Preek 9. De buitengewone voortreffelijkheid van de liefde van God
Een preek, gepredikt direct voor het vieren van het Avondmaal van de Heere.
IN de vorige verzen vergroot David vele van de Goddelijke eigenschappen. En hier verheerlijkt hij Zijn liefde boven die alle. God Zelf is liefde. We zouden beschaamd moeten zijn om zwaarmoedige indrukken, en vreesachtige ideeën te hebben van een lieflijke en een liefhebbende God. De psalmist is in een vervoering wanneer hij gewag maakt van Zijn goedertierenheid.
1. U hebt het ding dat aangeprezen wordt: goedertierenheid. Elke volmaaktheid van God is prijzenswaardig. Maar dit heeft een specialiteit in zich, om het hart van zondaars te smelten. Uw liefde, en Uw goedheid; die zijn samen getrouwd: Uw goedertierenheid.
2. Daar wordt de buitengewone waardij van ze uitgedrukt, op een zeer pathetische manier. Hij stelt niet simpel, en zegt: Uw barmhartigheid is dierbaar. Maar op een manier van bewondering, op een manier van vervoering, en omdat de zaak onuitsprekelijk is, roept hij uit: hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Door Zijn goedertierenheid wordt verstaan Zijn liefde van welwillendheid, en eeuwige goede wil. Door Zijn goedertierenheid wordt ook bedoeld Zijn liefde van weldadigheid, in het goeddoen van ons in de tijd. In Zijn liefde, en in Zijn medelijden kocht Hij ons los. Zijn goedertierenheid houdt eveneens in, en bevat Zijn ingenomenheid met en vreugde in Zijn volk. Hoe voortreffelijk is het! Dit drukt de achting en de waardering uit, die hij ervoor heeft. "Ik kan niet zeggen wat ervan te denken. Ik kan niet vertellen wat ervan te spreken. Ik zal naar Hemzelf gaan, en de vraag stellen: hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o Heere?" Het is niet simpel Zijn liefde, zoals dat in Zijn hart zit, maar Zijn liefde tentoongespreid; Zijn liefde laten doorschemeren, Zijn liefde ontdekt aan Zijn volk. Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o Heere!
In het tweede deel van mijn tekst (die ik vrees dat ik niet zal bereiken), hebben we deze drie dingen.
1. Een liefdesfeest. Zal Hij ons liefhebben, en ons laten verhongeren? Zal Hij vriendelijkheid hebben voor ons, en ons toelaten uit te hongeren? Nee. Er is gezorgd voor een huis, en er is voorraad in het huis. Er is brood genoeg in het huis van onze Vader. Er is een huis: Uw huis. God is overal, en Zijn heerlijkheid is in de hemel, Zijn vinger in de hel, Zijn macht straft de goddelozen; maar Zijn genadige zetel is bij Zijn volk, bij Zijn kerk. En daarom worden zij Zijn huis genoemd, en hebben ze deze voorraad, het beste van het beste, het beste van de voorraad. Daar is vettigheid, en rivieren van genoegens; tarwe, het fijnste van de tarwe; wijnen, verfijnde wijnen, de beste dingen die Gods liefde kan verschaffen. Rivieren, overvloed; geen riviertjes, en stromen die droog zullen lopen in de tijd van onze behoefte, maar grote overvloed, grote rijkdom. In hele rivieren, en rivieren van Uw genoegens hebt U voorzien voor hen die dorstig zijn, voor mensen die troosteloos zijn, gekweld, gebroken, bedroefd, geoefend, die al hun beenderen ontwricht hebben. Zij zullen gebracht worden tot de rivieren van genoegens, en drinken, en overvloedig drinken.
2. We hebben hier hun werkelijke voeding. Ze komen om te eten en te drinken, en worden verzadigd, en overvloedig verzadigd. Al de oostenwind waarmee ze zich vroeger voedden, al de schillen, al het vergif van de duivel waarvan ze leefden, konden nooit hun honger stillen, en ook niet hun dorst verzadigen.
3. We hebben de weg en manier hoe ze hiertoe komen. Ze zijn doeltreffend bepaald. Gij drenkt hen. Als we zo mogen spreken, het is bijna zoín groot werk van macht, en zoín groot werk van liefde, te maken dat Zijn volk zich voedt, en om het feest voor ze te bereiden. O, wat een belemmeringen, wat een tegenwerpingen, wat een moeilijkheden, wat een ontmoedigingen, wat een zwakheid, wat een twijfelingen, en vrezen, moet God bedwingen en overwinnen, eer Hij maakt dat een heilige slechts één kruimel of één druppel in zijn mond neemt! Gij drenkt hen uit de beek Uwer wellusten. U zult het feest aan hen ontdekken. U zult maken dat ze er verliefd op worden. U zult er een trek naar ontsteken. U zult hun hand openen, hun mond, en ze ertoe brengen zich ermee te voeden. Gij drenkt hen uit de beek Uwer wellusten.
Ik begin met het eerste. Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! En mijn opmerking is deze.
Leer. Zoals de liefde van God, in het bijzonder wanneer het openbaar gemaakt is, van een buitengewone voortreffelijkheid is, zo hebben al de heilige een hoge achting daarvan. Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Uw goedertierenheid is beter dan levens; dan al de levens van eerbewijzen, van genoegens, en van rijkdommen, waarop ik aanspraak kan maken. Mijn scepter is machtig, mijn kroon stralend, mijn troon heerlijk, mijn onderdanen talrijk, mijn grondgebied enorm, en mijn schatten vol. En toch, één glimp van Gods liefde is oneindig boven die; beter dan levens.
In het voortzetten van dit onderwerp, zou ik,
I. U de voortreffelijkheid willen tonen van deze goedertierenheid. En 1. in zijn eigenschappen. 2. In zijn effecten. En 3. in zijn verwijderen van de tegenwerpingen waarmee het te maken kan krijgen.
II. Een woord willen spreken over de openbaring van Zijn vriendelijkheid en liefde. En,
III. Een woord willen spreken over de achting van de gelovige daarvan.
IV. Een toepassing willen maken.
I. Ik zou u de voortreffelijkheid van deze goedertierenheid willen tonen.
Eerst. De voortreffelijkheid ervan blijkt in zijn eigenschappen.
1. Deze goedertierenheid is immens onmetelijk. Het hart van God is oneindig, en elke hoek van dat hart is gevuld met liefde tot de zondaar. God beveelt ons Hem lief te hebben met heel ons hart, en zal Hij ons liefhebben met iets minder? In Hem is licht, en helemaal geen duisternis. Ik mag toevoegen, in Hem is liefde, en helemaal geen haat. Wanneer de zon schijnt, dan is er niet de minste wolk van ongenoegen. Wanneer de Heere glimlacht, is er niet het kleinste teken van boosheid. Hij geeft vreugde, en voegt er geen verdriet aan toe.
2. Het is van lange duur. De voortreffelijkheid van een ding blijkt in de eeuwigheid ervan. Sommige dingen zouden onuitsprekelijk meer dierbaar zijn, als ze niet broos en voorbijgaand waren. Hier is liefde zo oud als God Zelf. Ik heb u liefgehad, niet alleen gisteren, niet toen uw vader werd geboren, niet toen heel de wereld werd gemaakt. Niet alleen miljoenen eeuwen daarvoor, maar sinds Ik ooit God was, heb Ik u liefgehad. Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde. En het is van een eeuwige duur. Inderdaad, als Gods liefde slechts voor een dag zou schijnen, dan zouden we er een zoete dag van hebben, een vrolijke dag, een dag van blijdschap. Maar o, wat zou de rest van ons leven zijn! Als de zon ondergegaan zou zijn, en uit onze horizon ging, dan zou een eeuwige nacht van afschuwelijke duisternis volgen. Maar Zijn liefde is meer waar voor onze ziel, dan de ziel is voor het lichaam. De ziel, ondanks al zijn liefde tot het lichaam, al zijn innige verbondenheid, zal het lichaam verlaten, en moet het lichaam verlaten. Maar de liefde van God zal de ziel nooit verlaten. Het zal met ons gaan naar een ziekbed. Het zal met ons over de afgrond gaan. Het zal met ons naar een rechtbank gaan, het zal met ons naar de eeuwigheid gaan. Het is een eeuwige liefde.
