Preek 6. Het verbond tussen God en Zijn volk, geopend en toegepast
De tweede preek over deze tekst.
OP zondag onderzocht ik terloops acht dingen, van een leerstuk dat was: Zoals er een verbond der genade is tussen God en gelovigen, zo is Christus de Middelaar, en God alleen is de Auteur van dat verbond. Want Ik zal met u een eeuwig verbond maken, en u geven de gewisse weldadigheden van David. Als laatste sprak ik een woord van aansporing. En nu ga ik door.
2. Dan dient het tot aansporing. Ik spoor allen van u, die aan de tafel geweest zijn, aan, of u het verbond gemaakt hebt of niet, om Hem nu aan te nemen, en om het verbond te sluiten. Het zal inderdaad een wonder van verrassende barmhartigheid zijn, als een mens vandaag hierheen komt, zonder de kennis van zijn verloren staat, en toch, op het horen van een preek, dadelijk zijn hart open zal doen voor de Zoon van God. Maar we moeten het verbond aanbieden aan een zichtbare kerk, en we hebben Gods bevel ervoor. Wij weten het niet, maar sommigen zullen het aangrijpen. Wees dringend verzocht om er in te komen. Zij die aan Mijn verbond vasthouden, die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligen berg, en Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis. Als u niet gebracht werd tot deze heilige berg op de zondag, als u niet verheugd werd, geef uzelf dan de schuld. U bent de oorzaak. Het is de fout van uzelf, die niet wilde vasthouden aan het verbond. Ik ben overtuigd, de man of vrouw die weigert te komen in dit verbond, en die weigert uit een principe van wereldsgezindheid om deel te nemen aan het Avondmaal: zou die nog gedoopt moeten worden, dan zou hij de doop weigeren. En u die weigert in dit verbond te komen, de ondertekening die u gegeven hebt, God zal het rekenen dat u het genomen hebt en afgescheurd, en dat u niet zal toegeven dat Hij uw God is. Kijk er naar, kom in het verbond. U kunt op vier manieren in het verbond zijn, en toch naar de hel gaan, behalve als u komt, en het eens wordt, door een gehele berusting van de ziel, in dat heerlijke ontwerp van zaligheid door een Tussenpersoon. Ik zeg, u kunt op vier manieren in het verbond zijn, en toch verdoemd worden. U kunt in het verbond zijn vanaf de buik: "Abraham, Ik ben een God voor u, en voor uw kinderen." U kunt in het verbond zijn door een openlijke belijdenis. Wanneer de Israëlieten in de geheiligde schouwplaats kwamen, genaamd Sinaï, en de wet vandaar gegeven hoorden worden, en onderwerping beleden, zegt God: "Heden hebt gij den Heere doen zeggen, dat Hij u tot een God zal zijn." En toch zijn velen van hen het nooit eens geworden met Hem. En u kunt in het verbond zijn door een nationale overeenkomst, als wij alleen in Schotland zijn. U kunt in verbond zijn door een persoonlijke overeenkomst. Vele mannen en vrouwen hebben hun persoonlijke verbonden geschreven, en hebben die in hun koffers liggen, van wie de zielen nooit in een verbond met Hem kwamen. Daarom let erop. U moet die aangeboden Christus aannemen, en al Zijn beloften aangrijpen, en al Zijn zegeningen. Ik heb op zondag verschillende motieven gegeven. Ik zal er een paar meer aan toevoegen.
