Preek 11. Het stervend gedrag van Christus aan het kruis
Een preek, uitgesproken direct voor de viering van het Avondmaal van de Heere.
IN de eerste van de gelezen verzen, hebt u vier dingen.
1. De tijd van dat Christus uitriep: ter negender ure. Dat is, om drie uur in de middag. Hij gaf twee grote uitroepen. Mattheüs en Markus zeggen ons: Hij riep, en Hij riep een tweede keer met een grote stem. Het lijden van onze Heere was als de wateren van het heiligdom in het gezicht van Ezechiël. Ze namen steeds toe, totdat ze een grote watervloed werden. Ze werden zo hoog, zo groot, dat Hij het niet langer kon houden: Hij riep ter negender ure.
2. Wij geven de zaak van de klacht van Christus. Hier hebben wij,
1e. De benaming die Hij geeft aan de moeilijkheid waaronder Hij verkeert: God heeft Mij verlaten. Hij zegt niet: Hij heeft Mij gepijnigd, Hij heeft Mij overgegeven aan de verrader, aan Pilatus, aan de hogepriester, aan de Romeinse soldaten. Maar: God Zelf heeft Mij verlaten.
2e. Wij hebben de verergering van Zijn moeilijkheid. Hij is Mijn God, Die Mij verlaten heeft. Zijn moeder was aan de voet van het kruis, en zij had Hem verlaten, in zoverre als zij Hem niet erkende als een Zoon, en haar verhouding tot Hem toe durfde te geven. Toch klaagt Hij daar niet over. Het is de verlating van Mijn Vader, Die tevoren nooit afkeurend stond tegenover Mij. Ik lag een hele eeuwigheid in Zijn boezem. Hij had Mij lief, Hij verheugde Zich van eeuwigheid in Mij; Hij vertelde Mij driemaal met een hoorbare stem vanuit de hemel, dat Hij een welbehagen in Mij had. En is het einde van dit alles een tragedie, en om verlaten te worden?
3. Wij hebben de manier van de klacht van Christus. Deze is tweevoudig.
1e. Op de manier van een vraag. Waarom hebt U het gedaan? Het houdt deze twee dingen in.
(1.) Een heilige verbazing. Wat betekent dit, dat de Vader Zijn Zoon verlaat? Ik denk niet vaak te zien dat de Schepper Zijn schepselen verlaat. Zij mogen het verdienen. Een meester verlaat zijn knecht, vrienden verlaten elkaar, God verlaat een zondige ziel. Maar God Die Mij verlaat, en Mijn God Die dat doet; wat betekent dat? Wat kan daar in zijn? Waarom is het zo?
(2.) Waarom hebt Gij Mij verlaten? De vraag houdt in, dat de slag ondraaglijk was. Hij zegt niet: waarom wordt Ik gekweld in Mijn lichaam? En: waarom wordt Ik te schande gemaakt in Mij reputatie? Nee, dat is de zaak niet. En: waarom zijn Mijn discipelen weggelopen van Mij? Ik gaf ze gisteravond nog het paasfeest en het Avondmaal. En daar is het gevolg ervan; ze keren Mij allen de rug toe, en snellen weg van hun stervende Meester. Hij klaagt daar niet over. Maar: Waarom hebt Gij Mij verlaten?
2e. Wat de manier van de klacht aangaat, Hij stelt het niet voor op de manier van een vraag, maar roept het uit met een grote stem. De mensen zouden gedacht kunnen hebben, dat na het lijden van zoín nacht, en van gegooid te worden als een bal van hand tot hand, gegeseld, gekroond met doornen, op elke manier gebeukt, en gekweld, dat Zijn kracht en geest opgedroogd en uitgeput zouden zijn. Maar Zijn verlating is zo groot, dat, welke kracht Hij ook nog had die overgebleven was, Hij die besteedt, en Zijn laatste adem, aan het uitroepen: waarom hebt Gij Mij verlaten? Sommigen zouden gedacht kunnen hebben, dat voorzichtigheid de Heere der heerlijkheid verplicht zou hebben om Zijn klacht te fluisteren in de oren van de Vader, en ze de wereldse vijanden niet hebben laten horen. Want ze verstonden het Syrisch, de taal waarin deze klacht geuit werd. Maar laat ze van Mij maken, laat ze van Mij denken wat ze willen, Ik moet uitroepen met een hoorbare stem: Ik ben verlaten door God. Hij kon die immense hoeveelheid van grenzeloze smart, die Hij in Zijn ziel voelde, niet verbergen.
In het verhandelen over dit vers, zal ik tonen,
I. Wat deze verlating en dit in de steek laten, niet was.
II. Wat het wel was.
III. De eigenschappen ervan.
IV. De redenen ervan geven. Het is bijna onverklaarbaar, dat de Beste van de vaders de Beste van de zonen zou verlaten. En,
V. Enige uitbreiding maken.
I. Het eerste ding dat voorgesteld is, is te tonen wat deze verlating en dit in de steek laten niet was.
1. Dat Zijn Vader Hem verliet, was niet een scheiding van de twee naturen. Het was niet een afscheiden van de Godheid van de mensheid. Hoewel Zijn ziel Zijn lichaam verliet, verliet de Godheid geen van die beide.
2. Deze verlating was niet een weghalen van bewarende genade. Ps. 16, neergepend door David als een type van Christus, begint met: bewaar mij, o God! want ik betrouw op U. Hij werd ondersteund. Er was een eeuwige arm onder Hem, anders was Hij gezonken. En ook kon de hulp van de versterkende engel het niet voorkomen hebben.
3. Deze verlating was niet ten opzichte van eigen heiligheid. Christus was nog steeds heilig. Hij had evenveel genade nu, dan ooit. En als de genade van de Middelaar vatbaar was voor toename, dat Hij meer werkelijke genade op één moment kon hebben dan op een andere, dan mogen we oordelen dat dit een hoog vloedgetijde van genade bij Hem was. We zien het duidelijk in Zijn uitdrukking, Mijn God, Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten? zoals Flavel opmerkt. Geloof neemt het eerste woord; geloof spreekt eerder dan het gevoel. Het gevoel zegt: Ik ben verlaten. Het geloof zegt: toch is Hij Mijn God. Het geloof heeft twee woorden, voor één woord van het gevoel. Hij zegt eenmaal: Ik ben verlaten. Maar Hij noemt Zijn Vader tweemaal Zijn God. En geloof doet het positief. De andere is op de manier van een vraag, alsof er half twijfel over was: waarom hebt U het gedaan? Maar positief, Hij is Mijn God. Geloof ankert daar. Het woord voor God½ zowel in het Hebreeuws als in het Syrisch, betekent mijn Sterkte. O, Ik ben nu inderdaad een zwakke Man. Ik wordt op alle manieren geslingerd. Ik bezwijk, Ik zak ineen onder dit gewicht van toorn. Maar Ik houd Me vast aan een Sterke, en Mijn Sterke. Hij was niet verlaten wat inwendige genade aanging.
4. Er was geen wederzijdse verlating. Hoewel de Vader Hem verliet, wilde Hij de Vader niet verlaten. Hij kleeft aan Hem, Hij bepleit een belang, als de Vader Hem neerslaat met het toegeruste zwaard van Goddelijke rechtvaardigheid. Hoewel Hij Zijn kracht gebruikt om Mij te vellen, Hij is, en zal Mijn kracht zijn.
II. Wat is deze verlating waarover Christus klaagt?
1. Het was een wrekende verlating. Er is een verlating en verberging van Zijn volk, voor hun kastijding, of om zonde te voorkomen. Maar de verlating van Christus was loutere toorn, niets dan toorn. God heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard. Hagar verlaat haar zoon Ismaël; maar het was niet in toorn. Het was in grote smart en medelijden. De ingewanden van een moeder konden een kind niet zien sterven van dorst. Daarom ging ze van hem weg. Maar God de Vader verliet Zijn Zoon in woede en toorn. En Hij mocht Hem graag zien sterven. Doch het behaagde den Heere Hem te verbrijzelen.