3. Het is onveranderlijk. Hij is niet alleen onveranderlijk in Zijn natuur, in Zijn Personen, in Zijn volmaaktheden. Maar Hij is onveranderlijk in Zijn voornemen van liefde: Ik verander niet. Bij Hem is geen verandering, of schaduw van omkering. Het is een uitdrukking die genomen is van de zon, wanneer die komt tot de keerkring, weer omdraait, en ons achterlaat in een duistere winter, nadat hij ons een aangename zomer heeft gegeven. Maar bij Gods liefde is geen verandering. Bij hem is er geen schaduw van omkering. Onze gesteldheid zal drie of viermaal veranderen aan de Avondmaalstafel, maar Zijn liefde is altijd dezelfde. Inderdaad loopt het niet altijd boven de grond. Soms zal de liefde van God, zoals sommige rivieren, een poos onder de grond lopen, en weer oprijzen. Maar de loop en de bedding worden nog voortgezet. Zo loopt de liefde van God soms onopgemerkt. De mens kan het niet onderscheiden. Hij roept: zeker, Hij is mijn Vijand, zeker, Hij heeft vergeten genadig te zijn. Ja, maar de liefde loopt nog steeds in een voortgezette en ononderbroken loop.
4. De voortreffelijkheid van Zijn liefde blijkt uit de vrijheid daarvan. Zijn liefde is geen betaling, maar een genadige verlening. God liefde is niet een schuld, maar een gift. De vrijheid van Zijn liefde blijkt uit deze drie dingen.
1e. In de aanleiding van Zijn liefde. De goedheid van een persoon zal maken dat hij geliefd wordt. Maar wat waren wij toen Hij ons eerst bezocht? Wij lagen in bloed en wonden, verstikt in ons eigen gestold bloed, terwijl we in de armen van de duivel lagen. En toen was het een tijd van liefde. Zoals iemand zegt: "Hij geeft Zijn liefde aan walgelijke wormen, vervuilde slangen, verbannen rebellen, veroordeelde boosdoeners, tot slaven gemaakte ellendelingen." Het is liefde tot hen die onder de slavernij van zonde zijn, de tirannie van Satan, de slavernij van de wet, het rijk van de dood. Het is liefde tot zulken, en is dat niet een vrije liefde?
2e. Overeenkomst van natuur of van aard zal liefde verwerven. Personen hebben hen lief, die als henzelf zijn, ofwel goed of slecht. Maar waren wij als Hem? Helaas! Was er iets in ons gelijk aan Hem? Hij is licht, en wij waren uiterste duisternis, wij woonden op de grenzen en gebieden van de hel. Hij is leven, en wij waren dood. Hij is een soevereine Geest, en wij waren vleselijk. Hij is heilig, en wij waren slecht. Zoals iemand zegt: "Evengoed mogen muizen of ratten voorgeven koningen en prinsen te zijn, als zulke slechtaards als wij zijn, zo verschillend van God, konden voorgeven geliefd te worden door God."
3e. Liefde zal liefde ontsteken. Er is een geheime aantrekkelijkheid in liefde, dat maakt dat een persoon hem liefheeft, door wie hij geliefd wordt. Maar hadden wij ooit liefde tot Hem? Waren wij niet vreemdelingen, waren wij niet vijanden, waren we niet haters van Hem? En terwijl wij Hem staken tot aan het hart, klopte Zijn vriendelijk hart van liefde tot ons. Daar blijkt de vrijheid van liefde.
Ten tweede. Overweeg de voortreffelijkheid van deze liefde in zijn gevolgen. Wie kan ze tellen? Niet één cherub in de hemel kan de gevolgen tellen. Ik zal enige zeer weinige uitkiezen.
1. Het eerste gevolg van de liefde, waardoor de buitengewone voortreffelijkheid ervan blijkt, is een verbond van verlossing. Een overeenkomst tussen de Vader en de Zoon, tussen de Prins en de Priester op de troon. En in de overeenkomst eiste Hij dat de verrader losgekocht zou worden, en zijn geluk teruggewonnen. En dat hij niet alleen een vergeven rebel zou zijn, maar een minister van de staat, en een aandeel aan Zijn troon zou krijgen. Het verbond der verlossing was hiervoor tussen de Twee.
2. Het tweede gevolg is het verbond der genade, dat een kopie en afschrift is van het verbond der verlossing. De voortreffelijkheid van de liefde van God blijkt in het verbond der genade, in deze vier of vijf bijzonderheden.
1e. De voortreffelijkheid ervan blijkt in de overeenkomst zelf. Dat een God schriftelijk zou overeenkomen, of onder een akkoord zou komen met Zijn schepselen, met het werk van Zijn hand. Hij Die ons zou hebben kunnen bevelen als een Soeverein, onder de hoogste pijnen, met het meest verschrikkelijke getuigenis, komt, en maakt een redelijke wederzijdse overeenkomst met ons.
2e. De voortreffelijkheid van Zijn liefde blijkt in de eigenschappen van het verbond. Het is eeuwig. Adams verbond bleef niet intact. Deze zal aanhouden door de eeuwigheid. De zondaar mag verlaten worden, hij mag verderfelijkheden hebben die opporren, hij mag duizend tekortkomingen hebben. Maar de overeenkomst is even stevig als de eed van God het kan maken, als het zweren bij Zichzelf het kan maken. En het is in alles wel geordineerd en bewaard.
3e. De liefde van God in het verbond blijkt in de beloften ervan. Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden. Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven. Van al uw drekgoden zal Ik u reinigen. Ik zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn. Daar is de originele belofte, de fundamentele belofte, de allesomvattende belofte. Daar is de belofte die de ziel van het verbond is: Ik zal u tot een God zijn. Voor de God van de hemel, de God van vliegen en beesten te zijn. Voor Hem om ons Eigendom te worden, de Personen van de Godheid van ons, Zijn eigenschappen van ons, Zijn besluiten van ons. Het is meer voor Hem om onze God te zijn, en ons Eigendom, dan als we hemel en aarde tot ons eigendom hadden. Ik zal uw God zijn. O, de voortreffelijkheid van Zijn liefde!
4e. De voortreffelijkheid ervan blijkt uit de weg die hij met zondaars gaat, om ze te brengen binnen de band van het verbond. De liefde van God blijkt hierin. Hij dwingt niet door geweld, door kracht van wapens. Hij zendt niet gewapende legioenen van engelen, die roepen dat ze ons zullen neervellen, en ons naar de put zullen sturen, als we niet een overeenstemming aangaan met Hem. Nee. Wat is het wapen waarmee Hij ons bestrijdt? Op welke manier onderwerpt Hij ons? Hij zegt ons wat wij zijn, en wat Hij is. Hij ontdekt onze ellende, en Hij ontdekt Zijn volheid. En zo dingt Hij naar de gunst. Er wordt gebruik gemaakt van zachtaardige methoden. Hij maakt ons het hof, en biedt ons vermaak. Hij trekt ons met mensenzelen, en met touwen van liefde. De wet stuurt soms een luid protest achter de mens aan, en dondert vloeken achter hem. Maar dat zou ons nooit drijven, als er geen goedertierenheid was die ons trok. Luistert naar Mij, Mijn volk! en Mijn lieden, neigt naar Mij het oor! Zoals iemand opmerkt, dit zijn versmeltende uitdrukkingen van tere liefde, Mijn volk, Mijn lieden. Wij bidden van Christusí wege: laat u met God verzoenen. Het is (zoals een geleerde man zegt) God Die het ambt van een smekeling op Zich neemt, en Die handelt als het ware als de persoon van een misdadiger. Het zou geen groot wonder zijn om een boosdoener te zien kruipen op zijn knieën in jute kleren, en het smeekschrift in zijn hand, en die de koning smeekt om met hem verzoend te zijn. Maar voor de koning om dat te doen voor hem, o, wat is dat! En, zoals diezelfde geleerde persoon zegt, God brengt Zichzelf hier in, als op Zijn knieën, met wringende handen, met bedroefde ogen, Die smeekt, Die dringend verzoekt, Die Zijn arme rebel betuigt om de Rechter niet weer terug te dwingen op Zijn troon van gerechtigheid; maar nu dat Hij op een verzoendeksel is, Hem aan te nemen, en verzoend te worden. Wij bidden u van Christusí wege.
