegt: die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven. Dit is levend voedsel, voedsel doende de lippen der slapenden spreken. Kom en houd dan feest. Uw feesten is even noodzakelijk als uw zelfonderzoek. Als er een vergelijking mag zijn, dan is het ene meer nodig dan het andere. Het ene is het middel, en het andere het doel. Maar beide zijn absoluut noodzakelijk. Zult u zich niet voeden met dat banket, in het beramen waarvan God en Christus een eeuwigheid hebben doorgebracht, dat het uitgedeeld mag worden aan u? En zult u geen eetlust hebben? Zult u met een volle maag komen tot Gods tafel? Dat verhoede God. Kom en voed uzelf, en voed uzelf overvloedig. Overweeg met Wie u neerzit. U zit neer met een Vorst. Overweeg ijverig wat voor u is. Om een feest van God te hebben, dat is een uitzonderlijke en uitmuntende zegening. Om een feest met God te hebben, is nog beter. Maar om een feest op God te hebben, is het beste van alles, om Hem voor het feest te hebben. En zet een mes op de keel van al uw lusten, op al uw afgoden. En probeer een mens te zijn die overgegeven is aan eetlust. O! Zoek uitgebreide verlangens. De begerige mens denkt nooit dat hij genoeg heeft, totdat de aarde van het graf zijn mond vult. De ambitieuze mens blijft de heuvel beklimmen. De wellustige man is de plezieren nooit zat, niets zal hem doen walgen. Zoek meer genade, een grotere eetlust. Als u slechts een oppervlakkige eetlust meeneemt, dan bent u in gevaar van de onvergeeflijke zonde. Zij smaakten de krachten van de toekomende wereld, en vielen weg. U moet zaligmakende genade hebben. U moet een grote eetlust hebben. En u moet uw mond wijd openen, dat God het kan vullen.