1e. Overweeg uw staat, mannen en vrouwen, die nooit Gods verbond aangrepen. Dit is een zekere grondregel, dat heel de mensheid onder een verbond der werken is, of een verbond der genade. Er is geen tussenstaat. Zoals er geen tussenstaat is tussen hemel en hel, geen midden tussen verkiezing en verwerping; zoals er geen midden is tussen natuur en genade, zo is er geen tussenstaat tussen het zijn onder een verbond der werken of een verbond der genade. U die het nooit eens werd, en u die weigerde om uw naam vandaag te zetten onder deze gezegende verbondsmatige overeenkomst, onder dit verdrag van genade:
(1.) Denk eraan dat u vreemdelingen bent van het verbond van de belofte, vervreemd van het burgerschap van Israël. Het kan een toespeling zijn op het Romeinse rijk. Velen waren vrije burgers, en hadden buitengewone onschendbaarheden en voorrechten. Paulus laat zich er op een bepaalde manier op voorstaan, dat hij een vrijgeboren Romein is. Nu, als u niet in verbond bent, dan hebt u niets te doen met het burgerschap van Israël. U bent geen vrije burger. U hebt geen vrijheid om te handelen met de hemel. U bent niet vrij van die maatschappij en gemeente. Al uw tranen, al uw gebeden, al uw Avondmalen zijn smokkelwaar. U kunt niet verwachten dat de hemel ze zal ontvangen. En al de bezittingen die u gezonden hebt, worden geweigerd. U bent vervreemd van het burgerschap van Israël.
(2.) U die niet in het verbond wilt komen, u bent zonder God. In diezelfde plaats als die nu geciteerd is, daar is het woord in het Grieks: u bent atheïsten. Wat! Zullen atheïsten heengaan en preken horen, en bidden, en Avondmaal houden? Ja, ze kunnen praktische atheïsten zijn. En zij zijn zo, die weigeren om een verbond met Hem te maken.
(3.) U bent zonder hoop. Dat is een meest verloren staat, een meest wanhopige staat. Hoop is de fontein van elke handeling, de eerste toevlucht en bron van alle goede bewegingen, het grote wiel en primum mobile (als we zo mogen spreken) dat alle onderwielen in beweging zet. U bent zonder hoop, als u vreemdelingen bent van dit verbond van belofte.
(4.) U bent onder toorn, een verschrikkelijke toorn, een vernietigende toorn; een onweerstaanbare toorn omdat het gewapend is met almacht; een toorn die nu en dan uitschiet door de sluier. Maar het grootste deel ervan wordt in reserve gehouden, en zal zichtbaar gemaakt worden, niet gesluierd, en zeer snel op u uitgestort, wanneer er een openbaring zal zijn van het rechtvaardige oordeel van God.
(5.) Overweeg dat u onder de vloek bent, een algemene vloek, en vreselijk. Zo verschrikkelijk was het, dat het geluid zelf ervan Gods lieveling en gunsteling Mozes verschrikte. Hij hoorde het gerucht ervan op de berg Sinaï, en hoewel hij beveiligd was tegen de kogels, maakte toch het geluid ervan hem geheel bevreesd en bevend. U allen die niet in dit verbond willen komen, en niet zullen zeggen met uw zielen: "De Heere zal mijn God zijn, en ik zal een van Zijn volk zijn", u bent onder een vloek, en een zware. U bent vervloekt in alle dingen waarbij u betrokken bent. Uw kinderen, uw korven zijn vervloekt.
(6.) U bent onder de meest absolute, ondraaglijke slavernij, in één woord. De apostel Paulus, als hij de twee verbonden vergelijkt, zegt van het verbond der werken, dat het tot dienstbaarheid baart. Ja, de Heilige Geest Zelf, Die een vrije Geest is, neemt soms de benaming van een Geest der dienstbaarheid, omdat Hij gebruik maakt van het verbond der werken, als een sleutel om de mens onder de toorn te besluiten, totdat hij het bloed van God aangrijpt. Een gehele en algemene slavernij, slechter dan dat van de galeislaven, van wie, al is het dat ze heel de dag aan de roeispaan trekken, de geest vrij is; hun ziel en gedachten zijn vrij. Maar u bent onder slavernij zowel van ziel als van lichaam, en onbewust van uw zware kettingen.