3. De voortreffelijkheid van Zijn liefde blijkt in dit gevolg, in de grote schenking van Zijn Zoon aan de wereld. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Overweeg de voortreffelijkheid van Zijn liefde in deze drie of vier dingen. 1e. In de Gave zelf. 2e. In de eigenschap van de Gave. 3e. In het doeleinde waartoe Hij was gegeven. 4e. In de manier waarop Hij werd gegeven. En daar blijkt deze grote buitengewone liefde. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.
1e. Overweeg de voortreffelijkheid van Zijn liefde in de Gave zelf. Hij gaf niet een schepsel. Hij gaf niet een vijand. Hij gaf niet een vriend alleen. Hij gaf niet een knecht. Maar Hij gaf een Zoon. Hij gaf niet een zoon door schepping, of een zoon door aanneming, of een zoon door wedergeboorte. Maar Hij gaf Zijn eniggeboren Zoon. Hij had slechts één Zoon in de hemel, en Hij scheidde van Hem. Abraham is ongelukkig bedroefd om een Izak te geven; die niet op één dag genoemd behoort te worden met de Zoon van God. Maar hier werd Zijn Zoon, Zijn Eniggeborene, Die een hele eeuwigheid in Zijn boezem is geweest, de zitplaats van raad en genegenheid, waar er een oneindige eeuwige vreugde was in Hun wederzijds bezig van elkaar, gegeven.
2e. Wat de schenking aangaat, Zijn liefde blijkt in de eigenschap van de Gave. Hij is een oorspronkelijke Gave. Hij Die ons Christus geeft, zal ons alle dingen schenken. Ik sta verbaasd dat een gelovige, die denkt dat hij Christus gekregen heeft van de Vader, zou twijfelen aan het verkrijgen van enig ding. Hij geeft u een kroon, en zal Hij u een kruimel weigeren? Hij heeft u een grotere zegening gegeven, en zal Hij u de kleinere weigeren? Ik zeg u, Zijn liefde, die Christus u heeft gegeven, zal u alle dingen geven. Christus is de oorspronkelijke Zegening, de eerste Schakel van de gouden keten, de Bron en Fontein van zegeningen. Verkrijg Hem, en alle dingen zullen met Hem komen. Hij is een allesomvattende zegening. Hij is licht, Hij is leven, Hij is kracht, Hij is vreugde voor ons. Hij is wijsheid, Hij is rechtvaardigheid, heiligmaking, en verlossing. Hij is brood voor de uitgehongerden, Hij is kleding voor de naakten, Hij is kracht voor de zwakken. Hij is een zeer zekere zegening. Niemand zal deze Gave verliezen. Deze Gave van God is zonder berouw. We mogen veel doen om Hem te tergen; maar Hij voorzag dat alles, voordat Hij van Zijn Zoon een Gave maakte. En Hij zal Zijn voornemen niet veranderen. Hij is een vrije Gift. Hij kon niet verdiend worden door ons. Zoveel werelden van engelen en mensen, als er druppels in de oceaan zijn, zouden niet één blik van Christus verdiend kunnen hebben. Hij kon niet verdiend worden. Wat zou gegeven kunnen worden voor Hem? En wij zouden de Vader niet gedwongen kunnen hebben om Hem te geven. Jakob mocht inderdaad beroofd zijn geweest van zijn kinderen, maar de God van de hemel kan dat niet. Wij hadden geen gedachten over Hem; wij hadden geen verlangen naar Hem. Het zou lastering geweest zijn, te verlangen dat God Zijn Zoon voor ons zou geven, tenzij God Zijn voornemen geopenbaard had. In het vrije van de Gave blijkt de voortreffelijkheid van de liefde.
3e. De voortreffelijkheid van Zijn liefde in het geven van Zijn Zoon, blijkt in het doeleinde waarvoor Hij is gegeven. Hij is gegeven om de uiterst mogelijke foltering te lijden, dat bijna het hart van een engel mocht breken bij slechts de gedachte daaraan. Hij lijdt in Zijn naturen, Hij lijdt in Zijn ambten, Hij lijdt in Zijn zintuigen. Hij lijdt van de hemel, van de aarde, en van de hel. God de Vader slaat Hem neer, en de duivel hangt Hem op, en beledigt Hem. God verbrijzelt Hem, en mensen doorsteken en bespotten Hem. Zijn Godheid werd verduistert, Zijn mensheid verscheurd. Hij kreeg een lichaam met de bedoeling het af te leggen, en Zich uit te kleden, met al de omstandigheden van gestrengheid en schande. Hij was hiertoe gegeven. O, wat een folteringen leed Hij! De universele natuur kromp op een bepaalde manier ineen met ontzetting, en stond op ruïnes, en schokte. Het universele gestel was bijna uit zijn hengsels gelicht. Heel de natuur was in een wroeging, als het ware. De zon wilde niet gekroond worden met stralen, maar was als een schemerige dunne kaars, verzonken in zijn voet, toen zijn Maker gekroond werd met doornen. Hij was gegeven om te lijden. Hij was gegeven om een Borg te zijn, om al onze schulden te betalen. De wijze man, Spr. 6:1,2, verbiedt ons om handen toe te klappen voor een vreemde. Verstrik uzelf niet. Wees geen borg voor uw naaste. Maar Hij gaf Zijn hand, en was Borg voor een vijand, en de slechtste van de vijanden. Hij was gegeven om een Borg te zijn, niet alleen voor ons, maar voor de Vader. Inderdaad, als Hij geen God was, dan zou Hij tekort schieten in Zijn waarschuwing. Ik kan het zeggen, zonder beschuldiging van de Zoon van God, als Hij niet was wat Hij is, de Zoon van God, en God, dan zou Hij nooit een geschikte Borg geweest kunnen zijn. Hij was Borg voor ons, dat wij de Heere zouden dienen, dat wij Zijn weg zouden houden, dat wij de hel zouden overwinnen, dat wij moeilijkheden zouden overkomen. Hij zou nooit een goede Borg geweest kunnen zijn voor zondaars die zoveel moesten doen, als Hij niet geweest was wat Hij is. Hij is Borg voor God. Wat is de noodzaak daarvan? God heeft er geen nodig. Hij is Borg voor beide. Niet dat God er een nodig heeft; maar de vervloekte rebel denkt dat God aan hemzelf gelijk is, klaar om de overeenkomst elke dag te breken. Daarom moet Hij een Borg zijn, om een Pand voor ons te zijn, om ons geloof te bevestigen, om ons te versterken, dat alles wat God beloofd heeft, daadwerkelijk verleend zal worden. Hij is ook gegeven om een Hersteller van de breuk te zijn. De liefde van God blijkt hierin. De pilaren van hemel en aarde waren uit hun evenwicht gebracht; de fundamenten van de wereld waren uitgeput en omver gevallen. En Hij herstelt de breuk. Hij legt de fundamenten in Zijn Eigen bloed, en richt de bovenbouw op door Zijn macht, en cementeert elke steen met Zijn liefde. Hij is de Hersteller van de breuk, om in te wonen. Er was geen hol voor een zondaar om in te wonen, en er was geen huis voor ons, behalve de laagste put en kerker. Maar Christus herstelt een paleis, een betere hemel dan Adam verspeelde. Wij wonen in een huis met Hemzelf, en krijgen een aandeel aan de troon met Hem. Wij hebben een herenhuis in de heldere regionen van het eeuwig licht, en gelukzaligheid boven, in plaats van een kamer in de hel met duivels.