2. Deze verlating was een wegnemen van licht, vertroosting, en vreugde van Hem. Er was geen licht. Zoals het gezegd wordt van Abraham, over toen de zon naar beneden ging, dat duisternis en schrik op hem viel; zo ging de zon naar beneden, niet alleen de natuurlijke zon, maar de grote God, de luisterrijke Fontein en het Vat van licht, Die Licht genoemd wordt; ja, Hij ging naar beneden. En grote duisternis en verschrikking greep de ziel van Christus aan; de duisternis zelf van de hel. Want alle godgeleerden concluderen dat hij de pijnen van de hel leed. Er was een schrik en dikke duisternis op de ziel van Christus. En Zijn kracht wordt uitgeput. Hij Die de constructie van de hemelen en de aarde ondersteunt, Hij Die Zijn volk versterkt, Hij Die Zijn vijanden overwint, Hij Die heldhaftig handelt; Hij was zo uitgeput, Hij was zo zwak, dat een man Hem moest helpen Zijn kruis te dragen. Hij stond op het punt er onder te bezwijken en te verzinken. Zijn kracht was verdroogd als een potscherf. Zo vertelt Hij het ons Zelf, Ps. 22:15. En verder, Zijn vreugde was weggegaan, Hij had geen vreugde. Hij was een Man van smarten gedurende heel Zijn leven; maar een Man van extreme smarten bij Zijn dood. Hij had meer smart deze twee dagen voor Zijn sterven, dan al de heiligen ooit in de wereld hadden; ja, dan Hij Zelf ooit had voor die tijd. Zulke smart, dat de blik van ver, en het vooruitzicht ervan Hem in een verbazing wierp. Joh. 12:27, nu is Mijn ziel ontroerd; en wat zal Ik zeggen? Het is in het Grieks: Mijn ziel wordt omringd door smarten. Naar welke kant Ik ook kijk, kijk Ik omhoog, kijk Ik naar beneden, kijk Ik rondom Mij, kijk Ik naar voren, kijk Ik naar binnen, smart ontmoet Mij van alle kanten.
3. Ten laatste. Deze verlating was dat Zijn Vader het geheel van Zijn toorn op Hem uitgoot. God de Vader verzamelde al de hellen die heel de uitverkoren wereld geleden zou hebben tot in alle eeuwigheid, en deed die in grote flessen, zo wijd als de hemel, en vol van toorn, neergedrukt, door elkaar geschud, opgehoopt, en overlopend. En Hij deed die in de hand van de Middelaar, en zwoer bij Zijn heiligheid, dat Hij elke druppel daarvan zou drinken. God perste de gal uit, en de alsem, en wilde Hem niet laten stoppen totdat elke druppel opgedronken was. En dit was de verlating.
III. Overweeg de eigenschappen van deze verlating.
1. Het was alles omvattend. Niet alleen gevoelige verlating, maar echte; niet alleen door manier van optreden, maar geestelijk. Zoín verlating, dat, zoals God Zichzelf van Hem verbergde, zo fronste elke voorzienigheid op Hem, elk ding was zwart, behalve een engel die Hem vertroostte. Wij zien niemand in hemel en aarde die Zijn kant kiest. De Vader is tegen Hem: zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder. Toen de hel op Sodom brandde, werd het geslagen door een slapend zwaard. Maar als Christus wordt geslagen, is het met een ontwaakt zwaard.
2. Het was een doelbewuste verlating. God had twaalf legioenen van engelen op één roep. Ze stonden klaar om hun Heere te redden van de hand van de Romeinen. Maar Hij wilde geen bevel geven aan enige van hen. Laat Hem daar sterven. Het was een droevig tijdsgewricht, een droevige tijd. Toen Hij Zijn Vader het meest nodig had, verliet Hij Hem. Toen alle vertroosting Hem in de steek had gelaten, toen vrienden Hem hadden verlaten, toen Hij in de handen van Zijn vijanden was, toen Hij in de handen van de dood was, toen Hij juist de haven binnenkwam, na lang slingeren, en nadat vele golven over Hem heen waren gegaan, juist in de haven is Hij gebroken. En God verlaat Hem daar. Jefta zegt, "o mijn dochter, u hebt mij deze dag vernederd, u hebt mij neergebogen; ik kan er niet aan denken u geofferd te zien." Maar God de Vader was gewillig om Zijn Zoon geofferd te zien.
3. Het was ondraaglijk. Deze verlating kon Hij niet dragen. De ziel, de geest van Christus had meer moed, meer geduld, meer genade, dan al de engelen en heiligen samen genomen. En toch klaagt Hij evenveel als de zwakste martelaar gedaan zou kunnen hebben, Ps. 22:2: waarom zijt Gij verre van de woorden Mijns brullens? Het is een beeldspraak van een leeuw die verwond wordt totdat hij brult.
4. Ten laatste. Deze verlating was vernietigend. Het verliet Hem nooit totdat het Hem doodde. Ik geloof dat de verlating van Christus Zijn dood verhaastte. Sommigen zouden een dag aan het kruis gehangen hebben, en Christus hangt slechts enkele uren. Pilatus verwonderde zich dat Hij al dood was. De ellendige heiden wist niet dat de toorn van God Hem gedood had. Gij legt Mij in het stof des doods.
IV. Het vierde ding is, de redenen hiervan te geven.
1. De Middelaar stond in de plaats van mensen, die eeuwige scheiding van God verdienden. Hij stond in de plaats van zondaren, die verdienden nooit, nooit het aangezicht van God te zien. En daarom, zoals Hij hun Plaatsvervanger was, en Beschermer, en Vertegenwoordiger, verliet de Vader Hem.
2. Hij verliet Hem, om verlating aan Zijn volk te heiligen. Zoals zonde het grootste zedelijke kwaad is in de ogen van heiligen, zo is verlating het grootste natuurlijke kwaad. Hij sterft om de ene weg te nemen, en Hij wordt verlaten om de andere weg te nemen. Het was om te voorkomen dat zij voor eeuwig verlaten zouden zijn, dat ze voor altijd het aangezicht van God zouden missen. Toen Paulus afscheid nam van de Efeziërs, breekt hij hun harten, als hij ze vertelt: gij zult mijn aangezicht niet meer zien. God zou gezegd hebben tot de uitverkorenen: als Christus niet verlaten was geweest, dan zult u Mijn aangezicht niet meer zien. Maar om dit te voorkomen, werd Hij verlaten.
Gebruik. Deze leer laat ons de natuur van de zonde zien. Zonde is een sluier, een bedekking, een scheidingswand, een onbegaanbare kloof tussen God en ons. Zonde maakte dat God de engelen verliet. Zonde maakte dat God Adam verliet. Zonde maakt dat God het hele geslacht van de mensheid verlaat. Zonde maakt dat God de goddelozen en de verdoemden voor altijd verlaat. Zonde maakt een zedelijke afscheiding van God. En wij maken het onze keus Hem te verlaten. Wij zijn eigenzinnige, opzettelijke, ongeremde verlaters. Wij bevelen Hem weg te gaan van ons. En Hij zet onze keus om in een straf.
Het tweede deel van mijn tekst is dat van Lukas: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. Zo verlaten als Hij was, Hij vertrouwt Zijn geest aan Zijn Vader toe.
Hier zal ik u laten zien,
I. Wat dit opdragen van Zijn geest was.
II. Welke bemoediging Christus had om het te doen, hoewel de Vader Zich op die tijd verbergde en Hem verliet.
III. Tot welk doel Hij Zijn geest aanbeval. En,
IV. Een kleine uitbreiding maken.
I. Het eerste ding is, te tonen was het was dat Christus Zijn geest beval aan de Vader.
1. Een stervende Christus, Die Zijn geest aan Zijn Vader beveelt, betoogt, dat Christus Jezus een zeer heldere blik had, en een onderscheiden vooruitzicht van de verandering die Zijn geest moest ondergaan. Ik ben juist nu op het punt van ondergang van Mijn leven. Mijn geest is op het punt van scheiding. Het staat op de grens. Er zal binnenkort een verandering zijn. Hij is daarbij betrokken.
2. Hij had een echte zorg voor Zijn ziel. Hij zegt niet: Ik beveel U een verbrijzeld lichaam; als Ik weg ben, laat dan niet de Joden, en de Romeinse soldaten, een gebroken lichaam verminken en beledigen. Nee. Laten ze het van de hand doen zoals ze willen. Maar, Vader, U moet zorgen voor Mijn geest. U moet zorgen voor de ziel in Mij.
3. Het betoogt dit, dat God het Centrum van de geesten is, waar ze moeten rusten. De ziel van de mens is als een naald die aangeraakt is met de magneet. Het beweegt op duizend manieren, totdat het naar de noordpool wijst. En daar rust het. Mijn ziel! keer weder tot uw rust.