Ten laatste. Als u niet wilt komen in dit verbond, dan wordt u verplicht om harde voorwaarden te volbrengen, onmogelijke voorwaarden, om het eeuwige leven te bereiken. Dat is een droevige en betreurenswaardige zaak. Maar het is waar. U zult niet in dit verbond komen. U bent verplicht door het verbond der werken tot persoonlijke gehoorzaamheid, volmaakte gehoorzaamheid in delen en graden, en eeuwige gehoorzaamheid. De jonge man kwam tot Christus, in een diepe onwetendheid, en met een absoluut verzuim van het verbond der genade: goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beërve? Dat ik de hemel mag hebben? Bent u ervoor om het geluk met werken te verdienen? Bent u nog op die weg naar de hemel, man? Is dat de manier, na heel de belijdenis die u gemaakt hebt, na alles wat Mijn voorloper gepredikt heeft, na alles dat Ik Zelf gezegd heb? Bent u op de oude weg van het doen? Is dat de weg die u naar de hemel gaat? Als u in het leven wilt ingaan door de oude weg, onderhoudt dan de geboden. Breek er één van: vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. Zoudt u een engelachtig leven leiden tot het laatste moment, en juist wanneer u uw laatste adem uitblaast zoudt u schuldig zijn aan een verkeerde gedachte, dan zou uw verdoemenis zeker zijn. Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. Grijp dan een betere overeenkomst aan, dat alle goddelozen, die tot Christus vluchten, rechtvaardig maakt.
2e. Overweeg de eigenschappen van het verbond in de tekst. Er zijn er twee van uitgedrukt, en een derde indirect gesuggereerd. Het is een eeuwig verbond, een vast verbond, een vrij verbond. Het is barmhartigheid, zekere barmhartigheid. (1.) Het is een eeuwig verbond. Er zijn enkele dingen die kortdurend zijn, van de duur van één dag; zoals Jonaís wonderboom. Ze groeien op in een nacht, en ze vergaan in een nacht. Sommige dingen hebben een begin, maar geen einde, als de ziel van de mens. Sommige dingen hebben geen begin, maar hebben een einde, de besluiten van God. God Zelf is eeuwig, beide van eeuwigheid tot eeuwigheid. Het verbond der genade, waar we gewag van maken, heeft iets van een overeenkomst met Gods eeuwigheid. Hoewel het noodzakelijk was, omdat het toch een daad van Zijn wil was, was het eeuwig. Het ontwerp was van eeuwigheid, en de voortzetting zal eeuwig zijn. Van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij onze God. Want deze God is onze God eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot den dood toe. Hij zal ons geleiden, zoals het woord is, over de dood. Hij zal de afgrond met ons sluiten. Hij zal door het donkere onbewustzijn gaan met ons, en zorgen dat wij in heerlijkheid aankomen. Hij zal onze God en onze Gids zijn. Denkt u niet dat dit een zeer zoet motief is om u aan te sporen om dit verbond in te gaan, dat al uw twijfels, al uw zonden (misbruik niet de genade van God), al uw verlating, al uw verzoekingen, al uw falen, al uw noden, u nooit zullen wegwerpen, en ook dit verbond niet van nul en generlei waarde maken? Er is geen herroeping daarvan. En dan, (2.), het is zeker. Hoe kan het anders gaan, want Hij heeft Zichzelf een Schuldenaar gemaakt aan ons. We kunnen geen ding verdienen. Weg met de trotse, schandalige, onzinnige leer van verdienste. Maar God heeft zichzelf een Schuldenaar aan ons gemaakt, door een vrijwillige belofte. Ja Hij heeft aan Zijn Zoon beloofd: Ik heb eens gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege! God zal niet liegen tegen enig mens. Hij zal Zijn woord niet verbreken aan enig mens. Hij spreekt de waarheid tot ieder mens. Hij zal Zijn