4e. De voortreffelijkheid van Zijn liefde in het geven van Zijn Zoon, blijkt uit de manier waarop de Vader Zijn Zoon geeft. Ik zal u hier slechts twee dingen zeggen. Hij gaf Hem tijdig, en Hij gaf Hem vrolijk. (1.) Hij gaf Hem tijdig. Wanneer ook de rebel het verdoemelijke misdrijf had gepleegd, dan deed rechtvaardigheid zijn bewapening aan, en gordde zichzelf met zijn glinsterend zwaard. En toen de hand van God Zijn boog spande, en Zijn pijl trok, die ondergedompeld was in eeuwige toorn, en rechtvaardigheid riep, "o, vervloekte ellendeling, leg uw hoofd hier neer, en laat het zwaard het afhakken", toen, in plaats van te veroordelen, sprak God de verrader vrij. De vrijspraak is eerder dan de veroordeling. U zult het helder vinden in Gen. 3. Voordat Hij een woord van veroordeling spreekt tot de overlopers, spreekt Hij ze vrij, en veroordeelt de slang. Het zaad van de vrouw zal de kop van de slang vermorzelen. O, hoe tijdig was dit! Had Christus niet direct na de val bemiddeld, juist toen het misdrijf was gepleegd; als de Zoon van God niet direct was gezonden, en direct tussenbeide kwam, dan zou de mensheid naar de hel gegaan zijn met de duivels, en broers van hen geweest zijn. Zoals ze meededen met een samenzwering met dat stel wezens, tegen hun rechtmatige Heere en Soeverein, zo zouden ze deel gehad moeten hebben aan de straf en verdoemenis met hen. We hebben een Schriftplaats in Mark. 9:49. Ik zal u de uitlegging van een grote godgeleerde daarover geven. Kijk naar vers 47, waar Hij spreekt van de hel, en in vers 48 van het helse vuur, waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt. En in vers 49, want een ieder zal met vuur gezouten worden. Een vreemde uitdrukking! Een ieder zal met vuur gezouten worden; dat is, iedereen van het verdoemde ras van Adam zal de toorn van God krijgen, om hun zielen en lichamen te verharden, om in staat te zijn de vlammen van de put te doorstaan, en niet verteerd te worden, en nog te liggen bakken. Ze zullen gezouten worden door de verdoemenis. Iedereen van hen zal gezouten worden met het vuur van Gods toorn. Het is een verschrikkelijke uitdrukking. Hoe tijdig was dan het geven van Zijn Zoon! Wat een grote liefde blijkt hier! Toen de engelen naar beneden tuimelden, vliegt de Zoon van God niet naar beneden achter hen, door hun natuur aan te nemen. Er was geen Godengel Die ze verloste. Hij neemt de natuur van de engelen niet aan, en zei ook niet tot hen: "nu, arme ellendige geesten, u hebt uw zielen geruïneerd, maar Ik zal u redden. Nu, Beëlzebub, nu Lucifer, nu deze en die duivel, Ik zal u verlossen van de put." Er was niet zoín boodschap tot hen. Maar toen de overloper Adam zondigde, loopt de Zoon in tussen hem en een beledigde Wetgever; en zegt: "Nu, Heere, daar is Mijn hand. Al de straffen die zij verdienen, zal Ik lijden." De Vader gaf Hem tijdig. En, (2.) Hij gaf hem vrolijk. En Hij kwam even opgewekt: Zie, Ik kom. De Vader verheugt Zich in de uitvinding. Hier is Mijn David; Ik heb Hem gevonden. En de Zoon verheugt Zich: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven; of, zoals het Hebreeuws betekent, in het begin van het boek; wat ik neem voor Gen. 3:15. Het zaad van de vrouw zal den kop van de slang vermorzelen; waar de grote belofte van Christus wordt gedaan. Dat is het derde gevolg. De voortreffelijkheid van de liefde blijkt in de schenking van Christus.
4. De voortreffelijkheid van de liefde blijkt in de resulterende gevolgen. Christus is de grote, maar er zijn enkele aanhangsels die volgen. Zoals,
1e. De liefde van God blijkt in onze wedergeboorte. Het was een tijd van liefde, toen Ik tot u zeide, in uw bloed: Leef! De Joden concludeerden logisch dat Christus een grote liefde voor Lazarus had, omdat Hij over hem weende toen hij in het graf lag. Dit is het kortste vers in heel de Bijbel: Jezus weende. En de Joden riepen uit, Ziet, hoe lief Hij hem had! Inderdaad een zeer natuurlijk gevolg. Maar Hij weent niet alleen over hem, maar Hij brengt hem weer tot leven; Hij spreekt woorden van macht; Hij doet de grafsteen in duizend stukken springen, en Hij opent het graf. Hij opent de doodskist, en beveelt hem te leven. Een belangrijke aanwijzing en aanbeveling van de voortreffelijkheid van de liefde van God!
2e. De voortreffelijkheid van deze liefde blijkt in onze rechtvaardigmaking. Wij zien dit uitdrukkelijk. Loof den Heere, Die al uw ongerechtigheid vergeeft. En wat volgt? Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden. God werpt de zonde uit Zijn Eigen geheugen, en zegt: Ik zal het geenszins meer gedenken. Al uw veertig, vijftig jaar zonde, zal zijn als een oude gedachte uit mijn geheugen. Ik zal de rekening doorkrassen en vernietigen. Ik heb niets tegen u te zeggen, mens. Als God dit tot u zegt, man, tot u, vrouw: Ik heb niets om u mee te beschuldigen; uw Borg heeft uw zaken gedaan; Ik kan niets tegen u zeggen; als u bevrijd bent van de bevreesdheid van uw eigen schuld, van de foltering van uw ontwaakt geweten, van de slavernij van de wet, en van de beledigingen van een verwijtende duivel; als uw zonde doorgestreept is, en de vergeving doorschemert, dan wordt er een kroon van goedertierenheid gezet op uw hoofd. Alzo zal men dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft! Hij verzegelt Zijn vergeving met een kus.
3e. Een ander gevolg, dat de voortreffelijkheid van de liefde bewijst, is onze aanneming. Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, (hij wilde hebben dat heel de hemel erover verbaasd is; hij wilde hebben dat heel de aarde er verbaasd over is), namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden! Wij die slaven waren van de duivel, wij die erfgenamen waren van de hel, dat wij niet alleen dienstknechten van God genoemd zouden worden, vrienden van God, gunstelingen van God, maar zonen van God! O, wat een wonder van liefde! Het werd gezien als onnavolgbare liefde in de dochter van Farao, om het blootliggende kind van een Israëlitische slaaf te nemen, en hem een aangenomen zoon te maken. Maar wat is dit voor God, om van de slaven van de duivel zonen te maken? De verloren zoon, die terugkeerde naar zijn verstand, en naar zijn kinderlijke gehoorzaamheid, waagde niet om weer een zoon te zijn. Zijn hoogste verwachting was een gehuurde knecht te zijn. Maak mij als een van uw huurlingen. Nee, nee; Ik zal u zelfs de oude zoon maken, voor al uw zonde. Ik zal u een kind van het huis maken.