4. Dit aanbevelen van Zijn geest was een daad van geloof. Ik vertrouw op U. Vertrouwen, en toch gekruisigd! Vertrouwen, en toch verlaten! Ja. Ik zal vertrouwen, zelfs wanneer Hij Mij doodt. Hier sterft Hij met een daad van geloof. In Uw handen beveel Ik Mijn geest.
II. Welke bemoediging had Hij om Zijn geest te bevelen aan God Die Hem doodde, Die Hem verliet? Er waren een grote hoeveelheid bemoedigingen.
1. God was een trouwe Schepper. Zo dan ook die lijden naar den wil van God, dat zij hun zielen Hem, als den getrouwen Schepper, bevelen met weldoen. God is zoín Bewaarplaats, dat niemand die Hem vertrouwt, teleurgesteld zal worden. Hij bedreigt Edom; en in het midden van de bedreigingen, zegt Hij: Laat uw wezen achter, en Ik zal hen in het leven behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen. "Edom, Ik vel u neer. Maar juist als Ik zo aan het doen ben, zeg slechts: zorg voor mijn arme vrouw en kinderen. Ik zal het doen, man. Ik zal uw wezen in het leven behouden", enzovoorts. Nu, mocht Christus Zijn geest niet toevertrouwen aan zoín trouwe Schepper? Ja, een Schepper van de menselijke natuur van Christus, in een meer buitengewone weg dan de Schepper van enig mens op aarde; want Hij was wonderlijk geschapen.
2. Christus had goede redenen om Zijn geest te bevelen aan God. Want het was een gebroken geest; en God heelt gebroken geesten, en verbindt hun wonden. De geest van Christus was doorstoken met tienduizend smarten. Al de pijlen van God waren op Hem geschoten. Geen daarvan weken, als het ware, van Hem af. Die geest die geheel verbrijzeld was, en helemaal verbroken, vol van smart en verschrikking; die geest mag bevolen worden aan God, want God zal er voor zorgen.
3. Het was de geest die niets dan heiligheid in zich had, niets dan onschuld. Hij mocht hem goed aan Hem bevelen.
4. Het was de geest van Zijn Eigen Zoon. Een Zoon in verbond met Hem, een Zoon Die Hem nooit beledigde, de Zoon van Zijn liefde, de Zoon van Zijn boezem. Mocht Hij dan zijn geest niet bevelen aan Hem?
III. Waarom beval een stervende Christus Zijn geest aan de Vader?
1. Dat Hij het mocht helen na duizend wonden. Het was een werk waardig voor God, om zulke wijde en diepe wonden te verbinden.
2. Hij beveelt het aan, dat Hij het mocht verheerlijken na veel lijden. Hij wist wat een overtreffende roem voor Hem bereid was; een hoge eer, dat het de veruit meer uitmuntende en het eeuwige gewicht van heerlijkheid, dat bewaard wordt voor de minste van de heiligen, oneindig overtreft. Hij verwachtte onmiddellijk een troon te bestijgen, en (met de luidste hallelujaís, de meest nadrukkelijke lofprijzingen van al de engelen en heiligen) door de Vader in het midden daarvan geplaatst te worden; als de uitdrukking van de uiterste grootheid, en van de meest absolute majesteit, die verleend kon worden. Filip. 2:8,9: Hij is gehoorzaam geworden tot den dood, ja, den dood des kruises. Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd. In het origineel, Hij overhoogde Hem; niet boven Zijn verdiensten, maar boven Zijn medegenoten, en eveneens boven al Zijn vijanden. Hij was geboren, leefde, en stierf in alle omstandigheden van ellende. Hij was een Man van smarten, en verzocht in krankheid. Zijn eerste ademhaling was onder beesten; en Zijn stervende ademhaling onder misdadigers, en erger dan beesten. En nu maakt Hij Zich klaar voor Zijn rijke en overvloedige beloning. Heel de hemel is slechts één hele troon. Maar in het midden van die troon, daar is een andere troon van groter licht en heerlijkheid, opgericht voor een geslacht Lam, Openb. 5:6. Op het midden van deze andere schitterendste troon moest een gekruisigde Christus neerzitten. U, in het vreugdevolle en vervoerende vooruitzicht hiervan, beveelt Hij Zijn geest aan Zijn Vader, dat, na het lijden van duizend smarten, Hij ontvangen mocht worden in heerlijkheid.
3. Hij beveelt het aan, dat God het enkele uren zou bewaren in het paradijs, en het met heerlijkheid teruggeven in een verheerlijkt lichaam.
4. Hij beveelt het aan, dat Hij met mocht overgeven als een offer aan de Vader. Ik zie dat niets U zal behagen, dan Mijn dood. En Mijn ziel moet geofferd worden. Ik zie dat het zo moet zijn. En het zal zo zijn. En Ik reik U dat offer uit van de meest verbrijzelde geest die de schepping ooit zag.
Gebruik. 1. Deze leer laat ons zien waarom de dood van de gelovige zo aangenaam is. Waarom? Christus heeft de weg gemakkelijk gemaakt. U moet begrijpen, toen Christus Zijn geest beval aan de Vader, deed Hij het niet simpel als een enkele persoon, maar als een Vertegenwoordiger. Dat Hij Zijn geest beval aan de Vader, was alsof Hij al de zielen van al de uitverkorenen had genomen, en die in één bundel gebonden had, en gezegd had: Vader, Ik beveel deze aan U. Uw geest, mijn geest, zijn geest, als we uitverkoren zijn, werden allen in de hand van de Vader gelegd door een stervende Christus. De dood van Christus haalt de angel uit die van ons.
2. Het laat ons de verschrikkelijke dood van de goddelozen zien. Wat is de hoop van de schijnheilige als hij zijn geest uitblaast? Helaas! Aan wie zal hij zijn geest bevelen? Aan wie zal de goddeloze mens zijn geest bevelen? Zal hij zijn ziel toevertrouwen aan de handen van Hem, Die hij zijn grootste Vijand gemaakt heeft? O, de dood van de goddelozen! Ik zal u zeggen wat het is. Het is dat de hele schepping onder hen wegzinkt, en dat ze daarnaar grijpen, en dat het ze ontbreekt, en dat ze rondkijken, en toch geen hulp kunnen vinden. De mens wordt eruit gegooid; hij moet niet in een lichaam leven; hij moet niet in een stad leven; hij moet niet in de wereld leven. En er is geen haven in een andere wereld voor hem, behalve dat het is in een kamer in de hel. O, aan wie zal hij zichzelf bevelen?
Maar ik kom tot het derde ding. En Hij zeide: Het is volbracht! Dit zijn de laatste woorden die de Zoon van God ooit op aarde sprak, in de dagen van Zijn vernedering.
In het verhandelen van dit onderwerp, zal ik tonen,
I. Welk werk volbracht was.
II. Welk soort van volbrenging het was, of wat de eigenschappen daarvan zijn.
III. Bewijzen dat het werk voltooid is door Christus.
IV. Tonen vanwaar het is dat Christus dat grote werk voltooide.
V. Toepassing maken.
I. Het eerste ding is, te tonen welk werk volbracht was. Hij vertelt u niet, maar zegt: het is volbracht. Een korte, maar een allesomvattende en gezegende zin.
1. Al de wettelijke typen, al de wettelijke ceremoniën waren volbracht. De persoonlijke typen, de echte typen, voor vijftienhonderd jaar. Ze kregen nu hun volle vervulling, en de duistere, mistige vorm wordt ontmanteld, en de bloem onder het blad verschijnt. De bouwsteiger wordt verwijderd, als de roemrijke constructie opgericht wordt.
2. Het is volbracht. Dat is, de gehele wet is voltooid door Hem. De ceremoniële wet, de rechterlijke wet, de zedelijke wet, die zijn volledig volbracht door Christus. Ik moet en zal alle gerechtigheid vervullen. Ik betaal het laatste stukje. De dreigingen, de sancties, het straffende stuk, zijn vervuld door Mij. Ik heb alles gedaan wat de wet kon eisen. Ik heb alles geleden wat de wet kon dreigen. De wet kan niet één duit van de uitverkorenen verzoeken. Ik heb al hun schulden betaald in goed rood goud aan de Vader.