woord houden aan een zondig mens. Maar als Hij zweert aan Zijn Eigen Zoon, had ik evenveel zielen als ik zonden heb, ik zou de zaligheid van die alle wagen op de eed van God aan Zijn Zoon. (3.) Het is een vrij verbond. Het is alles barmhartigheid, een groep van vrije barmhartigheden. Ik kan dit nu niet uitbreiden. Het is een enorm terrein. We zouden spoedig onszelf erin verliezen. Alleen dit zal ik zeggen. Niets wordt hier geëist, dan weg te komen, en vrij alles te nemen. Het is geen verbond der werken. Evangelische bekering en gehoorzaamheid zijn niet de voorwaarden van dit verbond. Weg met zoín leer. Door geloof hebben we een belang in, en hebben een recht op al de zegeningen. De apostel Paulus was niet bekend met de godgeleerdheid van de Legalisten en de Neonomianen. Hij zegt, wij worden gerechtvaardigd door geloof, zonder de werken der wet. Geloof slechts, hier is het geheel van de overeenkomst. Geloof slechts, en u hebt een recht. Inderdaad, volharding in heiligheid brengt u in het volle bezit. Is dat niet een vrije overeenkomst? In het begin van dit hoofdstuk staat: O alle gij dorstigen! Komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk! Had God gezegd: u zult al de wijn van de hemel gesuikerd hebben met Mijn liefde, zoet gemaakt met het bloed van Mijn Zoon, gekruid met al de genaden van Mijn Geest; alleen geef Mij slechts één duit voor alles; dan zouden we alles verloren hebben, en nooit gesmaakt hebben van Zijn lekkernijen. We hadden niets, en daarom maakt Hij het een vrije overeenkomst, dat wij deel mochten hebben aan Zijn goede dingen. Wie wil, laat hem komen en drinken van de wateren des levens. Zult u er zich niet mee bezig houden? Zult u niet alles nemen, voor precies niets? O de volmaaktheid van dwaasheid, onverklaarbare goddeloosheid, om zoín overeenkomst te weigeren!
3e. Een ander hoofd van motieven om u aan te sporen om zich met dit verbond bezig te houden. Overweeg de voordelen ervan. Overweeg alles wat is gezegd. Is dat niet een groot voorrecht? (1.) Overweeg dat het de grootste top van waardigheid is waartoe een schepsel kan bevorderd worden, om in verbond met God te zijn. Zelfs de uitwendige bediening daarvan bracht de Israëlieten omhoog tot de hemel. Want wat groot volk is er, o Israël, hetwelk de goden zo nabij zijn als de Heere, onze God. Wee u, Chorazin! wee u Bethsaida! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Maar wanneer er een echte, oprechte, persoonlijke toepassing, dat is eer, de grootst mogelijke eer. Om slechts een knecht te zijn van de grote God, werd door David gerekend boven al zijn vorstelijke waardigheid. Zie hoe hij er zich op laat voorstaan. Och, Heere! zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn banden losgemaakt. Hier is een vergroting, ik ben Uw knecht, zekerlijk ik ben Uw knecht. Ja, maar een bondeling is meer dan een knecht, hij is een vriend. Hij is meer dan een vriend, hij is een zoon. Hij is meer dan een zoon, hij is een erfgenaam. Hij is meer dan een erfgenaam, hij is een mede-erfgenaam met Christus. En hij zit op dezelfde troon met Christus. En hij krijgt een viervoudige kroon: een kroon van leven, een kroon van heerlijkheid, een kroon van vreugde, een kroon van rechtvaardigheid. Hij is gewikkeld in koninklijke kleding. Hij krijgt de scepter in zijn hand, en een uitroeping die gemaakt wordt voor hem: alzo zal men dien man doen, tot wiens eer de Koning een welbehagen heeft! Zal dit u niet bewegen om met uw naam de overeenkomst te ondertekenen, om Hem aan te nemen, om dit eeuwig verbond aan te grijpen?
Ik kom tot een ander woord van aansporing.