4e. De voortreffelijkheid van de liefde blijkt in onze toegang tot de troon. Het is grote vriendelijkheid in God, een seraf of cherub rondom de troon te zetten. Maar om een vervloekte ellendeling te planten, een overloper, zo zwart als de hel hem kon maken, om hem rondom de troon te zetten, en hem samen te voegen in dezelfde bediening met de helderste cherub; o, wat een liefde!
5e. De vorstelijke kroon is een gevolg van Zijn liefde. Hij heeft Zijn Eigen schapen lief, en geeft ze het eeuwige leven. De Heere gebiedt aldaar den zegen en het leven tot in der eeuwigheid. Wat! Gebood Hij daar tevoren geen zegening? Kregen ze heel hun leven geen zegening van Hem? Kregen ze geen zegening van Hem toen ze werden wedergeboren? Ja. Kregen ze geen zegening toen ze werden aangenomen, toen ze toegang hadden? Ja; ze werden gezegend. Maar dit is de afsluitende zegening: Voorzeker zal Ik u zegenende zegenen. En er is een merkbare vreugde, een inwendig merkbare vreugde. Zoals er uitwendig merkbare zegeningen zijn, zo is er een zegening in een zegening. Er is een zegening gewikkeld in een enige zegening, in het einde. En dit is het zetten van de kroon op ons hoofd. Zegenende, zal Ik u zegenen. O, wat een uitroep zal de hemel geven, als zoín ellendeling, en zoín ellendeling, de kroon op zijn hoofd gezet krijgt, door Gods Eigen hand!
Ten derde. Ik kom tot het volgende ding, waarin de voortreffelijkheid van Zijn liefde blijkt. En dat is, dat het de tegenwerpingen en hindernissen wegruimt, die in zijn weg liggen. Ik zal ze slechts noemen.
1. De voortreffelijkheid van de liefde van God blijkt in het verwijderen van alle hindernissen, in het te boven komen van alle moeilijkheden. De meeste van de eigenschappen van God schijnen de stroom van liefde te versmoren. Rechtvaardigheid zegt: Ik wil een volledige genoegdoening hebben. De heiligheid van God roept uit: Ik verafschuw zonde, en de zondaar wegens de zonde. De goedheid van God zegt: Ik ben geneigd mijzelf mee te delen aan goede schepselen, die het beeld van God hebben. Maar deze verachtelijke zwarte duivels, deze bedorven ellendelingen, hoe zal Mijn liefde zich uiten op hen? Al de eigenschappen schijnen de stroom van liefde te verstikken. Ja, maar de liefde beantwoordt elk van hen, en de gezegende liefde breekt door alle.
2. De zaak en de toestand waarin de zondaar was, was een grote belemmering. Maar liefde breekt er doorheen. De zondaar was een dienstknecht en slaaf. Wat maakt dat uit? Een dienstknecht kan vrijgemaakt worden. En hoewel hij in boeien is, wat maakt dat uit? Een losprijs kan betaald worden, en boeien kunnen afgekapt worden. Ja, maar de man was een schuldenaar, en had geen duit. Laat het zo zijn; iemand anders kan zijn schuld betalen. Maar hij werd in de gevangenis gehouden. Wel, de gevangenis kan geopend worden. Maar de zondaar is ziek; maar hij kan genezen worden. Ach, maar hij is dood, dood in zonden en misdaden. Maar Christus kan leven geven. Wat een hindernissen, wat een belemmeringen voor de uitgang van de liefde werden gevonden in de zondaars zelf! Maar toch breekt de liefde door die alle.
3. De strafmaatregel van de wet was een hindernis. Ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. Stervende zult gij sterven; als het ware een dubbele dood, en een dubbele bedreiging. En God spreekt bijna gebiedend. O, wat een belemmeringen!
II. Maar ik kom tot het tweede ding, te spreken van Zijn liefde zoals het openbaar gemaakt wordt. Het is niet eenvoudig liefde in het hart van God, want dat zou onze zaak niet doen. Het zou ons niet kunnen bevoordelen, als er geen bekendmaking van was. Het is de liefde die doorstraalt, het is de liefde die bekend gemaakt wordt, die Hij aanbeveelt. Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Ik zal hier deze twee dingen doen. 1. U wat laten zien (want we kunnen er niet op blijven staan, het is een uitgebreid onderwerp) van de natuur van de openbaarmaking van deze liefde. 2. U wat beweringen daarover geven.
Eerst. De natuur van de openbaarmaking van deze liefde.
1. Als God Zijn goedertierenheid laat blijken aan een gelovige, dan laat Hij de gelovige zien dat de liefde van God al de andere eigenschappen aan het werk zet. Hij laat hem de liefde van God zien, die de oneindige wijsheid aan het werk zet om ons herstel te ontwerpen, de goedheid om dat uit te werken, de almacht van God om moeilijkheden te overwinnen. Hij laat hem de goedertierenheid van God zien, als de grote bron, het eerste aandrijfwiel van al de handelingen van God.
2. De openbaarmaking van de liefde. Het heeft in zich een mededeling van het helderste licht. In Uw licht zien wij het licht. Wij zullen leven hebben, en leven in overvloed, een vloed van vreugde. Een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde.
3. In de openbaarmaking van de liefde, is er een spreken tot de ziel. Gods Geest spreekt vriendelijk, welwillend, teer, verrukkelijk. Even echt spreekt het, alsof ze een hoorbare stem vanuit de hemel hoorden: zeer gewenste man, zeer gewenste vrouw. De belofte is vol van vertroosting. De borsten van de beloften druipen veel vettigheid; en God glimlacht, en neemt de zondaar in Zijn armen. Er is een vriendelijk spreken.
4. Al de kwaden van de ziel worden in enige mate verwijderd. Het verderf wordt zwak gemaakt, en de genade sterk; twijfels worden weggestuurd, vrezen weg, klachten weg. Niets heeft plaats dan een triomferen in de hoge plaatsen.
Ten tweede. Neem wat beweringen aangaande de openbaarmaking van de liefde, en de aanduidingen daarvan.
1. Er zijn verschillende soorten van aanduidingen van de liefde. Er is een persoonlijke aanduiding van liefde, als God Zijn liefde uitspreekt in de binnenkamer. Er is een gemeentelijke aanduiding van liefde, als Hij wandelt temidden van de kandelaren, en preken krachtig maakt, sacramenten krachtig, en voorzienigheden krachtig. Er zijn nationale openbaarmakingen, als Hij medelijden heeft met een land, in een burgerlijke en politieke hoedanigheid, in een evangelische hoedanigheid; als Hij rechters en regeerders geeft naar Zijn hart, en rechters door het land heen plant, en op ze schijnt, en instellingen zegent, voorzienigheden zegent, handel zegent, tot onze geesten komt, en komt tot elk ding waar we betrokken bij zijn. Er zijn nationale bekendmakingen. En opnieuw, wat de soorten van openbaarmakingen aangaat, die zijn soms hoog, en soms laag. De openbaarmakingen van liefde die hoog zijn, zijn buitengewoon; ze worden niet elke dag gegeven. Ze zijn als de lekkernijen, niet de dagelijkse uitkering, niet de gewone maaltijden voor kinderen. Als u in twee of drie weken een buitengewone openbaarmaking krijgt, dan bent u kinderen aan wie heel veel toegegeven wordt; zeker, u bent grote gunstelingen. Jakob werd verrast door deze openbaarmaking, en de zegening van God, toen hij wegging van huis, van het huis van zijn vader, met de profetische zegening van zijn vader. Gewisselijk is de Heere aan deze plaats, en ik heb het niet geweten! Ik dacht dat ik vrede had, ik dacht dat ik iets van Zijn aanwezigheid had, toen ik mijn hoofd neerlegde op een steen tot een kussen, en de aarde tot een bed had, en de lucht tot een dekkleed, en de hemelen tot mijn dak. Ik meende niet dat God mij zou verrassen met zoín openbaarmaking. O! dat God Schotland wilde verrassen, en Edinburgh, en de Tolbooth gemeente, met Zijn genadige ontdekkingen. Er zijn opnieuw voorbijgaande openbaarmakingen van liefde, en blijvende. En ik zal u verzekeren, ik ken vandaag geen heilige in Schotland die kan spreken van blijvende bekendmakingen. Wie kan zeggen als die achtenswaardige man: "houdt uw hand op, of vergroot uw vat"? Wat zou u denken van het houden van de openbaarmaking van God op uw ziel, vanaf het laatste jaar dat u van de tafel kwam, tot deze dag dat u weer terug gaat? Dat zou een blijvende openbaarmaking zijn; dat zou de voorstad van heerlijkheid zijn, en eerder een hemel dan aarde. Maar ik wens dat we een openbaarmaking hadden gedurende een Avondmaalsdag, ja, voor een uur, of voor de tijd dat we aan de tafel van de Heere zitten. We zouden het een goede beloning van ons prediken vinden, en van onze moeiten. Korte voorbijgaande openbaringen; de godzaligen verwachten zelden meer. De mens krijgt slechts zoveel als houdt in zijn leven.