3. Het is volbracht. Dat is, het werk van de verlossing is volbracht. Dat werk dat ik bedong met de Vader vanaf alle eeuwigheid, in die verbondsmatige overeenkomst, in dat eeuwige verdrag; alles wat Ik Hem beloofde, heb Ik volbracht. Ik kreeg Mijn opdracht en voorschrift. Ik zal Mijn opdracht uitnemen, en het precies nu in de hemel tevoorschijn brengen. Ik zal het omhoog dragen tot Mijn Vader, en al de engelen getuigen laten zijn, dat ik elk voorschrift in de opdracht gehouden heb, en elk artikel van Mijn akkoord gehouden heb.
4. Hij volbracht het werk van de zaligheid van de mens zover, dat Hij de uitwerking ervan verzekert. Wij moeten bouwen, maar Hij verplicht Zich ons werk te voltooien. Door Zijn dood beveiligt en vestigt Hij het fundament, richt Hij de bovenbouw op, en plaatst Hij de gevelsteen van onze zaligheid. Ik heb met veel moeilijkheid gewerkt, zegt de gelovige, maar mijn Meester moet het volbrengen. Hij overwint, en ik deel de roof uit. Hij verwondt de vijand, en ik triomfeer.
5. Er was een einde gemaakt aan de overtreding. O gezegende volbrenging! De ongerechtigheid is op een einde, het koninkrijk van Satan is verwoest, het rijk van de hel is vernietigd, en de slang is verslagen.
II. Wat zijn de eigenschappen daarvan?
1. Het was noodzakelijk.
1e. Ten opzichte van de raad van de Vader, Die besloot het werk te laten voltooien.
2e. Ten opzichte van het akkoord en de belofte van de Zoon. En deze volbrenging was noodzakelijk,
3e. Ten opzichte van ons. Als God het werk slechts begonnen was, was Christus dat begonnen, was Hij een tijdje daarmee doorgegaan, en had Hij het onafgemaakt achtergelaten, dan zou het geval precies hetzelfde zijn, alsof er nooit een Christus geweest was, of dat Hij niets gedaan had.
2. Het volbrengen van dit werk was het moeilijkste ding in de wereld. De Vader volbracht het werk van de schepping met zes woorden. Sommige godgeleerden zeggen dat Hij elke dag slechts een moment werkte, zes minuten in zes dagen. Hij sprak, en het werd gedaan. Hij sprak een wereld in aanzijn. Wij mogen zeggen, zonder een onbetamelijkheid, dat Zijn almachtig bevel al de schepselen het werk van Zijn mond maakte. De Heilige Geest volbrengt Zijn werk met een groot gemak, door enkele krachtige, niet te beheersen handelingen. Maar als de Zoon Zijn werk volbrengt, dan weent Hij, dan kreunt Hij, dan vergiet Hij bloed, dan breekt Hij Zijn hart, dan sterft Hij brullend. O moeilijk, moeilijk! Hij zwom naar de hemel in Zijn Eigen hartbloed. Dat Hij Zijn werk volbracht, was een zware taak.
III. Het derde ding is, te bewijzen dat het grote werk volbracht is; dat de uitverkorenen niets te doen hebben, dan te triomferen in Christus, Die het werk afgemaakt heeft. Het is duidelijk.
1. Wat Hij deed was van oneindige waarde. Zonde had een soort van oneindig kwaad in zich. God is een oneindige God. En een oneindige voldoening moet er zijn voor een oneindig kwaad. En Christus is die oneindige Verzoening.
2. Hij heeft het bewijs van kwijtschelding gekregen. De Vader zou Hem nooit uit het graf hebben laten opstaan, als Hij Zijn werk niet volbracht had. Was er slechts één duit van de vele miljoenen talenten van de schuld van de uitverkorenen onbetaald geweest, dan had Christus gelegen en ontbonden geweest in een graf tot aan deze dag. Maar omdat Hij een engel zond als de gevangenbewaarder, om de deur van de gevangenis te openen, om de stenen weg te rollen, om de Plaatsvervanger uit te laten, verklaarde dit dat het volbracht is, dat Hij Zijn werk voltooid had.
3. Omdat God Hem ontving tot in de heerlijkheid, is dat een bewijs dat Hij Zijn werk voltooid heeft. Zou Hij Hem hebben doen zitten op een troon, en Hem een kroon hebben laten delen met Hemzelf? Zou Hij Hem het midden van de lofprijzing gemaakt hebben, en van aanbidding, als Hij Zijn werk niet voltooid had? Dit bazuint uit dat het volbracht is. Het zitten van Christus aan de rechterhand van God, is een goede verzekering, dat het werk volbracht is. De opstanding van Christus, en de hemelvaart, en Zijn zitten aan de rechterhand van God, in alle omstandigheden van macht, majesteit en heerlijkheid, moeten bezien worden als Zijn openbare en ondertekende loslating, bevrijding, en vrijspraak, van alles dat de goddelijke rechtvaardigheid, en de wet op konden eisen van Hem wegens de uitverkorenen. Zeker, er kan niets zijn dat onze Borg verschuldigd is, geen achterstand van schuld om te verantwoorden, als Hij zoín eervolle behandeling van God krijgt, en van Hem onze verbintenis krijgt. Waar nu vergeving van zonde is, daar is geen offerande meer voor de zonde. Zijn volledige blijdschap, en hoge waardigheid, en volmaakte heerlijkheid, verzekeren ons voldoende, dat Hij met één offerande in eeuwigheid volmaakt heeft degenen, die geheiligd worden. En dat is alles volbracht.
4. Ten laatste. Hemel en aarde verenigen hun harmonie. De engelen zingen vrede op aarde. Ja, God kondigt vrede af, en de uitverkorenen vinden het in hun zielen. Dat toont dat het werk volbracht is.
IV. Vanwaar is het dat Christus zo geschikt was, en in staat om dat grote werk te voltooien, zodat, wat Hij deed en leed, een volmaking en een volbrenging daarvan was?
1. Zijn doen en lijden moeten het werk volbrengen, vanwege de waardigheid van Zijn Persoon. Hij is de Zoon van God. Hij is de Geliefde van de Vader. En daarom moet dat, wat Hij doet en lijdt, een volmaking daarvan zijn. Het zal de zaak uitvoeren.
2. De grootheid van Zijn lijden deed het. U weet dat het paaslam helemaal niet gekookt moest worden; niet één druppel water moest ermee vermengd worden. De betekenis is, dat Christus Jezus, terwijl Hij brandde in de toorn van God, niet één druppel vertroosting kreeg. O, de grootheid van Zijn lijden! Hij was helemaal een brandoffer.
3. De wijze en manier van Zijn lijden maken het tot een volmaking van het werk. Hij leed met de grootste onschuldigheid. Het Lam, het onbevlekte Lam, de Messias zal uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn. Het woord in het Hebreeuws betekent, er is niets in Hem. O, er is veel toorn op Hem, veel moeilijkheid in Hem, veel deugd en waarde in Hem; maar geen zonde in Hem. Hij leed zeer onschuldig. En Hij leed zeer zachtmoedig. Onze Messias waadt niet door de wereld in bloed en slachting om Zijn vijanden neer te vellen. Maar Hij komt met een gebroken hart voor hen, bloedend voor hen. Hij vergiet tranen voor hen die Zijn bloed moesten vergieten. Hij bidt voor hen in een stervensuur. Hij is zachtmoedig. Als de verrader komt, wat is heel de berisping die hij krijgt voor zijn slechts bejegening, voor zijn gierigheid, voor zijn schijnheiligheid, voor zijn ondankbaarheid en afval? Wat is alles dat hij kreeg? Vriend, verraadt gij den Zoon des mensen met een kus? Als het oor van een Malchus afgehouwen wordt, dan bestraft Hij Petrus scherp, en heelt de vijand. Als Zijn vijanden op de grond vallen wegens Zijn milde antwoord, dan richt Hij ze weer op, en laat ze Hem binden. Als Zijn kleren kleefden aan Zijn gegeselde rug met gestold en verhard bloed, dan scheuren ze die van Hem af, (want ze werden naakt uitgekleed om gekruisigd te worden); maar zelfs dan nooit een woord. Hij deed Zijn mond niet open. Zoín onderwerping als dit maakte het een volmaakte zaak, een volbrenging van het werk.