2. Ik zou u willen aansporen om dit verbond te onderzoeken. Krijg de kennis van dit verbond, maak het uw bezigheid. Zoals de wil en eetlust gevoelige neigingen hebben tot goed, de eerste tot een rationeel, de tweede tot een waarneembaar goed, zo heeft de geest een soort van dorst naar waarheid en kennis, en is nooit tevreden met enig geschapen goed of waarheid. Maar hier is, (1.) een bevredigend goed, en een bevredigende kennis en waarheid. Wat zegt een stervende David, met zijn laatste ademhaling, van dit verbond? Hij heeft mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is daarin al mijn heil, en alle lust. "Ik had even grenzeloze verlangens als anderen, enorm immense verlangens, die niemand dan God kan verzadigen. Geen schepsel kon ze omschrijven of begrenzen. Maar hier doet het verbond het. Voorzeker is daarin al mijn heil, en alle lust." Deze kennis van het verbond is bevredigend, het vervult het verstand. (2.) Het is noodzakelijk. Het is bijna een wonder, om te zien hoe de mensheid zijn tijd besteedt in het zoeken naar de kennis van kleinigheidjes. Hoeveel jaren van de beste en meest brede opleiding brengen ze door in het verkrijgen van de kennis van woorden? Daarna de kennis van de dingen. En daarna de kennis van personen, en van de wereld, en van zaken. En wat denkt u van al die kennis, zonder de kennis van Gods verbond? Het is slechts schitterende onwetendheid, en schoonschijnende dwaasheid. Wat zal het de wiskundige helpen, hoewel hij u kan vertellen van de evenredigheid van hoeveelheden, en verhoudingen van figuren? Wat zal dat doen in een stervensuur, wanneer hij de afgrond overgaat, wanneer hij denkt over de onevenredigheid van de tijd in vergelijking met de eeuwigheid? De gelovige onderzoekt de breedheid van Gods wet. In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod (dat is, het verbond) is zeer wijd. De afmetingen daarvan vindt hij zijn tijd en onderzoeken waard. Om uw tijd door te brengen met de sterrenkundige, om te kijken naar de verbindingen en tegenstellingen van de planeten, en naar de beweging van de sterren, en hun invloeden, en om niet voorwaarts te stappen, om te overwegen wat boven al de sterren is, tot dit verbond in de hemel, waartoe deze sterren maar een portiek zijn, wat een verkwanseling is dat? De mens zal de natuur bestuderen, en toch onbekend met genade zijn. De mens zal lezen over lichamelijke, en niets weten van geestelijke gezondheid, van doding van het vlees, en van het reinigen van het hart. De mens zal de geschiedenis kennen, en toch bestudeert hij nooit de Schriftuurlijke geschiedenis, of Christus, en het verbond. Dit is het vullen van de geest, een gouden koffer, met mest en rommel. Paulus zegt, ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd. "Een verbond der genade, en een Christus Die aan een kruis hangt, dat zal het voldoende, allesomvattende voorwerp van al mijn kennis zijn." Het is noodzakelijk om dit verbond te kennen. Het heeft een drievoudige noodzaak. Het is noodzakelijk door voorschrift: En gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws vaders. Hier is het voorschrift. Het is noodzakelijk door besluit en belofte: En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat zij Mij, hun God in het verbond, allen zullen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe. Het is noodzakelijk als een middel. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus. (3.) Deze kennis is toe-eigenend. Ze weten veel, en alles wat ze weten is van henzelf. Inderdaad, als een mens kon geloven dat hij alles wat hij weet zijn eigendom kon maken, dan kon hij aangename overwegingen hebben over zijn kennis. Een reiziger kan door vele naties gaan, en kijken naar dit en dat aangenaam land, maar met een ander oog dan de eigenaar en heer kan doen. De mens in verbond reist door de goddelijke eigenschappen, en ziet ze, en zegt: "ze zijn alle van mij, alle bezig in het verbond om zichtbaar gemaakt te worden, en aangewend te worden ten goede van mij." Dit is onze God: de Drie-eenheid is van ons, Zijn Woord is van ons, Zijn werken zijn van ons. Alles dat Hij is, alles dat Hij heeft, alles dat Zijn Zoon gekocht heeft, alles is van ons. O, dat is een verrukkend woord: God, onze God, zal ons zegenen. Onze eigen God zal ons de beste zegeningen van Zijn hart geven. O dat is zoet! Dan opnieuw, (4.), het is een verheugende kennis. Er zijn deze twee of drie dingen die deze kennis vreugdevol maken: de zekerheid ervan, de zeldzaamheid ervan, en de verhevenheid van het voorwerp. Deze alle lopen hier samen. Maar ik zal er niet op blijven staan.