2. Een tweede voorstelling aangaande de openbaarmakingen van de liefde. Er zijn zekere bijzondere vaste perioden wanneer Hij ze geeft. Ik zal slechts één aanroeren, de periode van de bekering. Gaat uit, en aanschouwt, gij, dochteren van Sion! den koning Salomo, met de kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner bruiloft, en op den dag der vreugde Zijns harten. Salomo kreeg, door de benoeming van zijn vader, en door het aanhouden van zijn moeder Bathseba, de koninklijke kroon op zijn hoofd gezet. Hij blijkt slechts een dwaas, beklagenswaardig stuk praalvertoning. Maar werp een blik op Christus, zegt hij, de grote Salomo, met de kroon waarmee gelovigen Hem kronen. En voeg de dag van Zijn kroning samen met Zijn huwelijksdag, en dat zal een grote dag maken. Een bruidegom ziet er het beste uit op zijn huwelijksdag, als hij diezelfde dag gekroond wordt. Als hij zowel zijn bruid als zijn kroon ontvangt op dezelfde dag, wat een sfeer van majesteit is bij hem! We mogen zeggen dat Christus even verheugd was over de omhelzing, als over de kroning. Hij rekende evenveel voor Zijn bruid als voor Zijn kroon.
III. Ik kom tot het derde ding, en noem het slechts. De achting en waardering van de gelovigen van Zijn goedertierenheid: Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Ik geef het u in zoveel woorden.
1. De gelovige geeft de voorkeur aan de bekendmakingen van Zijn liefde, boven alle andere dingen. Paulus zegt, ik acht ook alle dingen schade en drek te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere. Hij was onderwezen en opgeleid in menselijke geleerdheid op de universiteit van Tarsus, de metropool van Cilicie. Hij had de heidense poëten gelezen, (hij citeert ze), en was opgebracht aan de voeten van een geleerde professor van de Joden. Hij was van een onbevlekte omgang vanaf de wieg, en een ijverige Farizeeër. Toch roept hij uit: Ik heb al die dingen schade gerekend, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen. O, de achting die een gelovige van Christus heeft! Leg al de engelen van de hemel in één schaal; één vinger van Christus zou zwaarder zijn dan die alle. Gij zijt veel schoner dan de mensen, ja dan de mensenkinderen. Gij zijt doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen. Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen, onder engelen en mensen. Zij zijn slechts onvruchtbare bomen, en mijn Heere alleen heeft vrucht. Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tien duizend. Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk; in het Hebreeuws is het, alle begeerlijkheden.
2. De achting die ze hebben van de bekendmaking van Zijn goedertierenheid, blijkt uit het grote en ongeëvenaarde verdriet dat hun harten vervuld als gevolg van Zijn afwezigheid. Ze roepen met Rachel, "ik wil niet vertroost wezen, mijn kinderen zijn niet." Zij wilde niet vertroost wezen, omdat zij niet zijn! Het is zo met de gelovige. Is Christus weg? O, u hoeft dat niet meer te zeggen. Ik wil niet vertroost zijn, omdat Hij niet met mij is.
3. Wat een hartstochtelijke verlangens om Hem te hebben! Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou, ik zou tot Zijn stoel komen. Als ik die dominee wist, die mij zou vertellen waar Hij is; als ik die preek wist waar ik Hem zou vinden; als ik die Avondmaalstafel wist, als ik die verborgen plicht wist, als ik die voorzienigheid wist waar ik Hem kon vinden, ik zou daarheen gaan. Och, of ik wist, waar ik Hem vinden zou! Ik ga zwart daarheen, niet van de zon; opstaande schreeuw ik in de gemeente. Vreemd! Job was een heel wijs man, in grote achting gehouden; hij was een grote vorst; sommigen noemen hem een koning. En toch, als gevolg van de verlating, en de verbergingen van Gods liefde, kon hij zichzelf nauwelijks weerhouden van een dwaas te zijn, of een idioot: "ik riep uit in het midden van de gemeente; ik kon het niet helpen."
4. Ten laatste. Hun waardering van de bekendmaking blijkt hierin. Telkens als God schijnt, is alles goed. Mijn ziel! keer weder tot uw rust. Er was geen engel in de hemel die mijn stemming kon veranderen. Ik had evenveel smart juist nu, als al de engelen in de hemel konden verzachten. Al de vertroosting van engelen en predikanten kon mij niet meer vreugde geven, dan het witte van een muur een heldere dag kon maken te middernacht. Maar nu is Hij gekomen, nu is de sluier aan de kant geworpen, nu beveelt Hij me op Hem te zien; en Hij glimlachte tot me, en gaf me een kus. Hij kusse mij met de kussen Zijns monds. En dan: Mijn ziel! keer weder tot uw rust. Ik zal nu doorgaan tot
De toepassing
Dit zal ik beperken tot een gebruik van aansporing, terwijl ik alle andere gebruiken van tafel veeg. En ik heb een grote hoeveelheid dingen om u toe aan te sporen.
1. Ik spoor u aan om te denken aan deze liefde, en die te overwegen. Uw goedertierenheid is beter dan het leven. Wat zegt de bruid ervan? Uw Naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief. De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn. Overpeins de liefde van God. Deze dag is de juiste dag. Deze liefde zal uw plicht bezielen. Ik zal mij nederbuigen naar het paleis Uwer heiligheid, om Uw goedertierenheid. Dit is inderdaad het werk van de dag. Deze liefde zal u geduld geven onder de grootste kwelling. De mens zal zeggen: dit is gekomen uit liefde. Liefde deed me nooit pijn. Liefde kan niemand pijnigen. Laat het mij breken, mijn reputatie ruïneren; laat het mijn landgoed van me nemen, mijn man van mij, mijn vrouw van me, mijn kinderen van me; ik zal geduld hebben. Want liefde heeft het gedaan. En liefde kan mij geen onrecht doen. Deze liefde zal al het werk vandaag zoet maken. De gedachtenis van Zijn liefde zal alle stukken van het werk zoet maken. Het zal olie voor de wielen zijn, vleugels voor de vogel, wind voor de zeilen. Wij zullen beter preken, u zult beter horen. Wij zullen beter uitdelen, u zult beter ontvangen. O, de gedachtenis van deze liefde zal heel het werk beïnvloeden. En dan zal het u zeer teer maken. De mens die verzocht wordt tot een slecht ding, zal zeggen: Zal ik dit den Heere vergelden? Is dit het antwoord dat ik aan liefde geef? Is dit alles wat ik doe, voor wat Hij aan mij gedaan heeft? Dat is het eerste woord van aansporing.