Gebruik. 1. Deze leer dient tot informatie. Is het zo dat Christus dit grote werk volbracht heeft? Dan laat het ons de zeer grote voortreffelijkheid van het geloof zien. Waarom? Geloof doet niets dan een volbracht werk aannemen, en zich verwaardigen dat een complete Christus van hem zal zijn. O vervloekte dwaasheid! O, trotse arrogantie van mensen! Die hun werken wilden vermengen met het voltooide werk van een Middelaar. Zult u een kandelaar brengen om de zon te helpen licht te geven, om toe te voegen aan zijn helderheid? Is het werk niet volbracht? En zullen mensen durven toe te voegen aan een volbracht werk? Zult u uw haveloos berouw brengen, uw gescheurde gehoorzaamheid, uw gerafelde gebeden en Avondmaalstijden, om samen te voegen met een complete eeuwige gerechtigheid? O, de dwaasheid van mensen! Die het werk van een Middelaar wilden verbeteren. Geloof in een complete Christus, en een complete verlossing, is alles dat nodig is.
2. Het dient tot vertroosting.
1e. Ik geloof dat er niet veel plichten zijn die een gelovige uitvoert, zonder een beschuldiging, een overtuiging dat hij het beter gedaan kon hebben. Er was te weinig genade hier, te veel vormelijkheid, te veel van mijn eigen geest, te veel bederf, te veel duisternis hier. Helaas! voor ons half werk, halve volbrenging, stuksgewijze gehoorzaamheid, bevuilde plichten. Maar Hij heeft het volbracht. Ik kan geen Avondmaal houden, zegt de mens, zoals ik wilde. Ik denk dat ik naar de tafel ga, en al mijn lusten hangen rondom mij, en al de duivels hangen rondom me, en vol van ongeloof, twijfels, en vrezen. Ik ga naar de tafel met mijn lusten; ik kom weer weg met ze; ik heb slechts halve volbrengingen op zijn best. Hier is uw troost, arme bedroefde, beschuldigde gelovige. Christus heeft het volbracht. God de Vader heeft nooit verwacht dat u één stuk van het werk zoudt volbrengen. Maar de Middelaar heeft het gedaan.
2e. Er is deze vertroosting, dat al uw werk op een dag volbracht zal zijn. Gelovige, u bent verbroken. Het is een hel zelf op aarde, dat u Hem niet met volmaakte gehoorzaamheid kunt dienen. Maar Hij Die Zijn werk volbracht heeft op een kruis, zal het eenmaal in uw ziel en gesprek volbrengen. Hij zal het doen. U ziet dat al de Personen van de Godheid hun werk volmaakten. Toen God de Vader werkte, en de wereld maakte, voltooide Hij de schepping. Er ontbrak niets aan heel dat aanzienlijke heelal, niets was overdadig, niets was overtollig. Hij maakt een complete schepping, Hij volbracht het. En zal Christus Zijn werk onafgemaakt laten? Nee. Hij zal over dat alles uitspreken dat het zeer goed is.
3e. Ik zal u dit zeggen, bedroefde gelovige, die gefolterd wordt met het lichaam van de dood, en met de onvolkomenheden en met onafgemaakt werk, dat de Middelaar sommige eigenschappen heeft, die Hem zullen verplichten uw werk te volbrengen. (1.) Is Hij niet wijs? En zal Hij een gebouw beginnen, en moeite doen om het fundament in Zijn Eigen bloed te leggen, en een bovenbouw oprichten, en het dan onafgemaakt achterlaten, dat al de duivels in de hel kunnen lasteren, en zeggen: zie, de Messias is begonnen te bouwen, maar kon niet volbrengen? Nee, nee; ze zullen dat nooit hebben te zeggen. Dan, (2.), daar is Zijn getrouwheid. Hij heeft de Vader met een eed beloofd, dat elk stuk van het verlossingswerk van de uitverkorenen volbracht zal worden. En laat Zijn wil evengoed zijn als Zijn woord. En, (3.), daar is ook Zijn goedheid. Zal Christus Zich maar half verplichten? Zal Hij beginnen, en niet doorzetten? Zal Hij de Auteur zijn, en niet de Volmaker van het geloof? Ik zeg u, mens, ik zeg u, vrouw, zo zeker als Christus het werk van verlossing volbracht heeft op een kruis, zo zeker zal Hij uw verlossingswerk volbrengen op een doodsbed. Hij zal maken dat u zegt, ondanks duivels, ondanks het lichaam van de dood, ondanks ongeloof: het is volbracht. Maar, (4.), het is zeker dat Hij het zal doen, want Hij is God, en niet alleen Mens. De Heere is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is. Hij is Mens, Hij is een volmaakt Mens, en alle genaden stemmen overeen om Zijn werk te volbrengen. En Hij is een Middelaar, en Zijn middelaarschap moet volmaakt zijn. Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden. Hen volmaakt door één offerande; Hij heeft het gedaan. Wat duizenden offeranden nooit konden doen, heeft één offerande in de hand van de Middelaar gedaan. Een Aäron kon nooit zeggen, een Abjathar kon nooit zeggen, en ook kon heel het Levitische priesterschap nooit zeggen, als ze hun offeranden opofferden: het is volbracht. Toen Salomo tweeentwintig duizend ossen had geofferd, kon hij niet zeggen: het is volbracht. Het was slechts het begin van het tempelwerk. Maar een Middelaar kan zeggen, en Hij zal maken dat u zegt: het is volbracht.
3. Het dient tot aansporing. Zult u deze Verlosser dankbaar zijn? Wat! Zult u dankbaar zijn voor het volmaken van het werk van de schepping, voor het volmaken van uw lichamen? Als u een mens zonder een hand ziet, of zonder een voet, of zonder een oog, zult u God dan niet zegenen dat u zo niet bent, en zeggen: voor een soeverein en wijs doeleinde is dit werk niet volmaakt; maar God heeft mijn lichaam volmaakt; ik heb een compleet lichaam? En zult u de Middelaar niet dankbaar zijn, dat, toen u niets kon doen, Hij uw verlossingswerk volbracht? Overweeg dat Hij het volbracht met grote toewijding. Hij begon heel vroeg. Zo gauw als Christus Zijn verstand begon te oefenen, viel Hij aan Zijn werk. En Hij greep alle mogelijkheden aan. Hij ging het land door, goeddoende. O, zegt Christus, dit is een waanzinnige wereld. Ze liggen ziek, ze liggen ongezond, ze zijn verdronken in schuld, ze sterven aan kwalen. En ze zullen niet tot Mij komen, en ook niet om Mij sturen. Maar ik moet tot hen gaan, anders vergaan ze. Ik zal naar hen gaan. Welke moeilijkheid ondervond Hij toen Hij het volbracht? Hij had God tegen Hem, Satan tegen Hem, Hij had de Romeinen tegen Hem, de Joden, de priesters, de mensen, zelfs Zijn discipelen ook tegen Hem; één verraadt Hem, een ander verloochent Hem, en allen verzaken Hem. Hij waadde door al deze moeilijkheden. Ik zal komen tot het einde ervan, al zou het Me tienduizend smarten kosten. Hij volbracht het in gehoorzaamheid aan het bevel van Zijn Vader. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen. En Hij deed het opgewekt. Gij hebt Mij het lichaam toebereid. Uw wet is in het midden Mijns ingewands. Welke wet? Niet alleen de zedelijke wet, maar de wet van de verlossing, de wet van bemiddeling. Uw wet is in het midden Mijns ingewands. Ik heb lust om Uw welbehagen te doen. U kunt dit hart doorsteken met de vergiftigde pijlen van Uw rechtvaardigheid; maar Uw wet zal er nooit uit gaan. Laat Me tienduizend maal bloeden, toch zullen Uw wet en Mijn hart nooit scheiden; de wet van de verlossing en Ik zullen nooit uit elkaar gaan. En, in het kort, Hij deed en volbracht het hele werk alleen. Zelfs van de mensen, van wie Hij de zaak vertegenwoordigde, was er niemand met Hem. Geen schepsel, geen engel kon bijdragen aan het klaarspelen van het werk.
Ik kom tot het volgende ding. Hij zeide: Het is volbracht! En het hoofd buigende, gaf den geest. Nu de Middelaar Zijn laatste woorden gesproken heeft, zult u niet meer een woord van Hem horen. Maar wij hebben Zijn twee gebaren om over na te denken: Hij buigt Zijn hoofd, en geeft de geest.