3. Ik zou, in de derde plaats, u willen aansporen dit verbond naar voren te brengen.
1e. Breng het naar voren tegen alle beschuldigingen. Als de rechtvaardigheid u beschuldigt, en zegt: o, u bent een ellendig schepsel. O, aan welke vormelijkheid bent u schuldig geweest deze afgelopen dagen in het zich bezighouden met plicht. U hebt zich niet bezig gehouden met één plicht, dan met wat beladen as bij de wereld. Weinig leven, weinig genade, zegt de mens; zeker, ik ben schuldig. Maar de Middelaar van het verbond heeft voldaan voor mij, en de rechtvaardigheid kan niets eisen. De wet zegt: ik lig gebroken en bloedend. U hebt mij menige steek gegeven. Wat Mozes deed door de intuïtie van de Geest van God, hebt u gedaan door zondigheid. U hebt de tafels van de wet genomen, en ze weggeslingerd, en ze in stukken gebroken. Wat zegt de mens die in het verbond is? O! zegt hij, ik ben niet onder de wet, maar onder genade. Hoewel ik onder de wet ben als een standaard en gids van zeden, en een eeuwige regel van rechtvaardigheid; toch ben ik er niet onder als een verbond der werken. Ik ben onder een verbond der genade. Het geweten beschuldigt, en Satan sluit zich er bij aan, en ze zeggen de mens: mens, u bent een zondaar, en daarom bent u verdoemd. Nee. Dat is ongezonde logica, dat is een slechte gevolgtrekking. Want er is geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn. En Satan kan mijn banden niet voortbrengen. Hij brengt de wet. Ja, maar, zegt de bondeling, die band is gescheurd toen mijn oudere Broeder mijn schuld betaalde op het kruis. God de Vader gaf mijn banden over aan Hem, en mijn Broeder nagelde ze aan het kruis, en verscheurde de band met de nagels van Zijn kruis. En elke keer als ik het verbond inwilligde, liet Hij de band neer in mijn geweten, en de aflossing daarbij.
2e. Dan opnieuw, breng het naar voren tot het voorzien in al uw behoeften, en in het bijzonder om u te voorzien van kracht. Mijn God, zegt de apostel (dat is, een God in het verbond), zal al uw gebreken vervullen, en u bekrachtigen in de Heere.
3e. Breng het verbond naar voren, om u te ondersteunen in het uur van verzoeking. O, maak er dan gebruik van, en in het bijzonder bij de dood. Wanneer een mens de duistere onbewustheid ingaat, in de steek gelaten wordt door alle verwanten, verlaten wordt door vrienden, dan zal elk ding dat nu troostvol voor hem was, hem een eeuwig vaarwel toewensen, en hem vertellen: wij kunnen niet verder met u gaan; wij zullen teruggaan, en nuttig zijn voor anderen; dan draagt dit verbond hem erdoor. U ziet hoe Paulus het uitdrukt. "Als u in Christus bent, en als u in verbond met Hem bent, dan is alles van u." Geen mens en ook geen engel kan u het alles vertellen. Ik zal u er enig deel van vertellen, zegt hij. Ik kan u niet de details van het geheel vertellen, maar ik zal u vertellen: de dood is van u. O! Is dat een eigendom? Ja, Christus haalt de angel uit de dood weg. Het is slechts een sterke portier om u in te laten in het huis van uw Vader. En ik zal u vertellen, hoewel het een formidabele vijand is, en, in de beste gedaante die het op kan zetten, angstaanjagend genoeg; toch is de verschrikking ervan weggenomen voor een gelovige. De verschrikking ervan was geheel weggenomen voor Paulus. Hij triomfeerde en juichte, toen hij heenging om geëxecuteerd te worden door het monster Nero. "Laat hem een drankoffer van mij maken, want ik ben gereed om tot een drankoffer geofferd te worden." (Het is een toespeling op de drankoffers onder de wet.) "Nu, ik geloof dat de tiran mijn bloed zal uitgieten, zoals de Joodse priester deed met het bloed van het drankoffer. Ik ben gereed. Want zo gauw mijn hoofd afgehakt is, op gaat de kroon van rechtvaardigheid."