2. Het tweede woord is: bewonder deze liefde. Ik zal u dit slechts in een woord vertellen. Bewonder Hem, Die liefheeft, en hoe Hij liefheeft, en overweeg wie geliefd worden: immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid. Dat is het karakter en de beschrijving van de mens. Geen zondige mens, geen bedorven mens, maar de mens in zijn beste toestand; de mens in het paradijs, de onschuldige mens, de mens in de armen van Gods gunst. Hij is ijdel, hij is ijdel, hij is enkel ijdelheid. Wat is de mens dan nadat hij veranderd is in een verrader? En toch verlicht de liefde hem. Zal de Koning van Israël een vlieg achtervolgen, niet om hem te vernietigen, maar om hem in Zijn boezem te nemen? O, bewonder deze liefde!
3. Zult u liefde geven voor liefde? Zal Zijn goedertierenheid zo voortreffelijk zijn, en zult u geen liefde hebben? Zal het hart van God helemaal één vlam zijn, en zal uw hart koel zijn, en dood, en koud als ijs? God verhoede! Heb Hem lief, heb Hem lief met de liefde van omhelzingen. Heb Hem lief zoals een broeder een ander liefheeft. Och, dat Gij mij als een Broeder waart, zuigende de borsten mijner moeder! dat ik U op de straat vond, ik zou U kussen, ook zouden zij mij niet verachten. Heb Hem lief met een algemene liefde. Heb Zijn Persoon lief, heb Zijn ambten lief, heb Zijn kerk lief, heb Zijn regering lief, heb Zijn volk lief, heb Zijn instellingen lief. O, heb elk ding in Christus Jezus lief. Heb Hem lief met een onuitblusselijke liefde; zodat al de duivels in de hel, en al het bederf van uw hart, en al de kwellende voorzienigheden, en al de verlatingen, de kool niet zullen uitblussen, en uw liefde niet zullen uitdoven. Heb Hem lief met een overtreffende liefde. Heb niets anders lief boven Hem. Heb niets zo goed lief als Hem. Heb niets lief dan Hem. Heb Hem lief boven alles. En als u iets liefhebt, heb het lief omwille van Hem. Heb Hem lief met een aanwassende liefde. Dit was Zijn manier van liefhebben. Zijn liefde luchtte zich eerst in het paradijs, bij de eerste afkondiging van het evangelie. Dan mogen we zeggen, dat het gedurende vierduizend jaar onder de grond liep. En in de volheid van de tijd brak het uit in een oceaan. Toen Hij naar de wereld kwam, breekt een stortvloed van het helderste licht, en van de grootste liefde, in op de mensheid. Laat uw liefde groeien. Laat het niet zijn als een afnemend tij, maar als een vloed, een hoge springvloed, dat zichzelf uitgiet in de onmetelijke oceaan van oneindige liefde. Avondmaalgangers, zult u naar een Avondmaaltafel gaan, en geen vonk van liefde in uw harten? Moge de serafijnachtige vonk van liefde in ons ontsteken, die al de duivels in de hel nooit uit zullen blussen, dat we ermee naar een Avondmaaltafel mogen gaan, dat we mogen gaan om ermee gevoed te worden, en ermee te preken, en ermee te bidden. Ik zal u zeggen, om u aan te sporen liefde terug te geven voor liefde, u zult de overwegende invloed van het hart van Christus krijgen. Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt Mij het hart genomen, met een van uw ogen, met een keten van uw hals. Wat is dat, een van uw ogen? De bruid had enige halve flauwe blikken van liefde. En Christus zag het, en het nam Zijn hart weg. Het woord in het Hebreeuws is: u hebt Mij ge-hart, u bent weggesneld met Mijn hart. Denk niet dat God u niet lief zal hebben, omdat u niet helemaal in een vlam bent. Hebt u slechts een halve blik? Hebt u slechts een blik van achting? Een blik van verlangen? Een blik van vreugde? God zal er mee vervoerd zijn. Het hart van Christus zal er door geboeid worden. Zoudt u Zijn vaste verblijf, Zijn vaste woonplaats en woning bij u willen hebben? Zo iemand Mij liefheeft, Mijn Vader zal hem liefhebben, en Ik zal hem liefhebben. Wat denkt u van de liefde van twee Personen van de Godheid, als de opbrengst van uw liefde? U zult de bekendmakingen van de liefde van welwillendheid hebben, en van de liefde van liefdadigheid en voldaanheid. Laten we Hem een blik van liefde geven, en ik verklaar in Zijn Naam, uw hart zal een woonplaats zijn voor de Personen van de Godheid: Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken.
4. Verkrijg liefde, want ik verzeker u dat het de pilaren van de wereld zijn. Weet u wat de wereld bewaart van vernietigd te worden? U weet dat de oude wereld stierf aan een waterzucht, dat het overstroomd werd? Waarom? De lusten van het volk brandden. Ze hadden in hun lusten geleefd, en God verdronk ze. Nu, de wereld zal een tweede keer sterven aan een koorts. Waarom? De liefde van het volk werd oud, en de liefhebbers van Christus worden hier en daar op de aarde geplaatst, als zoveel gastheren van de veiligheid van de wereld. Het is voor hen, dat de wereld niet verbrand is. Zo gauw deze gastheren weggenomen worden, de liefhebbers van God weggenomen worden, dan zal het vuur van God neerkomen van de troon, en deze wereld verstoken. Zoudt u gastheren willen zijn, zoudt u bewaarders willen zijn van de mensheid, heb Hem lief, heb Hem lief.
5. Is de goedertierenheid van de Heere zo voortreffelijk, en de openbaarmaking ervan zo wenselijk? Vertroost uzelf er dan in, schep er behagen in, verheug u erover dat God op u ziet. Als Hij maakt dat uw aangezicht schijnt met de stralen van Zijn liefde, kunt u dan streng kijken? Als Hij u in Zijn omhelzingen neemt, en Zijn linkerhand onder uw hoofd is, en Zijn rechterhand u omhelst, kunt u dan vol droefheid zijn? Als Hij het licht van Zijn liefde op u ontsteekt, zult u dan uw hoofd krommen als een bies? Wat een misdadige smart is het voor een heilige, om zo treurig te zijn alsof hij te doen had met een vijand, en niet met een liefhebbende God? Is het niet een liefhebbende God, met Wie u te doen hebt? Hebt u te doen met vloeken? Nee; het is met een God, van Wie het hart vol van liefde is, en Zijn mond vol zegening. Geen verdriet hier, doe het ver weg, en omwille van God, verheug u. U zult me vertellen: o, ik kan het niet doen; het zijn slechts woorden, en woorden zijn slechts wind; want ik word geslingerd en gekweld, ik word geplaagd, en ik heb de schitteringen van Zijn aangezicht niet. Ik wilde alleen in een woord tot u zeggen, dat het precies de beschrijving is van het volk van God: gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste. Denkt u dat uw worstelingen en uw lasten Zijn goedertierenheid zullen onderbreken? Telt Hij niet al de slagen die Satan u geeft? Onder de wet zei Hij welke slagen de slaaf zou krijgen, en dat hij niet meer zou krijgen. En zal Hij onverschillig zijn over al uw slingeringen? Er is niet één verzoeking waarmee de duivel u aanvalt, of Christus schrijft het op in Zijn boek. Zoveel verzoekingen kreeg deze arme gelovige eer hij deze morgen van zijn huis kwam, zoveel in de kerk, zoveel bedroefde harten, zoveel twijfelingen, zoveel vrezen. Ik zal ze alle opschrijven, en dan zal ik maken dat Mijn liefde door die alle heen breekt. Ja maar, zegt u opnieuw, als ik zeker was dat Hij mij liefhad, dan zou ik me verheugen. Maar zal ik Hem liefhebben, als ik niet weet of Hij mij liefheeft? Ik wilde alleen dit tot u zeggen: durft u te zeggen in Zijn gezicht, dat u Hem zo veel liefhebt, dat u geen afstand van Hem zou doen voor de wereld? U kunt niets anders doen dan rondhangen bij Zijn hand. U kunt niet naar een andere deur gaan voor opluchting. U hebt Hem zo veel lief, dat u zichzelf werpt, en uw last, zelfs al zou het een hel zijn, op uw rug; u werpt alles op Hem. Ik zeg u, u moet niet, en zou niet moeten twijfelen aan Zijn liefde. Maar verder, hoewel u niet kunt zeggen: Hij heeft me liefgehad, en Zichzelf voor mij gegeven; toch bent u oneindig verplicht om Hem lief te hebben. Uw liefde is een eerbetoon dat aan Hem verschuldigd is, om vele redenen.