In het voortzetten van deze zin, zal ik,
I. U enkele meditaties geven over dat Christus Zijn hoofd buigt; en,
II. Enkele conclusies daaruit trekken.
I. Ik zal u enkele meditaties geven over dat Christus Zijn hoofd buigt.
1. Hij boog het hoofd, en betaalde een daad van aanbidding en verering aan de Vader, voor Zijn liefde in het zenden van Hem naar de wereld. U weet dat, toen Mozes de Israëlieten, de gevangenen van Farao in Egypte, vertelde: "God staat op het punt u te verlossen van lastdieren te zijn", zo gauw ze hem geloof gaven, bogen ze hun hoofden en neigden zich. Het is een dwaze fantasie te zeggen, dat Christus Zijn hoofd boog, om verering te geven aan Zijn Naam Jezus, die geschreven was op het kruis. Hij boog Zijn hoofd, en vereerde Zijn Vader wegens het ontwerp van de verlossing. Wij hebben Christus niet aan het murmureren; we hebben Christus niet dat Hij het hoofd buigt met ontmoediging; maar we hebben Christus, Die Zijn Vader vereert voor zoín middel.
2. Hij boog Zijn hoofd, en gaf Satan zijn laatste slag. De duivel was, heel de tijd dat Hij aan het kruis hing, aan het knagen aan Zijn hielen. De slang vermorzelde Zijn verzenen, volgens die zeer oude profetie, die toegevoegd was aan de eerste evangelische belofte, Gen. 3:15. Maar Christus vermorzelde de kop van de slang, de zetel van scherpzinnigheid en leven. En deze wond kan nooit geheeld worden.
3. Christus boog Zijn hoofd, als verzinkend onder de last van toorn. Ik kan het er niet onder uithouden, Ik moet gaan. Ik ben de hoogste ceder in het Libanon van God; Ik ben de sterkste eik; maar de storm is groot, er waait een verschrikkelijke hevige storm, Ik moet bezwijken. Hij boog Zijn hoofd onder de ondraaglijke last van de toorn. Hij Die hemel en aarde ondersteunt door Zijn macht, moet toegeven en bezwijken aan de toorn van Zijn Vader.
4. Hij boog Zijn hoofd, en fluisterde in het oor van de uitverkorene: "u ziet wat Ik voor u aan het doen ben. U ziet wat Ik lijd voor u. U ziet wat een vriendelijk hart Ik heb. (Zijn Eigen vriendelijke hart doodde Hem, Hij stierf van liefde). Ik heb geen berouw van iets dat Ik gedaan of geleden heb. En als het opnieuw moest herhaald worden, dan zou Ik het doen. Nu moeder, nu Johannes, nu al Mijn discipelen rondom de voet van het kruis, nu heel de wereld van de uitverkorenen, zie wat een Christus Ik ben. Zie wat Ik aan het doen ben voor u, door Mijn lijden voor u."
5. Hij boog Zijn hoofd, en gaf de dood Zijn bevelen om Hem weg te nemen. De dood durfde zich niet te bemoeien met zijn Heere, zonder een oproep. Christus Jezus is Heere van leven en dood, de soevereine Heere van de dood. De dood wilde het niet wagen te komen tot zijn Heere, totdat het een opdracht kreeg, totdat het Zijn bevelen kreeg. Nu is alles volbracht. Ik laat u, Dood, nu toe, en veroorloof u te komen, en om Mij uit de wereld te nemen. Hij boog Zijn hoofd, en gaf de Dood Zijn oproep, om zijn werk te doen.
6. Christus boog Zijn hoofd, en nam de kroon van het leven op. Het wordt door sommigen gedacht dat Hij heel die tijd de kroon van doornen op Zijn hoofd had. En sommigen (ze zijn te gedetailleerd), zeggen, dat het twee en zeventig wonden daarin maakte. Ik meen dat ik Hem hoor zeggen: Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen. En nu verheerlijk Mij. Het is meer dan waarschijnlijk dat de doornenkroon heel de tijd op Zijn hoofd was. En Hij boog Zijn hoofd, om de andere kroon op te zetten. We zien Petrus, een kleine onbetekenende soldaat; hij moet de kroon hebben. En Paulus, hij strijdt, hij voleindt, en hij moet de kroon hebben. Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd. Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid. Maar wat zal de overste Leidsman van de zaligheid verwachten, als een gewone onbetekenende soldaat een kroon krijgt? Hij buigt Zijn hoofd; het is volbracht. Vader, zet de kroon op, Ik heb hem gekocht.
7. Hij boog Zijn hoofd, en zocht een graf op, waarin Hij Zich mocht verbergen, en Zijn gekweld en gefolterd, zwak en vermoeid lichaam mocht begraven, dat de vorige nacht had gebloed, was gebonden, gegeseld, bespuwd, gebeukt, vaak van de ene hand in de andere overgegeven was, doorstoken met doornen, en nog steeds de uiterste pijn leed. Nu is het tijd voor onze Heere om uit te zien naar rust voor dit verbrijzeld, en gebroken, en geslingerd lichaam. Het buigen van Zijn hoofd was de eerste stap naar Zijn graf, waar Hij wist dat er een punt achter Zijn lijden gezet zou worden. Hij kende het geheel, waartoe Hij verordineerd was te lijden. En toen Hij de laatste en volle teug genomen had van de bittere beker, maakte Hij Zich klaar voor rust. Want Hij wist dat Zijn stervenswerk voorbij was en over, en dat Hij niet meer te worstelen had met de spot van mensen, de belediging van duivels, en ook niet meer met de toorn van God.
Gebruik. 1. Dat Christus Zijn hoofd buigt, is de voorbode van Zijn verhoging. Hij zal op den weg uit de beek drinken, Hij zal drinken van de rivier van Gods toorn; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen tot in alle eeuwigheid.
2. Het buigen van Zijn hoofd zal Zijn victorie over al Zijn vijanden inluiden. Hij Die Zijn hoofd boog, zal maken dat de ruggen van Zijn trotse en machtige tegenstanders zal buigen en breken. In den Naam van Jezus zal zich buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn. We zijn gekomen om vandaag die Christus te aanbidden, om te buigen onder Hem, Die Zijn hoofd boog.
Verder, we hebben er groot voordeel door. Dat Christus Zijn hoofd boog, maakt dat de hemel naar ons buigt, dat God gemeenschap met zondaars kan hebben. De hemelen zouden nooit gebogen hebben naar ons, en u zou nooit opgeheven zijn tot de hemel, als Christus niet gebogen had. Hij trok de hemel naar beneden met Zijn buiging, en Hij maakt omgang, gemeenschap tussen de Schepper en Zijn schepselen, tussen de Vader en Zijn kinderen, tussen de Man en Zijn bruid. Dat Hij Zijn hoofd boog is een vertroosting voor allen die neergebogen zijn. Ik denk dat er hier sommigen zijn die ernstig neergebogen zijn. O! zegt de arme mens, ik denk dat mijn lijden enige overeenkomst heeft met die van Christus. Was Hij verlaten? Ik denk dat ik verlaten ben. Ik heb geen licht, ik heb geen leven, ik heb geen kracht, ik heb geen vreugde. Alles dat de predikant zegt, is slechts water op een rots. O! bent u neergebogen door verlating? Dat Christus Zijn hoofd boog, zal u vertroosten. Uw verlating is niet volledig. Bent u er ongemakkelijk onder? Wordt u gepijnigd? Maakt u tegenwerpingen? Bent u aan het bidden om een bezoek? Is er iets dat zijn plaats behoudt, totdat Hij komt? Rechtvaardigt u Hem, en zegt u: hoewel ik geen gezicht zou krijgen van Christus, van de morgen tot de avond, toch is Hij een rechtvaardige God? Zo zegt Hij Die Zijn hoofd boog: versterkt de slappe handen, en stelt de struikelende knieën vast. Zegt den onbedachtzamen van harte: Weest sterk, en vreest niet. Ik ben van een zwak hart, zegt de mens. Ik denk dat ik bedekt ben met de schaduw van de dood, een droevige bedekking! Ik ben met deze bedekking naar de kerk gekomen. Ik sta op het punt naar de Avondmaalstafel te gaan, in plaats van met het bruiloftskleed, met een bedekking van de schaduw van de dood rondom me. Ik zeg u, dat Christus Zijn hoofd boog, was om degenen die neergebogen waren, te vertroosten, en te maken dat u uw hoofd opbeurt.
Nu kom ik tot de laatste woorden. En het hoofd buigende, gaf Hij den geest; dat is, Zijn ziel, Zijn menselijke geest. In één woord: Hij stierf.