Ik zal u een woord van beproeving geven, zoals ik gedaan heb. Hoe zal ik weten of ik in het verbond ben? Hoe zal ik weten of Hij reeds een verbond met mij gemaakt heeft? Neem een paar algemeen verbreide kenmerken.
1. Weet het door wat voorafgaat aan het verbond. Wat is het voorafgaande werk van een bondeling?
1e. Er is een diep gevoel van de breuk van het verbond der werken, en van de woestijn van zonde, en de vreselijke omstandigheden van een onbekeerde staat. Ik zou kunnen lopen door de zeven bijzonderheden waarover ik in het begin sprak; dat u onder een vloek bent, enzovoorts. En daarna is de mens diep aangedaan door een verwarrende strijd. Het gaat naar de wortels van zijn ziel, en elke gedachte trekt bloed. En niets zal hem geheel afleiden, totdat hij enige uitgang naar buiten krijgt, totdat het verbond der genade hem aangrijpt.
2e. Als u in verbond bent met God en Christus, dan hebt u het verbond verbroken met de hel en de dood. De Schrift spreekt van een stel mensen die zulke verbonden maken. Maar u zult die rechterlijke dommigheid en gerustheid afschudden, waaronder u eens zwoegde. Weinigen zijn bang voor de hel. En hun gerustheid is een zacht kussen waarop zij slapen tot vernietiging.
2. Kijk naar de manier van het maken van het verbond. (1.) Zult u niet een verbond maken met God op dezelfde manier en wijze als Hij een verbond maakt met u? Hij doet het met heel zijn hart en ziel. "Inderdaad, ik zal Hem een antwoord geven. Ik zal een verbond met Hem maken met heel mijn hart en ziel." (2.) Wat de manier daarvan aangaat, het is geheel. Niet alleen een deel van ons hart maakt een verbond, maar het geheel van de mens, elk deel van de mens. Job bracht zijn eigen ogen onder dit verbond. Ik heb een verbond gemaakt met mijn ogen. Ik zou willen dat de dronkaard een verbond mag maken met zijn handen, om nooit meer een dronken beker te dragen naar zijn hoofd. Ik zou willen dat anderen een verbond mogen maken met hun voeten, om ze nooit meer op een kwade weg te brengen. De mens maakt een verbond met alle delen van zijn lichaam. (3.) Het is zonder een terughoudendheid. God heeft niets; de mens die het verbond maakt heeft niets. Menige mens maakt een verbond met God. Maar het is op voorwaarde om macht hebben het te herroepen. Ze doen een poging. En als het ze niet bevalt, dan bepleiten ze een vrijheid om er weer vanaf te komen. O, pas op. Er is geen terughoudendheid hier. De mens besluit op het slechtste ervan. En in welke omstandigheden hij ook mag komen, hij zal nooit zijn naam weghalen van het verbond.