6. Ik kom nu tot een zesde aansporing. Is deze goedertierenheid zo voortreffelijk? Loof het, en beveel het dan aan. Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zouden U prijzen. Deze goedertierenheid, zoals het woont in het hart van God, is onzichtbaar. Maar de gevolgen en uitdrukkingen zijn zichtbaar. En daarom moet u zichzelf niet tevreden stellen met een stil offeren aan liefde in uw hart; maar u moet het uitdrukken door woorden: mijn lippen zullen U prijzen. En de psalmist roept heel de schepping op om zich te verenigen met, en om hem te helpen in het werk van het loven: "loof Hem, hagel; loof Hem, sneeuw; loof Hem, wind. Het werk van lof is ondraaglijk voor mij. Het gewicht daarvan staat op het punt mij te verpletteren. Heel hemel en aarde moet mij helpen."
7. Het laatste woord van aansporing is, een ruim assortiment te maken van deze liefde. Zult u deze liefde aannemen? Hier wordt een liefde van weldadigheid, een liefde van voldaanheid u aangeboden. Niet alleen de werken en zegeningen van Zijn handen, niet alleen de vriendelijke woorden uit Zijn mond; maar ik bied u de liefde zelf van Zijn hart aan. O heren, wat denkt u? Zult u trappen naar zoín goedheid? Is het mogelijk voor een mens om zo laag te zijn, om het hart van Christus te steken, als het klopt tot hem van liefde? Kunt u zulke ellendelingen zijn? Ik hoop dat u niet zo dwaas zult zijn, om door uw minachting te doen wat u kunt, om de troon van genade in stukken te houwen, als de bloedende Hogepriester erop zit, met de gouden scepter en de vrijstelling in Zijn hand, en in Zijn aangezicht glimlacht, en met liefde in Zijn hart. Neem Zijn liefde aan. Ik zeg u, de hemel heeft u lief, gelovigen. Neem de liefde aan, en grijp het aan. Hier is besturende liefde, hier is beschermende liefde, hier is corrigerende liefde, hier is voorzienende liefde. Wat zoudt u willen hebben? Liefde zal alles doen. Ik zal u een paar motieven geven om deze liefde aan te nemen.
1e. Het tonen van deze liefde is het grote doel van God in al Zijn werken. Waarom maakte Hij een wereld? Precies om een steiger te zijn voor deze liefde. Waarom vestigde Hij een troon op de berg Sinaï, een schouwburg van verschrikking? Het was precies om deze liefde aan te bevelen. Waarom breekt Hij in op u met een wetswerk, verschrikkelijke overtuigingen, verschrikkelijke wroeging? Waarom laat Hij Satan los? Waarom laat hij het verderf los? Waarom is dit alles? Zelfs dit is, in het uiteinde en gevolg, om Zijn liefde tot u te tonen. Hij brengt u door het vuur en het water, tot een rijk land.
2e. Dit is het doel van al de delen van de wereld. De geboden ademen liefde; en de belofte, ja, zelfs de dreigingen vloeien voort uit Gods liefde tot een heilige. Hun stem is: blijf uit mijn weg, of anders zal ik u neervellen. De dreigingen zelf ademen liefde.
3. Overweeg hoe deze liefde uitgedrukt wordt in een sacrament, in een Avondmaal. U mag zien op Christus, Die tot u spreekt vanaf die tafel: O! zie hoe Ik u liefgehad heb. Kijk naar Mijn handen, kijk naar Mijn hoofd, kijk naar Mijn voeten, kijk naar Mijn doorstoken zijde, kijk naar Mijn gewonde lichaam, kijk naar Mijn bedroefde ziel, nooit had een ziel zoveel smart. Kijk wat de slachters hebben gedaan, kijk wat de duivels hebben gedaan, kijk wat de Romeinen hebben gedaan, kijk wat de Joden hebben gedaan. Kijk, en zie hoe Zijn vrienden zich gedroegen: ze hebben Hem allen verlaten. We vinden dat Zijn moeder Hem niet als haar eigendom erkende. Ze stond aan de voet van het kruis, en nooit een woord in haar hoofd, en nooit riep ze tot de slachters en de Romeinen: o, vervloekte verraders, u vermoordt mijn Zoon. Hij is de Zoon van God, evengoed als mijn Zoon. Nee, nooit een woord, zij hield zich koest. En inderdaad bleef ze stil op die tijd, want het was een boze tijd. Hoe laag was Hij gebracht? Hij Die de Heere van heerlijkheid was, werd gerekend als een worm, en geen man. Hij Die omgeven is met ontzettende majesteit, was omhangen met smart. Neem Zijn liefde aan. Het bracht Hem heel laag, het bracht Zijn majesteit beneden zichzelf.
4e. Overweeg de voortreffelijkheid van de openbaarmaking. Dit zal u verleiden het aan te nemen. Wat is de voortreffelijkheid daarvan? Ik zal het u in vijf of zes woorden geven.
(1.) De openbaringen van deze liefde zijn noodzakelijk. Beter de zon uit de hemelen te missen, beter dagelijks brood te missen, beter zelfs uw leven te missen, dan de openbaringen van Zijn liefde. Uw goedertierenheid is beter dan het leven. Alsof hij gezegd had: "als God tot mij zou zeggen, David, wilt u het leven missen, of Mijn liefde missen? Heere, ik heb geen keus. Ik weet wat ik moet doen, laat het leven gaan, en laat de liefde van mijn God blijven." Uw goedertierenheid is beter dan het leven.
(2.) De openbaring van Zijn liefde is nuttig. Het zal u veranderen in Zijn gelijkenis, en het zal u beïnvloeden. Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg? Alsof zij hadden gezegd: "wij hadden deze paar afgelopen dagen zeer droevige harten. We wisten niet wat het branden van het hart was, behalve van smart, en nauwe vrees, en ongeloof. Maar we hebben een heilig vuur in onze borsten gevoeld, onze harten die in ons brandden, terwijl Hij met ons sprak langs de weg." De openbaring zal een vlam van het altaar naar beneden brengen, die geen duivel in de hel in staat is uit te blussen.
(3.) Streef de openbaringen van Zijn liefde na, want ze zijn luisterrijk. Mozes krijgt een glans, een openbaring van liefde. En als hij beneden komt, scheen zijn gezicht als de zon, en was zo schitterend, dat het hen verwarde en verblindde. Ze waren niet in staat erop te zien. Hij was gedwongen een sluier te nemen. Menig droevig gezicht, menig verdrietig gezicht zal gebracht worden tot schijnen, als God Zichzelf openbaart.
(4.) Ze zijn bevredigend. Filippus zegt tot Christus: toon ons den Vader, en het is ons genoeg. Niets zal uw smart stillen, en uw verlangens verzadigen, dan dit. Wat God geeft door een schepsel, dat is door een terugkaatsing, het is slechts een stroom die komt van de fontein. Maar de openbaringen van Zijn liefde komen van de springbron zelf. Hoe zoet is het!
(5.) Ten laatste. Het is onderscheidend. Wat is het, dat Gij Uzelven aan ons zult openbaren, zegt Judas, niet de Iskariot, en niet aan de wereld? Moge de Heere Zelf u overreden het te zoeken.