Hier zal ik u laten zien,
I. De eigenschappen van Zijn dood; en,
II. Enige uitbreiding maken.
I. Ik zal u de eigenschappen van Zijn dood laten zien.
1. Zijn sterven was noodzakelijk in drie opzichten.
1e. Het was noodzakelijk vanwege de deugden van God. Wijsheid zal de zonde niet ongestraft laten gaan. Heiligheid verafschuwt zonde. Gerechtigheid drijft Hem het te straffen. De deugden van God hebben geleden. Er was stof geworpen op al de eigenschappen van God, een sluier over ze geworpen. Ik wil de sluier afgescheurd hebben, zegt God. Ik wil Mijn eer weer teruggewonnen hebben. Ik wil evenveel heerlijkheid hebben door de dood van Christus, als Ik ooit schande kreeg door de zonde. Wel, Vader, U zult het hebben. Ik zal de geest geven.
2e. Het was noodzakelijk ten opzichte van de Vader. Hij is het Hoofd van de wereld. Zonde moet niet ongestraft blijven, (ik spreekt niet van een absolute noodzakelijkheid van straffende gerechtigheid). De Bemiddelaar moet sterven. Er moet een zondoffer worden gegeven.
3e. Het was noodzakelijk ten opzichte van het rapport in de hemel. Christus stelde Zichzelf in de plaats van de zondaars. Zij waren bedreigd: ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. En de bedreiging had een direct opzicht op de rebel: u zult sterven. Maar Christus bracht Zijn Naam binnen in het verbond, en schreef: Ik zal voor hem sterven.
2. Zijn dood was vrijwillig. Dit is duidelijk van de uitdrukking zelf: Hij gaf de geest. De gewelddadige dood van de goddelozen wordt anders uitgedrukt: gij dwaze, goddeloze, ellendige mens! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; afgeëist en getrokken uit uw lichaam, of u wilt of niet. Maar de Zoon van God gaf het, deed er vrijwillig afstand van. Hij gaf de geest. Zijn lijden was vrijwillig. In Zijn eerste ondernemen sloeg Hij de handen samen met de Vader, toen niemand Hem er toe kon verplichten. En toen Hij naar de aarde kwam om Zijn belofte te vervullen, toen deed Hij het gewillig. Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild. U bent, en ook Uw volk is moe van de ceremoniële wet. Maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid. Zie, Ik kom! Hij was zo gewillig om te lijden, dat Hij in pijn was wegens verlangen om in pijn te zijn. Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten. Ik moet sterven, en Ik wil hebben dat al de voorlopers en voorgangers van Mijn dood, hun pas versnellen, en er ruimte voor maken. En hoewel Hij de toorn van de Vader kende, en het vlammende zwaard van de rechtvaardigheid bij de deur van de hof was, gewet, dreigend zwaaiend, en het heen en weer macht uitoefende, en dat het wachtte om Hem neer te slaan als Hij zou binnenkomen; toch zingt Hij een lofzang voordat Hij daarheen gaat. Hij maakt een psalm het voorwoord voor Zijn bloedig zweet. Hij was zo gewillig, dat Hij naar de plaats ging, waarvan Hij wist dat de verrader en de soldaten Hem zouden aanvallen, en waar Hij wist dat ze Hem zouden vinden. Als ze naar Hem komen, dan geeft Hij geen weerstand, omdat Hij onder de arrestatie van God was. Geen wettelijke verdediging toen Hij eens en nogmaals beschuldigd werd. Hij was stil tot aan het wonderlijke. De heidense rechter was bijna geshockeerd. Hij verwonderde zich dat Hij niets antwoordde. Christus kende Zijn Eigen persoonlijke onschuld. Maar omdat Hij in de plaats van zondaren stond, was Hij de meest schuldige Mens in de wereld door toerekening, de Grootste van de zondaars, zegt Luther.
Gebruik. 1. Wilt u mediteren over de dood van de Zoon van God? Overweeg, 1. De verschillende begrippen daarvan in de Schrift. 2. De gezegende vruchten ervan.
1. Overweeg de verschillende begrippen van de dood van Christus. Een geslachte Christus wordt een Pascha genoemd. Ik zal de parallel niet tot het einde volhouden. Ik zal u alleen zeggen, dat sommigen opgemerkt hebben, dat door de poort zelf, waardoor het paaslam in Jeruzalem kwam om geslacht te worden, Christus inkwam toen Hij op het punt stond te lijden. Het Lam van God kwam binnen door dezelfde poort om een Offerande te zijn. En het is ook opgemerkt, dat Hij precies op dezelfde tijd en uur stierf, toen het paaslam geofferd werd, te weten, tussen de twee avonden. En Christus, ons Pascha, is op dezelfde tijd gedood.
Het was een offerande, een zoenoffer, een spijsoffer, een drankoffer, een geheel brandoffer, een vredeoffer, een zondoffer, een vrijwillig offer, en een welbehaaglijk offer. Dit offer kon niets anders zijn dan welbehaaglijk; het was vrijwillig. Inderdaad, als Christusí dood niet vrijwillig was geweest, dan was het niet profijtelijk geweest voor ons, niet eervol voor Hemzelf, en ook niet welbehaaglijk voor de Vader. Maar het werd aangenomen. Het was een offerande van een welriekende reuk. O, wat een bevlekte offeranden, bevlekte preken, bevlekte voorbereiding, bevlekte vastentijden, onze binnenkamers bevlekt! Hier is een welbehaaglijk offer in plaats van ons. Hier is een offer waarop God niets aan te merken heeft, en waarin Hij geen vlek vindt.
Overweeg de dood van Christus als een prijs. Wij waren slaven van de duivel, slaven van lusten, gevangenen van de wet, gevangenen van rechtvaardigheid, gevangenen van toorn. Christus telt de prijs neer. Laat de arme slaven vrij gaan; laat hun ketens afgebroken worden; laat hun kettingen vallen; want Ik heb verzoening gevonden. Het was eveneens een straf. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg. Christus had vele zondige wegen van zondaars om voor te betalen. Want al de uitverkorenen in de wereld hadden hun eigen persoonlijke bijwegen. Maar zij alle verenigden hierin: ze waren op het pad naar de hel. Ze wandelden in de gewone brede weg naar de duisternis. Wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. De straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. En opnieuw, Zijn dood was een verdienste. Het had een overvloeiende werkzaamheid en volheid in zich, dat het niet alleen een voldoening is voor het verbreken van de wet, maar een hemel verdient bij de koop. Het had een overvloed van verdienste in zich.
2. Ik zou u willen aansporen, niet alleen te mediteren over de dood van Christus in de verschillende begrippen ervan, maar mediteer erover in zijn gezegende vruchten. Wat zijn de vruchten ervan, dat Hij de geest gegeven heeft?
De deugden van God krijgen al hun verloren heerlijkheid terug. Hij borstelt de stof van ze af. Gerechtigheid krijgt een volledige voldoening. Welken God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Door Zijn dood is het verbond verzegeld. Hij bracht een eeuwigdurend verbond in, en bevestigde het. Het verbond der werken was een goede koop, maar had niet voldoende stevige zegels. De boom des levens, en de boom der kennis, en het paradijs, waren de zegels. Dat ware zeer losse zegels. Maar nu is de koop zeker. Het zegel van de Geest, het bloed van het Lam van God, maken het een zekere overeenkomst. Dit is het verzegelde verbond, dat Salomo vergelijkt met zijn koets. De koning Salomo heeft zich een koets gemaakt van het hout van Libanon. De pilaren derzelve maakte hij van zilver, haar vloer van goud, haar gehemelte van purper; het binnenste was bespreid met liefde, enzovoorts. Dit was een verzegeld verbond. Opnieuw, de dood van Christus heeft deze vrucht; het is een fundament dat gelegd is voor uw geloof. U die nooit een ontwaakt geweten had, u kunt gemakkelijk geloven, en vertrouwen met een vals en misleidend geloof. Ik hoop dat God nooit zo en zo doen zal, als Hij gedreigd heeft aan mij te doen. Maar als u eens onder de verschrikkingen van God was, en een hel binnenin had; alles dat het Woord, alles dat de predikanten kunnen zegen, alles dat de sacramenten kunnen betekenen, zouden u nooit, zonder de serieuze gedachten van deze dood, aanmoedigen te geloven. U zoudt niet denken dat er enige gunst, enige hulp voor u was in God, dan voor de dood van Christus. Een naakte God (zoals Luther Hem noemt, als Hij niet in Christus verzoend is) is een verterend vuur. Te vallen in de hand van de levende God, is verschrikkelijk. Het is beter te vallen in de handen van al uw razende vijanden. Wel, wat zal ik doen? Ik vindt Hem machtig, rechtvaardig, en verschrikkelijk. Ik vindt dat dood en oordeel niet afgeslagen kunnen worden. Hier is heel het fundament van uw geloof, een God in het vlees, en Die sterft. Hier zijn de verwarrende stralen van de Godheid, verzacht door te schijnen door het vlees van Christus. Hier is een brug over de ondoorwaadbare golf, vast en sterk, een fundament van geloof. Zult u Zijn liefde betwijfelen, Zijn gereedheid, Zijn gewilligheid om u zalig te maken, als Hij geleden heeft om u zalig te maken, en gestorven is om u zalig te maken? Hij gaf de geest voor u. Als u Hem niet wil vertrouwen wegens Zijn macht, en ook niet wegens Zijn goedheid, zult u Hem vertrouwen als u Hem Zijn bloed ziet vergieten. Kan er een beter bewijs, of een groter fundament zijn voor het geloof? Ik denk dat een mens moest zeggen, ondanks al de duivels in de hel, en ondanks mijn twijfelingen, ik zal geloven. Heeft Hij Zijn bloed vergoten? En zal ik zoín onvervalst bewijs versmaden, en ooit opnieuw twijfelen?