3. Zoudt u willen weten of u in verbond bent, ken dan uw gesteldheid. De verbondmakende gesteldheid is een gesteldheid vol van verwondering. En geen wonder, want Hij doet al Zijn heerlijkheid voor hen langsgaan. O! De mens zit neer met David in vervoering zelf. Hij zal niet wachten om op zijn knieën te gaan. Hij zit neer voor de Heere, en zegt: en dit naar de wet der mensen, Heere Heere! En wat zal David nog meer tot U spreken? Hij is vol van vervoering. Hij is vol van verwondering. Wat zal ik den Heere vergelden? De mens die nooit een verbond sloot met God, spreekt in de taal van Judas: wat zult Gij mij geven? En wat zal God mij geven? Zal Hij mij eten geven? Zal Hij mij kleren geven? Zal Hij me een vrouw en kinderen geven? Zal Hij me een landgoed geven? Maar de bondeling zegt: Wat zal ik doen? Wat zal ik de Heere vergelden? En dan is een verbondmakende gesteldheid een gevoelige, rouwende gesteldheid. Wandelende en wenende zullen zij henengaan. Zij zullen naar Sion vragen. Helaas, mochten ze zeggen, dit is een ontmoedigend ding, we zullen weer terug gaan. Nee, ze zeggen zoiets niet. Maar, zij zullen komen en den Heere toegevoegd worden, met een eeuwig verbond, dat niet zal worden vergeten. Ze nemen de pen in hun hand wanneer hun ogen aan het wenen zijn. Heren, ik zou willen dat we konden zeggen van de Avondmaalgangers van Edinburgh, dat ze de Avondmaalsbeker vulden met tranen. Ik houd nooit van een bondeling met droge wangen, als we zo mogen spreken. Een mens die kan neerzitten, en zijn persoonlijke verbond opnieuw en opnieuw schrijven, en nooit een traan. De ziel die doorweekt en doordrenkt is in tranen, grijpt Gods verbond aan.
4. Beproef de verbondswandel. En (1.) deze wandel zal in het gezicht van een God zijn Die in verbond staat? Abram zei: "wat is Uw wil, Heere?" "Ik ga heen om een verbond met U te maken." "O! Een goede overeenkomst. Wel, wat dan?" "Ik ben God, de Almachtige. Ik maak Mijzelf over aan u." "Wat vraagt u van mij, Heere, als de plicht van een bondeling?" Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht! "Wandel voor Mijn aangezicht. U moet Mij nog in uw oog hebben. U moet Mij voor u hebben als uw grote Voorbeeld, als uw Origineel, Dat u moet nadoen; als uw Rechter aan Wie u rekenschap moet geven; als uw grote Doel." O! Als we het hele jaar door konden wandelen, als we onderzoeken hoe we wandelen wanneer we komen van de Avondmaalstafel, als we wandelden van Golgotha½ weer terug naar onze eigen huizen in Jeruzalem.
(2.) De wandel van een bondeling is oprecht. Abram, wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht! Het is een beeld genomen van de rechte lijn van een wiskundige, dat de kortste lijn is tussen de twee buitenste punten. Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht! "Wees oprecht. Laat uw hart uitschieten in een korte lijn recht omhoog tot God, en ga niet tot Hem en zoek niet het geluk door de lange weg van de schepselen. Ik ben helemaal voldoende zonder het schepsel. Ik kan u zegenen."
(3.) De verbondswandel is een omzichtige wandel. Het woord betekent precies te wandelen, fraai, nauwgezet; te wandelen met de grootste voorzorg. Wandel als Hizkia, zoetjes. Nu, God weet welke reizen u deze week zult maken. Misschien begonnen sommigen van u reeds af te wijken naar kromme wegen, toen het Avondmaalsbrood en wijn nog niet eens goed verteerd waren. Zweerder, houd Avondmaal tegen het zweren. Dronkaard, houd Avondmaal tegen de dronkenschap. Bedrieger, houd Avondmaal tegen onrecht en bedrog. Nalater van plicht, houd Avondmaal tegen zonden van nalatigheid. O, voor een omzichtige wandel! Dat uzelf mag merken, en heel de wereld een getuige mag zijn van de oprechtheid van uw belofte, door uw wandel daarna.
(4.) Ten laatste. Deze wandel moet constant zijn. Ik zal constant heengaan in de mogendheden des Heeren. Deze wandel is niet, om zo te spreken, uit een bron van automatisme. Het is een beweging, uit een geestelijk leven. Als Christus de bruid aanbeveelt, zegt Hij: de omdraaiingen uwer heupen zijn als kostelijke ketens. De omdraaiingen van de heup, dat is, het uitgangspunt van uw beweging. Natuurlijke beweging neemt toe door voortzetting. De bondeling wandelt eerst in Gods weg, en dan snelt hij, en dan vliegt hij, en dan wordt hij gedragen op de vleugels van de arend. De zwakste mens zal gelijk zijn aan David, en David zal gelijk zijn aan de Engel van de Heere.