Een andere vrucht van de dood van Christus is vrede met God. Vergeving wordt hier afgekondigd met alle ontzettende plechtigheid. De vrijstelling van de Koning wordt naar u uitgestoken. Een andere vrucht van de dood van Christus is wedergeboorte. Hij heeft ons in Christus geschapen tot goede werken. Een andere vrucht van de dood van Christus is overwinning over Satan en onze lusten. Hij vermorzelde de kop van de slang. De oude mens, en de oude slang, deze twee oude lieden, zo oud als de wereld, werden met Christus gekruisigd. De overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij door hetzelve over hen getriomfeerd. Paulus Æmilius deed drie gekroonde hoofden aanwezigheid dansen bij zijn triomfwagen. Maar Christus deed oneindig meer. Toegang tot God is een vrucht van Zijn dood. Hier is de nieuwe en levende weg, die Hij inwijdde door het voorhangsel van Zijn vlees. Maar het vlees moet geheel gescheurd worden, geheel gebroken, voordat het een goede grote weg is tot God. De zending van de Geest is een vrucht van Zijn dood. Hij zendt de Geest. Het openen van de hemel is de vrucht van Zijn dood. Het bloed van het Lam liet de deur van het paradijs weer openvliegen, toen niets anders het kon doen.
2. Ik zou u willen aansporen deze Christus aan te nemen. Wee mij, als ik tot een Avondmaalstafel kom, en het brood en de wijn van de Heere ontvang, en het brood en de wijn, de Heere, niet ontvang. Hier is een noodzakelijke dood, en toch verwerpen mensen het koppig. Hier is een vrijwillige dood, en zondaars die onwillig zijn om het te omhelzen, en te leven. Een aangename dood, aangenaam voor God de Vader; en toch niet zo voor zondaren, die het niet aan willen nemen van de hand van een arme dienaar. Het breekt onze eigen harten, het atheïsme van onze eigen boezems, en het atheïsme van anderen. Ach! Dat er zoín grote prijs in de hand van dwazen zou zijn, in de hand van dwaas volk, en toch geen hart ertoe. Wat zegt u? Zult u Hem nemen? Hier hangt Hij aan een kruis. Zult u een armvol van Hem nemen? Zult u een doodsgreep van Hem nemen, en uw greep nooit meer stoppen? Wat! Zult u Hem weigeren? Ik weet wat de mensen zullen zeggen als ze komen te sterven. Ze zullen tot Hem roepen: Heere, ontvang me. Nee, nee. Ik zal uw zielen nu precies ontvangen, zoals u Mijn lichaam ontvangen hebt, toen u gesmeekt werd, dringend verzocht werd, en betuigd werd het te doen. En dat was helemaal geen aannemen. O, denk hierover. Hebt u Hem niet nodig? U die geen echte behoefte aan Christus hebt, ik sta u toe Hem te verwerpen. Maar ik ken geen stervend mens, die de dokter meer nodig heeft, en ook geen schuldenaar die meer een borg nodig heeft; ik ken geen stervend mens dat meer eten nodig heeft, en ook geen bevuild lichaam dat meer reiniging nodig heeft, dan de arme zinkende ziel de rivier mist, die hem verheugd maakt, en de stad van God verzadigt. O, een stroom van die rivier, dat die vandaag liep door de Tolbooth kerk, door de harten van de Avondmaalgangers; dat die liep in de preek, en de gebeden, en de sacramenten!
3. Het derde woord van aansporing is, te pleiten op de dood van Christus. We kunnen betwistingen hebben, beschuldigingen, vrezen, beroerde gesteldheden; u kunt evenveel moeilijkheden hebben als de hel u kan geven. Pleit op de dood van Christus voor een verlichting. U kent die Schriftplaats, Micha 6:6, waarmede zal ik den Heere tegenkomen? Het is een zeer noodzakelijke en relevante vraag. Maar het antwoord is zeer slecht. Wij zullen komen. Waarmee zult u komen? We zullen komen met duizenden van rammen, met tien duizenden van oliebeken, enzovoorts. Wee mij wegens zoveel van zulke offers. Waarmee zult u komen, Avondmaalgangers van Edinburgh, en Avondmaalgangers in deze gemeente? Waarmee zult u naar een preek komen? Waarmee zult u naar een Avondmaal komen? Waarmee zult u tot God komen? Kom tot Christus, en met Christus tot God, met het bloed van het Lam. Kom in de rook van Zijn wierook, en met Zijn offerande in uw hand, en welkom bent u.
4. Ten laatste. Bewonder Christus, heb Hem lief en loof Hem. De ziel van de gelovigen moet geen vreugde koesteren, geen wens, geen gedachte, dan Christus. Bewonder de vele wonderen van Zijn goddelijke huishouding. Hier lijdt de Schepper voor Zijn schepselen, de Wetgever voor Zijn opstandige onderdanen, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen. De dwaze kinderen eten de zure druiven, en de tanden van de eeuwige God zijn stomp geworden Begin bijtijds het werk van het hoger huis, lispel en kweel Zijn lof uit. Ik besluit met de woorden van de heilige en geleerde Rutherford. "Het was een zware wet", zegt hij, "waaraan Christus Zich moest onderwerpen; waaraan Hij moest sterven. De hemel, de engelen, de wereld, konden Zijn leven niet redden. Deze schone Roos had overvloed van leven en frisheid, en toch moet Hij verwelken. Deze Fontein van de hemel bevat zeeën van water, en toch moet Hij uitdrogen. Deze Schoonheid van de hoogste heerlijkheid was vol en krachtig, toch moest Hij vergaan. Deze Lelie van het voortreffelijkste Paradijs, die Zijn stralen van heerlijkheid en majesteit tot aan de vier hoeken van de hemel der hemelen verspreidt, en engelen en mensen en de gehele wereld in de schaduw stelt, moet in Zijn maand afsterven, en Zijn schone, tijdelijke bloem moet afvallen. De Liefde der liefden moet verbleken en verkwijnen; dat Vuur van de liefde, Dat engelen en mensen verwarmt, moet koud worden. Er was een krachtige en onoverwinnelijke noodzakelijkheid: het moet alzo geschieden, Matth. 26:54. Christus moest sterven. Mark. 8:31, de Zoon des mensen moest veel lijden. Luk. 22:37, want Ik zeg u, zegt Christus, dat nog dit, hetwelk geschreven is, in Mij moet volbracht worden. Joh. 3:14, de Zoon des mensen moet verhoogd worden op het kruis. Christus kon langs geen andere weg naar de hemel gaan; de dood was die ene onvermijdelijke doorgang, die Hij passeren moest. Er was maar één doorwaadbare plaats in de rivier, maar één nauwe versterkte pas tussen Christus en Zijn Vader, Zijn heerlijkheid en een verloste kerk; en de rechtvaardigheid hield bij die doorgang de wacht. Christus moet Zich inspannen, Zijn leven afleggen, Zijn bloed uitstorten, Zijn staat en heerlijkheid afleggen voor Zijn kerk, deze sterkte veroveren, om Zijn volk zalig te maken van hun zonden. 1. De wet eiste het van Hem. 2. Liefde drong Hem er toe. 3 Onze noden en ons eeuwig verloren gaan, lagen als een last op Hem.